direct naar inhoud van 3.3 Beleid Gemeente Zuidplas
Plan: Moordrecht Buiten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpMoordrechtBuiten-Va01

3.3 Beleid Gemeente Zuidplas

3.3.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

De Structuurvisie Zuidplas 2030 is een kader voor de gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. De gemeente Zuidplas wil een gemeente zijn van springlevende dorpen en buurtschappen, waar volop ruimte is voor bedrijvigheid en daarnaast met aantrekkelijke recreatiemogelijkheden in een groene omgeving. Dit alles met een goede bereikbaarheid en oog voor milieu en duurzaamheid.

In de structuurvisie is het gebied van de Oostpolder aangeduid als agrarisch landschap (groen) en recreatiepark (groene ster; zie figuur 3.2). Door dit gebied loopt in de dwarsrichting de te ontwikkelen groen-recreatieve verbinding Bentwoud-Krimpenerwaard (groene pijl). Onder een groen-recreatieve verbinding wordt verstaan een wandel- en fietsroute, die op een groene wijze is ingepast. Eventueel kan deze ook een ecologische betekenis hebben. In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.

De zone met de Ringvaart is aangeduid als Ringvaartpark (groene streeparcering). Het Ringvaartpark vormt een continue verbinding van water, groen en langzaam verkeer tussen de dorpen van Zuidplas. Naast het verbindende karakter biedt het Ringvaartpark op een laag schaalniveau verblijfswaarde voor omliggende wijken en buurten. Bedrijventerrein 't Ambacht evenals het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg, zijn – conform de bestaande contouren - weergegeven als bedrijventerrein (roze).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtBuiten-Va01_0004.jpg"

Figuur 3.2 Structuurvisiekaart Zuidplas 2030

3.3.2 Nota integraal toezichts- en handhavingsbeleid 2011-2015

De Nota integraal toezichts- en handhavingsbeleid 2011-2015 bevat de doelstellingen en prioriteiten van toezicht en handhaving op de naleving van het omgevingsrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening Zuidplas en bijzondere wetten. Ook bevat de beleidsnota een beschrijving van de wijze waarop toezicht en handhaving zijn ingericht. Het college wil in 2015 door middel van toezicht en handhaving onder meer bereiken dat de bewoning van recreatiewoningen in strijd met het bestemmingsplan wordt teruggebracht.

3.3.3 Huidige regelgeving recreatieverblijven

Op landelijk en provinciaal niveau zijn er geen eisen gesteld ten aanzien van bebouwingsmaten voor recreatieverblijven. Een recreatieverblijf behoeft volgens de wet aan minder strenge eisen te voldoen, dan de eisen die aan een woning worden gesteld. De regelgeving ten aanzien van de oppervlaktemaat, inhoudsmaat, goot- en nokhoogte van recreatieverblijven is een bevoegdheid van de gemeente.

Het beleid van de gemeente is gericht op niet-permanente-bewoning van recreatieverblijven. De verschillende maten van het recreatieverblijf moeten niet dermate groot zijn, dat dit alsnog permanente bewoning in de hand werkt. Uit jurisprudentie ten aanzien van de oppervlaktemaat van recreatieverblijven blijkt dat een oppervlaktemaat van 65 m² een zeer aanvaardbare maat is en een zeer acceptabele basis vormt voor een recreatieverblijf dat voldoet aan de huidige (en toekomstige) eisen voor een recreatieverblijf. Dit mede met inachtneming van de perceelsoppervlakte waarop de verschillende recreatieverblijven zijn of worden gerealiseerd.

In een brief van de minister van VROM van 11 november 2003 is aangegeven dat de gemeenten en provincies primair verantwoordelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van het beleid betreffende permanente bewoning van recreatieverblijven. Tevens heeft de minister gesteld dat de verantwoordelijke partijen hun standpunt bij de burgers kenbaar moeten maken.

Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas heeft op 19 december 2012 de 'Beleidsnota niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' vastgesteld. Het college stelt zichzelf in deze beleidsnota tot doel om het niet-recreatieve gebruik van recreatieverblijven te beperken, gezien een aantal negatieve effecten op ruimtelijk, maatschappelijk, economisch en sociaal gebied. Deze stelling van de problematiek rondom permanente bewoning vormt de onderbouwing van het beleid en geeft inzicht in het kader waarbinnen het beleid van permanente bewoning van de gemeente zich begeeft. Kort samengevat worden de volgende effecten van permanente bewoning van recreatieverblijven als negatief ervaren:

  • Aantasting van het buitengebied als publiek bezit, waar iedereen vrij moet zijn te recreëren, te ontspannen en van de natuur te genieten.
  • Onttrekking van de bestaande hoeveelheid recreatieverblijven aan de recreatieve doeleinden. Met als mogelijk gevolg een tekort voor de recreatiesector.
  • Een mogelijk negatief ruimtelijk effect op de van oorsprong natuurlijk ogende recreatieterreinen die worden aangekleed met allerlei schuren, hekken, terrassen e.d.
  • Groter beslag op de maatschappelijke en algemene voorzieningen.
  • Op een recreatieterrein kunnen spanningen ontstaan tussen permanente bewoners en vakantiegangers, doordat de leefpatronen van beide groepen verschillen.
  • De recreatieve sector leidt onder het feit dat toeristen en recreanten doorgaans een ander uitgavenpatroon hebben dan permanente bewoners.

De gemeente wil het niet-recreatief gebruik beperken door enerzijds goede voorlichting aan (potentiële) bewoners van recreatieparken over de (on)mogelijkheden van het gebruik van hun recreatieverblijf, anderzijds door handhaving op niet-recreatief gebruik. Deze handhaving is een prioriteit in de Nota integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2011-2015 (zie ook paragraaf 3.3.2) van de gemeente Zuidplas. In die beleidsnota en de bijbehorende handhavingsuitvoeringsprogramma's staan de concrete doelstellingen.

Uitgangspunt van het landelijke beleid aangaande permanente bewoning is dat gebruik van recreatieverblijven dat niet in overeenstemming is met de recreatieve bestemming niet is toegestaan. In bepaalde gevallen kan het college echter besluiten om niet-recreatief gebruik toe te staan door middel van een persoonsgebonden omgevingsvergunning of een persoonsgebonden gedoogbeschikking. De voorwaarden voor een omgevingsvergunning zijn momenteel geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

De voormalige gemeente Moordrecht heeft reeds eind 1993 beleid vastgesteld ten aanzien van de permanente bewoning van recreatieverblijven. Dit beleid houdt in dat een ieder die voor 1 januari 1994 permanent woonachtig was in een recreatieverblijf in aanmerking kwam voor een persoons- en objectgebonden gedoogbeschikking. Op grond van dit beleid heeft de voormalige gemeente Moordrecht reeds eerder dan de andere dorpen binnen de gemeente Zuidplas handhavingszaken gestart tegen personen die recreatieverblijven in strijd met het bestemmingsplan gebruiken en geen gedoogbeschikking hebben. Om deze reden en het feit dat Moordrecht altijd heeft geweigerd persoonsgebonden omgevingsvergunningen af te geven, heeft het college van de gemeente Zuidplas geen persoonsgebonden omgevingsvergunningen verstrekt aan personen die het niet-recreatieve gebruik van recreatieverblijven in Moordrecht na de peildatum van 31 december 1993 hebben aangevangen. Zou het college dit namelijk wel hebben gedaan, dan zou dit leiden tot een ongelijke behandeling tussen bewoners van eenzelfde recreatiepark.

Het college treedt, gezien de omvang van het probleem en de capaciteit van handhaving, gefaseerd op tegen permanente bewoning. Gefaseerd betekent in dit geval dat het college per dorp de permanente bewoning aanpakt. Daarnaast kan het mogelijk zijn (afhankelijk van de omvang van de permanente bewoning) dat het college binnen een recreatiepark de aanschrijvingen niet in één keer uitdoet. Jaarlijks stelt het college een handhavingsuitvoeringsprogramma op, waarin zij aangeeft wat de activiteiten zijn die dat jaar zullen plaatsvinden, aangevuld met de voor dat jaar te realiseren doelstellingen. Om voldoende aanwijzingen te vinden of iemand een recreatieverblijf permanent gebruikt zullen vaak verschillende instrumenten in combinatie moeten worden gebruikt. Hierbij valt te denken aan verschillende visuele controles, controle van de Gemeentelijke basisadministratie en overige administratieve controles.

3.3.4 Handboek inrichting Bedrijventerrein 't Ambacht 3e fase (1999)

Voor de inrichting van 't Ambacht is een handboek opgesteld om te zorgen voor stedenbouwkundige samenhang. Regels zijn opgesteld voor de inrichting van de bedrijfskavels, de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur van de gebouwen. Bedrijventerrein 't Ambacht is inmiddels volledig bebouwd en in gebruik. Alle ruimtelijk relevante aspecten uit het handboek zijn in onderhavig bestemmingsplan vertaald. Het gaat daarbij onder meer om:

  • Erfgrenzen en rooilijnen; Uiterste rooilijnen liggen op een bepaalde, per zone verschillende afstand van de erfgrens. Langs de straat is dit 5 meter (in zone B, 4 en 6 meter), op de grens met een aangrenzende kavel bedraagt de afstand minimaal 3,5 meter. Minimaal 50% van de breedte van het gebouw (of de totale breedte van de gebouwen) moet in de aangegeven uiterste rooilijn worden gebouwd evenwijdig aan de straat. Hierdoor ontstaat in zekere mate een straatwand.
  • Bebouwingspercentage; Maximaal 100% van het oppervlak binnen de bebouwingsgrenzen mag worden bebouwd met dien verstande dat het laden en lossen en het parkeren ook binnen de bebouwingsgrenzen zoals aangegeven op de bestemmingsplankaart, achter de voorgevel, wordt opgelost (met uitzondering van zone B).
  • Bouwhoogte; De maximaal toegestane bouwhoogte is 10 meter tenzij anders aangegeven in de zonering. Op een aantal locaties zijn hoogteaccenten toegestaan van maximaal 12 meter.

Het handboek vormt daarnaast een toetsingskader voor de welstandsbeoordeling. In dat kader zijn onder meer voorwaarden opgenomen ten aanzien van architectuur, materiaalgebruik en inrichting van de percelen en het openbaar gebied. Momenteel wordt de welstandsnota van de gehele gemeente Zuidplas herzien, waarmee de welstandstoetsing voor dit bedrijventerrein op andersoortige wijze wordt vormgegeven. In onderstaande paragraaf wordt een doorkijk gegeven richting dit nieuwe welstandbeleid.

3.3.5 Welstandsbeleid

Op 21 maart 2013 is een nieuwe Welstandsnota voor de gemeente Zuidplas in werking getreden. Tot dat moment werden de welstandsnota's van de afzonderlijke fusiegemeenten gehanteerd. In de gemeente Zuidplas zijn verschillende ruimtelijk samenhangende gebieden te onderscheiden die relevant zijn ten aanzien van de toetsing aan redelijke eisen van welstand. Voor de (gebiedsgerichte) welstandsbeoordeling is de karakterisering van de bebouwing en de stedenbouwkundige omgeving van belang. Per deelgebied is een beknopte weergave van de ruimtelijke structuur gegeven, die wordt aangevuld met specifieke kenmerken van de architectuur zoals plaatsing, bebouwing, detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Met betrekking tot het dijklint langs de Hollandsche IJssel in Moordrecht, gelegen binnen onderhavig plangebied, is in de welstandsnota het volgende opgenomen (citaat):

'De structuur van Moordrecht, als riviernederzetting, is bepaald door de ligging aan de Hollandsche IJssel. De bebouwing van Moordrecht is ontstaan aan de dijk. Dit dijklint is nog steeds duidelijk herkenbaar in de structuur van de kern. Tot de gebiedscategorie dijklint behoren de Schielands Hoge Zeedijk West, Westeinde en de Schielands Hoge Zeedijk Oost. Het ruimtelijk beeld van het dijklint wordt bepaald door de hoge dijk. Op deze dijk is een geasfalteerde weg gelegen die de doorgaande verbinding vormt naar Nieuwerkerk aan de IJssel in het westen en Gouda in het oosten. Aan de noordzijde is benedendijks een smalle weg gelegen met voornamelijk klinkerbestrating begeleid door een betontegel trottoir. Het dijklint kent een hoofdzakelijk organisch gegroeide bebouwing met enkele vrijstaande en geschakelde uitbreidingen. Het meest westelijk en oostelijk deel hebben een overwegend groen en landschappelijk karakter door vrijstaande woningen in een lage bebouwingsdichtheid teruggelegen op ruime kavels met daartussen ruime openingen naar de achtergelegen polder. De woningen hebben een grote diversiteit aan bebouwingskenmerken, verschil in materiaal- en kleurgebruik en zijn zowel evenwijdig als haaks gepositioneerd ten opzichte van de dijk.

De ruimtelijke karakteristiek van het dijklint wordt gekenmerkt door het relatief grote verschil in hoogte tussen de dijk en de benedendijkse bebouwing. Het gevelbeeld wordt vooral gekenmerkt door een grote mate aan variatie in bebouwingsdichtheid, bouwmassa en -hoogte, verspringingen ten opzichte van de voorgevellijn, vormgeving en functiemenging. Het dijklint heeft op sommige plaatsen een duidelijke relatie met het achterliggende landschap door middel van doorzichten tussen de bebouwingselementen.

Criteria  

Onderstaande criteria vloeien voort uit de bestaande aanwezige karakteristieken en het gewenste beeld. De welstandscriteria dienen altijd in samenhang met de hiervoor behandelde beschrijving, waardebepaling en beleidsrichting van het gebied gehanteerd te worden.

  • Situering
    • 1. Behouden / versterken van de aanwezige zichtlijnen zorgt voor continuïteit en versterkt de verweving van het dijklint met aangrenzende gebieden.
    • 2. Behouden van de oorspronkelijke peilmaat ten opzichte van de dijk.
    • 3. Interpreteren van positionering verspringend ten opzichte van de rooilijn, zowel op als tegen of beneden de rivierdijk.
    • 4. Interpreteren van gedifferentieerd bebouwingsbeeld.
  • Massa en vorm
    • 1. Interpreteren van de maat en schaal van de historische dijkbebouwing gerelateerd aan omliggende bebouwing.
    • 2. Interpreteren van kapvorm en -richting van de omliggende historische bebouwing.
    • 3. Herkenbaarheid van individuele gevels en panden in het totale gevelbeeld interpreteren.
    • 4. Interpreteren van nieuwbouw vormgegeven als een compacte, op zichzelf staande hoofdmassa.
    • 5. Accentuering van stedenbouwkundige geëigende situaties is wenselijk.
  • Gevelkarakteristiek
    • 1. Behouden van diversiteit in straatbeeld door individuele vormgeving en architectonisch verschil met de belendende bebouwing.
    • 2. Behouden van op de dijk georiënteerde voorgevel.
    • 3. Interpreteren van authentieke detailleringen zoals overstekken, geaccentueerde daklijsten en siermetselwerk.
    • 4. Uitsluiten van blinde gevels aan de straatzijde.
    • 5. Achterdakvlakken- en zijgevels zichtbaar vanaf de openbare ruimte behandelen als voorkant.
  • Kleur en materiaal
    • 1. Uitsluiten van sterk met de omgeving contrasterende kleuren en materialen.'

Met betrekking tot het bedrijventerrein 't Ambacht en het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg in onderhavig plangebied is in de welstandsnota het volgende opgenomen (citaat):

'De bedrijventerreinen in het dorp Moordrecht zijn relatief klein van schaal. Tot de gebiedscategorie bedrijventerreinen behoren 't Ambacht en de bedrijventerreinen aan de Oostpolderweg en Koningin Julianastraat en het kassencomplex aan het Oosteinde. De bedrijventerreinen worden gekenmerkt door een sterk op de functie gerichte, grootschalige bebouwing. De terreinen hebben veelal gemengde functies welke variëren van productiehallen en opslagloodsen tot een benzinepomp of garage. De kantoor- en kantinegedeelten zijn vaak in het bedrijfsgebouw geïntegreerd. De bebouwing is, enkele uitzonderingen daargelaten, veelal sober uitgevoerd. Door de grote, meestal gesloten gevels, ontstaat een enigszins besloten beeld. De meeste bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm: een rechthoekige plattegrond, een enkele meters hoge onderbouw en een platdak. Andere kapvormen komen in mindere mate voor. De bedrijfsgebouwen zijn hoofdzakelijk voor op de kavel geplaatst, de ruimte voor de bebouwing wordt veelal gebruikt voor parkeren, terwijl er achter de bebouwing veelal sprake is van opslag. Het materiaal- en kleurgebruik voor de bebouwing op bedrijventerreinen is zeer uiteenlopend. Er komen afwisselend zowel betonnen platen en baksteengevels voor. Ook plaatmateriaal of damwandprofiel als gevelmateriaal is veelvuldig toegepast. Daarbij zijn de kleuren vaak onderling sterk uiteenlopend, aangezien ieder bedrijf zijn eigen kleurkeuze maakt.

Een uitzondering op de bovenstaande beschrijving wordt gevormd door enkele bebouwing rondom bedrijventerrein 't Ambacht. Hier is meer publieksgerichte bedrijvigheid gevestigd, waardoor de bebouwing meer op de omgeving is georiënteerd. Hierdoor is er overwegend meer aandacht aan de architectonische vormgeving geschonken met een transparantere gevelkarakteristiek, waardoor er minder sprake is van een besloten bebouwingsbeeld. Voor bedrijventerrein 't Ambacht is een beeldkwaliteitplan opgesteld (zie paragraaf 3.3.4: 'Handboek inrichting Bedrijventerrein 't Ambacht 3e fase')

Het ontwerp voor de bebouwing op bedrijventerreinen is doorgaans sterk gericht op de functionaliteit. Het beeld wordt in deze gebieden veelal bepaald door gesloten gevelwanden van eenvoudige materialen zoals damwandprofielen. Hierdoor worden deze gebieden doorgaans niet als aantrekkelijk en prettig ervaren. Een positieve uitzondering hierop wordt gevormd door de publieksgerichte bedrijfsbebouwing. Transparante vormgeving zorgt hier voor een meer open en toegankelijk karakter. Randen van bedrijventerreinen aan het open poldergebied of woongebieden dienen gevrijwaard te blijven van sterk contrasterende kleuren en reflecterende materialen. Een afschermende groenstrook kan hierop een goede aanvulling vormen.

Het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg is onderdeel van de pilot welstandsvrij bouwen. Er zijn daarom geen welstandscriteria waaraan wordt getoetst.'

Met betrekking tot de recreatieparken in Moordrecht, gelegen binnen onderhavig bestemmingsplangebied is het volgende opgenomen in de welstandsnota:

'Het recreatiegebied behelst de volgende parken: “Klein Moordrecht”, “'t Vissertje”, “De Poldertuin” en "IJsseldreef" en is ten noordoosten van de kern Moordrecht gelegen. Het recreatiegebied ligt benedendijks langs de dijk van de Hollandsche IJssel. De stedenbouwkundige structuur van het recreatiegebied is geënt op het onderliggende slagenlandschap en is opgebouwd met een aantal paden evenwijdig aan de richting van de slagen begeleid door kavels met vrijstaande recreatiewoningen. De recreatiewoningen zijn gebouwd in een relatief hoge bebouwingsdichtheid op kleine kavels. De kavels hebben een groene inrichting. Hierdoor zijn doorzichten binnen het gebied erg beperkt en ontstaat een besloten karakteristiek. De recreatiewoningen zijn veelal met de voorgevel aan het ontsluitingspad en evenwijdig aan de slagenrichting gesitueerd. De achtergevel is georiënteerd op en zichtbaar vanaf het water aan de achterkant van de kavel.

De recreatieparken "Klein Moordrecht", "De Poldertuin", "IJsseldreef" en "'t Vissertje” worden gekenmerkt door een besloten karakteristiek met een natuurlijke verschijningsvorm. Hierin zijn vrijstaande recreatiewoningen gesitueerd die voor wat betreft positionering, oriëntatie en bouwmassa grote samenhang vertonen.

Het welstandsbeleid is door de besloten ruimtelijke karakteristiek van het gebied met name gericht op de afstemming van veel voorkomende kleine bouwwerken bij het hoofdgebouw. Daarnaast is de achtergevel door zichtbaarheid voor de beeldvorming vanaf het water ook van belang.'

3.3.6 Woonvisie

De gemeente Zuidplas wil beschikken over een actuele Woonvisie, die het volkshuisvestelijk beleid voor de komende jaren uitzet. Dit vanuit een publieke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een leefbare gemeenschap met voldoende en kwalitatief goede woningen voor haar inwoners. In het proces om te komen tot een Woonvisie is in 2011 op basis van een woningmarktonderzoek een visie op hoofdlijnen gepresenteerd: 'Wonen in de dorpen van de gemeente Zuidplas'.

De gemeente Zuidplas is een gemeente van dorpen en buurtschappen in een groene omgeving, centraal gelegen in de Randstad en deels behorend tot het Groene Hart. De huidige dorpse identiteit vormt een uitstekende basis om je thuis te voelen, nu en in 2030. Op grond van deze identiteit ontwikkelt de gemeente Zuidplas een dynamische en duurzame leefomgeving die zich nadrukkelijk onderscheidt van een puur stedelijke omgeving. Het ontstaan van de gemeente Zuidplas is voor een belangrijk deel ingegeven door de uitdagende ontwikkelopgave voor de Zuidplaspolder. Naast de ontwikkeling van glastuinbouw en overige bedrijvigheid, worden er woningen gerealiseerd. Maar het is van groot belang dat er:

  • wordt gebouwd vanuit én aan de dorpen;
  • gewerkt wordt aan transformatie van de bestaande woningvoorraad daar waar mogelijk en noodzakelijk, en;
  • gewerkt wordt aan aantrekkelijke, levendige dorpskernen.

De gemeente ziet woningbouw als één van de bouwstenen voor instandhouding van het voorzieningenniveau. Maar het is niet het enige: veelal zal wat betreft instandhouding van voorzieningen aanspraak gemaakt moeten worden op samenwerking en creativiteit van de ondernemers om een aantrekkelijk aanbod te creëren (zie hiervoor ook de Economische Visie van de gemeente Zuidplas). Gelet op de aanstaande vergrijzing past daarbij tevens een bij de schaalomvang behorende infrastructuur van welzijns- en zorgdiensten op het niveau van de dorpen. In de visie op hoofdlijnen is deze 'missie' nader uitgewerkt, als opmaat naar de uiteindelijke Woonvisie.

3.3.7 Snippergroen

In mei 2011 is de beleidsnota 'Snippergroen' vastgesteld. Deze beleidsnota gaat in op het uitgeven en gebruik van groenstroken. De beleidsnota heeft ten doel beleid op te stellen voor het uitgeven van groenstroken, daar waar mogelijk verkopen van groenstroken, nieuwe verhuursituaties voorkomen en handhaven van ongewenste ingebruiknemingen eenvoudiger maken. Volgens de beleidsnota is snippergroen in vier categorieën ingedeeld:

  • Verkeersgroen
  • Gebruiksgroen
  • Beeldbepalend groen
  • Restgroen; niet zijnde verkeers-, gebruiks- of beeldbepalend groen

Het snippergroen beleid ten aanzien van bestemmingsplannen is dat snippergroen voor zover gewenst de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer – Verblijfsgebied' krijgt. Een dergelijke bestemming maakt aanpassingen in het openbaar gebied ten behoeve van optimaliseren ruimte/parkeerplaatsen mogelijk zonder dat het bestemmingsplan hier een beperking in vormt.

Binnen de beleidsnota is tevens een regeling opgenomen voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen:

  • Het snippergroen dat in het verleden of in de nabije toekomst verkocht wordt, wordt meegenomen in de bestemming 'Wonen' (of een andere bestemming);
  • De gronden die verhuurd zijn, worden niet specifiek bestemd in het op te stellen bestemmingsplan. Deze gronden zullen in het bestemmingsplan met name de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' krijgen. Op de gronden met deze bestemming zijn zowel groenvoorzieningen als parkeerplaatsen mogelijk;
  • De gronden die wellicht in de toekomst worden verkocht: deze gronden mogen in gebruik genomen worden overeenkomstig de onderliggende bestemming (meestal 'Verkeer-Verblijfsgebied' of 'Groen').
3.3.8 Beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel (1998)

Het beeldkwaliteitsplan, opgesteld in opdracht van de stuurgroep Hollandsche IJssel, omvat kwalitatieve spelregels voor het omgaan met nieuwe ontwikkelingen aan de Hollandsche IJssel tussen Gouda en de stormvloedkering in de gemeentes Krimpen a/d IJssel en Capelle a/d IJssel. De spelregels hebben betrekking op de dijken, oevers, buitenruimten en bebouwing.

Onderhavig plangebied grenst voor een groot gedeelte aan de Hollandsche IJssel. Het betreft een stuk waterkering met daarop de weg Schielands Hoge Zeedijk Oost. Langs de dijk loopt het oude lint langs het Oosteinde en zijn ook de recreatieparken en de golfbaan gelegen. In het beeldkwaliteitsplan staan uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen geformuleerd die de specifieke kenmerken van het karakteristieke landschap waarborgen. Zo zijn uitgangspunten beschreven voor oeverbeplanting, oeververharding en verlichting langs de dijk. Om ervoor te zorgen dat deze kenmerken daadwerkelijk worden behouden, versterkt of ontwikkeld is in dit plan een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' opgenomen. De uitgangspunten mogen echter niet ten koste gaan van de veiligheid en kwaliteit van de waterkeringen. Daarom blijft de waterveiligheid als voorwaarde gelden. Met het onderhavige plan worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de landschappelijke waarde langs dit gedeelte van de Hollandsche IJssel kunnen aantasten.