Per 1 april 2011 is het Besluit MER gewijzigd en in lijn gebracht met de Europese richtlijn hieromtrent (nr. 85/337/EEG). Voor deze wetswijziging kon bij de vraag of er een MER moest worden gemaakt, dan wel een m.e.r. beoordeling moest worden uitgevoerd, worden volstaan met een toets aan de activiteiten en de bijbehorende getalsmatige grenzen uit het besluit MER (bijlage C en D). Omdat de Europese richtlijn geen getalsmatige grenzen kent voor MER plichtige activiteiten, zijn deze getalsmatige grenzen niet meer 'hard', maar hebben meer een indicatieve waarde. Concreet betekent dit dat bij de vraag of er een MER of een MER beoordeling dan wel een plan-MER moet worden uitgevoerd, niet zonder meer kan worden uitgegaan van de getalsmatige grenzen in kolom 2 van bijlage C en D, maar dat meer in algemene zin beoordeeld moet worden of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen, waardoor het opstellen van een MER noodzakelijk zou zijn.
Een plan-MER is wettelijk verplicht wanneer:
- Het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een (project-)m.e.r. noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een (project-)MER noodzakelijk is.
- De activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk tot significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).
Bij een plan-MER gaat het om besluiten uit kolom 3 van bijlage C en D van het besluit MER.
Een (project of besluit)-MER betreft een besluit op grond waarvan geen nader besluit MER of (beoordelings-)plichtig besluit meer nodig is. Het plan schept dus geen kader meer voor een MER -(beoordelings)plichtig besluit. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan wat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een MER plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een veehouderij (met aanzienlijke milieugevolgen). Het betreft hier besluiten uit kolom 4 van bijlage C en D van het besluit MER.
De wetswijziging van 1 april 2011 heeft tot gevolg dat ook onder de drempelwaarden beoordeeld moet worden of een MER procedure doorlopen moet worden. Dit geldt zowel voor besluiten uit kolom 4 als voor besluiten (plannen) uit kolom 3 (plan-MER), zie onderstaand schema. In geval het project onder de drempelwaarde valt is deze beoordeling vormvrij. Dit betekent dat deze beoordeling via de officiële MER beoordelingsprocedure kan geschieden, maar in veel gevallen zal een beoordeling in de toelichting bij het plan voldoende zijn.
Of er eventuele belangrijke of aanzienlijke milieugevolgen zijn, wordt bepaald aan de hand van de selectiecriteria uit de Europese richtlijn, Bijlage III.
M.e.r.-plicht, m.e.r.-beoordeling en vormvrije m.e.r.-beoordeling (bron: Omgevingsdienst Midden-Holland)
De uitkomst van de m.e.r. beoordeling kan drieledig zijn (zie onderstaand figuur):
- Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
- Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen op voorhand niet worden uitgesloten, alvorens een besluit hierover te nemen dient een m.e.r. beoordelingsprocedure doorlopen te worden (in geval van besluiten uit kolom 4)
- Het plan leidt tot mogelijke belangrijke milieugevolgen, waardoor een (plan-)m.e.r. procedure doorlopen dient te worden.
Mogelijke uitkomsten m.e.r.-beoordeling (bron: Omgevingsdienst Midden-Holland)
Planspecifiek
Voor vier agrarische bedrijfsbestemmingen en een manege in het plangebied van onderhavig bestemmingsplan dient in het kader van het Besluit m.e.r. beoordeeld te worden of deze activiteiten m.e.r.-plichtig zijn. Op deze percelen kunnen activiteiten worden toegestaan die genoemd worden in categorie D 14 van het Besluit m.e.r. en derhalve m.e.r.-plichtig zijn. Aangezien de activiteiten onder de getalsmatige grenzen van kolom 2 (>200 melkveekoeien of 2.000 mestvarkens) blijven, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient in te gaan op de criteria zoals genoemd in bijlage III van de Europese richtlijn nr. 85/337/EEG.
Beschrijving agrarische bedrijfspercelen
Groenendijk 129
Dit agrarisch perceel omvat ca. 0,75 hectare en wordt bestemd voor grondgebonden agrarische activiteiten. Het is ingericht voor een melkrundveehouderij. Thans zijn maximaal 120 stuks rundvee en 20 paarden vergund. Op het perceel bevinden zich een niet afgebouwd woonhuis, een veestal, een mestopslag en een voertuigenloods. Een deel van het bouwperceel (0,3 ha) is niet in gebruik. Gelet op de beperkte omvang van het perceel ligt uitbreiding van het aantal dieren niet voor de hand.
Groenendijk 231
Dit agrarisch perceel omvat ca. 0,76 hectare en wordt bestemd voor grondgebonden agrarische activiteiten. Het is ingericht voor een melkrundveehouderij. Thans zijn maximaal 103 stuks rundvee (inclusief jongvee), 13 schapen, 10 kippen en 5 paarden vergund. Op het perceel bevinden zich een woonhuis, een ligboxenstal en een machineberging. 0,3 ha van het bouwperceel is niet in gebruik. Gelet op de beperkte omvang van het perceel ligt uitbreiding van het aantal dieren niet voor de hand.
Groenendijk 259
Dit agrarisch perceel omvat ca. 0,62 hectare en wordt bestemd voor agrarische activiteiten. Sinds 2016 is dit perceel in gebruik door de huidige agrariër. Er worden 84 stuks rundvee en 45 schapen gehouden. Op het perceel bevinden zich een woonhuis, een ligboxenstal, een schapenstal en enkele bijgebouwen (loodsen).
Groenendijk 275
Dit agrarisch perceel omvat ca. 0,76 hectare en wordt bestemd voor grondgebonden agrarische activiteiten met ondergeschikte intensieve veeteelt. Het is ingericht voor een melkrundveehouderij met vleesvarkens. Thans zijn maximaal 130 stuks rundvee (inclusief jongvee) en 50 stuks vleesvarkens vergund. Op het perceel bevinden zich een woonhuis, een melkstal, een varkensstal, 2 hooibergen en een machineberging. Gelet op de omvang van het perceel ligt uitbreiding van het aantal dieren niet voor de hand.
Klein Hitland 9
Dit perceel omvat ca. 0,7 hectare en wordt bestemd voor recreatieve activiteiten met aanduiding manege. Het is ingericht voor een manege. Thans zijn in totaal 100 stuks paarden en pony’s vergund. Op het perceel bevinden zich een paardenstal met een binnenbak, een aantal buitenbakken en een carrousel. Het perceel is ingesloten tussen recreatiewoningen en geheel in gebruik.
Beoordeling
Een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient in te gaan op de criteria zoals genoemd in bijlage III van de Europese richtlijn nr. 85/337/EEG. In het navolgende wordt hierop ingegaan:
1. Kenmerken van de projecten
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
- de omvang van het project
De functie van percelen betreft projecten met een omvang van circa 0,7 en 0,6 hectare. Dit zijn relatief kleinschalige bedrijven.
- de cumulatie met andere projecten
Binnen het plangebied zijn er geen andere agrarische bedrijfsbestemmingen. Buiten het plangebied zijn er in het buitengebied van de Krimpenerwaard meerdere agrarische bedrijven. Vanwege het aantal en de beperkte oppervlak van deze percelen in relatie met de omvang van alle agrarische bedrijven in de richting van de Krimpenerwaard (Groene Hart) hebben deze bedrijven nauwelijks invloed op de gevolgen van het agrarische bedrijvenbestand. Er is derhalve geen sprake van cumulatie.
- het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
De agrarische bedrijven zullen gebruik maken van grondstoffen zoals voornamelijk voer en stro. Er is hierbij geen aanzienlijke effecten te verwachten.
- de productie van afvalstoffen
De productie van afvalstoffen is bij agrarische bedrijven zeer beperkt en is derhalve niet van toepassing
- verontreiniging en hinder
De percelen bevinden zich in een dunbevolkt poldergebied van de gemeente Zuidplas en de activiteiten passen in de omgeving. Het houden van dieren veroorzaakt geen hoge risico’s op ongevallen. Dit is derhalve niet van toepassing.
- risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.
De percelen bevinden zich in een zeer dunbevolkt gebied en is derhalve niet van toepassing.
2. Plaats van de projecten:
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
- het bestaande grondgebruik
- de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied
Bij de agrarische bedrijven is de uitstoot van stikstof een aandachtspunt in verband met vermesting van Natura 2000-gebieden. Beoordeeld dient te worden of er mogelijk een hogere stikstofdepositie zal kunnen plaatsvinden dan de uitstoot in het jaar 2004. Het uitgangspunt bij het nieuwe bestemmingsplan is dat intensieve veehouderijen (als nevenfunctie) niet meer wordt toegestaan. Ook is gebleken dat in totaliteit thans minder dieren worden gehouden in het plangebied ten opzichte van 2004. Hierdoor is de huidige stikstofdepositie lager. Omdat er nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden in het plangebied zijn, kan toename van de stikstofdepositie ten opzicht van 2004 nagenoeg worden uitgesloten. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen significante nadelige gevolgen voor de Natura 2000-gebieden.
Vanuit oogpunt van archeologie ligt er in het plangebied drie archeologische verwachtingswaarden. In onderhavig bestemmingsplan zijn daarom vier verschillende dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen. Hierdoor worden eventuele archeologische resten ontzien of gedocumenteerd bij grondwerkzaamheden.
Er zijn derhalve ter plaatse geen aanzienlijke effecten te verwachten.
3. Kenmerken van het potentiële effect:
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
- het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking),
- het grensoverschrijdende karakter van het effect,
- de waarschijnlijkheid van het effect,
- de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
Omdat de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maken in het feitelijk gebruik beperkt zijn, worden geen potentiële aanzienlijke effecten verwacht als gevolg van het gebruik van de percelen.
Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Conclusie
In verband met het bestemmen van vier agrarische bedrijfsactiviteiten en een manege is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Uit deze beoordeling blijkt dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten.