Plan: | Hooge Veenen 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1892.BPHoogeVeenen-Va01 |
De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn beide Europese richtlijnen. Het doel van de Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is gericht op de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De gebiedsbescherming van beide richtlijnen valt in Nederland momenteel onder de Natuurbeschermingswet. De Soortenbescherming is geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet.
Met de Flora- en faunawet worden dieren en planten beschermd. De bepalingen ten aanzien van de soortenbescherming uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn overgenomen in de Flora- en Faunawet. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. De Flora- en faunawet gaat uit van het ‘nee, tenzij’-beginsel. Dit betekent dat genoemde handelingen ten aanzien van planten en dieren niet mogelijk zijn, behalve onder strikte voorwaarden. Het beschermingsregime is afhankelijk van de status van de soort. Sinds februari 2005 bestaat vrijstelling voor een lijst van veel voorkomende beschermde soorten (‘tabel 1’). Hiervoor hoeft bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing aangevraagd te worden. Bij negatieve effecten op strikt beschermde soorten (‘tabel 3’) is het verplicht voor overtreding van de verbodsbepalingen een f met een uitgebreide toets van de Flora- en faunawet aan te vragen bij Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Voor effecten op soorten van ‘tabel 2’ (onder andere alle vogelsoorten) moet worden gewerkt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Zolang deze niet aanwezig is, is voor overtreding van de verbodsbepalingen een toets bij de ontheffingsaanvraag nodig.
Er is een oriënterend veldbezoek (quickscan) aan het plangebied gebracht op 24 september 2012. Op basis van de verspreidingsgegevens van beschermde soorten en het habitat van het plangebied is inzichtelijk gemaakt met welke soort(groepen) rekening gehouden moet worden.
Op basis van het literatuuronderzoek en het veldbezoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen activiteiten op mogelijk aanwezige beschermde soorten en op de beschermde gebieden.
Voor het conserverend deel van het plan, worden geen effecten verwacht op mogelijk aanwezige beschermde soorten en op de beschermde gebieden, omdat geen nieuwe bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Voor het plangedeelte met een wijzigingsbevoegdheid zijn effecten op beschermde soorten en gebied beoordeeld aan de hand van het veldbezoek en literatuuronderzoek.
Het plangebied (globaal weergegeven met de rode cirkel) is niet aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). EHS is met (licht)groen en blauw aangegeven
Vogels
Langs de oevers van de watergangen in het plangebied en in bomen kunnen algemene broedvogels voorkomen. Nesten van vogels, mits in gebruik, zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen voor vogels loopt van circa half maart tot half juli, maar deze periode is indicatief. Broedende vogels zijn altijd beschermd.
Naast algemene broedvogels is er een aantal vogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is (E,L&I, 2009). Nesten van deze soorten mogen niet zondermeer worden verwijderd. Nesten van jaarrond beschermde soorten zijn verdeeld in 5 categorieën. Vogels uit de categorie 1 tot 4 zijn altijd jaarrond beschermd. Voor soorten uit categorie 5 geldt dat deze alleen beschermd zijn als zwaarwegende (ecologische) feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Voordat een jaarrond beschermd nest verloren gaat moet een omgevingscheck plaatsvinden en kunnen aanvullende mitigatie- of compensatiemaatregelen noodzakelijk zijn. Is dit niet mogelijk dan moet een ontheffing worden aangevraagd.
Soorten van categorie 1-4 worden niet in het plangebied verwacht omdat het habitat niet geschikt is. Met name geschikt foerageergebied ontbreekt. Er is slechts één bomenrij in het plangebied tussen de kassen en het bedrijventerrein. Rondom het plangebied staan hier en daar grotere bomen op particuliere erven. Er is een mogelijkheid dat de sperwer dergelijke plekken gebruikt om te nestelen. Deze groenstructuren blijven behouden waardoor een negatief effecten op deze jaarrond beschermde soort niet optreedt, mocht die aanwezig zijn. Bebouwing met geschikte (pannen-)daken voor Huismus en Gierzwaluw ontbreekt in het plangebied. Rondom het plangebied of op particuliere terreinen kunnen deze soorten wel voorkomen. Enkele soorten van categorie 5, zoals de ekster, kunnen wel in het plangebied voorkomen. Er zijn echter geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die pleiten voor een jaarrond beschermde nestlocatie van categorie 5-soorten op deze plaats.
Indien broedende vogels in de groenstructuren en slootkanten niet verstoord worden zijn geen effecten te verwachten op vogels.
Vleermuizen
De soorten die op basis van verspreidingsgegevens en het aanwezige biotoop (www.vleermuis.net, www.zoogdieratlas.nl) worden verwacht zijn de Gewone dwergvleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Laatvlieger, de Meervleermuis en de Rosse vleermuis. Verblijfplaatsen van de Ruige dwergvleermuis en de Rosse vleermuis worden niet in het plangebied verwacht, aangezien er geen geschikte bomen met holten aanwezig zijn. Verblijfplaatsen in gebouwen op het industrieterrein en in particuliere woningen kunnen aanwezig zijn. Van de Laatvlieger is een kraamverblijfplaats bekend in Nieuwerkerk aan den IJssel. Er worden in deze delen echter geen gebouwen gesloopt, waardoor geen effect optreedt op eventueel aanwezige verblijfplaatsen. De glastuinbouwgedeelten van het plangebied zijn niet geschikt als verblijfplaats en/of foerageergebied voor vleermuizen, omdat deze een te weinig stabiel microklimaat bieden. De bomenrijen en watergangen in en rondom het plangebied zijn geschikt als foerageergebied voor met name de Gewone dwergvleermuis, maar niet van essentieel belang voor vleermuissoorten. In het plan blijven watergangen en bomenrijen behouden. Het voornemen heeft daarom geen effect op foerageergebied van vleermuizen. Doorgaande vliegroutes langs watergangen of bomenrijen zijn niet in het plangebied aanwezig. Er zijn door het plan geen effecten mogelijk op het leefgebied van vleermuizen.
Vissen
In de sloten kunnen beschermde vissoorten voorkomen. Op basis van verspreidingsgegevens wordt de kleine modderkruiper verwacht. Deze soort is iets buiten het plangebied al waargenomen (Peereboom et al., 2008). Mogelijk kunnen bittervoorn en marmergrondel voorkomen (www.ravon.nl). Het watersysteem worden ingepast in het nieuwe bestemmingsplan. Bij het dempen van sloten en eventueel inrichten van nieuwe watergangen in de toekomst treden mogelijk negatieve effecten op. Nader onderzoek naar vissen is dan noodzakelijk om te inventariseren welke soorten aanwezig zijn en hoe hiermee het beste kan worden omgegaan bij deze ontwikkeling. Indien alleen de kleine modderkruiper wordt aangetroffen kan gewerkt worden volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode, mits de initiatiefnemer zich hieraan conformeert.
Amfibieën
De rugstreeppad kan in kleine aantallen voorkomen rondom het plangebied, omdat Nieuwerkerk aan den IJssel op de grens van het verspreidingsgebied ligt (www.ravon.nl). Het habitat in het plangebied is nu niet geschikt, vanwege het intensieve gebruik en de sterke isolatie door wegen en bebouwing. Bij het ontstaan van geschikt habitat (bouwrijp maken & slopen van kassen) kan de rugstreeppad, vanwege zijn mobiele karakter en voorkomen in de regio snel opduiken. Kolonisatie kan worden voorkomen met een amfibieënscherm, het voorkomen van zandhopen, het afdekken van bouwlocaties met zeil en/of het voorkomen van tijdelijk water (bijvoorbeeld in bandensporen).
Libellen
De groene glazenmaker komt in de regio voor. Deze soort is afhankelijk van krabbenscheer om haar eieren op af te zetten. Tijdens het veldbezoek is geen krabbenscheer waargenomen. Een effect op deze soort is daarom niet waarschijnlijk.
Ongewervelden
De platte schijfhoren kan voorkomen in de omgeving van het plangebied (Boesveld et al., 2010), mits de watergangen een voldoende kwaliteit hebben en voldoende ondergedoken vegetatie. Bij het dempen van sloten treedt dan een negatief effect op. In dit geval blijven de watergangen behouden waardoor geen effect optreedt. Ook is in de watergangen geen rijke ondergedoken waterflora aanwezig waardoor de soort hier niet verwacht wordt. Uit waarnemingen uit de omgeving blijkt wel dat de soort net buiten het plangebied is waargenomen (Peereboom et al., 2008). Bij werkzaamheden aan watergangen in de toekomst moet daarom altijd kritisch gekeken worden naar de aanwezigheid van deze soort.
Vanuit de natuurwetgeving is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Er treden geen negatieve effecten op voor wettelijk beschermde natuurwaarden. Wel moet rekening worden gehouden met broedende vogels en de zorgplicht. De bestaande structuurbepalende groenstructuren hebben in dit bestemmingsplan de bestemming groen gekregen. Binnen de bestemming groen mogen uitsluitend voorzieningen ten behoeve van opnebaar nut gebouwd worden. Andere bouwactiviteiten zijn niet mogelijk. Alle watergangen hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'water' gekregen. Het dempen van sloten is niet toegestaan. Als toch sloten gedempt worden, zal er afegeweken moeten worden van het bestemmingsplan en is nader onderzoek naar beschermde vissen noodzakelijk.