direct naar inhoud van 6.5 Externe veiligheid
Plan: Hooge Veenen 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BPHoogeVeenen-Va01

6.5 Externe veiligheid

6.5.1 Kader / wetgeving

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.).

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten

Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels restaurants en kantoorgebouwen.

Risicovolle activiteiten

In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Besluit externe veiligheid Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb bevat regels voor de exploitant, regels voorgemeenten over het opnemen van buisleidingen in bestemmingsplannen en regels voor het melden van ongewone voorvallen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft op deze manier een grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wro. Daarnaast vervangt het Bevb de circulaires Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991).

In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Waar relevant wordt in dit Handboek aangegeven op welke punten het Bevb afwijkt van de systematiek van het Bevi.

Indien het belang van de functie van de dubbelbestemming Leiding zo zwaarwegend is dat er eigenlijk geen ruimte meer is voor een ander gebruik van de grond, dan kan worden afgezien van een dubbelbestemming en gekozen worden voor een 'gewone' bestemming. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een leidingstrook of leidingstraat. Dit is een strook grond die in gebruik is (of gereserveerd) voor meerdere leidingen. Dan kan gekozen worden voor een bestemming Leiding - Leidingstrook. Bij een specifieke leiding kan dit ook voorkomen. Dit is de belemmeringszone.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Binnen een dergelijk gebied spelen dan belangen die het nodig maken dat eerst een onderzoek of een nadere afweging plaatsvindt, voordat een functiewijziging of omgevingsvergunning kan worden verleend. In dat geval zal de tussenstap van een wijziging of vergunning nodig zijn. Een gebiedsaanduiding is geen bestemming. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel-) gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend.

In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. Er worden geen gebiedsaanduidingen opgenomen louter als signalering voor bijvoorbeeld een bepaalde milieucontour. Het bestemmingsplan is hiervoor niet bedoeld. Bij de buisleidingen gaat het om de gebieden van de veiligheidscontouren (PR-contour en invloedsgebied GR).

Het gaat hierbij dus niet om de gronden waar de buisleidingen zelf liggen met de belemmeringenstrook, maar om de zones aan beide zijden van de belemmeringenstrook waar het om veiligheidsredenen gewenst is bepaalde functies en gebouwen wel of niet toe te staan en nadere eisen te stellen. Uitgangspunt in het Bevb is dat het PR voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen de belemmeringenstrook ligt. Indien de PR-contour voor (beperkt) kwetsbare objecten buiten de belemmeringenstrook ligt, kan voor dat deel van de contour buiten de belemmeringenstrook een gebiedsaanduiding worden toegepast.

Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het Ministerie van V&W ontwikkelt het zogenaamde Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Het basisnet wordt vastgelegd in een Amvb. Doel van het Basisnet is om bij de toewijzing van vervoerscapaciteit over een vervoersas rekening te houden met een vastgelegde risicoruimte. Deze risicoruimte dient dan tevens als randvoorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Verder wordt in het basisnet weg een aantal wegen aangewezen waarop een zogenaamde veiligheidszone en/of een plasbrand aandachtsgebied (PAG) wordt aangewezen. Het PAG is een zone van 30 meter aan weerszijden van de weg. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het PAG moet het bevoegd gezag onderbouwen, waarom het de ontwikkelingen wil toestaan. Het basisnet gaat vooralsnog niet gelden voor provinciale en gemeentelijke wegen.

De PAG van de snelweg ligt buiten de bestemming bedrijven en heeft daarmee geen beperkende werking op dit bestemmingsplan.

Het invoeren van het basisnet is nog voorgenomen beleid. De Tweede Kamer heeft ingestemd met het voorstel tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (wet Basisnet). Naar verwachting treedt het basisnet in 2013 in werking.

6.5.2 Visie Externe Veiligheid, gemeente Zuidplas

Om te zorgen voor een goede borging van externe veiligheid in ruimtelijke besluiten (en in besluiten in het kader van de Wabo) is het van belang dat een aantal stappen wordt doorlopen (zie onderstaand figuur). De stappen zijn vertaald in het volgende stappenplan:

1. Inventariseer risicobronnen:

  • Raadpleeg de kaart van deze visie voor inzicht in de relevante risicobronnen,
    risico-ontvangers en gebiedstypen;
  • Raadpleeg de professionele risicokaart (www.risicokaart.nl) voor een check op meest actuele informatie;

2. Bepaal de risico’s en bijbehorende contouren:

  • Bepaal de ligging van de 10-6 PR-contouren en de omvang van het groepsrisico;
  • Bepaal de ligging van het invloedsgebied en indien relevant van de 100%-letaliteitsgrens;

3. Bepaal de voorwaarden EV voor ruimtelijke ordening:

  • Bepaal binnen welk gebiedstype het ruimtelijke plan is gelegen
  • Bepaal het type object(en) dat gerealiseerd mag worden (verminderd zelfredzaam kwetsbaar object, kwetsbaar object, beperkt kwetsbaar object) binnen de verschillende contouren.

4. Verantwoord het groepsrisico:

  • Werk met behulp van de teksten in bijlage 4 scenario’s de verantwoording van het groepsrisico uit.
  • Maak daarnaast gebruik van de handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (zie www.groepsrisico.nl).

Op basis van dit stappenplan blijkt dat er 3 relevante risicobronnen aanwezig zijn:

  • de rijksweg (A20);
  • de provinciale weg (N219);
  • gasleiding.

De invloedsgebieden van de wegen en de gasleiding liggen binnen het plangebied. De 100% letlatiteitszone van de gasleiding ligt op 50 meter aan weerszijden van de gasleiding. De invloedsgebieden van de A20 en de N219 op 200 meter.

6.5.3 Plangebied

Risicovolle bedrijven

Er zijn geen bedrijven op het bedrijventerrein aanwezig die aan te merken zijn als Bevi-bedrijf. Ook in de directe nabijheid van het plangebied zijn deze niet aanwezig.

Transport gevaarlijke stoffen

Zowel over de A20 als over de provinciale weg (de N219) vindt er transport van gevaarlijke stoffen plaats. Met name brandbare gassen. De invloedsgebieden (de GR-contour) van beide wegen liggen op 200 meter. Deze zone wordt in twee delen verdeeld: in de eerste 100 meter mogen geen nieuwe kwetsbare objecten toegevoegd worden. In de tweede zone (tussen de 100 en 200 meter) mogen geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten toegevoegd worden. Voor beide zones geldt dat hier, onder voorwaarden, van afgeweken kan worden.

Rijksweg A20

De PR 10-6 contour voor de A20 ligt op 32 meter, gemeten vanuit het midden van de weg. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. In verband met het transport van brandbare vloeistoffen over de A20 geldt tevens een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijde van de weg. Ook binnen deze zone bevinden zicht ter hoogte van het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten. Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is vormt de A20 geen belemmering voor het plangebied.

Het groepsrisico ten gevolge van de A20 bedraagt voor het baanvak, waarlangs het plangebied ligt, meer dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het deel van het wegvak (Z51) waaraan het plangebied grenst is echter beduidend minder dicht bebouwd dan het gedeelte van het wegvak ter hoogte van bijvoorbeeld Rotterdam Alexander. Op grond daarvan en op grond van een eerder uitgevoerde berekening voor sportpark Klein Vink (langs hetzelfde wegvak, ongeveer 1 km in westelijke richting, zie bijlage 2) kan geconstateerd worden dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied minder is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan neemt het groepsrisico niet toe.

Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft zijn er geen mogelijkheden om iets te doen aan de inrichting van het gebied. Wat betreft de A20 is in de Visie EV reeds opgenomen dat bij een incident op de A20 de bluswatervoorziening een knelpunt is. Dit zal in een breder kader opgepakt moeten worden en niet vanuit het conserverend bestemmingsplan Hooge Veenen. De enige relevante maatregel is om bij nieuwbouw de mechanische ventilatie zodanig uit te voeren zodat deze met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld. Dit om te voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

N219

Aan de noordwestzijde van het plangebied ligt de provinciale weg N219 (Eerste Tochtweg). Ook over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In 2008 zijn in opdracht van de Milieudienst Midden-Holland tellingen verricht van het vervoer van gevaarlijke stoffen langs alle provinciale wegen in de regio Midden-Holland. Op basis van deze tellingen is berekend dat voor de N219 ter hoogte van het plangebied geen PR 10-6 contour geldt. Het groepsrisico blijft onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan neemt het groepsrisico niet toe.

Buisleidingen

Binnen het plangebied is een gasontvangstation aanwezig. Hier is een drukreduceerinstallatie van de Gasunie aanwezig. Vanaf dit station loopt een gasleiding (leidingnummer W-521-29-KR-004) met een diameter van 8 inch en een druk van 40 bar richting de de N219, steekt de de N219 over, en loopt dan richting noorden.

In verband met het van kracht worden van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is door Gasunie van alle hogedruk aardgastransportleidingen de PR 10-6 contour berekend. Voor deze leiding ligt de PR 10-6 contour op de leiding. Op grond van het Bevb dient een strook van 4 meter aan weerszijde van de leiding vrij te blijven van bebouwing. Deze zone is in het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming ´Leiding - gas´.

De aanwezigheid van de leiding vormt geen belemmering voor het plangebied wat betreft het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico ter hoogte van het plangebied is berekend in het kader van het bestemmingsplan Zuidplas West (deel Nieuwerkerk). Rekening houdend met de bebouwing in het bestemmingsplan Zuidplas West, is het groepsrisico ter hoogte van het plangebied minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan neemt het groepsrisico niet toe.

Consequentie plangebied

  • 1. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe Bevi-bedrijven mogelijk.
  • 2. Binnen het plangebied vindt transport gevaarlijke stoffen plaats via de A20, de provinciale N219 en via de hogedrukgasleiding. De invloedsgebieden van de A20 en de N219 worden in het bestemmingsplan opgenomen met een gebiedsaanduiding. Binnen deze zones zijn nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten pas toegestaan nadat er een verantwoording van het groepsrisico is opgesteld.

Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.