Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
41.1 Wijziging – Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
-
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
-
b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
-
c. het wijzigen van de in dit plan geformuleerde uitwerkingsbepalingen en/of wijzigingsbepalingen betreffende het te realiseren % aan water in de uit te werken plandelen of te wijzigen plandelen (wijzigingsbevoegdheid), indien dit op basis van de op dat moment geldende klimaatscenario's noodzakelijk wordt geacht voor vaststelling van het uitwerkingsplan of wijzigingsplan;
-
d. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, bouwzones, bouwgrenzen en/of andere aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
met dien verstande dat:
- de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
41.2 Wijziging – Lijst van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2, bijlage 3 en bijlage 4 te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
41.3 Wijziging – Regelgeving
41.3.1 Wijziging algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen, zoals bedoeld in artikel 1, lid 196, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.
41.3.2 Wijziging specifiek
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen, zoals bedoeld in artikel 1, lid 196, onder b, na het tijdstip van vaststellen van het plan worden gewijzigd.
41.4 Wijziging – Normstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet schaadt, en voor zover niet reeds voorzien in de regels, door het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 20%, met dien verstande dat:
- de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden gewaarborgd blijft. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
41.5 Wijziging – Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gasdrukmeet- en regelstations, rioolgemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut met een inhoud van ten hoogste 400 m3 en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.
41.6 Wijziging – Fietspaden- en ruiterpaden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van recreatieve fietsverbindingen en ruiterpaden door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Groen' met nadere aanduiding 'fietspaden' en/of 'ruiterpaden', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 6, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
41.7 Wijziging – Verkeer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor incidentele verbredingen, kleine verleggingen, bochtafsnijdingen e.d. van wegen en paden, door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 10 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
41.8 Wijziging – Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor de incidentele aanleg van tochten, verbredingen van watergangen ten behoeve van de waterberging of noodwaterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen e.d., door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Water', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 11 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
41.9 Wijziging – Leidingenzone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor het aanbrengen van de bestemming 'Leidingenzone' met een daarbij behorende vrijwaringszone en een daarop afgestemde set aan bestemmingsregels met betrekking tot de bestemmingomschrijving, de bouwregels, de ontheffingen en het aanlegvergunningstelsel, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van leidingen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (externe) veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de gronden, en er geen belemmeringen optreden voor overige functies en er geen verstoring optreedt van telecommunicatie en radarontvangst.
41.10 Wijzigingsbevoegdheid – 'wro-zone – wijzigingsgebied 1'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe lint- of laanbebouwing of vernieuwing van bestaande lint- of laanbebouwing in de lintzone met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:
-
1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen en woongebouwen:
-
a. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
-
b. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
-
2. woon-werk combinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
3. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
4. (ontsluitings)weg(en), fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
-
b. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
-
d. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
-
e. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
-
f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
-
2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
-
3. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB;
-
g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
h. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de lokale (dwars) ontsluitingswegen en langzaamverkeersverbindingen vastgelegd. Nagestreefd wordt om binnen de lintzone om de 200 meter een aansluiting naar de omliggende (nieuwe) woon- en werkgebieden te maken in de vorm van een weg of een fietspad;
Dit betekent dat de infrastructuur ter plaatse van of in de directe nabijheid van de opgenomen indicatieve infrastructuur wordt aangelegd c.q. overeenkomstig de opgenomen lijnstructuur de wegen worden aangelegd;
-
i. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
-
j. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
k. in het wijzigingsplan wordt de normering voor het te hanteren vloerpeil opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
-
l. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
-
m. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande, halfvrijstaande woningen, woongebouwen, alsmede bedrijfsgebouwen ten dienste van de woon-werk combinaties als bedoeld in 41.10, onder 2 en bedrijfsgebouwen als bedoeld in 41.10, onder 3;
-
n. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 12 voor woningen in acht genomen wordt, met inachtneming van tevens de bepalingen in sub o tot en met sub aa van dit artikel;
-
o. het bouwperceel mag tot maximaal 30% bebouwd worden;
-
p. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt maximaal 750 m³;
-
q. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 30%;
-
r. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter;
-
s. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
-
t. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woning of woongebouw bedraagt maximaal 70 m²;
-
u. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
-
v. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
-
w. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
-
x. de gebouwen gebouwd moeten worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 15 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
-
y. de afstand van het hoofdgebouw (woning of woongebouw), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden, en bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
-
z. de afstand van nieuw op te richten hoofdbebouwing tot bestaande hoofdbebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden;
-
aa. in het wijzigingsplan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
ab. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van dit plan;
-
ac. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 10;
-
ad. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 11.
41.11 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van een te realiseren kwaliteitszone met bebouwing, met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:
-
1. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
2. (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de gebouwen dienen te worden gebouwd;
-
b. de wijziging mag niet mag leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
-
d. de lintzone wordt duurzaam ontwikkeld, waarbij de volgende milieukwaliteit wordt nagestreefd een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
-
e. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
f. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
-
g. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
h. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
-
i. de breedte van het perceel bedraagt ten minste 30 meter;
-
j. het bouwperceel mag tot maximaal 30% worden bebouwd;
-
k. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 30%;
-
l. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
-
m. de bouwhoogte van de overkapping bedraagt maximaal 4 meter;
-
n. de gebouwen moeten gebouwd worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 10 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
-
o. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
-
p. de afstand van de hoofdgebouwen tussen de verschillende percelen bedraagt tenminste 10 meter;
-
q. in het wijzigingsplan kan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met ten hoogste 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
r. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van dit plan;
-
s. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 10;
-
t. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 11.
41.12 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 3
41.12.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' te wijzigen in een bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de realisatie van een duurzaam bedrijventerrein overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. nagestreefd wordt de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein met de vestiging c.q. uitoefening van:
-
1. industriële, logistieke-transport, nijverheids- en ambachtelijke bedrijven/ inrichtingen en bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 t/m 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;
-
2. niet-zelfstandige kantoren/ kantoorachtige bedrijven, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 41.12.1, sub a, onder 1;
-
3. de vestiging c.q. uitoefening van kantoorachtige bedrijven (zakelijke diensten en consumentendiensten) voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 en 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;
-
4. maximaal één hotel (horeca-categorie 5) binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
5. maximaal één te vestigen tuincentrum, te weten het (mogelijk) te verplaatsen tuincentrum aan de Albert van 't Hartweg binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
6. het bedrijfsmatig stallen van caravans;
-
7. toegangs- en ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten;
-
8. erven en terreinen behorende bij de bedrijven;
-
9. parkeervoorzieningen, eventueel ondergronds, voor bedrijven;
-
10. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
11. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
-
12. groenvoorzieningen;
-
13. voorzieningen van algemeen nut;
-
14. (ondergrondse) afvalinzamelingpunten;
-
15. (beeldende)kunstobjecten;
-
b. met uitzondering van:
-
1. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
2. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan;
-
c. met de daarbij behorende;
-
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
2. erven en terreinen;
-
3. verhardingen;
-
4. bermen, bermsloten en greppels;
-
5. beplanting, en overige groen;
-
6. straatmeubilair;
-
7. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming.
41.12.2 Voorwaarden bij de wijziging
-
a. Burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein;
-
b. voorzien wordt in de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein voor met name de doelgroepen industrieën en bouw, zakelijke dienstverlening en consumentendiensten, groothandel, logistiek en transport, met tevens vestigingsmogelijkheden voor kleinschalige bedrijven;
-
c. bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt bij de stedenbouwkundige opzet (ruimtelijk/functioneel) ervan rekening gehouden met een milieuzonering alsmede een ruimtelijke indeling t.a.v. te vestigen bedrijfstypologieën;
-
d. ter voorkoming van een onevenredige milieubelasting wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande woningen buiten het wijzigingsgebied;
-
e. burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein;
-
f. burgemeester en wethouders stellen het (de) wijzigingsplan(en) niet vast voordat er een definitief inzicht bestaat over de verkaveling;
-
g. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische werksituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat: de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
-
h. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
i. in het wijzigingsplan worden de bestaande functies, met uitzondering van agrarische bedrijven, waar mogelijk met inachtneming van de stedenbouwkundige uitwerking voor het gebied, zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast;
-
j. bij het realiseren van het bedrijventerrein geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en de natuurlijk groene en openbare ruimte alsmede een gebruik van duurzame energie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het gebied uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
in elk geval dient het te realiseren bedrijventerrein duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. de toepassing van meervoudig en intensief ruimtegebruik voor tenminste 20% wordt toegepast;
-
2. het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd door stapeling van functies, ondergronds en/of geschakeld bouwen;
-
3. er een energieprestatie op locatie (EPL) geldt voor het te ontwikkelen gebied van minimaal 7;
-
4. een energieprestatiecoefficiënt (EPC) geldt van 20% lager dan de norm geldend ingevolge het Bouwbesluit;
-
5. een GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid moet worden gerealiseerd;
-
6. het geluidniveau ter plaatse van de openbare gedeelten van het industrieterrein mag niet meer zijn dan 58 dB.
41.12.3 Inrichtingsbepalingen
-
a. de ontsluitingswegen en de inrichting van het bedrijventerrein wordt afgestemd op de omgeving;
-
b. het bedrijventerrein wordt op één of meerdere punten extern ontsloten;
-
c. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)wegen en ontsluitingspunten vastgelegd;
-
d. in het wijzigingsgebied wordt tenminste 14% aan (oppervlakte)water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsgebied);
-
e. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de groen- en waterstructuren vastgelegd;
-
f. tenminste 30% van de oeverlengte van de watergangen in het uit te werken gebied dient te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Hiervan kan worden afgeweken, door middel van een op te nemen ontheffingsregel in het uitwerkingsplan, indien de doelstellingen voor ecologisch gezond water ook op andere wijze kunnen worden geborgd, dit in nader overleg met en ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
-
g. de oevers van de watergangen in het te wijzigen gebied, dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers, om de doelstelling voor ecologisch gezond water te kunnen borgen;
-
h. water op het bouwperceel dient aaneengesloten aangelegd te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
i. de maximale kaveloppervlakte per bedrijfskavel bedraagt 5.000 m²;
-
j. het oppervlak van een bedrijfskavel per te vestigen afzonderlijk bedrijf bedraagt minimaal 1.000 m²;
-
k. op elk afzonderlijk bedrijfsperceel dient aanwezig te zijn c.q. te blijven voldoende parkeer-, laad- en losruimte;
-
l. de parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
-
m. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
n. de presentatie c.q. oriëntatie van de gebouwen dient te worden gericht op de wegenstructuur en voor wat betreft de hoekpercelen op de kop van de bedrijfskavel;
-
o. als hoofdrichting van de gevelvlakken van bedrijfsgebouwen dient zoveel mogelijk de richtingen evenwijdig aan of haaks op de rooilijn te worden aangehouden;
-
p. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de ontsluitingswegen en straten vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 10;
-
q. in het wijzigingsplan worden de groenvoorzieningen vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 6;
-
r. in het wijzigingsplan wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 11.
41.12.4 Bouwregels
-
a. in het wijzigingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het minimale en/of maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
b. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen;
-
c. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden;
-
d. voor kantoorachtige bedrijvigheid als bedoeld in 41.12.1, sub a, onder 2 d.w.z. niet-zelfstandige kantoren, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten geldt, dat het kantoorvloeroppervlak per bedrijf maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, met een maximum van 3.000 m² ;
-
e. de afstand tussen bedrijfsgebouwen van de afzonderlijke bedrijven dient ten minste 10 meter te bedragen;
-
f. de afstand van gebouwen tot de weg(-en) waaraan het perceel gelegen is moet ten minste 15 meter bedragen;
-
g. het bebouwingspercentage, te berekenen over de gronden van het bouwperceel dient ten minste 70% te bedragen en mag niet meer bedragen dan 90%;
-
h. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse- en/of achterste perceelsgrenzen, voor zover niet grenzend aan een weg bedraagt minimaal 5 meter;
-
i. voor de bedrijfsgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter;
-
j. voorzieningen van algemeen nut zijn toegelaten tot een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter en een oppervlak per gebouw van maximaal 50 m²;
-
k. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende)kunstobjecten;
-
l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal, voor:
-
1. lichtmasten 15 meter;
-
2. andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 12 meter;
-
3. terreinafscheidingen 2,50 meter;
-
4. overige andere bouwwerken 8 meter;
-
m. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte van bouwwerken met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
n. voor het aanbrengen van reclameobjecten, geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
-
1. de afmetingen passen in de architectuur;
-
2. zij worden aangebracht op of aan luifels;
-
3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon', met dien verstande dat zij niet hoger mogen zijn dan het gebouw zelf;
-
4. de gevelverlichtingreclame geen hinder veroorzaakt bij omliggende woningen ter waarborging van de omgevingskwaliteit;.
-
o. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van het plan.
41.12.5 Ontheffing ander gebruik
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.12.1, sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van:
-
a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in 41.12.1, sub a genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
-
b. bedrijven/bedrijfsactiviteiten vermeld in een hogere categorie dan die welke zijn vermeld in 45.12.1, sub a, te weten milieucategorie 3.2 van bedrijven/ bedrijfactiviteiten'
een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in 41.12.1 sub a rechtstreeks toegelaten milieucategorieën;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede de verkeersaantrekking;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting wordt voorafgaande aan het verlenen van vrijstelling advies ingewonnen bij de Milieudienst Midden Holland.
41.12.6 Ontheffing risicocontour
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.12.1, sub b, onder 1 voor het vestigen van een risicovolle inrichting op het bedrijventerrein, waarvan de risicocontour buiten de eigen perceelsgrens ligt waarop de inrichting gevestigd is, op voorwaarde dat door onderzoek is aangetoond dat de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden en met de toepasselijke richtwaarden voor het risico.
41.12.7 Ontheffing energie eisen
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.12.2, sub j, onder 3 en 4, en terug te vallen op de wettelijke normen ten aanzien van deze opgenomen energie eisen, indien blijkt dat de voorgeschreven normen, conform de voorgestane milieuambities binnen het te ontwikkelen gebied, (vooralsnog) niet uitvoerbaar blijken te zijn.
41.13 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 4
41.13.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedaaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' te wijzigen in een bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de realisatie van een duurzaam bedrijventerrein overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. nagestreefd wordt de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein met de vestiging c.q. uitoefening van:
-
1. industriële, logistieke-transport, nijverheids- en ambachtelijke bedrijven/ inrichtingen en bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 t/m 4.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4';
-
2. niet-zelfstandige kantoren/ kantoorachtige bedrijven, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 41.13.1, sub a, onder 1;
-
3. de vestiging c.q. uitoefening van kantoorachtige bedrijven (zakelijke diensten en consumentendiensten) voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 en 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;
-
4. maximaal één horecasteunpunt met horecabedrijven, horeca-categorie 2 en/of horeca-categorie 3, binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5';
-
5. maximaal één hotel (horeca-categorie 5) binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
6. maximaal één te vestigen tuincentrum, te weten het (mogelijk) te verplaatsen tuincentrum aan de Albert van 't Hartweg binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
7. het bedrijfsmatig stallen van caravans;
-
8. toegangs- en ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten;
-
9. erven en terreinen behorende bij de bedrijven;
-
10. parkeervoorzieningen, eventueel ondergronds, voor bedrijven;
-
11. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
12. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
-
13. groenvoorzieningen;
-
14. voorzieningen van algemeen nut;
-
15. (ondergrondse) afvalinzamelingpunten;
-
16. (beeldende)kunstobjecten;
-
b. met uitzondering van:
-
1. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
2. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan;
-
c. met de daarbij behorende;
-
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
2. erven en terreinen;
-
3. verhardingen;
-
4. bermen, bermsloten en greppels;
-
5. beplanting, en overige groen;
-
6. straatmeubilair;
-
7. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming.
41.13.2 Voorwaarden bij de wijziging
-
a. Burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein';
-
b. voorzien wordt in de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein voor met name de doelgroepen industrieën en bouw, zakelijke dienstverlening en consumentendiensten, groothandel, logistiek en transport, met tevens vestigingsmogelijkheden voor kleinschalige bedrijven;
-
c. bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt bij de stedenbouwkundige opzet (ruimtelijk/functioneel) ervan rekening gehouden met een milieuzonering alsmede een ruimtelijke indeling t.a.v. te vestigen bedrijfstypologieën;
-
d. ter voorkoming van een onevenredige milieubelasting wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande woningen buiten het wijzigingsgebied;
-
e. burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein;
-
f. burgemeester en wethouders stellen het (de) wijzigingsplan(en) niet vast voordat er een definitief inzicht bestaat over de verkaveling;
-
g. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische werksituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat: de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
-
h. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
i. in het wijzigingsplan worden de bestaande functies, met uitzondering van agrarische bedrijven, waar mogelijk met inachtneming van de stedenbouwkundige uitwerking voor het gebied, zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast;
-
j. bij het realiseren van het bedrijventerrein geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en de natuurlijk groene en openbare ruimte alsmede een gebruik van duurzame energie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het gebied uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
In elk geval dient het te realiseren bedrijventerrein duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. de toepassing van meervoudig en intensief ruimtegebruik voor tenminste 20% wordt toegepast;
-
2. het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd door stapeling van functies, ondergronds en/of geschakeld bouwen;
-
3. er een energieprestatie op locatie (EPL) geldt voor het te ontwikkelen gebied van minimaal 7;
-
4. een energieprestatiecoefficiënt (EPC) geldt van 20% lager dan de norm geldend ingevolge het Bouwbesluit;
-
5. een GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid moet worden gerealiseerd;
-
6. het geluidniveau ter plaatse van de openbare gedeelten van het industrieterrein mag niet meer zijn dan 58 dB.
41.13.3 Inrichtingsbepalingen
-
a. de ontsluitingswegen en de inrichting van het bedrijventerrein wordt afgestemd op de omgeving;
-
b. het bedrijventerrein wordt op één of meerdere punten extern ontsloten;
-
c. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)wegen en ontsluitingspunten vastgelegd;
-
d. in het wijzigingsgebied wordt tenminste 14% aan (oppervlakte)water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsgebied);
-
e. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de groen- en waterstructuren vastgelegd;
-
f. tenminste 30% van de oeverlengte van de watergangen in het uit te werken gebied dient te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Hiervan kan worden afgeweken, door middel van een op te nemen ontheffingsregel in het uitwerkingsplan, indien de doelstellingen voor ecologisch gezond water ook op andere wijze kunnen worden geborgd, dit in nader overleg met en ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
-
g. de oevers van de watergangen in het te wijzigen gebied, dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers, om de doelstelling voor ecologisch gezond water te kunnen borgen;
-
h. water op het bouwperceel dient aaneengesloten aangelegd te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
i. de maximale kaveloppervlakte per bedrijfskavel bedraagt 15.000 m²;
-
j. het oppervlak van een bedrijfskavel per te vestigen afzonderlijk bedrijf bedraagt minimaal 1.000 m²;
-
k. op elk afzonderlijk bedrijfsperceel dient aanwezig te zijn c.q. te blijven voldoende parkeer-, laad- en losruimte;
-
l. de parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
-
m. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
n. de presentatie c.q. oriëntatie van de gebouwen dient te worden gericht op de wegenstructuur en voor wat betreft de hoekpercelen op de kop van de bedrijfskavel;
-
o. als hoofdrichting van de gevelvlakken van bedrijfsgebouwen dient zoveel mogelijk de richtingen evenwijdig aan of haaks op de rooilijn te worden aangehouden;
-
p. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de ontsluitingswegen en straten vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 10;
-
q. in het wijzigingsplan worden de groenvoorzieningen vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 6;
-
r. in het wijzigingsplan wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 11.
41.13.4 Bouwregels
-
a. in het wijzigingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het minimale en/of maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
b. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen;
-
c. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden;
-
d. binnen de vrijwaringszone van de rijksweg mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
e. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen om binnen de vrijwaringszone van de rijksweg te bouwen, mits schriftelijk toestemming is verleend door Rijkswaterstaat;
-
f. voor kantoorachtige bedrijvigheid als bedoeld in 41.13.1, sub a, onder 2 d.w.z. niet-zelfstandige kantoren, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten geldt, dat het kantoorvloeroppervlak per bedrijf maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, met een maximum van 3.000 m² ;
-
g. de afstand tussen bedrijfsgebouwen van de afzonderlijke bedrijven dient ten minste 10 meter te bedragen;
-
h. de afstand van gebouwen tot de weg(-en) waaraan het perceel gelegen is moet ten minste 15 meter bedragen;
-
i. het bebouwingspercentage, te berekenen over de gronden van het bouwperceel dient ten minste 70% te bedragen en mag niet meer bedragen dan 90%;
-
j. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse- en/of achterste perceelsgrenzen, voor zover niet grenzend aan een weg bedraagt minimaal 5 meter;
-
k. voor de bedrijfsgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter;
-
l. voorzieningen van algemeen nut zijn toegelaten tot een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter en een oppervlak per gebouw van maximaal 50 m²;
-
m. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende)kunstobjecten;
-
n. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal, voor:
-
1. lichtmasten 15 meter;
-
2. andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 12 meter;
-
3. terreinafscheidingen 2,50 meter;
-
4. overige andere bouwwerken 8 meter;
-
o. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte van bouwwerken met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
p. voor het aanbrengen van reclameobjecten, geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
-
1. de afmetingen passen in de architectuur;
-
2. zij worden aangebracht op of aan luifels;
-
3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon', met dien verstande dat zij niet hoger mogen zijn dan het gebouw zelf;
-
4. de gevelverlichtingreclame geen hinder veroorzaakt bij omliggende woningen ter waarborging van de omgevingskwaliteit;
-
q. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van het plan.
41.13.5 Ontheffing ander gebruik
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.13.1, sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van:
-
a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in 41.13.1, sub a genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
-
b. bedrijven/bedrijfsactiviteiten vermeld in een hogere categorie dan die welke zijn vermeld in 45.13.1, sub a, te weten milieucategorie 4.2 van bedrijven;
een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in 41.13.1 sub a rechtstreeks toegelaten milieucategorieën;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede de verkeersaantrekking;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting wordt voorafgaande aan het verlenen van vrijstelling advies ingewonnen bij de Milieudienst Midden Holland.
41.13.6 Ontheffing risico contour
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.13.1, sub b, onder 1 voor het vestigen van een risicovolle inrichting op het bedrijventerrein, waarvan de risicocontour buiten de eigen perceelsgrens ligt waarop de inrichting gevestigd is, op voorwaarde dat door onderzoek is aangetoond dat de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden en met de toepasselijke richtwaarden voor het risico.
41.13.7 Ontheffing energie eisen
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.13.2, sub j, onder 3 en 4, en terug te vallen op de wettelijke normen ten aanzien van deze opgenomen energie eisen, indien blijkt dat de voorgeschreven normen, conform de voorgestane milieuambities binnen het te ontwikkelen gebied, (vooralsnog) niet uitvoerbaar blijken te zijn.
41.14 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 5
41.14.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebieds-aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' te wijzigen in een bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de realisatie van een duurzaam bedrijventerrein overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. nagestreefd wordt de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein met de vestiging c.q. uitoefening van:
-
1. industriële, logistieke-transport, nijverheids- en ambachtelijke bedrijven/ inrichtingen en bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 t/m 4.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4';
-
2. niet-zelfstandige kantoren/ kantoorachtige bedrijven, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 41.14.1, sub a, onder 1;
-
3. de vestiging c.q. uitoefening van kantoorachtige bedrijven (zakelijke diensten en consumentendiensten) voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 en 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;
-
4. maximaal één horecasteunpunt met horecabedrijven, horeca-categorie 2 en/of horeca-categorie 3, binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5';
-
5. maximaal één hotel (horeca-categorie 5) binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
6. het bedrijfsmatig stallen van caravans;
-
7. toegangs- en ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten;
-
8. erven en terreinen behorende bij de bedrijven;
-
9. parkeervoorzieningen, eventueel ondergronds, voor bedrijven;
-
10. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
11. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
-
12. groenvoorzieningen;
-
13. voorzieningen van algemeen nut;
-
14. (ondergrondse) afvalinzamelingpunten;
-
15. (beeldende)kunstobjecten;
-
b. met uitzondering van:
-
1. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
2. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan;
-
c. met de daarbij behorende;
-
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
2. erven en terreinen;
-
3. verhardingen;
-
4. bermen, bermsloten en greppels;
-
5. beplanting, en overige groen;
-
6. straatmeubilair;
-
7. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming.
41.14.2 Voorwaarden bij de wijziging
Burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein';
-
a. voorzien wordt in de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein voor met name de doelgroepen industrieën en bouw, zakelijke dienstverlening en consumentendiensten, groothandel, logistiek en transport, met tevens vestigingsmogelijkheden voor kleinschalige bedrijven;
-
b. bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt bij de stedenbouwkundige opzet (ruimtelijk/functioneel) ervan rekening gehouden met een milieuzonering alsmede een ruimtelijke indeling t.a.v. te vestigen bedrijfstypologieën;
-
c. ter voorkoming van een onevenredige milieubelasting wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande woningen buiten het wijzigingsgebied;
-
d. burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein;
-
e. burgemeester en wethouders stellen het (de) wijzigingsplan(en) niet vast voordat er een definitief inzicht bestaat over de verkaveling;
-
f. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische werksituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat: de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
-
g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
h. in het wijzigingsplan worden de bestaande functies, met uitzondering van agrarische bedrijven, waar mogelijk met inachtneming van de stedenbouwkundige uitwerking voor het gebied, zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast;
-
i. bij het realiseren van het bedrijventerrein geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en de natuurlijk groene en openbare ruimte alsmede een gebruik van duurzame energie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het gebied uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
In elk geval dient het te realiseren bedrijventerrein duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. de toepassing van meervoudig en intensief ruimtegebruik voor tenminste 20% wordt toegepast;
-
2. het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd door stapeling van functies, ondergronds en/of geschakeld bouwen;
-
3. er een energieprestatie op locatie (EPL) geldt voor het te ontwikkelen gebied van minimaal 7;
-
4. een energieprestatiecoefficiënt (EPC) geldt van 20% lager dan de norm geldend ingevolge het Bouwbesluit;
-
5. een GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid moet worden gerealiseerd;
-
6. het geluidniveau ter plaatse van de openbare gedeelten van het industrieterrein mag niet meer zijn dan 58 dB.
41.14.3 Inrichtingsbepalingen
-
a. de (ontsluitings)wegen en de inrichting van het bedrijventerrein wordt afgestemd op de omgeving;
-
b. het bedrijventerrein wordt op één of meerdere punten extern ontsloten;
-
c. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)wegen en ontsluitingspunten vastgelegd;
-
d. in het wijzigingsgebied wordt tenminste 14% aan (oppervlakte)water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsgebied);
-
e. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de groen- en waterstructuren vastgelegd;
-
f. tenminste 30% van de oeverlengte van de watergangen in het uit te werken gebied dient te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Hiervan kan worden afgeweken, door middel van een op te nemen ontheffingsregel in het uitwerkingsplan, indien de doelstellingen voor ecologisch gezond water ook op andere wijze kunnen worden geborgd, dit in nader overleg met en ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
-
g. de oevers van de watergangen in het te wijzigen gebied, dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers, om de doelstelling voor ecologisch gezond water te kunnen borgen;
-
h. water op het bouwperceel dient aaneengesloten aangelegd te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
i. de maximale kaveloppervlakte per bedrijfskavel bedraagt 10.000 m²;
-
j. het oppervlak van een bedrijfskavel per te vestigen afzonderlijk bedrijf bedraagt minimaal 1.000 m²;
-
k. op elk afzonderlijk bedrijfsperceel dient aanwezig te zijn c.q. te blijven voldoende parkeer-, laad- en losruimte;
-
l. de parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
-
m. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
n. de presentatie c.q. oriëntatie van de gebouwen dient te worden gericht op de wegenstructuur en voor wat betreft de hoekpercelen op de kop van de bedrijfskavel;
-
o. als hoofdrichting van de gevelvlakken van bedrijfsgebouwen dient zoveel mogelijk de richtingen evenwijdig aan of haaks op de rooilijn te worden aangehouden;
-
p. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de ontsluitingswegen en straten vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 10;
-
q. in het wijzigingsplan worden de groenvoorzieningen vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 6;
-
r. in het wijzigingsplan wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 11.
41.14.4 Bouwregels
-
a. in het wijzigingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het minimale en/of maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
b. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen;
-
c. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden;
-
d. binnen de vrijwaringszone van de rijksweg en de vrijwaringszone van het spoor mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
e. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen om binnen de vrijwaringszone van de rijksweg en/of de vrijwaringszone van het spoor te bouwen, mits schriftelijk toestemming is verleend door Rijkswaterstaat respectievelijk de spoorwegbeheerder;
-
f. voor kantoorachtige bedrijvigheid als bedoeld in 41.14.1, sub a, onder 2 d.w.z. niet-zelfstandige kantoren, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten geldt, dat het kantoorvloeroppervlak per bedrijf maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, met een maximum van 3.000 m² ;
-
g. de afstand tussen bedrijfsgebouwen van de afzonderlijke bedrijven dient ten minste 10 meter te bedragen;
-
h. de afstand van gebouwen tot de weg(-en) waaraan het perceel gelegen is moet ten minste 15 meter bedragen;
-
i. het bebouwingspercentage, te berekenen over de gronden van het bouwperceel dient ten minste 70% te bedragen en mag niet meer bedragen dan 90%;
-
j. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse- en/of achterste perceelsgrenzen, voor zover niet grenzend aan een weg bedraagt minimaal 5 meter;
-
k. voor de bedrijfsgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter;
-
l. voorzieningen van algemeen nut zijn toegelaten tot een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter en een oppervlak per gebouw van maximaal 50 m²;
-
m. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende)kunstobjecten;
-
n. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal, voor:
-
1. lichtmasten 15 meter;
-
2. andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 12 meter;
-
3. terreinafscheidingen 2,50 meter;
-
4. overige andere bouwwerken 8 meter;
-
o. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte van bouwwerken met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
p. voor het aanbrengen van reclameobjecten, geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
-
1. de afmetingen passen in de architectuur;
-
2. zij worden aangebracht op of aan luifels;
-
3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon', met dien verstande dat zij niet hoger mogen zijn dan het gebouw zelf;
-
4. de gevelverlichtingreclame geen hinder veroorzaakt bij omliggende woningen ter waarborging van de omgevingskwaliteit;
-
q. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van het plan.
41.14.5 Ontheffing ander gebruik
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.14.1, sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van:
-
a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in 41.14.1, sub a genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
-
b. bedrijven/bedrijfsactiviteiten vermeld in een hogere categorie dan die welke zijn vermeld in 45.14.1, sub a, te weten milieucategorie 4.2 van bedrijven/ bedrijfactiviteiten;
een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in .14.1. sub a rechtstreeks toegelaten milieucategorieën;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede de verkeersaantrekking;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting wordt voorafgaande aan het verlenen van vrijstelling advies ingewonnen bij de Milieudienst Midden Holland.
41.14.6 Ontheffing risicovolle inrichting
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.14.1, sub b, onder 1 voor het vestigen van een risicovolle inrichting op het bedrijventerrein, waarvan de risicocontour buiten de eigen perceelsgrens ligt waarop de inrichting gevestigd is, op voorwaarde dat door onderzoek is aangetoond dat de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden en met de toepasselijke richtwaarden voor het risico.
41.14.7 Ontheffing energie eisen
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.14.2, sub j, onder 3 en 4, en terug te vallen op de wettelijke normen ten aanzien van deze opgenomen energie eisen, indien blijkt dat de voorgeschreven normen, conform de voorgestane milieuambities binnen het te ontwikkelen gebied, (vooralsnog) niet uitvoerbaar blijken te zijn.
41.15 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 6
41.15.1 Wijziging algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de aangeduide vlakken met 'wro-zone – wijzigingsgebied 6' te wijzigen in een bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de realisatie van een duurzaam bedrijventerrein overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. nagestreefd wordt de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein met de vestiging c.q. uitoefening van:
-
1. industriële, logistieke-transport, nijverheids- en ambachtelijke bedrijven/ inrichtingen en bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 t/m 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;
-
2. niet-zelfstandige kantoren/ kantoorachtige bedrijven, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 41.15.1, sub a, onder 1;
-
3. de vestiging c.q. uitoefening van kantoorachtige bedrijven (zakelijke diensten en consumentendiensten) voor zover deze voorkomen in milieucategorie 2 en 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 4;
-
4. maximaal één hotel (horeca-categorie 5) binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
5. maximaal één te vestigen tuincentrum, te weten het (mogelijk) te verplaatsen tuincentrum aan de Albert van 't Hartweg binnen één van de gebiedsaanduidingen 'wro-zone – wijzigingsgebied 3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' of 'wro-zone – wijzigingsgebied 6';
-
6. het bedrijfsmatig stallen van caravans;
-
7. toegangs- en ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten;
-
8. erven en terreinen behorende bij de bedrijven;
-
9. parkeervoorzieningen, eventueel ondergronds, voor bedrijven;
-
10. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
11. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
-
12. groenvoorzieningen;
-
13. voorzieningen van algemeen nut;
-
14. (ondergrondse) afvalinzamelingpunten;
-
15. (beeldende)kunstobjecten;
-
b. met uitzondering van:
-
1. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
2. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan;
-
c. met de daarbij behorende;
-
1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
2. erven en terreinen;
-
3. verhardingen;
-
4. bermen, bermsloten en greppels;
-
5. beplanting, en overige groen;
-
6. straatmeubilair;
-
7. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming.
41.15.2 Voorwaarden bij de wijziging
-
a. Burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein;
-
b. voorzien wordt in de ontwikkeling van een modern gemengd bedrijventerrein voor met name de doelgroepen industrieën en bouw, zakelijke dienstverlening en consumentendiensten, groothandel, logistiek en transport, met tevens vestigingsmogelijkheden voor kleinschalige bedrijven;
-
c. bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt bij de stedenbouwkundige opzet (ruimtelijk/functioneel) ervan rekening gehouden met een milieuzonering alsmede een ruimtelijke indeling t.a.v. te vestigen bedrijfstypologieën;
-
d. .ter voorkoming van een onevenredige milieubelasting wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande woningen buiten het wijzigingsgebied;
-
e. burgemeester en wethouders stellen een of meerdere wijzigingsplannen vast ten behoeve van de realisatie van het bedrijventerrein;
-
f. burgemeester en wethouders stellen het (de) wijzigingsplan(en) niet vast voordat er een definitief inzicht bestaat over de verkaveling;
-
g. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische werksituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat: de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
-
h. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
i. in het wijzigingsplan worden de bestaande functies, met uitzondering van agrarische bedrijven, waar mogelijk met inachtneming van de stedenbouwkundige uitwerking voor het gebied, zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast;
-
j. bij het realiseren van het bedrijventerrein geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en de natuurlijk groene en openbare ruimte alsmede een gebruik van duurzame energie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het gebied uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
In elk geval dient het te realiseren bedrijventerrein duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. de toepassing van meervoudig en intensief ruimtegebruik voor tenminste 20% wordt toegepast;
-
2. het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd door stapeling van functies, ondergronds en/of geschakeld bouwen;
-
3. er een energieprestatie op locatie (EPL) geldt voor het te ontwikkelen gebied van minimaal 7;
-
4. een energieprestatiecoefficiënt (EPC) geldt van 20% lager dan de norm geldend ingevolge het Bouwbesluit;
-
5. een GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid moet worden gerealiseerd;
-
6. het geluidniveau ter plaatse van de openbare gedeelten van het industrieterrein mag niet meer zijn dan 58 dB.
41.15.3 Inrichtingsbepalingen
-
a. De (ontsluitings)wegen en de inrichting van het bedrijventerrein wordt afgestemd op de omgeving;
-
b. het bedrijventerrein wordt op één of meerdere punten extern ontsloten;
-
c. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)wegen en ontsluitingspunten vastgelegd;
-
d. in het wijzigingsgebied wordt tenminste 14% aan (oppervlakte)water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsgebied);
-
e. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de groen- en waterstructuren vastgelegd;
-
f. tenminste 30% van de oeverlengte van de watergangen in het uit te werken gebied dient te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Hiervan kan worden afgeweken, door middel van een op te nemen ontheffingsregel in het uitwerkingsplan, indien de doelstellingen voor ecologisch gezond water ook op andere wijze kunnen worden geborgd, dit in nader overleg met en ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
-
g. de oevers van de watergangen in het te wijzigen gebied, dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers, om de doelstelling voor ecologisch gezond water te kunnen borgen;
-
h. water op het bouwperceel dient aaneengesloten aangelegd te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
i. de maximale kaveloppervlakte per bedrijfskavel bedraagt 5.000 m²;
-
j. het oppervlak van een bedrijfskavel per te vestigen afzonderlijk bedrijf bedraagt minimaal 1.000 m²;
-
k. op elk afzonderlijk bedrijfsperceel dient aanwezig te zijn c.q. te blijven voldoende parkeer-, laad- en losruimte;
-
l. .de parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
-
m. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
n. de presentatie c.q. oriëntatie van de gebouwen dient te worden gericht op de wegenstructuur en voor wat betreft de hoekpercelen op de kop van de bedrijfskavel;
-
o. als hoofdrichting van de gevelvlakken van bedrijfsgebouwen dient zoveel mogelijk de richtingen evenwijdig aan of haaks op de rooilijn te worden aangehouden;.
-
p. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de ontsluitingswegen en straten vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 10;
-
q. in het wijzigingsplan worden de groenvoorzieningen vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 6;
-
r. in het wijzigingsplan wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 11.
41.15.4 Bouwregels
-
a. In het wijzigingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het minimale en/of maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
b. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen;
-
c. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden;
-
d. voor kantoorachtige bedrijvigheid als bedoeld in 41.15.1, sub a, onder 2 d.w.z. niet-zelfstandige kantoren, als onderdeel van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten geldt, dat het kantoorvloeroppervlak per bedrijf maximaal 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, met een maximum van 3.000 m² ;
-
e. de afstand tussen bedrijfsgebouwen van de afzonderlijke bedrijven dient ten minste 10 meter te bedragen;
-
f. de afstand van gebouwen tot de weg(-en) waaraan het perceel gelegen is moet ten minste 15 meter bedragen; .
-
g. het bebouwingspercentage, te berekenen over de gronden van het bouwperceel dient ten minste 70% te bedragen en mag niet meer bedragen dan 90%;
-
h. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse- en/of achterste perceelsgrenzen, voor zover niet grenzend aan een weg bedraagt minimaal 5 meter;
-
i. voor de bedrijfsgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter;
-
j. voorzieningen van algemeen nut zijn toegelaten tot een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter en een oppervlak per gebouw van maximaal 50 m²;
-
k. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende)kunstobjecten;
-
l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal, voor:
-
1. lichtmasten 15 meter;
-
2. andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 12 meter;
-
3. terreinafscheidingen 2,50 meter;
-
4. overige andere bouwwerken 8 meter;
-
m. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte van bouwwerken met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
n. voor het aanbrengen van reclameobjecten, geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
-
1. de afmetingen passen in de architectuur;
-
2. zij worden aangebracht op of aan luifels;
-
3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon', met dien verstande dat zij niet hoger mogen zijn dan het gebouw zelf;
-
4. de gevelverlichtingreclame geen hinder veroorzaakt bij omliggende woningen ter waarborging van de omgevingskwaliteit;
-
o. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van het plan.
41.15.5 Ontheffing ander gebruik
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.15.1, sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van:
-
a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in 41.15.1, sub a genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
-
b. .bedrijven/bedrijfsactiviteiten vermeld in een hogere categorie dan die welke zijn vermeld in 45.15.1, sub a, te weten milieucategorie 3.2 van bedrijven/ bedrijfactiviteiten;
een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in 41.15.1 sub a rechtstreeks toegelaten milieucategorieën;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede de verkeersaantrekking;
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting wordt voorafgaande aan het verlenen van vrijstelling advies ingewonnen bij de Milieudienst Midden Holland.
41.15.6 Ontheffing risicovolle inrichting
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.15.1, sub b, onder 1 voor het vestigen van een risicovolle inrichting op het bedrijventerrein, waarvan de risicocontour buiten de eigen perceelsgrens ligt waarop de inrichting gevestigd is, op voorwaarde dat door onderzoek is aangetoond dat de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden en met de toepasselijke richtwaarden voor het risico.
41.15.7 Ontheffing energie eisen
In het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen van het bepaalde in 41.15.2, sub j, onder 3 en 4, en terug te vallen op de wettelijke normen ten aanzien van deze opgenomen energie eisen, indien blijkt dat de voorgeschreven normen, conform de voorgestane milieuambities binnen het te ontwikkelen gebied, (vooralsnog) niet uitvoerbaar blijken te zijn.
41.16 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 7
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 7' te wijzigen ten behoeve van de verbreding van de bestaande wegstructuur met inbegrip van bermen en vluchtstroken, met dien verstande dat:
-
a. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
-
b. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
-
c. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden, voldaan worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
-
d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.
41.17 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 8
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 8' te wijzigen ten behoeve van de aanleg van rotondes, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
-
b. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
-
c. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden, voldaan worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
-
d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.
41.18 Wro-zone – wijzigingsgebied 9
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 9' te wijzigen ten behoeve:
-
1. een regionale ontsluitingsweg (verlegde N219) met maximaal 2x1 rijstrook inclusief een reserveringzone ten behoeve van aanpassing van de weg naar een wegprofiel van 2x2 rijstroken, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – regionale infrastructuur' met inbegrip van de daarbij behorende rotondes, verkeerstechnische uitrusting, infrastructurele voorzieningen en eventueel geluidwerende voorzieningen en overige voorzieningen met uitzondering van verkooppunten van brandstoffen;
-
2. een HOV lijn, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
-
3. de aanleg en instandhouding van een robuuste groenzone met een maximale breedte van 30 meter, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – reserveringszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
-
4. de aanleg en instandhouding van een ecologische en recreatieve verbindingszone met een maximale breedte van 30 meter, ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
met dien verstande dat:
-
a. vooraf overleg overeenstemming is bereikt met de betrokken wegbeheerder(s) omtrent de wijze waarop de weg en hov-lijn alsmede de passende kruising met de A20 vormgegeven zal worden;
-
b. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een wegontwerp dat instemming behoeft van de wegbeheerder;
-
c. het wegdek van de regionale gebiedsontsluitingsweg voor wegverkeer wordt uitgevoerd met een sterk geluidsabsorberend asfalt
-
d. bij de inrichting van de ecologische zone in het vlak met de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' rekening wordt gehouden met de eisen die vanuit het provinciaal beleid gelden ten aanzien van de inrichting van de ecologische verbindingszones.
-
e. de bestemmingen en daarbij behorende regels uit dit plan zoveel mogelijk van toepassing worden verklaard, tenzij vanwege stedenbouwkundige of milieu overwegingen en/of verkeerkundige overwegingen aangepaste regelgeving wenselijk is;
-
f. bij de inrichting van de ecologische zone rekening gehouden wordt met de eisen vanuit het provinciaal beleid ten aanzien van de inrichting van ecologische verbindingszones.
41.19 Wro-zone – wijzigingsgebied 10
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming 'Bedrijf' binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 10' te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin', met dien verstande dat:
-
a. er sprake moet zijn van een bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
-
b. voor de vaststelling van het wijzigingsplan ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast dient te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
-
c. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;.
-
d. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
-
e. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
f. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van de stedenbouwkundige structuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
-
g. water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
h. in het wijzigingsplan de normering voor het te hanteren vloerpeil wordt opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
-
i. de parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
-
j. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande en halfvrijstaande woningen;
-
k. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 12 voor woningen in acht genomen wordt;
-
l. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van dit plan;
-
m. in het wijzigingsplan de niet bebouwbare tuinzone wordt vastgelegd in een bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 7.
41.20 Wro-zone – wijzigingsgebied 11
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 11' te wijzigen ten behoeve van een aanpassing van de kruisende infrastructuur over de A20, onder meer:
- binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – viaduct';
- binnen het vlak met de functieaanduiding 'aquaduct';
met alle daarbij behorende verkeerskundige en verkeerstechnische voorzieningen en overige voorzieningen, met dien verstande dat:
-
a. tot uitvoering van de aan te passen infrastructuur pas kan worden overgegaan indien door onderzoek is aangetoond dat aanpassing van de bestaande infrastructuur op basis van verkeerskundige overwegingen noodzakelijk is;
-
b. vooraf overeenstemming is bereikt met de betrokken wegbeheerder(s) omtrent de wijze waarop de reconstructie vormgegeven zal worden;
-
c. de uitvoering van de aangepaste infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een wegontwerp dat instemming behoeft van de wegbeheerder;
-
d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.