Plan: | Driezum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1891.BpDriezum-VA01 |
Actualisering
Sinds de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is de wettelijke verplichting voor gemeenten ingesteld om bestemmingsplannen actueel te houden. Op grond van de in deze wet opgenomen actualiseringsplicht mogen bestemmingsplannen vanaf 1 juli 2013 niet ouder dan tien jaar zijn.
Het huidige bestemmingsplan voor het dorp Driezum dateert van 2007. Dit betekent dat de 'houdbaarheidstermijn' hiervan nu wettelijk gezien op zijn einde loopt. Een herziening is daarom nodig. Dit vindt met voorliggend bestemmingsplan plaats.
Figuur 1. Globale ligging plangrens Driezum
Met voorliggend bestemmingsplan worden de volgende juridisch-planologische regelingen herzien:
Verder zijn diverse verleende omgevingsvergunningen in het bestemmingsplan verwerkt.
Figuur 2. Kaartfragment van ruimtelijkeplannen.nl
Plangebied
De ligging en begrenzing van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is in figuur 1 weergegeven. De planbegrenzing komt tevens tot uitdrukking in de verbeelding bij dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft betrekking op vrijwel alle gronden binnen de bebouwde kom van Driezum. De plangrens van dit bestemmingsplan is afgestemd op het huidige bestemmingsplan en wordt in belangrijke mate bepaald door de grenzen van het omringende landelijk gebied.
Conserverend bestemmingsplan
Omdat dit bestemmingsplan vanwege de wettelijke noodzaak tot actualisatie is opgesteld, betreft het een op beheer gericht plan dat grotendeels conserverend van aard is. Dit houdt in dat de actuele situatie in dit bestemmingsplan is vastgelegd en dat geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Met het plan worden echter drie ontwikkelingen mogelijk gemaakt, namelijk:
Tevens is naar aanleiding van een handhavingsverzoek de regeling op de Van Sytzamawei 37 aangepast.
In belangrijke mate zijn de planologisch-juridische regelingen uit de geldende bestemmingsplannen voortgezet.
H.G. van der Veenstrjitte 22
Op het perceel H.G. van der Veenstrjitte 22 in Driezum is het bedrijf JKD Keukens en Interieur gevestigd. Het bedrijf expandeert momenteel dusdanig met als gevolg dat de grootte van de huidige bedrijfsloods niet meer toereikend is. Met voorliggend plan wordt een nieuwe bedrijfsloods mogelijk gemaakt. De nieuwe loods dient als werkplaats en als opslag van materiaal. Daarnaast moet de nieuwe loods voldoende ruimte bieden voor machines en wordt in deze loods kantoorruimte geïntegreerd. Bij deze loods wordt een kapschuur gerealiseerd van 5 bij 8 meter voor opslag van materieel en materiaal. De nieuwe loods en schuur worden achter de huidige loods gerealiseerd aan de noordwestzijde van het perceel.
Kolkensloane 2 en 4
Op het perceel aan de Kolkensloane 2 en 4 bevindt zich een installatietechniekbedrijf. Dit bedrijf is voornemens de bestaande loods uit te breiden. Met dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak aangepast om deze uitbreiding mogelijk te maken. Daarnaast heeft het bedrijf een verzoek ingediend voor de realisatie van een parkeerterrein op de kavel achter de Kolkensloane 4 voor het parkeren van 38 personenauto's van personeel en bezoekers en 4 bedrijfsauto's. De gronden zijn nu nog bestemd als 'Agrarisch - Woudenlandschap' en liggen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet'. De plangrens is aangepast en op de gronden is een bedrijfsbestemming met aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen.
Kolkensloane tussen 1a en 1b
In 2020 is een verzoek ingediend om op het perceel tussen Kolkensloane 1a en 1b een kenniscentrum in duurzame energie te realiseren. Op het perceel lag een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' onder voorwaarden te kunnen wijzigen naar 'Bedrijf'. Met het verzoek is invulling gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid. De bestemming is gewijzigd naar 'Bedrijf' met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kenniscentrum duurzame energie' waarbij overeenkomstig de beoogde bebouwing een bouwvlak is opgenomen. Tevens geldt een voorwaardelijke verplichting voor de realisatie en instandhouding van de beoogde landschappelijke inpassing en het aanleggen van een sloot.
Van Sytzamawei 37
Op het perceel aan de Van Sytzamawei 37 is een bedrijf in de 'opslag van hout en planken en voorbewerking van deze producten t.b.v bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, inclusief showroom' aanwezig. De bedrijvigheid geldt als ondergeschikte activiteit aan de woonbestemming. De huidige aanwezige bebouwing op het perceel is wat betreft oppervlakte in strijd met geldende regels. Een deel van de aanwezige bebouwing zal worden afgebroken. Met deze reden is de regeling op enkele onderdelen aangepast, dit ter verduidelijking voor de te hanteren oppervlaktes.
Voorliggend bestemmingsplan biedt de nieuwe planologisch-juridische basis voor de voortzetting van bestaande functies en bebouwing in het plangebied. Dit betekent dat het plan rechtszekerheid dient te bieden aan belanghebbenden. Uitgangspunt daarbij is het bevorderen van een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat, voortbouwend op de historisch gegroeide structuur en kwaliteiten, en daar waar mogelijk met perspectief op behoud van voorzieningen, detailhandel, dienstverlening en lokale bedrijvigheid.
Ruimtelijke ontwikkelingen die reeds in de geldende bestemmingsplannen werden toegelaten, zijn met dit bestemmingsplan eveneens gecontinueerd. De in het plangebied aanwezige en vergunde bebouwing is positief bestemd. De in het bestemmingsplan opgenomen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn afgestemd op de huidige wet- en regelgeving. Hierdoor kan sprake zijn van perceelsgebonden wijzigingen ten opzichte van de hiervoor geldende juridisch-planologische regelingen.
Juridische vormgeving
Voorliggend bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.
Leeswijzer
Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na deze inleiding is in hoofdstuk 2 de fysieke omgeving in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 geeft een geografische schets van het plangebied. In hoofdstuk 4 komen de geldende beleidskaders aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in op de van toepassing zijnde milieukundige en planologische randvoorwaarden in het plangebied, ook wel omgevingsaspecten genoemd. Hoofdstuk 6 betreft de juridische toelichting op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 is tot slot ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Driezum is het meest oostelijke dorp van de gemeente Dantumadiel. Het ligt zuidoostelijk van Dokkum en is hiermee verbonden via de Trekwei langs de Strobosser Trekfeart. De hoofdverkeersontsluiting van het gebied is De Centrale As, de plattelandswegen rondom De Centrale As vormen de sleutel naar het platteland. Het meeste verkeer komt en gaat in westelijke richting. De Foarwei, die Driezum met Damwâld verbindt, geeft in deze richting aansluiting op de N356 (Dokkum - Quatrebras).
Openbaar vervoer
Openbaar vervoer is er in Driezum in de vorm van buslijn 61 van Arriva, die van Kollumerzwaag via Driezum naar Dokkum rijdt. Deze verbinding betreft een belbus.
In 1895 kwam bij het graven van een sloot dicht bij de Driezumer terp een muntschat aan het licht. Uit de aangetroffen munten viel af te leiden dat al in de eerste eeuwen van de jaartelling sprake was van permanente bewoning op het grondgebied van Driezum. Deze bewoning concentreerde zich in het vruchtbare kleigebied ten noorden van het huidige dorp, op de Driezumer terp. Terpen zijn door mensen opgeworpen verhogingen in het landschap, die noodzakelijk werden door bodemdaling en/of stijging van de zeespiegel. De Driezumer terp bestaat inmiddels niet meer, want hij is in de Tweede Wereldoorlog afgegraven.
Ontginningsas
De terpbewoners brachten in de 9de en 10de eeuw het moerasachtige landschap dat Driezum omzoomde in cultuur. Hiertoe werden lange sloten gegraven, haaks op een hoger gelegen ontginningsas (Achterwei/Van Sytzamawei). Op de ontginningsas bouwde men boerderijen. Buiten de Driezumer terp ontwikkelde zich zo een nieuwe nederzettingsstructuur. Nadat onder andere Bonifatius de bevolking had bekeerd tot het christendom werden er kerken gebouwd. In de directe omgeving van de kerk ontwikkelde zich een buurt en zo kreeg het streekdorp een echte 'buorren'.
Middeleeuwse versterkte huizen
In de Middeleeuwen bouwden hoofdelingen (van oorsprong adellijke boeren) versterkte huizen in Noord-Nederland. Daarvan hebben er vijf in Driezum gestaan. Rinsma State is de enige die overbleef. Deze state is onlosmakelijk verbonden met de familie Van Sytzama, die tot 1931 hun domicilie in Driezum hadden. Wilhelmina Christina barones van Sytzama vermaakte ten slotte bij notariële akte Rinsma State aan de Van Sytzama stichting. Na de Tweede Wereldoorlog bood de state enige tijd onderdak aan het waterschap en van 1972 tot 1999 was het gemeentehuis erin ondergebracht. Door ruimtegebrek verhuisde het gemeentelijk apparaat uiteindelijk naar Damwâld. Inmiddels is Rinsma State verkocht aan een particulier. De state en de bijbehorende tuinaanleg maken overigens geen deel uit van het onderhavige bestemmingsplan.
Figuur 3. Het lint van dorpen in het noorden van Dantumadiel (Bron: Grote Historische Provincie Atlas, Friesland 1853-1856)
Latere eeuwen
Driezum groeide in de loop der eeuwen uit tot een agrarisch dorp, dat veel middenstanders herbergde en waar de tuin- en cichoreibouw floreerde. De bijnaam 'Woartelsted' is ontleend aan de verbouw van wortelen die veel Driezumers, in wijde omgeving, aan de man/vrouw probeerden te brengen.
Aan het eind van de 19de eeuw en daarna heeft zich een dorpskom ontwikkeld rond de kerk en bij het kruispunt van de Tsjerkestrjitte en de Foarwei. Oostelijk en westelijk van de dorpskern is de dichtheid van de – deels nog agrarische – bebouwing beperkt gebleven. Daar is het karakteristieke streekdorpenlandschap met lintbebouwing en opstrekkende verkaveling nog heel herkenbaar. De opstrekkende verkaveling wordt vanouds benadrukt door de aanwezigheid van elzensingels op de perceelsranden.
Naast de kerk draagt de bebouwing aan vooral de Van Sytzamawei en de Tsjerkestrjitte bij tot het karakteristieke beeld van de dorpskom. Driezum is weliswaar geen beschermd dorpsgezicht; wel behoort het tot de kenmerkende dorpen van Fryslân. Driezum is een fraai dorp met vele historische panden. Met name aan de Tsjerkestrjitte, de H.G. van der Veenstrjitte en de Van Sytzamawei staan veel karakteristieke huizen, waarvan sommige rijk gedecoreerd zijn.
Van de centraal in het dorp gelegen middeleeuwse kerk zijn het schip in de 18de en de toren in de 19de eeuw vervangen. Rond de kerk bevindt zich het hoog gelegen kerkhof, dat met een hoge haag is omzoomd. Het merendeel van de huizen in de Tsjerkestrjitte en de H.G. van der Veenstrjitte heeft een schildkap, waarvan de nok parallel aan de straat is gericht.
De Van Sytzamawei heeft een ander karakter. De bebouwing langs deze weg bestaat over het algemeen uit grotere panden en boerderijen, die vrijwel alle op ruime kavels zijn gesitueerd. Naast het feit dat de bebouwing fraai is, zijn de tuinen rondom van grote betekenis.
Het beeld van de Foarwei wijkt ook af van dat van andere straten. Opvallend is de extensieve bebouwing aan het begin van deze weg bij de splitsing Van der Veenstrjitte/Tsjerkestrjitte. Aan de Foarwei zijn een paar vrij omvangrijke bedrijven gevestigd: een tuincentrum, een autosloperij en een importbedrijf van kunststoffen tanks.
Voor nieuwe bedrijvigheid is ruimte aan de oostzijde van de Kolkensloane gecreëerd. Inmiddels hebben twee bedrijven hier een loods gebouwd.
Behalve het dorpshart met de hierboven beschreven straten, kent het dorp een gedeelte met nieuwbouw en een aantal korte zijstraten en stegen. Hoewel het hart van Driezum in tegenstelling tot veel andere dorpen in de omgeving geen lintstructuur heeft, zijn ook hier de bedrijven en de voorzieningen over het gehele dorp verspreid.
De bestrating in Driezum is in het kader van dorpsvernieuwing aangepast. Op de hoeken van de belangrijkste splitsingen zijn leilinden geplant en rozenperken aangelegd. Met uitzondering van enkele bomen in particuliere tuinen kent het dorp geen grote, historische bomen.
Na een periode van groei is het inwonertal van Dantumadiel zich sinds 1998 in licht dalende lijn gaan begeven. Het inwonertal van Driezum is de laatste jaren stabiel. Het algehele beeld in de gemeente Dantumadiel laat wel een dalende trend zien ten opzichte van het inwonertal.
Tabel 1. Inwonertal en woningvoorraad van Driezum en Dantumadiel
Jaar (per 1/1) | Driezum | Dantumadiel |
Inwonertal | Inwonertal | |
2019 | 969 | 18.923 |
2020 | 935 | 18.921 |
2021 | 942 | 18.942 |
Bron: gemeente/CBS
In Driezum wonen momenteel relatief veel gezinnen met kinderen. Het aandeel van de leeftijdsgroepen beneden 45 jaar is dan ook relatief hoog. De leeftijdsgroepen boven 45 jaar zijn iets kleiner in omvang dan in de gemeente of Nederland.
Driezum is een dorp met relatief weinig voorzieningen. Winkels in de dagelijkse sector zijn er niet meer. Wel zijn er nog enkele vestigingen in de niet-dagelijkse sector. Ook zijn er een café en een kapsalon. In Driezum is geen basisonderwijs meer aanwezig. Omgekeerd telt Wâlterswâld twee bijzondere basisscholen, die mede worden bezocht door leerlingen uit Driezum. Aan de Foarwei beschikt Driezum over een klein sportpark. Behalve twee voetbalvelden is er een trainingsveld en wordt er gekaatst. Ook zijn er een parkeerterrein en een kleedgebouw met kantine. Het voormalig agrarisch bedrijf tegenover Rinsma State heeft een fraai afgescheiden veld voor een minicamping.
Op diverse locaties in het dorpsgebied zijn bedrijven gevestigd. De belangrijkste daarvan zijn een agrarisch bedrijf, een loonbedrijf, een importbedrijf voor kunststoffen tanks, een keuken- en badkamermontagebedrijf, een autosloperij en een bedrijf in installatietechniek. Aan de oostzijde van de Kolkensloane is ruimte gecreëerd voor de vestiging of verplaatsing van lokale bedrijven. De meeste grond is hier inmiddels aan bedrijven uitgegeven. Voor die locatie die nog tot ontwikkeling kan komen is een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Bedrijf' opgenomen.
Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro, 7 december 2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.
Streekplan 2007
Op 13 december 2006 is door Provinciale Staten het 'Streekplan Fryslân 2007: Om de kwaliteit fan de romte” vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode 2006 tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.
Stedelijk bundelingsgebied
De provincie kiest voor concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke bundelingsgebieden. Met dit bundelingsbeleid wordt onder meer beoogd dat er voldoende schaal en massa is voor sterke steden en voldoende draagvlak voor (hoogwaardige) stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid. Driezum wordt aangemerkt als een 'overige kern' en ligt binnen de in het streekplan aangegeven stedelijke bundelingsgebieden.
Provinciaal uitgangspunt overige kernen
Voor zogeheten overige kernen wordt een terughoudend woningbouwbeleid voorgestaan. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeente moet de woningbehoefte van de overige kernen afstemmen op die van de omgeving. Daarnaast wordt beperkt ruimte geboden voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in overige kernen. Dit draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Belangrijk is dat deze ruimte alleen binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern wordt geboden. Hierbij wordt gestreefd naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.
Grutsk op 'e Romte
Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document 'Grutsk op 'e Romte” als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuur-historische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.
Verordening Romte Fryslân
Door Provinciale Staten is d.d. 25 juni 2014 een herziene versie van de 'Verordening Romte Fryslân 2014” vastgesteld die per 1 augustus 2014 in werking is getreden. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. Deze beleidsregels zijn betrokken bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Figuur 4. Begrenzing van bestaand stedelijk gebied in de Verordening Romte Fryslân 2014 (Bron: Provinsje Fryslân, 2015)
Bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied
In de verordening is onderscheid gemaakt tussen de begrippen bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt dat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening bestaat dan in het landelijk gebied. Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: “Het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur van een kern bevat, zoals begrensd op de van de verordening deel uitmakende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied”. De definitie van landelijk gebied sluit daar op aan: “Het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied”. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt grotendeels in het bestaand stedelijk gebied (zie figuur 4).
Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (2011)
Het hoofddoel van het van oorsprong uit 2007 daterende en in 2011 herziene 'Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan' (PVVP) is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:
Met het PVVP wordt vorm gegeven aan de bereikbaarheid, mobiliteit en veiligheid van Fryslân. De Provinsje Fryslân doet dit onder meer met een ambitieus en realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen. Het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan is uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer 2021.
Ontwerp Omgevingsvisie Provincie Fryslân ‘De romte diele’
In 2022 zal de Omgevingswet in werking treden die veel bestaande wetten op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu zal vervangen. Door de Provinsje Fryslân wordt hierop geanticipeerd door in een Omgevingsvisie Fryslân al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te bundelen. Het gaat daarbij om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu. Diverse beleidsdocumenten zullen in de omgevingsvisie opgaan, te weten vorengenoemd Streekplan Fryslân 2007 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan, alsmede het Provinciaal Waterhuishoudingsplan en Frysk Miljeuplan. In december 2018 is de Ontwerp-Omgevingsvisie Provincie Fryslân gepubliceerd.
Woonvisie 2020-2025 en het nieuwe Woonprogramma
Op 26 januari 2021 is de Woonvisie 2020-2025 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie staan de volgende zeven speerpunten uitgewerkt:
1. Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten;
2. Nieuwbouw in stad, dorpen en wijken, omgang met groei en krimp;
3. Ontwikkeling van de sociale huurvoorraad: betaalbaar, beschikbaar en met kwaliteit;
4. Wonen en zorg in dorpen en wijken;
5. Energietransitie en verduurzaming;
6. Leefbare dorpen: sociaal en veilig, met bereikbare voorzieningen;
7. Samenwerking gemeente, belanghebbenden en bewoners.
Het nieuwe Woonprogramma is hierop gebaseerd.
Beleidsvisie Wonen 2016 – 2020 DDFK-gemeenten
De beleidsvisie Wonen is op 5 april 2016 vastgesteld. Het doel van het gezamenlijke woonbeleid van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. is om een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners. Een prettige, aantrekkelijke en leefbare woonomgeving maakt daar deel van uit. Niet het realiseren van een woning maar het realiseren van een goed woon- en leefklimaat staat centraal. De woningvoorraad verversen door te verbouwen, te vervangen en te verdunnen en door nog nauwelijks toe te voegen, is de hoofdlijn van het beleid. Hiermee wordt geanticipeerd op de meest fundamentele demografische ontwikkeling binnen de genoemde gemeenten: de krimp van het inwoneraantal in Noordoost en na 2020 ook afname van de huishoudens.
Woonprogramma 2015 – 2020 DDFK-gemeenten
Het woonprogramma 2015 – 2020 is op 24 mei 2016 vastgesteld. In dit woonprogramma is aangegeven hoeveel woningen na inbreiding en uitbreiding per kern, gefaseerd over de periode tot en met 2020 en na 2020 gerealiseerd worden in de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland.
Het woningbouwprogramma geeft een overzicht van de voorgenomen herstructureringsplannen en woningbouwplannen, inclusief de fasering daarvan, met een duiding van de locaties als binnenstedelijk of buitenstedelijk.
Regionaal waterplan (2009)
Op 21 april 2009 is het Regionaal waterplan vastgesteld. Hierin werkt de gemeente Dantumadiel samen met de gemeenten Achtkarspelen en Kollumerland c.a. en het Wetterskip Fryslân. Thema's die in het waterplan aan de orde komen zijn veiligheid, voldoende en schoon water, beheer en onderhoud, gebruik en beleving en afvalwater en zuivering.
De versterking van de belevingswaarde van schoon water in bebouwd gebied krijgt ook aandacht. Het afzonderlijke afvoeren van verhard oppervlaktewater dat nu nog in de riolering terecht komt, het tegengaan van grondwateroverlast en het aanleggen van extra wateropvangmogelijkheden zijn maatregelen die in stedelijk gebied kunnen worden genomen. Dat kan vooral bij het opstellen van uitbreidingsplannen, herinrichtingsplannen en bij rioolvervanging.
Als het waterplan is uitgevoerd zal het resultaat zijn:
Er is zoveel mogelijk invulling gegeven aan wensen, kansen worden benut, knelpunten worden opgelost.
Toekomstvisie Dantumadiel 2018
Op 16 december 2008 is door de gemeenteraad de visie 'Dantumadiel 2018, Dantumadiel Gewoan Bysûnder' vastgesteld. Hierin heeft de gemeente, op hoofdlijnen, haar visie op de ontwikkeling van de gemeente in de periode tot 2018 uiteengezet.
Wonen
De gemeente Dantumadiel is vooral een woongemeente. Er zijn elf dorpen in de gemeente, waarvan drie met een zogenoemde centrumfunctie: Damwâld, Feanwâlden en De Westereen. Dit betekent dat er in deze dorpen verschillende voorzieningen zijn (zoals ook een bedrijventerrein). De gemeente streeft naar “Noflik Wenjen in de groene Wâlden”. Op basis van de visie zet de gemeente zich in voor de ontwikkeling van de gemeente als woongemeente. Hiervoor wil de gemeente samen met anderen waarborgen dat er voldoende woningen zijn voor onder andere ouderen. Door hierbij ook te waarborgen dat er voldoende voorzieningen in de omgeving zijn kunnen ouderen in hun eigen omgeving blijven wonen. Ook moet er ruimte zijn voor nieuwe woonmilieus.
Werken
De economie in de gemeente wordt sinds lang vooral gedragen door de agrarische bedrijven in het algemeen en de veehouderijbedrijven in het bijzonder. De betekenis van deze bedrijven voor de economie is echter wel afgenomen. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen is, onderscheiden naar bedrijfstak, te vinden bij de bouw-, handels-, industrie- en gezondheidszorgbedrijven. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen is in de drie grootste kernen te vinden. Samen met de ondernemers zet de gemeente in op het versterken en vergroten van de bedrijventerreinen. Omdat de gemeente niet in een zogenoemde economische ontwikkelingszone ligt, zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen in de gemeente beperkt. Voor ondernemers is maatwerk mogelijk, dat past bij de aard en schaal van het dorp. Op basis van de visie zet de gemeente zich in voor het behouden en versterken van de bestaande bedrijven en arbeidsplaatsen. Hierbij vindt de gemeente vooral de vestiging van kleinschalige plaatselijke bedrijven wenselijk.
Vervoeren
Door de Centrale As is de ontsluiting van Noordoost-Fryslân over de weg versterkt. Hierdoor is ook de verkeersdruk op de bestaande wegen door de dorpen sterk afgenomen. De gemeente wordt ook over het spoor ontsloten door de spoorweg Groningen - Leeuwarden. In Feanwâlden is er, in het bestaande stationsgebied, een goede aansluiting op de verschillende vervoersvoorzieningen.
Sletten romte belied (2009)
Bij de gemeente komen regelmatig aanvragen binnen voor het bebouwen van open plekken binnen de dorpen. Dit heeft in 2006 geleid tot de beleidsnotitie 'Open Gaten' waarin beoordelingscriteria voor het bouwen op dergelijke gaten zijn geformuleerd. Evaluatie en actualisatie van dit beleid heeft plaatsgevonden in 2009 en heeft geresulteerd in het 'Sletten romte belied 2009', door de Raad vastgesteld op 21 april 2009.
Het gaat hierbij om de volgende locaties:
Voor de genoemde locaties is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een woning kan worden gebouwd.
Verkeersstructuur Plan 2012
Het Verkeersstructuur Plan 2012 (VSP) geeft aan hoe de gemeente in de toekomst met haar wegen om wil gaan. Bereikbaarheid van alle bestemmingen is een eerste vereiste. Neveneffecten zijn de gevolgen voor het milieu en de verkeersveiligheid. Voor de verkeersveiligheid is het belangrijk de wegen in te richten naar de functie van de weg: een Duurzaam Veilig wegennet. Deze functie is gericht op verkeersruimte en/of verblijfsruimte. De wegen zijn in het VSP daarom onderverdeeld in categorieën. Er wordt onderscheid gemaakt tussen stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en wegen met een verblijfsfunctie (erfontsluitingswegen). Stroomwegen zijn de auto(snel)wegen, gebiedsontsluitingswegen bijvoorbeeld de provinciale wegen in de gemeente, erftoegangswegen zijn alle overige wegen. Op deze laatste wegen zal het autoverkeer langzamer moeten rijden (30 en 60 kilometerzones).
Omdat één van de belangrijkste uitgangspunten van Duurzaam Veilig is dat het wegbeeld in overeenstemming moet zijn met het gewenste verkeersgedrag, zal de status van 30 km/uur-gebied ondersteund moeten worden met inrichtingsmaatregelen. In het VSP is een hoofdthema voor de inrichting van de erftoegangswegen het gedachtengoed van Shared Space.
Gemeentelijk rioleringsplan (2014)
De gemeente Dantumadiel heeft samen met de gemeente Dongeradeel een vGRP (verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan) opgesteld. Dit plan heeft een geldigheidsduur van 4 jaar (2014-2017). In het vGRP wordt aangegeven hoe de gemeenten de zorgplichten voor afvalwater, grondwater en hemelwater invullen en financieren.
In het kader van de klimaatveranderingen en waterkwaliteit zijn de Europese Kaderichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) vastgesteld en ondertekend. Vanuit het NBW is in Fryslân het Fries Bestuursakkoord Waterketen (FBWK) ondertekend. In het FBWK is afgesproken dat gemeenten zich zullen inspannen om een meer doelmatige en duurzame waterketen in Fryslân te realiseren. De burger wordt hier nauw bij betrokken. Als uitwerking van het FBKW is besloten om de samenwerking met andere gemeenten en/of Wetterskip Fryslân te intensiveren om de doelen te realiseren. Deze samenwerking is opgenomen in het vGRP 2014-2017.
Karakteristieke bebouwing
De gemeente heeft in 1996 onderzoek laten verrichten naar de visueel-ruimtelijke waarde van de bebouwing in Dantumadiel, zowel in de kernen als het buitengebied. De oudere boerderijen die in de gemeente voorkomen zijn van het kop-hals-romp- en het kop-romp-type. Dit laatste is het op de zandgronden meest algemene type. Later zijn ook stelpboerderijen en varianten daarvan, zoals het Bergumermeer-type, in de gemeente gebouwd. Een woningtype dat vanaf de 19de eeuw karakteristiek is voor Dantumadiel en nog vrij veel voorkomt is de woning onder schilddak. Dit is een woning met een lage goot en een vrij steil dak. Zowel arbeiders- als voornamere woningen kregen vaak een schilddak. Doorgaans zijn deze woningen met de langste gevel naar de weg (of het water) gebouwd.
Anno 2015/2016 wordt het beleid omtrent karakteristieke bebouwing door de gemeente geactualiseerd. Daarbij is ook een nieuwe lijst gemaakt van karakteristieke panden. Het voorliggende bestemmingsplan neemt dit nieuwe beleid al mee. De panden uit de inventarisatie zijn opgenomen met een aanduiding 'karakteristiek'. De nieuwe inventarisatie betekent, dat in een enkel geval panden van de lijst verwijderd zijn, terwijl in andere gevallen panden aan de lijst zijn toegevoegd.
Het betreft voor de kern Driezum de volgende panden:
Tabel 2. Karakteristieke panden in het plangebied
Adres | Type |
H.G. v.d. Veenstrjitte 2 | Woonhuis |
Van Sytzamawei 5-7 | Arbeiderswoningen |
Van Sytzamawei 18 | Woonboerderij |
Van Sytzamawei 20 | Boerderij / bedrijf |
Van Sytzamawei 22 | Boerderij / bedrijf |
Van Sytzamawei 25 | Rentenierswoning |
Van Sytzamawei 33 | Woonhuis |
Van Sytzamawei 37 | Tuinmanswoning |
Van Sytzamawei 39 | Boerderij |
De Steech 4 | Wâldhuske |
Tsjerkestrjitte 7 | Woning |
Tsjerkestrjitte 9 | Woning |
Tsjerkestrjitte11 | Woning |
Tsjerkestrjitte 19 | Woonhuis |
H.G. v.d. Veenstrjitte 3 | Rentenierswoning |
H.G. v.d. Veenstrjitte 22 | Woonboerderij, alleen voorhuis |
H.G. v.d. Veenstrjitte 25 | Woonhuis |
Singel 7-9 | Woonhuis |
Welstandsnota Dantumadiel, herziening 2016
Op 4 juli 2016 is de nieuwe Welstandsnota van de gemeente Dantumadiel vastgesteld. Met dit welstandsbeleid wordt ingespeeld op de deregulering en een grotere vrijheid voor de burger. Het gemeentelijk grondgebied is welstandsvrij met uitzondering van:
Het welstandsbeleid bestaat daarmee uit gebiedscriteria, objectgerichte, en algemene criteria. Aan deze criteria worden bouwplannen getoetst in het kader van de welstandsbeoordeling.
Binnen het dorp Driezum worden verschillende welstandsgebieden onderscheiden. Het kaartfragment in onderstaande figuur geeft daarvan een indruk.
Figuur 5. Uitsnede Welstandsnota Dantumadiel (2016)
Wet- en regelgeving
In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht te besteden aan effecten op natuurwaarden. De effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 1 januari 2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van het plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.
Onderzoek
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van het planologisch-juridisch vastleggen van de bestaande situatie in het plangebied. Aanzienlijke veranderingen in de bestaande situatie worden met dit bestemmingsplan niet voorzien. Het planvoornemen maakt echter drie ontwikkelingen mogelijk:
H.G. van der Veenstrjitte 22
De locatie waar de nieuwe loods en kapschuur gerealiseerd worden aan de H.G. van der Veenstrjitte 22 is in de huidige situatie in gebruik als opslagruimte. De gronden zijn deels verhard en deels in gebruik als grasland. Om de locatie heen bevinden zich bomen.
Voor het planvoornemen is een ecologische quickscan uitgevoerd, zie Bijlage 1. Hieruit blijkt dat:
Uit de kaartgegevens over wettelijk beschermde gebieden blijkt dat het plangebied geen deel uitmaakt van de NNN, Natura 2000-gebieden of andere gebieden die zijn beschermd vanwege hun natuurwaarden. Het plangebied ligt aan de rand van het dorp. Om die reden is het onwaarschijnlijk dat de beoogde ingrepen van invloed zijn op beschermde gebieden in de omgeving en/of de daarbij behorende natuurwaarden.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Lauwersmeer' ligt op circa 9 kilometer afstand van het plangebied. Om deze redenen wordt geconcludeerd dat de uitvoering van de beoogde ingrepen in het plangebied niet stuit op bezwaren vanuit de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van gebiedsbescherming.
Wat betreft de soortenbescherming kan het volgende worden gezegd: De beoogde ingrepen veroorzaken geen knelpunt met de ecologische wet- en regelgeving, mits verstoring van broedende vogels en hun nesten en verstoring van vleermuizen door lichtuitstraling worden voorkomen.
Kolkensloane 2 en 4
Net als bij de voorgaande locatie is het terrein aan de Kolkensloane 2 en 4 ook grotendeels verhard en worden geen beschermde soorten op deze locatie verwacht.
Bij de realisatie van de loodsen en kapschuur op beide locaties dient logischerwijs rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels. In de nabijheid van het gehele plangebied en deze locaties in het bijzonder liggen geen wettelijk beschermde natuurgebieden die hinder zouden kunnen ondervinden van de activiteiten ter plaatse.
Kolkensloane tussen 1a en 1b
Voor de bouw van het kenniscentrum is een stikstofberekening uitgevoerd, zie Bijlage 2. Uit deze berekening blijkt dat de planontwikkeling niet van invloed is op de omliggende Natura 2000-gebieden.
Voor het overige plangebied vinden door dit bestemmingsplan niet direct bouw- of sloopwerkzaamheden, werkzaamheden aan beplanting of aan watergangen plaats die gevolgen zouden kunnen hebben voor beschermde soorten. Tegen deze achtergrond treden naar verwachting dan ook geen significant negatieve effecten van beschermde waarden op waarvoor nader ecologisch onderzoek noodzakelijk zou zijn. Bij een aanvraag om omgevingsvergunning dient in alle gevallen toetsing aan de Wnb plaats te vinden.
Conclusie
Dit bestemmingsplan mag wat betreft ecologie uitvoerbaar worden geacht.
Algemeen kader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim: Activiteitenbesluit).
Risicokaart
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Kwetsbare objecten zijn gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).
Onderzoek
Om na te gaan of er voor dit bestemmingsplan ook aandachtspunten aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat wettelijk te beschouwen aspecten van externe veiligheid (risicobronnen) in het kader van vorengenoemde wet- en regelgeving in een ruime omgeving rondom het plangebied geen rol speelt (minimaal een straal van 2 km).
Ook de ontwikkelingen aan de H.G. van der Veenstrjitte 22, de Kolkensloane 2 en 4 en Kolkensloane tussen 1a en 1b maken geen nieuwe risicobronnen of kwetsbare objecten mogelijk.
Conclusie
Omdat voorliggend bestemmingsplan, op de twee ontwikkelingen na, conserverend van aard is, bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid vanwege externe veiligheid. Wettelijke verplichtingen zijn voldoende geborgd in dit bestemmingsplan.
Wet- en regelgeving
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.
Onderzoek
Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden.
Voor diverse gronden in het plangebied geldt voor de onderzoeksperiode steentijd-bronstijd (zie figuur 6) het advies van 'waarderend onderzoek (vuursteenvindplaats)', 'karterend onderzoek 1' en 'quickscan'. Dit houdt in dat er bij ingrepen groter dan 50 m2, 500 m2 respectievelijk 5.000 m2 onderzoek naar archeologie dient te worden verricht.
Figuur 6. FAMKE, onderzoeksperiode steentijd-bronstijd (Bron: Provinsje Fryslân, 2017)
Voor de onderzoeksperiode ijzertijd-middeleeuwen (zie figuur 7) gelden de adviezen 'streven naar behoud' en 'karterend onderzoek 3'. In de gebieden die met een dergelijk onderzoeksregime zijn aangewezen, geldt het advies voor archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 50 m2 respectievelijk 5.000 m2.
Figuur 7. FAMKE, onderzoeksperiode ijzertijd-middeleeuwen (Bron: Provinsje Fryslân, 2017)
Regeling in dit bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen ten behoeve van de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Het gebied dat op de FAMKE kaart is aangeduid met 'streven naar behoud' is in het bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m² dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd en een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
H.G. van der Veenstrjitte 22
Voor de locatie van de nieuwe loods aan de H.G. van der Veenstrjitte geldt het advies voor de ijzertijd-middeleeuwen van karterend onderzoek 3 en voor de steentijd-bronstijd het advies quickscan. Hiervoor geldt dat bij ingrepen groter dan 5.000 m2 aanvullend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De oppervlakte van de loods en kapschuur is circa 700 m2. De aanduiding 'bedrijf' die in de woonbestemming is opgenomen beslaat een oppervlakte van circa 1.000 m2 en blijft daarmee ruimschoots onder de 5.000 m2.
Kolkensloane 2 en 4
Voor de locatie van de nieuwe loods en kapschuur aan de Kolkensloane 2 en 4 geldt het advies karterend onderzoek 1 voor de periode steentijd-bronstijd en karterend onderzoek 3 voor de periode ijzertijd-middeleeuwen. Hiervoor geldt dat bij ingrepen groter dan 500 m2 respectievelijk 5.000 m2 aanvullend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De oppervlakte van de uitbreiding van de bestaande loods en hiermee de uitbreiding van het bouwvlak is circa 1.900 m2 en blijft daarmee niet onder de 500 m2 maar wel onder de 5.000 m2.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen dient door middel van archeologisch onderzoek aangetoond te worden dat eventueel archeologische waarden niet verstoord zullen worden. Dit is op de verbeelding en in de regels geborgd door middel van het opnemen van een aanduiding 'archeologie'.
Kolkensloane tussen 1a en 1b
Voor de locatie tussen Kolkensloane 1a en 1b geldt het advies karterend onderzoek 1 (steentijd-bronstijd) en karterend onderzoek 3 (ijzertijd-middeleeuwen). Hiervoor geldt dat bij ingrepen groter dan 500 m2 respectievelijk 5.000 m2 aanvullend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De werkzaamheden beslaan een oppervlakte groter dan 500 m2 met die reden is archeologisch onderzoek uitgevoerd op de locatie. In Bijlage 3 zijn hiervan de resultaten opgenomen. Uit het onderzoek blijkt in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. De ontwikkeling wordt dan ook niet door archeologische waarden binnen het plangebied belemmerd.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan is een archeologische beschermingsregeling opgenomen. Gelet hierop mag dit bestemmingsplan op het onderdeel archeologie uitvoerbaar worden geacht.
Nota bene
In alle gevallen blijft voor het plangebied evenwel de archeologische meldingsplicht van kracht. Dit ongeacht de grootte van de ingreep. Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij de minister.
Onderzoek
De CHK2 is geraadpleegd om informatie over cultuurhistorische waarden die in het plangebied zouden kunnen voorkomen. Hieruit blijkt dat in het plangebied sprake is van verschillende cultuurhistorische waarden. Uit de CHK2 blijkt dat in het plangebied sprake is van verschillende cultuurhistorische elementen en structuren (zie figuur 8).
Figuur 8. Kaartfragment CHK2 (Bron: Provinsje Fryslân, 2015)
Dit bestemmingsplan is gericht op het actualiseren en conserveren van de bestaande situatie in het plangebied. De historisch-geografische karakteristiek van het plangebied hangt nauw met de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van Driezum samen. De gemeente is zich bewust van de historische waarde van het plangebied. Mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen worden derhalve met zorg ingepast waarbij cultuurhistorische structuren en waarden niet of zo min mogelijk worden doorbroken en aangetast.
Rijksmonumenten
Beschermde rijksmonumenten (met monumentnummers) in het plangebied zijn de volgende:
De rijksmonumenten zijn op de verbeelding aangeduid met een aparte aanduiding. Zij behoeven in dit bestemmingsplan geen verdere bescherming, aangezien dit al ondervangen is middels de Erfgoedwet.
Karakteristiek
De aanwijzing van de hiervoor genoemde rijksmonumenten heeft plaatsgevonden voor gebouwen uit de tijdsperiode tot circa 1850. Daarnaast heeft gemeente in 2015 de karakteristieke panden geïnventariseerd die een nadere bescherming behoeven. Voor zover deze binnen het plangebied van Driezum liggen, zijn ze opgenomen in tabel 2 in paragraaf 4.4. Deze panden zijn voorzien van een aanduiding op de plankaart.
Conclusie
Omdat dit bestemmingsplan actualiserend en conserverend van aard is, worden bestaande ruimtelijke structuren als gevolg van dit bestemmingsplan niet ingrijpend gewijzigd. Cultuurhistorische waarden worden hierdoor niet aangetast. Dit bestemmingsplan mag uit cultuurhistorisch oogpunt dan ook uitvoerbaar worden geacht.
Wet- en regelgeving
Milieubelastende functies (zoals bedrijven) kunnen tot hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke op milieugevoelige functies (zoals woningen) in de directe omgeving leiden. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen dan ook noodzakelijk. Op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt hiertoe een richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor de verschillende hinderaspecten minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen milieubelastende en milieugevoelige objecten om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootst aangegeven afstand is daarbij bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
Systematiek bedrijven en milieuzonering
In de VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten:
Onderzoek
Bij recht is nieuwvestiging van hinderveroorzakende functies op andere dan de bestaande en als zodanig aangeduide dan wel bestemde locaties binnen het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk. In gevallen van zowel uitbreiding als in gevallen van nieuwvestiging zal bij de verstrekking van omgevingsvergunning milieu of bij het instemmen met meldingen van geval tot geval een beoordeling plaatsvinden van de gevolgen voor de directe omgeving.
In een aantal gevallen is aan een woonperceel de aanduiding 'bedrijf' toegevoegd. Het betreft hier gevallen waarbij de woonfunctie ruimtelijk duidelijk de hoofdfunctie is en de bestaande bedrijfsactiviteiten hieraan ondergeschikt zijn. In deze gevallen ontstaat geen hinder tot de omliggende percelen.
H.G. van der Veenstrjitte 22
De werkplaats ten behoeve van het keuken- en interieurbouwbedrijf is niet letterlijk opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Omdat het gaat om houtbewerking is bij de beoordeling aangesloten bij de afstanden die genoemd worden voor 'timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout' (SBI-2008 203, 204, 205) behorend tot categorie 3.2. Hiervoor geldt op basis van functiescheiding een grootste richtafstand van 100 m met betrekking tot geluid en 30 meter voor stof. Het gebied rondom de H.G. van der Veenstrjitte 22 wordt gekenmerkt als gemengd gebied, in de directe omgeving zijn bedrijven, agrarische gronden en woningen gelegen. Zoals hierboven beschreven kan in een gemengd gebied de minimale richtafstand met één afstandsstap worden verkleind.
Als gevolg hiervan gelden de volgende afstanden; 30 meter voor stof en 50 meter voor geluid.
De afstand van de gevels van de bedrijfsloods ligt op een afstand van minimaal 50 meter van de gevel van de woning aan de H.G. van der Veenstrjitte 20. In de huidige situatie bevindt de loods waarin de werkzaamheden nu plaatsvinden zich op een afstand van 20 meter tot de woning aan de H.G. van der Veenstrjitte 20. Hoewel er sprake is van een uitbreiding van de oppervlakte van de loods op de nieuwe locatie, zal het woon- en leefklimaat in de woning aan de H.G. van der Veenstrjitte 20 verbeteren nu de bestaande loods gebruikt zal worden als bijgebouw bij de woning en niet langer voor de bedrijfsactiviteiten.
Kolkensloane 2 en 4
Het bedrijf aan de Kolkensloane 2 en 4 is een installatiebedrijf, dit bedrijf kan het beste ingedeeld worden in de categorie Bouwnijverheid: Aannemersbedrijven met werkplaats b.o > 1000 m2 (SBI 2008 – 41,42,43) met bijbehorende milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 50 meter voor geluid, 30 meter voor stof en 10 meter voor geur. Ook hier kan het gebied aangemerkt worden als gemengd gebied, wonen en diverse bedrijven zijn in de directe omgeving van elkaar gelegen. Zoals hierboven beschreven kan in een gemengd gebied de minimale afstand met één afstandsstap worden verkleind. Als gevolg hiervan gelden de volgende afstanden; 30 meter voor geluid, 10 meter voor stof en 0 meter voor geur.
Met het planvoornemen wordt een opslagruimte voor materialen en een parkeerterrein voor bezoekers en personeel gerealiseerd. Met de vergroting van het bouwvlak is beoogd dat ruimte ontstaat voor de realisatie van een opslagruimte voor de materialen die nu op het perceel buiten de bebouwing zijn opgeslagen. Qua uitstraling van de bedrijvigheid vindt een positieve verandering plaats. Hoewel het bouwvlak hier verandert wijzigt de afstand tussen de bedrijvigheid en naastgelegen woningen niet.
Wat betreft het parkeren, dit wordt mogelijk gemaakt op agrarische grond grenzend aan de noordzijde van de bedrijvigheid. In de huidige situatie wordt met name in de bermen langs de Kolkensloane geparkeerd. Een ruimtelijke en verkeerskundige onwenselijke situatie. Het nieuwe parkeerterrein bevindt zicht op ruim 70 m tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning aan de Kolkensloane. Het parkeerterrein wordt tevens ingepast met een grondwal. De ontwikkeling leidt dan ook niet tot hinder vanwege de bedrijvigheid.
Kolkensloane tussen 1a en 1b
De beoogde bedrijvigheid tussen Kolkensloane 1a en 1b kan het beste beschouwd worden als overige zakelijk dienstverlening: kantoren (SBI 2008 - 63, 69 t/m 71, 73,74, 77, 78 en 80 t/m 82) met bijbehorende milieucategorie 1. Het betreft hier namelijk lichte bedrijvigheid in de vorm van een kenniscentrum met kantoren. Het kenniscentrum kan als showroom beschouwd worden. Het gebied aangemerkt worden als gemengd gebied, wonen en diverse bedrijven zijn in de directe omgeving van elkaar gelegen. Zoals hierboven beschreven kan in een gemengd gebied de minimale afstand met één afstandsstap worden verkleind. Als gevolg hiervan gelden de volgende afstanden; 0 meter voor geluid, 0 meter voor stof en 0 meter voor geur. In dit geval dienen de functies bouwkundig van elkaar gescheiden te zijn. Ten noorden van de bedrijvigheid bevindt zich een burgerwoning. De afstand van de bedrijvigheid (bestemmingsgrens) tot de gevel van de woning bedraagt circa 30 meter. Ten zuiden van de bedrijvigheid bevinden zich eveneens diverse woningen waaronder bedrijfswoningen. De afstand van de gevel van deze woningen tot de bedrijvigheid bedraagt minstens 10 meter. Verwacht mag worden dat de ontwikkeling niet leidt tot hinder vanwege de bedrijvigheid.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan worden twee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die voldoen aan geldende criteria omtrent minimale richtafstanden ten opzichte van hindergevoelige objecten. Daarnaast kan worden gesteld dat bestaande bedrijven en voorzieningen in het plangebied in hun huidige omvang en op grond van de huidige bedrijfsvoering (en bijbehorende omgevingsvergunning milieu) acceptabel zijn. Er zijn dan ook geen belemmeringen in het kader van hinder van en voor bedrijven en voorzieningen te verwachten. Het bestemmingsplan mag uitvoerbaar worden geacht.
Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 3.1.6 Bro moet in een zogenoemde waterparagraaf worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van een ruimtelijk plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. De watertoets heeft ten doel waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze te beschouwen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt aandacht besteed aan het wateraspect. Voor het uitvoeren van de watertoets is het beleid van het Wetterskip Fryslân van belang. Dit beleid is neergelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 (WBP) 'En wat doen we morgen met water?' en het waterhuishoudingsplan (WHP4) 'In feilige provinsje mei genôch en skjin Wetter, foar no en foar letter'. Beide waterplannen houden rekening met de nieuwe Waterwet.
De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van waterwetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het tweede NWP is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro, en is opgesteld voor een planperiode van 2016-2021.
Met de inwerkingtreding van de Waterwet is tevens de Watervergunning van kracht geworden. Watervergunning van Wetterskip Fryslân als waterbeheerder is nodig voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan open water, waterkeringen en wegen in het beheer van Wetterskip Fryslân, het onttrekken van grondwater en het lozen op het oppervlaktewater.
Onderzoek/Wateradvies
Vooropgesteld dient te worden dat dit bestemmingsplan, behalve de twee ontwikkelingen, een conserverend plan is. Dit bestemmingsplan legt enkel de huidige planologisch-juridisch toegelaten situatie in het plangebied opnieuw vast. De gevolgen van dit bestemmingsplan op de waterhuishouding zullen dan ook gering zijn. Het aanbrengen van veranderingen in het heersende watersysteem wordt met dit bestemmingsplan niet beoogd; uitgangspunt is de bestaande aan- en afvoer van regen- en afvalwater te handhaven. Bij concrete ontwikkelingen en het gebruik maken van de mogelijkheden om binnen- en buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan dient wateradvies bij Wetterskip Fryslân te worden aangevraagd.
Voor de twee ontwikkelingen aan de H.G. van der Veenstrjitte en de Kolkensloane is een digitale watertoets doorlopen. Uit de adviezen komt naar voren dat de korte procedure gevolgd kan worden. Beide ontwikkelingen hebben een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Deze beperkte invloed kan op worden gevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de Leidraad watertoets. In de bijlage bij het bestemmingsplan zijn beide wateradviezen opgenomen (zie Bijlage 4 en Bijlage 5).
Ook voor de derde ontwikkeling tussen de Kolkensloane 1a en 1b is een digitale watertoets doorlopen. Het advies is opgenomen in Bijlage 6. Hieruit komt naar voren dat een normale procedure gevolgd kan worden. Met het voornemen wordt de zuidelijke greppel op het perceel (30 m2) gedempt en wordt ten noorden van het perceel een nieuwe sloot gegraven van 120 m2. Hiermee is voldaan aan de benodigde compensatie vanwege de toename aan verharding op het perceel.
Dit bestemmingsplan is aan het Wetterskip voorgelegd in het kader van het reguliere overleg van de bestemmingsplanprocedure.
Conclusie
De gemeente volgt de wettelijk gestelde eisen die door Wetterskip Fryslân aan het wateraspect in het plangebied worden gesteld. Er bestaan voor het aspect water geen belemmeringen ten aanzien van dit bestemmingsplan.
Wet- en regelgeving
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan. Het gaat daarbij onder meer om de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel worden voorkomen.
Op de bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat (het zogeheten Bodemloket) is zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem. Het bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Ook voor onverdachte terreinen geldt overigens dat bodemverontreiniging kan worden aangetroffen, omdat altijd activiteiten kunnen hebben plaatsgevonden die tot verontreiniging van de bodem hebben geleid en die thans niet bekend zijn.
Onderzoek
Uit de informatie van het bodemloket blijkt dat in het plangebied op verschillende locaties bodemonderzoek is uitgevoerd waar geen vervolg (onderzoek of sanering) voor nodig is geweest. Op een enkele locatie is bodemonderzoek uitgevoerd waar verder onderzoek nog noodzakelijk kan zijn. Saneringslocaties komen in het plangebied niet voor. Wel is van verschillende locaties bekend dat er in het verleden activiteiten zijn verricht die tot een verontreiniging van de bodem kunnen hebben geleid.
In het kader van in de toekomst uit te voeren projecten binnen de regels van dit bestemmingsplan zal daar waar nodig nader onderzoek moeten worden verricht. In de voorbereiding- en uitvoeringsfase moet daarom rekening worden gehouden met verkennend of actualiserend bodemonderzoek en het werken in en het afvoeren van licht tot sterk verontreinigde grond. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt hierdoor echter op voorhand niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd.
Om er bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende zeker van te zijn dat er geen sprake is van bodemverontreiniging, is het in het kader van het traject van een omgevingsvergunning voor het bouwen noodzakelijk dat er een vooronderzoek uitgevoerd wordt, conform de NEN 5725. Als uit de resultaten van het vooronderzoek geen zaken naar voren komen die een verdenking van bodemverontreiniging veroorzaken, kan worden volstaan met een dergelijk vooronderzoek. Als er wel verdenkingen van bodemverontreiniging zijn, dan dient een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden uitgevoerd. Dergelijk onderzoek dient voorafgaand aan bouw- en graafwerkzaamheden plaats te vinden. Het uitvoeren van het vooronderzoek, en indien noodzakelijk een verkennend bodemonderzoek, is een voorwaarde waaraan voldaan moet worden voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen in werking kan treden.
H.G. van der Veenstrjitte 22
Ten aanzien van de aanwezige bodemkwaliteit is de kaart van het Bodemloket geraadpleegd. Voor het plangebied aan de H.G. van der Veenstrjitte is geen informatie bij het Bodemloket bekend. Het is dan ook niet uit te sluiten dat de ondergrond schoon is. Aanvullend bodemonderzoek is uitgevoerd om de bodeminformatie van het perceel te achterhalen.
Op basis van het rapport, nummer 170912, opgesteld op 8 november 2017, uitgevoerd door Enviso Ingenieursbureau te Drachten (zie Bijlage 7), kan worden geconcludeerd dat er, ondanks het feit dat enkele stoffen in de boven- en ondergrond de achtergrondwaarde overschreden, in de bodem en in het grondwater geen dusdanige verhogingen van de parameters aanwezig zijn die een belemmering zouden kunnen vormen voor de huidige bestemming en het gebruik van het perceel. Met het planvoornemen is dan ook geen sprake van bouwen op verontreinigde grond. Voor verwerking van meer dan 50 m3 uitkomende grond anders dan binnen de bouwlocatie, de eigenaar van de ontvangende grond dient vooraf een melding te doen van de locatie waar de grond toegepast gaat worden.
Kolkensloane 2 en 4
De kaart van het Bodemloket geeft voor de Kolkensloane 2 en 4 weer dat ter plaatse van de nieuw te bouwen loods de bodem voldoende onderzocht/gesaneerd is. Voor de locatie van het parkeerterrein geldt dat geen bodeminformatie bekend is. Op deze locatie zijn geen grote vergravingen of functies aanwezig die bodemonderzoek verlangen. Aanvullend onderzoek is dan ook niet nodig, de ontwikkelingen worden dan ook niet door onvoldoende milieuhygiënische bodemkwaliteit belemmerd.
Kolkensloane tussen 1a en 1b
De kaart van het Bodemloket geeft voor het perceel tussen Kolkensloane 1a en 1b geen bodeminformatie weer. Dat wil zeggen dat geen bodemvervuilingen voor het perceel bekend zijn of geen onderzoeken hebben plaatsgevonden waaruit blijkt wat de bodemkwaliteit ter plaatse is. Met het voornemen zullen in de toekomst voortdurend of nagenoeg voortdurend (langer dan 2 uur per dag) mensen op het perceel verblijven. Wanneer hier sprake van is, is vanuit het Besluit Bodemkwaliteit is een bodemonderzoek noodzakelijk om de aanwezige bodemkwaliteit in beeld te brengen. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt het benodigde bodemonderzoek uitgevoerd. Vanwege het huidige gebruik en de informatie van het Bodemloket mag verwacht worden dat dit geen belemmeringen geeft voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Conclusie
Voorliggend plan is zoals reeds genoemd is, grotendeels, een conserverend en actualiserend plan. Naast reeds toegelaten reguliere perceelsgebonden bouwmogelijkheden worden er geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gemaakt. Geconcludeerd kan worden dat de status quo met betrekking tot bodemverontreiniging in het plangebied acceptabel is. De aanwezigheid van (potentieel) vervuilde locaties vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In veel gevallen is deze norm 48 dB, die als voorkeurs-grenswaarde wordt aangeduid.
In het plangebied is geen sprake van industrie- of spoorweglawaai. Derhalve is enkel nader op wegverkeerslawaai ingegaan.
Wegverkeerslawaai
In de Wgh is bepaald dat elke weg een geluidzone heeft, behoudens wegen die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.
Onderzoek
Met voorliggend bestemmingsplan wordt bij recht niet voorzien in het oprichten van nieuwe geluidgevoelige objecten. Ook de twee nieuwe ontwikkelingen zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Uitsluitend de bestaande situatie in het plangebied wordt planologisch-juridisch vastgelegd. Ook vinden vanwege dit bestemmingsplan geen ingrijpende wijzigingen in de verkeersinfrastructuur plaats waardoor verkeersstromen in belangrijke mate zullen veranderen ten nadele van geluidgevoelige objecten in de omgeving. Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan dan ook niet van toepassing.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai.
Wet- en regelgeving
Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld.
Het NSL werd op 1 augustus 2009 van kracht, met een looptijd tot 1 augustus 2014. Vervolgens is het NSL verlengd tot en met 31 december 2014. Daarna is het NSL vore een tweede keer verlengd tot en met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
In de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. De grenswaarden zijn als volgt:
Tabel 3. Grenswaarden luchtkwaliteit
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig vanaf |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 | 2015 |
Uurgemiddelde concentratie maximaal 18 keer per jaar | 200 µg/m3 | 2015 | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 | 2005 |
24-uurgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per jaar | 50 µg/m3 | 2011 |
De wet is enerzijds gericht op het voorkomen van negatieve effecten voor de volksgezondheid. Anderzijds biedt de wet mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Om de bovenstaande doelen te behalen voorziet de Wm in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het NSL. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen op grond van de Wm geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling indien:
In het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is exact vastgelegd welke typen projecten 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Projecten met een invloed van 'niet in betekende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De Nibm-grens is gelijk aan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 en komt overeen met een bijdrage van 1,2 µg/m3. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is d.d. 30-03-2015 sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.283 voertuigbewegingen van personenwagens of 87 voertuigbewegingen van vrachtverkeer per weekdagetmaal leidt.
Onderzoek
Dit bestemmingsplan is, grotendeels, actualiserend en conserverend van aard. Nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen worden met dit bestemmingsplan niet voorzien. Daarom is voor dit bestemmingsplan geen toename van verkeersstromen te verwachten en is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan kan daarom worden beschouwd als 'niet in betekende mate' van invloed op de luchtkwaliteit.
Conclusie
Dit bestemmingsplan wordt niet door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit belemmerd.
De m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. en anderzijds de hiervoor beschreven milieuonderzoeken. Omdat met dit bestemmingsplan slechts twee nieuwe ruimtelijke ingrepen worden voorzien (anders dan die reeds planologisch-juridisch al waren toegelaten), worden geen drempelwaarden uit bijlage D van het Besluit m.e.r. overschreden. Op basis van het onderzoek betreffende omgevingsaspecten worden verder ook geen onaanvaardbare milieueffecten als gevolg van dit bestemmingsplan verwacht. Er is dan ook geen noodzaak of aanleiding voor een (vervolg)onderzoek in het kader van het Besluit m.e.r.
In het plangebied is sprake van nutsinfrastructuur zijnde de gebruikelijke huisaansluitingen betreffende gas, water, elektriciteit, kabel en/of telecom. Dergelijke perceelsgebonden verbindingen van kabels en leidingen zijn van ondergeschikt belang en hoeven geen specifieke regeling, want ze zijn reeds in de diverse bestemmingen begrepen.
Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema's: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving.
Bestemmingsplannen kunnen echter beperkt worden gehanteerd om duurzame energieaspecten te regelen. Voor eventuele ambitieuze duurzame energiedoelstellingen dienen dan ook extra instrumenten, zoals privaatrechtelijke overeenkomsten, ingezet te worden.
Er is bij bewoners en ondernemers in de gemeente Dantumadiel vraag naar het mogen plaatsen c.q. realiseren van zonnepanelen. Het opwekken van zonne-energie is een ontwikkeling die in en rond de dorpen te verwachten is. In het provinciale beleid (Verordening Romte) wordt deze ontwikkeling zowel individueel bij woningen, als projectmatig, in de vorm van zonneweiden, voor mogelijk gehouden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet dan ook in een afwijkingsmogelijkheid en een wijzigingsbevoegdheid.
Afwijkingsmogelijkheid bij (bedrijfs-)woningen
De plaatsing van zonnecollectoren en fotovoltaïsche cellen op daken in het plangebied is gewoon mogelijk binnen de regels van dit bestemmingsplan. Aanvullend is een regeling opgenomen die voorziet in het toestaan van kleinschalige duurzame energievoorzieningen bij (bedrijfs-)woningen. Het gaat dan om voorzieningen direct op en aansluitend aan het erf (bouwperceel) waarop (bedrijfs-)woningen zijn toegestaan. Wel is het nodig om hiervoor een ruimtelijke procedure van het afwijken van het bestemmingsplan te doorlopen. Het betreft hier de reguliere afwijkingsprocedure met een doorlooptijd van 8 weken. Op deze wijze is gewaarborgd dat aan een aantal voorwaarden is voldaan, voordat zonnepanelen worden geplaatst op een bouwperceel van de (bedrijfs-)woning of op een aansluitend perceel. Het uitgangspunt van de afwijkingsmogelijkheid is dat ruimte wordt geboden voor het opwekken van energie voor de eigen behoefte. De afwijkingsmogelijkheid is dan ook in oppervlakte begrenst.
Wijzigingsbevoegdheid
Daarnaast is er een aparte regeling opgenomen voor het realiseren van zogenoemde zonneparken, zonnepanelen die niet alleen voorzien in het opwekken van energie voor de eigen behoefte. Hierbij moet een andere afweging worden gemaakt. Deze mogelijkheid is in het bestemmingsplan dan ook opgenomen als wijzigingsbevoegdheid en ziet op meerdere bestemmingen. De gestelde voorwaarden sluiten zoveel mogelijk aan op het provinciale beleid, namelijk 'Romte foar Sinne' van 18 februari 2015.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.
SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.
Standaard hoofdstukindeling
De hoofdstukindeling van de regels is op een standaardwijze opgesteld. In navolgende is per hoofdstuk een toelichting hierop gegeven.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.
Artikel 2: Wijze van meten
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
De bestemmingsregels in hoofdstuk 2 hebben betrekking op de in het bestemmingsplan gehanteerde enkel- en dubbelbestemmingen en zijn artikelsgewijs in de regels opgenomen. De verbeelding van het bestemmingsplan geeft aan waar de gehanteerde bestemmingen van toepassing zijn. Daarbij kan sprake zijn van verschillende soorten aanduidingen (gebieds-, functie-, bouw- en maatvoeringaanduidingen) waarmee een bepaald gebruik en het daarvoor bouwen nader wordt geregeld.
De regels kunnen per bestemming achtereenvolgens bestaan uit de volgende onderdelen:
In de bestemmingsomschrijving is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan. Soms kan het voorkomen dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.
In de bouwregels is aangegeven of en hoe er in een bepaalde bestemming gebouwd mag worden. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen. Dit onderscheid is vooral zichtbaar in de diverse woonbestemmingen. De maatvoering voor hoofdgebouwen is veelal in de regels vastgelegd dan wel op de verbeelding met een aanduiding aangegeven. Door middel van bouwvlakken is de locatie van hoofdgebouwen in het plangebied vastgelegd. De begrenzing van de bouwvlakken is bepaald aan de hand van het globaal na te streven ruimtelijk (stedenbouwkundig) beeld en uitbreidingsmogelijkheden die nog worden geboden. Naast hoofdgebouwen zijn veelal buiten het bouwvlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Deze zullen door situering, oppervlakte en maatvoering ondergeschikt moeten blijven aan de hoofdbebouwing op het perceel. De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is tevens in de regels opgenomen, voor zover dat in bepaalde bestemmingen is toegestaan.
Met het opnemen van nadere eisen kan het bevoegd gezag aanvullende voorwaarden stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing. Dit met het oog op onder meer het voorkomen van een onevenredige aantasting van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Voor water wordt ook gekeken naar de goede waterhuishouding.
Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels per bestemming.
Met specifieke gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval tot strijdig met het in de bestemmingsomschrijving toegestane gebruik wordt gerekend.
In voorkomende gevallen kan door het bevoegd gezag onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen worden afgeweken van de gebruiksregels, zoals die eerder zijn genoemd.
Hiermee wordt geregeld dat met omgevingsvergunning toestemming dient te worden gekregen om bepaalde werkzaamheden in gebieden met een onderkende waarde (uit bijvoorbeeld landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt) uit te voeren. Het kan hierbij zoal om het dempen of graven van sloten, het aanleggen van verhardingen of het aanplanten van bomen gaan.
Met een wijzigingsbevoegdheid bestaat de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om gronden te wijzigen in een andere bestemming.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Algemene regels gelden doorgaans voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen.
Artikel 16: Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.
Artikel 17: Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels staat voor het gehele plan geregeld dat afwijkende maatvoeringen passen binnen de kaders van het bestemmingsplan, mits het een vergunde situatie betreft.
Artikel 18: Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is opgenomen welk gebruik in elk geval geen onderdeel uitmaakt van de bestemmingen in het plangebied. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat hier geen sprake is van een uitputtende opsomming.
Artikel 19: Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.
Artikel 20: Algemene wijzigingsregels
De eerste wijzigingsbevoegdheid ziet op het vergroten van een bouwvlak binnen de woonbestemming. Dit ten behoeve van het vergroten van een hoofdgebouw. Als het noodzakelijk is, kan ook de bestemming 'Tuin' worden gewijzigd in de woonbestemming.
De wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingszone – sletten romte belied' heeft betrekking op de bouw woningen op individuele kavels, op basis van het 'sletten romte belied'. Per wijzigingsgebied mag ten hoogste één woning worden gerealiseerd, indien voldaan wordt aan de in artikel 20 onder b genoemde voorwaarden.
De wetgevingzone is opgenomen voor de voormalige school. Gezien de ruimtelijke omgeving is aan de school een woonbestemming gegeven. Ook wordt de mogelijkheid geboden om bedrijvigheid toe te staan. Hiervoor zal een ruimtelijke afweging gemaakt moeten worden, zodat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid is voorzien van een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden.
Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' mocht onderzoek daartoe aanleiding geven.
Artikel 21: Overige regels
In de overige regels is de koppeling tussen het bestemmingsplan en de gemeentelijke welstandnota opgenomen.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Artikel 22 en 23: Overgangsrecht en slotregels
Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen van de regels opgenomen.
Agrarisch (art. 3)
Agrarische bedrijven zijn opgenomen in de bestemming 'Agrarisch'. In de bestemming is grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan.
Bepaalde ontwikkelingen zijn pas toegestaan als daarvoor een omgevingsvergunning is verstrekt op basis van de afwijkingsmogelijkheden in het plan. Afwijkingsmogelijkheden maken beperkte ontwikkelingen mogelijk, die de gemeente op voorhand passend vindt binnen de bestemming. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet wel voldaan zijn aan de gestelde voorwaarden.
Grotere ontwikkelingen zijn opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. Een wijzigingsbevoegdheid is een bevoegdheid, medewerking door het bevoegd gezag is een keuze en geen recht. Veelal gaat het hier om een wijziging van de bestemming.
Bedrijf (art. 4)
In de bedrijfsbestemming is alle bedrijvigheid toegestaan, die is genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2. Uiteraard is er ook bestaande bedrijvigheid gevestigd, die niet is genoemd. Deze bedrijven zijn toch toegestaan, omdat ze zijn opgenomen in bijlage 5 bij de regels.
Bedrijfswoningen zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', zodat inzichtelijk is waar bestaande bedrijfswoningen aanwezig zijn.
Gebouwen die zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' zijn uitsluitend in de bestaande bouwvorm toegestaan. Voor het slopen van dergelijke gebouwen is een sloopvergunning op basis van het bestemmingsplan nodig.
Het bestaande tuincentrum is aangeduid met de aanduiding 'tc'.
Bos (art. 5)
Bospercelen zijn opgenomen in de bestemming 'Bos'. Een bos heeft een openbaar toegankelijk karakter. Extensief dagrecreatief medegebruik is dan ook toegestaan. Op wat kleine bouwwerken na, mag er binnen de bestemming niet worden gebouwd.
Groen (art. 6)
Groene percelen in het dorp, alsook de speelterreinen en –voorzieningen zijn opgenomen in de bestemming 'Groen'. In deze bestemming is het openbare toegankelijke karakter van een perceel doorslaggevend.
Maatschappelijk (art. 7)
Maatschappelijke voorzieningen als kerken en begraafplaatsen zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Als een voormalige bedrijfswoning wordt bewoond door een derde die geen relatie heeft met de functie, is de aanduiding 'wonen' opgenomen. Er is dan geen sprake van een bedrijfswoning meer, maar van een reguliere woning.
Recreatie (art. 8)
Sportterreinen en ijsbanen zijn opgenomen in de bestemming 'Recreatie'. Op één perceel is aan minicamping toegestaan, hiervoor is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – minicamping' opgenomen.
Tuin (art. 9)
De tuinbestemming waarborgt dat er aan de voorzijde van woningen geen verrommeling kan ontstaan door de bouw van bouwwerken. De bestemming 'Tuin' is afgestemd op de definitie van 'erf' en 'achtererfgebied', opgenomen in bijlage II, artikel 1 Besluit omgevingsrecht. Op deze wijze wordt strijd met het omgevingsvrije bouwen zoveel mogelijk voorkomen.
Verkeer (art. 10)
Doorgaande wegen en paden, gericht op ontsluiting van het gebied, zijn bestemd voor 'Verkeer'. Alle overige woonstraten en paden zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer – Verblijf'.
Verkeer – Verblijf (art. 11)
Deze bestemming ziet op de reguliere woonstraten en paden in het dorp. In deze bestemming is een landschappelijk waardevol pad aanwezig. De inrichting van het pad is vastgelegd in het bestemmingsplan, zodat het bestaande landschappelijke karakter behouden blijft.
Water (art. 12)
Binnen deze bestemming valt het water dat aansluit op water in het buitengebied.
Wonen (art. 13)
Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Bij een woning is een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Daarnaast komt een aantal bestaande functies in woningen voor. Deze functies zijn toegestaan, doordat de woningen zijn voorzien van een aanduiding.
Voor het bepalen wat mag worden gebouwd moet worden gekeken naar de verbeelding in combinatie met de bouwregels. In het digitale bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl is de informatie gekoppeld beschikbaar.
Wonen-1 (art. 14)
De bestemming is een maatwerkbestemming voor het perceel Van Sytzamawei 37. De bestemming is gericht op woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep. Het maatwerk is erin gelegen om het vestigen van een bedrijf te faciliteren. Op de gronden met de aanduiding 'bedrijf' zijn bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. De oppervlakte aan bebouwing voor de bedrijvigheid is gemaximeerd op 200 m2.
In de gebruiksvoorschriften is expliciet aangeven dat vrijstaande ondergeschikte gebouwen niet gebruikt mogen worden ten behoeve van bewoning, een aan-huis-verbonden beroep, winkel en bedrijfsruimten. Daarnaast is niet-permanente bewoning uitgesloten, evenals het gebruik van gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen en koffiehuizen/coffeeshops.
Waarde - Archeologie (art. 15)
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' mogen bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 slechts worden gebouwd, indien daar door het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning van afgeweken wordt. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 50 m2, met dien verstande dat hiervoor middels een omgevingsvergunning van mag worden afgeweken.
In het bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk wordt vermeld.
Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.
Op 29 november 2014 is de zogenaamde Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt formeel dat de grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening komt te vervallen. Alle stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Plannen die vanaf de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK in procedure worden gebracht, moeten (mits de gemeente dit wenselijk acht) voorzien van een regeling voor de diverse stedenbouwkundige bepalingen.
Op het gebied van de stedenbouwkundige bepalingen ten aanzien van het parkeren kiest de gemeente ervoor om geen regeling het bestemmingsplan op te nemen. Het plangebied betreft een ingericht gebied, waar vrijwel geen parkeerproblemen aan de orde zijn. Ontwikkelingen die door middel van een wijzigingsplan of een zelfstandige ruimtelijke procedure mogelijk zijn, worden getoetst aan de goede ruimtelijke ordening. Op basis van de goede ruimtelijke ordening zal altijd worden getoetst aan parkeernormeringen zoals in elk geval opgenomen in de CROW.
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:
Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overleg- en inspraakreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.
Terinzageleggingsfase
Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.
Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.
Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan voor 6 weken ter inzage. Dit gebeurd als volgt:
Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Ook een niet-belanghebbende die eerder een zienswijze indiende tegen het ontwerpbestemmingsplan kan voorlopig tegen het definitieve bestemmingsplan in beroep bij de ABRvS.
Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken. Verder hebben gemeenten hierdoor sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bouwplannen volgens het Bro, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten anderszins verzekerd zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan is een conserverend plan. Dit houdt in dat er slechts kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau (extra bijgebouwen e.d.) in het plangebied mogelijk zijn. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouw- of gebruiksregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Er worden geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een kostenverhaal anderszins, er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden opgesteld.
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.
Gezien het bovenstaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voor doen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kosten-verhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Overleg en inspraak
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Omdat de gemeente participatie van belangenorganisaties belangrijk vindt, biedt de gemeente deze partijen reeds voorafgaand aan de wettelijke procedure de mogelijkheid reacties op het plan kenbaar te maken. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor overleg toegezonden aan belanghebbende organisaties.
Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn enkele reacties ingekomen. In Bijlage 8 zijn de ingekomen reacties opgenomen en voorzien van een gemeentelijke reactie. De ingekomen reacties hebben geleid tot een kleine aanpassing van de regels van het bestemmingsplan.
Tervisielegging ontwerp
Na het overleg en de inspraak is het bestemmingsplan gedurende 6 weken (afd. 3.4 Awb) ter visie gelegd. Tijdens deze periode bestond de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen. De behandeling van ingekomen zienswijzen heeft in een afzonderlijke notitie bij het bestemmingsplan plaats gevonden, zie Bijlage 9. Daarnaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd, hiervoor wordt verwezen naar het raadsbesluit. Het bestemmingsplan is op 28 september 2021 gewijzigd vastgesteld.