Type plan: |
projectbesluit |
Naam van het plan: |
Het Oog |
Status: |
vastgesteld |
Plan identificatie: |
NL.IMRO.1884.PBKBHETOOG2010-VAS1 |
6.7 Externe veiligheid
In het kader van Externe Veiligheid is de projectlocatie te duiden als een lastige locatie. De locatie is gelegen langs de rijksweg A4. Gezien deze ligging is er sprake van risicozetting. Daarnaast worden op de locatie twee functies mogelijk gemaakt welke zich in eerste instantie lastig laten verenigen. Bij een benzineverkooppunt met LPG is er sprake van gevaarzetting. Een kantoorgebouw kan aangemerkt worden als een beperkt gevoelig object.
De gemeente Kaag en Braassem heeft in het kader van Externe Veiligheid een risicoberekening laten uitvoeren
[1], dit onderzoek is als bijlage toegevoegd aan dit projectbesluit. Op basis van dit onderzoek is vervolgens door de Milieudienst West-Holland een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Deze verantwoording is opgesteld in overleg met de Regionale Brandweer Hollands-Midden. In het kader van het vooroverleg is het projectbesluit voorgelegd ter advisering aan de Regionale Brandweer Hollands-Midden. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemers en de Regionale Brandweer Hollands-Midden om de uitgangspunten van de bouwplannen exact helder te krijgen.
[1] DHV, Risicoberekening Externe Veiligheid realisatie nieuw LPG-tankstation en kantorengebouw, dossier: C5787, september 2009
6.7.1 Algemeen
Voor externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, nl. het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
Inventarisatie risicobronnen.
Uit de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de A4 mogelijk relevant is voor het plangebied. De A4 is een hoofdtransportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg. Verder wordt binnen het plangebied de vestiging van een LPG-tankstation mogelijk gemaakt.
Overige risicobronnen zijn niet relevant voor dit plan.
De conclusie is dat alleen het transport van gevaarlijke stoffen over de A4 en het te realiseren LPG-tankstation mogelijk relevant zijn voor dit plangebied en de ontwikkelingen daarbinnen.
6.7.2 Extern veiligheidsbeleid
Regelgeving
Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico’s van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR)
[1] en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR)
[2].
Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico’s door een inrichting worden veroorzaakt. Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 2004 (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing.
Plaatsgebonden risico
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de verplichtingen beschreven in onderdeel 4.3 van de Circulaire RNVGS. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico’s in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: met de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen echter een factor 10 lager dan voor inrichtingen. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).
Omgevingsvisie
externe veiligheid Holland Rijnland De regio Holland-Rijnland heeft in 2008 een omgevingsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel opgesteld op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram).
Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
[1] PR: Risico op een plaats buiten de inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel p van het BEVI).
[2] GR: De cumulatieve kansen dat per jaar dat een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg hun aanwezigheid in het invloedsgebied in het invloedsgebied van een inrichting of een transport-as en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel k van het BEVI).
6.7.3 Locatiekeuze
Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient een verantwoording van het groepsrisico een aantal elementen te bevatten. Een daarvan is het uitvoeren van onderzoek naar andere locaties voor vestiging van een kantoorgebouw, waar een lager groepsrisico aan de orde is. Een dergelijk onderzoek is, mede op aandringen van de Inspectie VROM, uitgevoerd. De locatiestudie is als bijlage toegevoegd. Als uitgangspunt voor mogelijke alternatieve locaties is uitgegaan van de gemeente Kaag en Braassem en het werkgebied van de Rabobank. Binnen dit zoekgebied zijn alternatieven zeer beperkt aanwezig. Dit houdt medeverband met het gewenste programma. Wel is het zo dat vanuit het oogpunt van externe veiligheid elke alternatieve locatie beter scoort dan de locatie waarvoor nu gekozen is. De toename van het groepsrisico is op de onderhavige locatie beperkt en blijft onder de oriënterende waarde. In de besluitvorming omtrent deze locatie heeft dit meegewogen en is besloten een toename van het groepsrisico te accepteren en te kiezen voor de locatie welke uit ruimtelijk en programmatisch oogpunt de meest wenselijke is.
6.7.4 Beoordeling externe veiligheid
Algemeen
Het plangebied is op dit moment een braak liggend terrein. Door de nieuwbouw neemt het aantal personen in deze omgeving toe.
Transport van gevaarlijke stoffen.
Over de A4 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om brandbare en toxische vloeistoffen en brandbare gassen. De ongevalscenario’s die kunnen voorkomen zijn het vrijkomen van giftige dampen bij een ongeval met toxische stoffen en het ontstaan van een drukgolf bij een explosie en/of BLEVE
[1] van een tankwagen met brandbaar gas.
De plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de A4 ligt op de A4 zelf. Aan de PR=10-6 wordt voldaan.
Het nieuwe kantoorgebouw is gepland op ca. 60 meter van de A4. Het gebouw is daarmee binnen de 200 meter zone langs de transportroute gelegen waar beperkingen aan het gebruik van de ruimte kunnen worden opgelegd (zie Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 2004 en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen van 2006) en waarvoor een groepsrisicoverantwoording nodig is.
LPG-tankstation
De risicorelevante onderdelen van het LPG-tankstation zijn het LPG-reservoir, het LPG-vulpunt en de LPG-afleverinstallatie. Bij een calamiteit bij het vullen van het LPG-reservoir kan een BLEVE ontstaan. Binnen de plaatsgebonden risicocontouren PR=10-6 rond het LPG-vulpunt, het LPG-reservoir en de LPG-afleverinstallatie, zijn geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen aanwezig of gepland. Aan de PR=10-6 wordt voldaan. Volgens de plannen zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan wordt het kantoorgebouw gepland binnen het invloedsgebied van 150 meter van het LPG-reservoir. Ook om deze reden is een groepsrisicoverantwoording op grond van het Bevi nodig.
Onderzoek
Adviesbureau DHV heeft een onderzoek uitgevoerd naar de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A4 en veroorzaakt door de vestiging van een kantoorgebouw op korte afstand van het geplande LPG-tankstation. In het volgende hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan.
[1] BLEVE: ‘Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion’ (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. Een BLEVE kan voorkomen bij een houder die gevuld is met een stof die onder atmosferische omstandigheden een gas is maar onder druk een vloeistof is zoals LPG. De houder bevat dan een laag vloeistof met een laag gas erboven. Er wordt onderscheid gemaakt in een koude en een warme BLEVE. Een koude BLEVE ontstaat door het ineens vrijkomen van de gehele inhoud, bijvoorbeeld door een aanrijding en daaropvolgende ontsteking van het uitstomende gas. Bij een warme BLEVE bezwijkt de tankauto door opwarming door een externe bron.
6.7.5 Uitwerking groepsrisicoverantwoording
Algemeen
Uit een berekening van het groepsrisico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, het transport van gevaarlijke stoffen op de oprit van de A4 en vanwege het LPG-tankstation blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
Transport van gevaarlijke stoffen over de A4
Het groepsrisico veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over de A4 wordt groter als gevolg van de ontwikkeling van het nieuwe kantoorgebouw. Bij een calamiteit met een transport van gevaarlijke stoffen op de A4 zelf bedraagt het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers 152 met een kans van 1,3: 1.000.000.000. Bij een dergelijke calamiteit op de oprit naar de A4 (in het rapport aangeduid als A4 lus) bedraagt het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers 200 met een kans van 1:100.000.000. Het scenario waarbij deze aantallen slachtoffers vallen is een calamiteit met een tankwagen met een brandbaar gas. Volgens het beslismodel van de Omgevingsvisie Externe Veiligheid Holland Rijnland ligt het groepsrisico, veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over de A4 en over de A4 lus in zone 3.
LPG-tankstation
Het kantoorgebouw ligt binnen het invloedsgebied van 150 meter rond van het LPG-reservoir. Het LPG-vulpunt ligt op een grotere afstand dan 150 meter. Op grond van het Bevi is een verantwoording van het groepsrisico rond het LPG-reservoir nodig. Uit een berekening voor het 1%-letaliteitsgebied blijkt dat als gevolg van een calamiteit bij het LPG-tankstation maximaal 40 dodelijke slachtoffers met een kans van 1,8:100.000.000 kunnen vallen.
Volgens het beslismodel van de Omgevingsvisie Externe Veiligheid Holland Rijnland ligt het groepsrisico, veroorzaakt door het LPG-tankstation in zone 3.
Conclusie
Het bovenstaande betekent dat de ruimtelijke ontwikkeling kan worden toegestaan mits aan de volgende voorwaarden, afkomstig uit de Omgevingsvisie externe veiligheid Holland-Rijnland, wordt voldaan:
alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren;
de hulpdiensten adequaat kunnen ingrijpen als zich een calamiteit voordoet;
de bevolking goed is geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.
In de hiernavolgende paragrafen wordt aangeven welke maatregelen zijn genomen en genomen moeten worden om de risico’s te beperken.
Bronmaatregelen
De belangrijkste bronmaatregel is het beperken van het transport van gevaarlijke stoffen. Aangezien de A4 een hoofdtransportroute voor gevaarlijke stoffen is, is het nemen van bronmaatregelen niet mogelijk. Bij het LPG-tankstation zullen volgens de huidige plannen verschillende risicobeperkende maatregelen doorgevoerd worden.
Het LPG-reservoir wordt ondergronds. Hierdoor is de kans op een BLEVE van het reservoir uitgesloten.
Het LPG-vulpunt staat langs een van het doorgaande verkeer geïsoleerde rij-strook, waardoor de kans op aanrijden sterk verminderd is.
De leverende LPG-tankwagen is voorzien van een verbeterde losslang en de tank van de tankwagen is voorzien van een hittewerende coating. Deze voorzieningen zullen naar verwachting in 2010 bij alle LPG-tankwagens aangebracht zijn.
De doorzet wordt beperkt tot maximaal 1.000 m³;
De mogelijkheden van het leveren van LPG buiten kantoortijden wordt bekeken.
Ruimtelijke en bouwkundige maatregelen
Ruimtelijke maatregelen
Een ruimtelijke maatregel om de risico’s te beperken is het vergroten van de afstand tussen de risicobron en het nieuw te bouwen kantoorgebouw door het kantoorgebouw op een andere locatie te vestigen. De gemeente Kaag en Braassem heeft voor deze locatie in een eerdere fase al afspraken gemaakt voor de vestiging van een kantoorgebouw en een LPG-tankstation. Om deze reden is een andere locatie voor het kantoorgebouw of voor het LPG-tankstation geen optie meer.
Het kantoorgebouw is zo ver als mogelijk verschoven naar de buitenzijde van het perceel, waardoor de afstand tussen het LPG-tankstation en de risicorelevante onderdelen (het LPG-vulpunt, het LPG-reservoir en de LPG-afleverinstallatie) zo groot mogelijk is Andere ruimtelijke maatregelen in de vorm van een afschermende aarden wal hebben geen effect op de gevolgen van een BLEVE en zijn fysiek niet inpasbaar.
Bouwkundige maatregelen
Bij de uitwerking van het bouwplan van het kantoorgebouw kan de veiligheidssituatie nog worden geoptimaliseerd. Bouwkundige maatregelen zijn vooral mogelijk om de gevolgen van een toxische wolk voor de aanwezigen in het nieuwe kantoorgebouw te beperken. Hieronder wordt nader ingegaan op de te nemen maatregelen in het geval van een toxische wolk of een BLEVE.
Toxische wolk:
De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de wolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Bij het ontstaan van een toxische wolk dienen personen zoveel mogelijk binnen te schuilen en ramen en deuren te sluiten. Ventilatiesystemen van het kantoorgebouw moeten centraal uitschakelbaar zijn en ook ventilatieopeningen moeten centraal afsluitbaar zijn. Dit om te voorkomen dat de vrijgekomen toxische stoffen in het pand kunnen komen. De tijd dat de personen in het pand beschermd zijn tegen de toxische stoffen wordt hierdoor langer. In het bouwplan is voorzien in de gewenste centrale afsluiting. Middels een aanvullende overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemers zal de daadwerkelijke aanleg worden geborgd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de opgedane kennis in het kader van de Spoorzone Gouda.
Explosies en BLEVE’s:
Het maatgevende scenario bij het transport van brandbare gassen (LPG) en bij het LPG-tankstation is een BLEVE van een tankauto met druk- en hittebelasting tot gevolg. Binnen een afstand van ca. 150 meter zal 100% van de aanwezigen komen te overlijden als gevolg van een BLEVE met een tankauto. Het kantoorgebouw ligt op ca. 60 meter van de A4 en op ca. 40 meter van de oprit tot de A4.
Maatregelen die een bijdrage kunnen leveren aan het beperken van de effecten van een eventuele calamiteit zijn bijvoorbeeld het toepassen van brandwerende gevels en splintervrij of gelaagd glas. Gelet op de relatief korte afstand tot de A4 (ca. 60 meter), tot de oprit tot de A4 (ca. 40 meter) en tot het LPG-tankstation (ca. 150 meter) leveren deze bouwkundige maatregelen geen effect op. Door de ontstane druk als gevolg van een BLEVE zal het gebouw ernstig beschadigd worden en mogelijk zelfs geheel instorten. Het toepassen van brandwerende gevels en splintervrij of gelaagd glas kunnen mogelijk wel de gevolgen van een beperkte BLEVE beperken. Een beperkte BLEVE kan ontstaan als een gedeeltelijk gevulde LPG-tankauto bij een calamiteit betrokken is. Het toepassen van brandwerende gevels en splintervrij glas is kostentechnisch niet haalbaar gebleken. Initiatiefnemer heeft aangeven dit niet toe te passen.
Rampenbestrijding
Voor een goede rampenbestrijding zijn zowel de bereikbaarheid als de bestrijdbaarheid belangrijke elementen.
Voor de bereikbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:
het kantoorgebouw moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn voor hulpdiensten, zowel bij een calamiteit op de A4 als bij een calamiteit bij het LPG-tankstation. Dit geldt ook voor de risicobron i.c. een LPG-tankwagen op de A4;
de wegen waarover de hulpdiensten naar het plangebied en het nieuwe kantoorgebouw moeten komen, moeten minimaal 3 meter breed zijn en moeten een gewicht kunnen dragen van 10.000 kg asdruk.
Voor de bestrijdbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:
de aanrijtijd van de hulpdiensten;
de maximale afstand tussen een bluswatervoorziening en de inzetlocatie bedraagt 160 meter;
brandkranen moeten op 15 meter benaderbaar zijn;
om de 80 meter moeten brandkranen beschikbaar zijn (primaire bluswatervoorziening);
eventueel open water, dat benut kan worden als secundaire bluswatervoorziening;
Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden. Bij de definitieve inrichting van het gebied moet met deze punten rekening worden gehouden.
Bereikbaarheid
Het nieuwe kantoorgebouw en de locatie waar een calamiteit met gevaarlijke stoffen plaatsvindt (A4 en LPG-tankstation), moeten voor hulpdiensten bij voorkeur bereikbaar zijn via minimaal twee onafhankelijke toegangswegen.
Bereikbaarheid kantoorgebouw
Het nieuwe kantoorgebouw is via 2 toegangsroute bereikbaar. Deze route loopt vanaf de Alkemadelaan langs het LPG-tankstation en voor het grootste gedeelte evenwijdig aan de A4 of over het bedrijventerrein Veenderveld. Daarnaast is in overleg met de hulpdiensten een tweede calamiteiten ontsluiting bepaald. Het nieuwe kantoorgebouw voldoet hiermee aan de toegankelijkheidseisen. Verder is het parkeerdek bij het kantoorgebouw zodanig ingericht dat het mogelijk is om met meerdere brandweerauto’s dicht bij het kantoorgebouw te komen. Daarbij zijn de aanrijroute voor de hulpdiensten en de ontvluchtingsroute voor de aanwezigen in het kantoorgebouw hetzelfde. Dit kan mogelijk tot vertraging voor de hulpdiensten leiden. Daarvoor is tevens een tweede calamiteiten ontslui-ting/opstelplaats voor de hulpdiensten gecreëerd ook hier is een vermenging van aanrijroute en ontvluchtingsroute. In overleg met de regionale en lokale brandweer is afgesproken dat de opstelplaats voldoende breed wordt uitgevoerd. Daarnaast wordt een visuele scheiding aangebracht.
Bij een calamiteit bij het LPG-tankstation kan het kantoorgebouw niet bereikt worden via de Alkemadelaan. Hulpdienst zal via het bedrijventerrein Veenderveld aangereden moeten worden. Dit zal leiden tot een langere aanrij tijd. Daarnaast zal in er de toekomst ook de mogelijkheid bestaan voor hulpdiensten om via het Westeinde bij de locatie te komen. Ook de vluchtroute langs het LPG-tankstation is in deze situatie niet bruikbaar voor de aanwezigen in het kantoorgebouw. Bezoekers van het kantoorgebouw moeten in deze situatie gebruik maken van de 2e vluchtroute.
Er wordt een 2e toegang gerealiseerd. Deze toegang zal voldoende breed zijn voor hulpverlening, vluchtroute en voor de afvoer van slachtoffers. De toegang moet zodanig uitgevoerd zijn dat deze de verschillende functies kan vervullen, zonder dat andere functies van deze toegang hierdoor belemmerd worden. Hiervoor wordt aanvullend een visuele scheiding aangebracht.
Daarnaast moet een goede verkeersafhandeling op de Van Alkemadelaan in alle gevallen gewaarborgd zijn, zodat deze 2e toegang snel bereikt kan worden voor hulpdiensten. De weg zal afgesloten moeten worden zodat vluchtende personen niet het risico lopen om aangereden te worden door auto’s op de Van Alkemadelaan.
In overleg met de initiatiefnemer, de regionale en lokale brandweer en de milieudienst is de meest kunstige locatie voor de 2e toegang/vluchtweg bepaald. De aanleg van deze vluchtroute is met dit projectbesluit planologisch geregeld. In het kader van de bouwvergunning en met de grondoverdracht zal ook de daadwerkelijke aanleg van deze 2e toegang geborgd worden.
Bereikbaarheid A4 en LPG-tankstation
Bij de kans op het ontstaan van een warme BLEVE, zowel op de A4 als bij het LPG-tankstation, is het van belang dat de brandweer snel na het constateren van een calamiteit ter plaatse is en met blussen kan beginnen om een grote calamiteit af te wenden. Uitgaande dat een warme BLEVE 20 minuten na aanvang van het aanstralen zal plaats vinden, zal een goede inzet binnen 15 minuten moeten plaats vinden. Wanneer niet binnen 15 minuten voldoende gekoeld of afgeschermd kan worden, is het ongewenst om brandweerpersoneel binnen een straal van 300 meter van de calamiteit te laten komen. Een warme BLEVE kan voorkomen worden door de tankwagen zodanig te koelen dat deze niet door de hitte van de externe bron bezwijkt. Hiervoor is een snelle en adequate alarmering essentieel, evenals een snelle inzetbaarheid van de brandweer die de beschikking heeft over de juiste hulpmiddelen.
In de toekomst zal, door het aanbrengen van hittewerende coating op de tankwagens, het ontstaan van een warme BLEVE wat langer uitgesteld worden. De brandweer heeft hierdoor meer tijd om de tankwagen zodanig te koelen dat een warme BLEVE mogelijk kan worden voorkomen. Dit geldt uiteraard niet voor het ontstaan van een koude BLEVE. Van belang is dus dat de brandweer snel bij een calamiteit op de A4 of bij het LPG-tankstation kan komen en beschikt over de juiste blusmiddelen en voldoende bluswater om een warme BLEVE te voorkomen. Een snelle signalering en alarmering is hierbij van essentieel belang.
Bij een calamiteit op de A4 is de bereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt. Het kantoorgebouw ligt vlak naast de oprit van de A4. De bereikbaarheid van de A4 voor de brandweer ter hoogte van het nieuw te bouwen kantoorgebouw is hiermee voldoende.
Bij een calamiteit bij het LPG-tankstation kan het kantoorgebouw niet bereikt worden vanaf de brandweerpost Roelofarendsveen aan de Wilgenstraat via de Alkemadelaan. Dit vanwege het feit dat de aanrijroute van deze brandweerkazerne pal langs het LPG-tankstation loopt en langs de risicovolle onderdelen van dit tankstation. In dit geval zullen de hulpdiensten via het Westeinde of het Veenderveld moeten komen. Dit leidt tot een langere aanrijroute.
Het LPG-tankstation ligt langs de provinciale weg van Roelofarendsveen naar de A4. De bereikbaarheid van het LPG-tankstation en de risicorelevante onderdelen daarvan is voldoende.
Bestrijdbaarheid
Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulpmiddelen en blusmiddelen. De hierboven beschreven alarmering en bereikbaarheid van de locatie van een calamiteit spelen hierbij een essentiële rol.
Om een calamiteit vervolgens daadwerkelijk te bestrijden en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang dat de brandweer over voldoende en geschikte blusmiddelen beschikt. Ter voorkoming van een warme BLEVE is de beschikbaarheid van een onbeperkte voorraad bluswater van essentieel belang om de tankwagen te kunnen koelen.
Volgens de plannen wordt een vijver gerealiseerd aan de zuidzijde van het plangebied. Daarnaast blijft de bestaande ringsloot gehandhaafd. Bij de verdere uitwerking van de plannen moet zeker gesteld worden dat er voldoende secundair bluswater binnen en in de directe omgeving van het plangebied aanwezig is. In overleg met de regionale en lokale brandweer is de situering van drie brandkranen (60m3/uur) bepaald. De aanleg wordt geborgd middels een overeenkomst tussen initiatiefnemers en gemeente Kaag en Braassem.
Zelfredzaamheid
Algemeen
Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: de mogelijkheid van personen om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten, in veiligheid te brengen. Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicobron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.
Giftige gaswolk:
Bij een incident waarbij giftige stoffen of giftige verbrandingsproducten vrijkomen, zit enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het ontstaan van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. In geval van een toxische wolk dienen personen in het kantoorgebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Hiertoe is het gewenst dat dit automatisch centraal kan gebeuren met ‘een druk op de knop’. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen. Het bouwplan voorziet in een centraal ‘knop’ voor het uitschakelen van de luchtbehandelingssituatie. Daarnaast wordt in de alarminstallatie voorzien in een tweeledige melding zodat duidelijk is wanneer het pand verlaten moeten worden of dat alle ramen en deuren gesloten moeten worden.
BLEVE:
Bij een incident met een LPG tankwagen waarbij een BLEVE ontstaat, is de vooraankon-diging van een ongeval kort (warme BLEVE) of zelfs niet aanwezig (koude BLEVE). Personen in gebouwen op een afstand kleiner dan 150 meter zijn door de drukgolf die veroorzaakt wordt door de BLEVE ook in gebouwen onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE.
Het gebied binnen een straal van 150 meter is het 100% letaliteitgebied; geen van de aanwezigen binnen dit gebied (in de buitenlucht of in een gebouw) zal het incident overleven. De effecten van een BLEVE kunnen merkbaar zijn tot een afstand van ca. 500 meter. In dat gebied kan een BLEVE leiden tot schade aan gebouwen en tot doden en gewonden. Het nieuwe kantoorgebouw ligt ruim binnen de 150 meter van de A4 en de oprit tot de A4 en net buiten de 150 meter van het LPG-vulpunt.
Personen moeten daarom bij een calamiteit op de A4 of bij het LPG-tankstation waarbij een warme BLEVE kan ontstaan het 100%-letaliteitsgebied van 150 meter zo snel moge-lijk ontvluchten. Dit wordt bemoeilijkt door het feit dat de ontvluchtingsroute eerst parallel aan de A4 loopt en vervolgens langs het LPG-tankstation. Deze route is hiermee onnodig lang, waardoor essentiële tijd verloren om de afstand tot de calamiteit (op de A4 of bij het LPG-tankstation) in een zo kort mogelijke tijd zo groot mogelijk te maken. Bij een dreigende warme BLEVE bij het LPG-tankstation is de enige ontvluchtingsroute eigenlijk niet begaanbaar, doordat deze in de richting van en vervolgens op korte afstand langs de calamiteit loopt. Hiermee worden de risico’s voor de aanwezigen in het kantoorgebouw onnodig vergroot. Het realiseren van een geschikte 2e veilige ontvluchtingsroute is essentieel, het bouwplan voorziet in de ontvluchtingsroute. Op de verbeelding behorende bij dit projectbesluit is deze weergegeven. Middels een aanvullende overeenkomst wordt deze 2e vluchtroute geborgd.
Naast het verlaten van het 100%-letaliteitsgebied is het ook van belang dat de aanwezigen het effectgebied van 500 meter van de calamiteit zo snel mogelijk verlaten. Het effectgebied is in verschillende richtingen te verlaten.
Daarnaast is het van belang dat de aanwezige personen in het kantoorgebouw goed worden geïnformeerd wat te doen bij een calamiteit. De procedure hiervoor kan worden opgenomen in een ontruimingsplan of in een bedrijfsnoodplan. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. Niet in alle gevallen zal alarmering echter tijdig kunnen plaatsvinden. Bij een koude BLEVE is hier helemaal geen tijd voor. Bij een warme BLEVE geldt dat deze eerst als zodanig herkend moet worden. Hierbij kunnen vele belangrijke minuten verloren gaan. Veelal zal pas na het arriveren van het eerste blusvoertuig een warme BLEVE worden herkend. De tijd is dan mogelijk te kort om en de mensen in de omgeving te alarmeren en om vervolgens te vluchten naar een veiliger omgeving.
Verder zijn de fysieke eigenschappen van personen, gebouwen en van de omgeving van invloed op de zelfredzaamheid. Van personen die verminderd zelfredzaam zijn wordt verondersteld dat zij het gebied niet zelfstandig kunnen verlaten. Voor het kantoorgebouw geldt dat het grootste gedeelte van de aanwezigen beschouwd kan worden als personen die zichzelf in veiligheid kunnen brengen. Er moet echter wel rekening gehouden worden met een klein aantal verminderd zelfredzamen onder het personeel en onder bezoekers. In het ontruimingsplan en het bedrijfsnoodplan moet speciale aandacht aan deze groepen mensen besteed worden.
Verder moeten de aanwezigen voldoende mogelijkheden hebben om het gebouw te verlaten.
Van de aanwezigen in het gebouw mag verondersteld worden dat deze in overgrote meerderheid het gebied zelfstandig kunnen verlaten. Bij het ontwerp van het gebouw zal rekening gehouden met vluchtwegen en ontsnappingsmogelijkheden voor de aanwezige personen. Het plan voorziet in een 2e ontvluchtingsroute. Deze ontvluchtingsroute vormt tevens de aanrijroute voor de hulpdiensten naar het kantoorgebouw toe. De ontvluchtingsroute en aanrijroute wordt verbreed en voorzien van een visuele scheiding zodat menging van stromen zoveel als mogelijk wordt voorkomen.
Toetsing of het gebouw zelf voldoende ontsnappingsmogelijkheden biedt, vindt plaats in de procedures voor de bouwvergunning en gebruiksvergunning.
Overige veiligheidsaspecten
Het kantoorgebouw komt op korte afstand van het tankstation. De vulpunten voor de ondergrondse tanks voor motorbrandstoffen, niet zijnde LPG, komen te liggen op een afstand van ca. 160 meter van het kantoorgebouw. Tussen de vulpunten en het kantoorgebouw komt de parkeergarage te liggen.
Indien als gevolg van een calamiteit bij het lossen van motorbrandstoffen, motorbrandstoffen uit de tankwagen stromen en ontstoken worden kan een plasbrand ontstaan. Om de nadelige gevolgen zoveel mogelijk te beperken zijn de vulpunten voor motorbrandstoffen zover als mogelijk vanaf het kantoor gesitueerd. Daarnaast ligt het terrein zo onder afschot dat uitstromende brandstoffen niet richting het kantoorgebouw kunnen stromen. Voorkomen wordt dat de uitstromende brandstoffen bij het kantoorgebouw en bij de parkeergarage kunnen komen.
6.7.6 Advies Regionale Brandweer Hollands-Midden
Op grond van artikel 12 lid 3 Bevi het de Regionale Brandweer Hollands-Midden op 18 november 2009 een advies aan het college van burgemeester en wethouders uitgebracht. In het advies concludeert de Regionale Brandweer Hollands-Midden dat er binnen de PR contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd. Daarnaast wordt geconcludeerd dat de bestaande bebouwingsdichtheid is zodanig laag is dat er geen groepsrisico is. Door de realisatie van het kantoorgebouw ontstaat er wel een groepsrisico. Dit groepsrisico blijft echter ruim onder de oriëntatiewaarde.
Vervolgens zijn er drie scenario’s geschetst op basis waarvan maatregelen zijn geformuleerd. Op basis van deze scenario´s zijn de volgende maatregelen geformuleerd welke door de initiatiefnemers uitgevoerd zullen gaan worden.
Om te voorkomen dat een plasbrand richting de parkeergarage/bankgebouw gaat, zal het terrein in tegenovergestelde richting op afschot aangelegd worden+
In de bouwplannen wordt een centraal uitschakelbaar en afsluitbaar systeem meegenomen waarmee schadelijke gevolgen als het gevolg van het vrijkomen van een toxische wolk zoveel als mogelijk tegengaat.
Daarnaast zijn er door de Regionale Brandweer Hollands-Midden algemene aanbevelingen gedaan welke door de initiatiefnemers over zijn genomen. Het betreft de volgende maatregelen:
Opstellen van een ontruimingsplan;
Realiseren van twee toegangswegen/vluchtroutes naar en vanaf het kantoorgebouw. Eén in noordoostelijke richting, richting de parkeergarage, en één zuidoostelijke richting. Beide toegangswegen/vluchtroutes worden dermate breed dat aan en afrijdende voertuigen elkaar niet hinderen en er voldoende ruimte overblijft voor de personen die van het gebouw af vluchten;
Het realiseren van primaire en secundaire bluswatervoorziening, middels een geboorde put of brandkraan (minimaal 3 stuks van 60m3/uur) wordt hierin voorzien;
Het aanleggen van goede opstelplaatsen voor hulpdiensten.
6.7.7 Ontwikkelingen basisnet
Het Ministerie van V&W is bezig met de ontwikkeling van het zogenaamde basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen in onderstaand kader zijn de hoofdlijnen van het basisnet weergegeven. Het basisnet zal wettelijk worden vastgelegd in het Besluit transport externe veiligheid. Voor het plangebied is van belang, dat voor de A4 vooralsnog geen veiligheidszone is bepaald, maar wel rekening moet worden gehouden met de PAG-zone van 30 meter.
De kern van het Basisnet is dat de risico's van het vervoer binnen de veiligheidszone blijven, en dat nieuwe bebouwing daar buiten blijft. Zo wordt voorkomen dat er langs een hoofdweg mensen komen te wonen of te werken die te veel risico gaan lopen vanwege een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over die weg. Voor de bebouwing buiten de veiligheidszone moeten gemeenten rekening houden met het groepsrisico. Dat betekent dat gemeenten bij plannen voor dichte bebouwing langs hoofdwegen speciaal moeten kijken naar lokale veiligheidsaspecten zoals de toegankelijkheid voor de hulpverlening, blusvoorzieningen en vluchtwegen voor de bewoners of gebruikers van de gebouwen. Binnen het Basisnet Weg zijn voorzieningen getroffen om te voorkomen dat het groepsrisico door het groeiende vervoer te hoog wordt. Tenslotte moeten gemeenten langs bepaalde wegen rekening gaan houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met een tankwagen met brandbare vloeistoffen kan zo’n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dat kan in een zone van 30 meter langs de weg tot slachtoffers leiden. De zone van 30 meter langs wegen waar veel brandbare vloeistoffen vervoerd worden is daarom aangeduid als Plasbrand Aandachts Gebied (PAG). De gemeente moet bij bouwplannen in die gebieden beargumenteren waarom op deze locatie wordt gebouwd. Bouwen binnen een PAG wordt dus een afweging die door de gemeente wordt gemaakt op basis van de lokale situatie. Naast de risicobenadering (veiligheidszone en GR) biedt dit nieuwe effectbeleid extra veiligheid.
6.7.8 Toepassing CHAMP
Voor de verantwoording van het groepsrisico heeft provincie Zuid-Holland de CHAMP methodiek ontwikkeld (vastgesteld door GS, 4 februari 2003).
De CHAMP-methodiek is gebaseerd op vijf plichten die gericht zijn op precisering en ondersteuning van de uitwerking van de motivatieplicht zoals die geldt voor het groepsrisico. Deze plichten zijn:
Communicatie- of informatieplicht
Behalve communicatie tussen diverse overheidsorganen is communicatie met omwonenden, bedrijven en andere overheidsdiensten noodzakelijk. Door middel van deze verantwoording wordt voor een deel invulling gegeven aan de communicatieplicht. Daarnaast is inmiddels het overleg tussen initiatiefnemers, brandweer en milieudienst opgestart. In nauw overleg met elkaar worden plannen, waaronder de bouwplannen verder uitgewerkt.
Horizonplicht
Onderdelen van de horizonplicht betreffen de mogelijkheden en maatregelen om in de nabije toekomst (met een horizon van 10 jaar) tot beperking van het risico te komen. Beperking van risico’s in de toekomst zijn in hoofdzaak gelegen in de verdere technische ontwikkelingen. Denk hierbij aan het aanbrengen van een speciale coating op tankwagens. In overleg met de ondernemer van het tankstation is de afleverhoeveelheid gas beperkt tot 1.000 m³. Bekeken wordt nog of er nadere afspraken gemaakt kunnen worden over de levertijden van de tankwagen.
Anticipatieplicht
Bij de invulling van de anticipatieplicht moet gedacht worden aan maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden. Gedacht kan worden aan slimme inrichting van het gebied, zelfredzaamheid en het nemen van bronmaatregelen. De regionale brandweer Midden-Holland heeft hiervoor in haar advies en in het gevoerde overleg verschillende suggesties gedaan. Deze suggesties zijn door initiatiefnemers ter harte genomen en meegenomen in de verdere planontwikkeling.
Motivatieplicht
Bij de invulling van de motivatieplicht betreft het, het nut en de noodzaak van de gewenste ontwikkeling. De noodzaak van de verplaatsing van het benzinestation hangt samen met de ontwikkeling van Braassemerland. Binnen deze woningbouw ontwikkeling is geen ruimte meer voor een benzinestation. De nut en noodzaak van het kantoorgebouw wordt beschreven in paragraaf 5.4.
Preparatieplicht
Bij de invulling van de preparatieplicht betreft hoe men voorbereid kan zijn op een incident. Hierdoor is deels invulling gegeven door het schetsen van de verschillende rampscenario’s door de regionale brandweer Hollands-Midden. Op basis van kennis en ervaring is een inschatting gemaakt van de verschillende scenario’s. Hieruit zijn mogelijke gevolgen in beeld gebracht en voorstellen gedaan voor maatregelen. De voorstellen zijn door initiatiefnemers overgenomen in de verdere planontwikkeling.
6.7.9 Conclusie externe veiligheid
Het nieuwe kantoorgebouw ligt op een afstand van ca. 60 meter van een hoofdtransportroute voor gevaarlijke stoffen, de A4 en op een afstand van ca. 130 meter van het LPG-reservoir van het LPG-tankstation. Door de ontwikkeling van het nieuwe kantoorgebouw neemt het groepsrisico toe.
Een berekening van het groepsrisico geeft aan dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico na de realisatie van het kantoorgebouw niet wordt overschreden. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers dat kan vallen bedraagt vanwege de A4, 200 met een kans van 1: 1.000.000.000 en vanwege het LPG-tankstation 40 met een kans van 1,8:100.000.000. De mogelijkheden ter voorkoming van een calamiteit met gevaarlijke stoffen zijn beperkt.
Vanwege het feit dat de A4 een hoofdtransportroute voor gevaarlijke stoffen is, is het beperken van het transport niet mogelijk. Uit de uitgevoerde locatiestudie blijkt dat Het Oog vanuit ruimtelijke en programmatisch oogpunt de meeste voor de handliggende locatie is. Het is mogelijk om de ernst van de calamiteit te beperken door een snelle inzetbaarheid van de brandweer en door het treffen van maatregelen aan het gebouw en in de omgeving van het gebouw. Hiertoe is van belang dat:
Inzetbaarheid brandweer
Kantoorgebouw:
Voldoende veilige vluchtwegen met voldoende uitgangsbreedte aanwezig zijn (90 personen per 100 cm uitgangsbreedte);
De trappen van voldoende breedte zijn om te vluchten;
Geen glas boven de vluchtwegen bevindt;
De luchtbehandelingsinstallatie, airco etc. automatisch aangestuurd kunnen worden;
Het kantoorgebouw moet via ten minste 2 verschillende zijden bereikbaar zijn;
De vluchtroutes moeten zodanig gesitueerd zijn dat er altijd een vluchtroute beschikbaar is die van de risicobron (LPG-tankstation, A4, oprit A4) af gericht is. Deze maatregelen zijn met de initiatiefnemers besproken en maken onderdeel uit van de verdere planvorming en zijn, waarnodig, aanvullend middels een overeenkomst geborgd.