Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: Uitwerkingsplan Centrumplan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.Centrumplan-VAS1

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie of verblijfsfunctie;
en/of
  1. voet- en rijwielpaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. bermen en beplanting;
  4. straatmeubilair;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. waterlopen en waterpartijen;
  8. oeververbindingen (bruggen);
  9. evenementen;
  10. in- en uitritten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  3. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2.;
  4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - overbouwing is een overbouwing toegestaan ten behoeve van de direct naastgelegen bestemming met dien verstande dat:
    1. vanaf maaiveld gemeten minimaal de eerste 4,2 m vrijgehouden wordt van bebouwing;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximale bouwhoogte van de direct aangrenzende bestemming.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m. bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.