1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het
bestemmingsplan Sotaweg 53 Roelofarendsveen met
identificatienummer NL.IMRO.1884.BPSotaweg53-VAS1 van de Gemeente
Kaag en Braassem.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
Een aan een
hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn
verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt
1.4 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het
bebouwen van deze gronden
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.6 bebouwing
Eén of meer bouwwerken
1.7 bebouwingspercentage
De in procenten
uitgedrukte som van de oppervlakte van de bebouwing in verhouding tot
het grondoppervlak binnen een bouwvlak c.q. bestemmingsvlak
1.8 bedrijfswoning
Een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, welke woning kennelijk slechts is
bestemd voor bewoning door (het huishouden) van een persoon, wiens
huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het
feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein
1.9 bestaand
- bij bouwwerken:
bestaand op het moment van de terinzagelegging van het bestemmingsplan
als ontwerp, danwel op dat tijdstip vergund in de daaraan voorafgaande
twee jaren;
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.12 bestaand bedrijf
een bedrijf dat beschikt over een bouwperceel in het bestemmingsplan
1.13 bijgebouw
een gebouw,
behorende bij een woning op hetzelfde bouwperceel al dan niet aan die
woning gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf,
garagebox of uitbreiding van de woning
1.14 bouwperceel
de aaneengesloten
(on)bebouwde grond, behorende bij een krachtens het plan bestaand of op
te richten bouwwerk, of complex van bouwwerken
1.15 bouwvlak
Een
op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing
mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens
deze regels is of kan worden toegestaan
1.16 bouwwerk
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond
1.17 detailhandel
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder het uitstallen ten verkoop, verkopen en/
of leveren van goederen en diensten aan een eindgebruiker
1.18 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.19 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van tuinbouw- of sierteeltgewassen onder glas
1.20 glastuinbouw aanverwant bedrijf
een bedrijf dat
overwegend of uitsluitend gericht is op het leveren van diensten aan
glastuinbouwbedrijven dan wel aan glastuinbouw verwante activiteiten
uitvoert
1.21 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel kan worden aangemerkt
1.22 kas
opstallen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een hoogte van 1,5 m of meer boven het maaiveld
1.23 perceelsgrens
een grens tussen twee (bouw)percelen
1.24 plattelandswoning
bedrijfswoning die door toepassing van Wabo artikel 1.1a ook door derden bewoond mag worden
1.25 seksinrichting
de voor het
publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet
in combinatie
1.26 voorgevellijn
de denkbeeldige
lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde
daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan
worden
1.27 woning
een (gedeelte van een) gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Van het hoogste punt tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
2.3 bouwhoogte van een gebouw
vanaf het
gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein tot het
hoogste punt van het gebouw; antennes, schoorstenen, borstweringen,
liftopbouwen en soortgelijke ondergeschikte dakopbouwen worden niet
meegerekend.
2.4 breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse hoofdzijgevelvlakken en/ of de harten der gemeenschappelijke scheidingsmuren
2.5 goothoogte van een gebouw
Van bovenkant goot, boeiboord of druiplijn tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
2.6 inhoud van een gebouw
tussen de
buitenwerksegevelvlakken, harten der gemeenschappelijke
scheidingsmuren, buitenwerkse dakvlakken en bovenkant van het begane
grondvloeroppervlak.
2.7 oppervlakte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of de harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren van de begane grondvloer
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
- het uitoefenen van volwaardige en doelmatige glastuinbouwbedrijven, bollenbroeierijen en vollegrondsteelt;
- ondergeschikte
detailhandel van op locatie gekweekte of voorgebrachte producten
waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer dan 45 m2 mag bedragen;
- bestaande aantal legale of reeds vergunde bedrijfswoningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning' een plattelandswoning;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
- behoud van de bestaande waterberging en realiseren van een buffer voor toekomstige waterberging;
- de daarbij
behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de
bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten dienste
van het glastuinbouwbedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen,
waterbergingen, waterbassins en voorzieningen van algemeen nut.
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- bedrijfswoningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- werken, geen bouwwerken zijnde.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- de naar de
weggekeerde gevel van de bedrijfswoning dient zich te bevinden op een
afstand van 10 tot 30 meter uit de as van de weg, vermeerderd met de
breedte van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende
waterloop;
- de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
- de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen;
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m3;
- de afstand van de bedrijfswoning tot aan de bedrijfsgebouwen, kassen en waterbassins dient ten minste 12,50 meter te bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd;
- bijbehorende
bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de
voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. Indien de
bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande
afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
- de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
- de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
- de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m2.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
- bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
- bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
- bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van
ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis
verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming
aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de
woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- ten hoogste 40%
van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt
gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
- degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- door degene die
het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de
uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het
openbaar gebied;
- voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Bestaande maten
-
Voor een
bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,
dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming
is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-
en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de
bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- ingeval van herbouw is artikel 5 lid 1 sub a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
- het bepaalde
onder a is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en
overkappingen op gronden met de bestemming Wonen.
5.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing;
- de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 3 m onder het peil;
- burgemeester
en wethouders ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in sub b
indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens ontheffing
te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het
waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang
niet wordt geschaad.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- het gebruik van
gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders
dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten
bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
- het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting of escortbedrijf;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van recreatieve middelen voor permanente woondoeleinden.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en
wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken is-
met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m
bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De
omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
- Het bevoegd
gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde
onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind.
- Indien het
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
- Het bepaalde
onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Sotaweg 53 Roelofarendsveen'