Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML
bestand NL.IMRO.1884.BPNOORDEINDE61-VAS1 met de bijbehorende
regels;
1.2 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening
van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in
een woning of bijgebouw, waarbij de woning overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.3 aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtererfgebied:
erf aan de
achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde
zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.6 activiteitenruimte
ruimte
voor activiteiten, bijeenkomsten en/of maatschappelijke voorzieningen
uitsluitend georganiseerd voor of uitsluitend gericht op de bewoner(s)
van de bijhorende woningen;
1.7 antenne-installatie:
Installatie
bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan
niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende
bevestigingsconstructie;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;
1.10 bedrijf aan huis:
een bedrijf of
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van
handwerk, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een
woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder;
1.11 bestaand:
bij bouwwerken:
- bestaand op het
moment dat de ter inzage legging van het
vigerende bestemmingsplan als ontwerp, dan wel dat tijdstip
vergund;
- na dat tijdstip
mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip
is ingediend.
bij gebruik:
- bestaand ten tijde van het in kracht worden van het vigerende bestemmingsplan
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorende bouwwerken:
hieronder worden begrepen:
aanbouw:
een met het
hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één
bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw,
dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie),
architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering,
kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en
in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van
een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden
bestaat;
aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een met het
hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één
bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw,
dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie),
architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering,
kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en
niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een
toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2
gesloten wanden bestaat;
vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een vrijstaand
gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of
ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in
functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag:
een boven het
peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke
of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen
binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;
1.18 bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit
het het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of
huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening
van een beroep of bedrijf;
1.22 dienstverlening:
Het verrichten van arbeid ten behoeve van anderen;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 gestapelde woning:
Een woning in een
gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per
woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het
voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.25 hoofdgebouw:
een
of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een
perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig
zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;
1.27 overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (overwegend) gesloten dak;
1.28 peil:
- Voor een gebouw of bouwwerk: de hoogte van de ontsluitingsweg voor de Oevers gelegen op 53cm-NAP
1.29 perceelsgrens:
Algemeen: grens van een perceel
Voor: de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning
Zij: de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt
Achter: de van de weg afgekeerde grens van een perceel;
indien meerdere
zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester
en wethouders een achterste perceelsgrens aan;
1.30 seksinrichting:
een voor het
publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht
of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden.
Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 sociale woning:
een woning
waarbij de VON-koopsom niet hoger ligt dan € 172.750,00 (prijspeil
1 januari 2013) en, in geval van een gelijkvloerse woning,
een minimale gebruiksoppervlakte kent van tenminste 70 m² of
een woning die valt onder de definitie van artikel 1.1.1. onder d van
het Bro 2008 en wordt verhuurd tot aan de huurtoeslaggrens, conform de
Wet op de huurtoeslag.;
1.32 voorgevel:
een op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;
1.33 voorgevellijn:
een denkbeeldige,
dan wel op de verbeelding aangegeven, lijn die direct langs een
voorgevel van een gebouw of in het verlengde ervan is gelegen;
1.34 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten
behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.35 woning:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
- tussen bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
- bovenkant van
het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en
het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
2.3 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1 m boven peil
2.4 De bouwhoogte van een gebouw
Vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.5 De goothoogte van een bouwwerk
Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
- de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
- de bovenkant van
de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het
aansluitend afgewerkt terrein
2.6 Bebouwingspercentage
Een in de regels
aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel
c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden
gebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn
boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen
2.7 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de
buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of
het hart van de scheidingsmuren op 1 m boven peil
2.8 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale
projecties van overkappingen
2.9 Lengte, breedte en diepte van een steiger
Lengte |
De diepte gemeten parallel of evenwijdig aan de oever van het water, zoals hieronder weergegeven;
|
Breedte |
De diepte gemeten parallel of evenwijdig aan de oever van het water, zoals hieronder weergegeven;
|
Diepte |
De
diepte, gemeten loodrecht op de oever tussen de boveninsteek van het
water en het deel van de steiger dat daar het verst gelegen is, zoals
hieronder weergegeven; |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- paden;
- speelvoorzieningen;
- waterlopen en waterpartijen;
met daaraan ondergeschikt:
- ligplaatsen voor pleziervaartuigen;
- voorzieningen van openbaar nut.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
- overkappingen zijn niet toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 m bedragen.
- in afwijking van
het bepaalde onder a zijn aanlegsteigers voor
pleziervaartuigen toegestaan voor zover de maximale bouwhoogte van
een aanlegsteiger niet meer bedraagt dan 0,5 meter gemeten ten opzichte
van het gemiddelde waterpeil met dien verstande dat de
maximale diepte van de aanlegsteiger niet meer dan 0,75 meter
bedraagt.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige
aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan:
- de hoogte, de
situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede
begrepen het type lantarenpalen of armaturen.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterberging;
- waterhuishouding;
- waterlopen en waterpartijen;
- groenvoorzieningen;
- kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
- ligplaatsen voor pleziervaartuigen.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen mogen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen;
- overkappingen zijn niet toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder a zijn aanlegsteigers voor pleziervaartuigen toegestaan voor zover:
- de aanlegsteiger een maximale diepte van 0,75 meter heeft;
- de maximale bouwhoogte van een aanlegsteiger niet meer bedraagt dan 0,5 meter gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige
aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan:
- de hoogte van kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- het al dan niet langdurig aanleggen van een boot op een dusdanige wijze dat daarmee de doorvaart wordt gehinderd.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor
Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
- ter plaatse van
de 'specifieke bouwaanduiding - hellingbaan' een hellingbaan ten
behoeve van de uit- en inrit van de (ondergrondse) parkeergarage;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', voor een nutsvoorziening;
met de daaraan ondergeschikt:
- gemeenschappelijke activiteitenruimte;
- (ondergrondse) (fiets) parkeervoorzieningen en bergingen;
- (ontsluitings-)wegen en paden;
- watervoorzieningen
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen van openbaar nut;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, water, terreinen en erven;
- ligplaatsen voor pleziervaartuigen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- in afwijking van
het bepaalde onder a mag ter plaatse van de 'specifieke
bouwaanduiding - onderbouwing' beneden peil gebouwd worden;
-
voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
- er mogen alleen gestapelde woningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
- het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verhoogde gevel' mag de
goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 12 meter.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 m.
5.2.3 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- de maximale hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte voor
erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn
of direct grenzend aan de bestemming 'Water' maximaal 1 m. mag
bedragen;
- aanlegsteigers voor pleziervaartuigen zijn toegestaan voor zover:
- de aanlegsteiger een maximale diepte van 0,75 meter heeft;
- de maximale bouwhoogte van een aanlegsteiger niet meer bedraagt dan 0,5 meter gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.2.5 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
- overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van
ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis
verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming
aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de
woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- ten hoogste 40%
van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt
gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- door degene die
het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de
uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het
openbaar gebied;
- voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting
De gestapelde woningen als bedoeld onder
artikel 5 lid 1 sub a mogen uitsluitend worden gebruikt worden indien:
- totaal minimaal 30% van de woningen als sociale woning wordt gerealiseerd; en/of,
-
indien als gevolg van lid a. een verplichting bestaat tot het realiseren van minder dan een hele woning
deze verplichting door een afdracht in het gemeentelijke vereveningsfonds kan worden afgekocht;
- met dien
verstande dat voor de parkeernorm het totaal aan gebouwde en
ongebouwde parkeervoorzieningen wordt meegerekend, binnen het
plangebied voldaan wordt aan de volgende parkeernorm:
Woning
|
Parkeernorm
|
Sociale woning
|
1,4 parkeerplaats per woning
|
Overige woningen
|
1,6 parkeerplaats per woning
|
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Omgevingsvergunning bedrijf aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 3.1 voor
het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor
aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik
ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
- ten hoogste 40%
van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning
en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor
het aan- huis-verbonden bedrijf;
- degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd;
- er mag geen
detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een
beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de
aan-huis-verbonden activiteit.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding aangewezen als
Waarde - Archeologie 1 zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 6 lid 1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
-
Ten behoeve
van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende
(bouw)voorschiften uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of
bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
- Het onder
voorwaarden afwijken van andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) is enkel toelaatbaar mits het bouwplan betrekking heeft
op een of meer van de activiteiten of bouwwerken genoemd in artikel 6 lid 2 sub a, artikel 6 lid 2 sub b en artikel 6 lid 2 sub c.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.
Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien de
aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader
archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat het niet de verwachting is
dat op de betrokken locatie archeologisch waardvolle objecten worden
aangetast of dat middels archeologische begeleiding behoud van
eventuele archeologisch waardvolle objecten wordt gewaarborgd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie 1 zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod van
artikel 6 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 6 lid 3 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 150 m²;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.4.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning
wordt verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van
nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat het niet de
verwachting is dat op de betrokken locatie archeologisch waardvolle
objecten worden aangetast of dat middels archeologische begeleiding
behoud van eventuele archeologisch waardvolle objecten wordt
gewaarborgd.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of
meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 1
geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien het op
grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt
geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Algemeen
Voor
het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en
werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen,
geen beperkingen.
8.2 Ondergronds bouwen
-
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- ondergrondse
bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en binnen de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderbouwing'
- in aanvulling op het bepaalde sub a is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- het
zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde
daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en
achterste perceelsgrens;
- het
zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende
bouwwerken als bedoeld in artikel 4 Bijlage 2 van het Besluit
omgevingsrecht (Bor) in acht wordt genomen;
- het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
- de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
- bij het
berekenen van de blijkens de deze regels geldende
bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen
oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in
aanmerking genomen.
-
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8 lid 2 sub a onder 3 voor
het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte
van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:
- de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
8.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
8.4 Bestaande afstanden en maten
- Indien afstanden
tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande
bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is
voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal
toelaatbaar worden aangehouden.
- In die gevallen
dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten
van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het
bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan
ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en
hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- In het geval van
(her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend
van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
8.5 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van
stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van
de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het
betreft:
- bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- brandweeringang;
- bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- de ruimte tussen bouwwerken;
- laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- het opslaan van
onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op
de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan,
opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
- seksinrichtingen;
- zelfstandig gebruik van een bijbehorend bouwwerk als woning of als een verblijfsrecreatieve onderkomen;
- bewoning van hoofdgebouwen ten behoeve van meer woningen dan op grond van de bouwregels is toegestaan.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe
aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, pinautomaten,
kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar
vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken,
toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes
worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³
bedraagt en een maximale hoogte van 3 m heeft;
- de
bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- de
bestemmingsbepalingen en een vermeerdering van de voorgeschreven
maten toestaan met betrekking tot de goothoogte en de bouwhoogte van
gebouwen, de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde,
bebouwingsoppervlakten en -percentages, mits de vermeerdering niet
meer dan 10% bedraagt.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- overschrijding
van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch
betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover
dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het
terrein;
- overschrijding
van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien
de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
-
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
- na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd
gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in lid a onder 1 van dit artikel met maximaal
10%.
- Het bepaalde in
lid a van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die
weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan,
maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.2 Overgangsrecht voor gebruik
- Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding
van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
- Indien het
gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is
het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in
lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Hardheidsclausule
Voor
zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een
onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke
personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en
bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende
bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op
beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie,
ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een
omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 13 Slotregel
Deze
regels worden aangehaald als: Regels
van bestemmingsplan Noordeinde 61 van de Gemeente
Kaag en Braassem.