Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 4 woningen Waterryck
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPKBWATERRYCK2010-VAS1

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling (2006)
De Nota Ruimte is in februari 2006 in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (en de actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte.
De in de Nota vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de ‘Gebiedsgerichte Economische Perspectieven’ en het ‘Actieplan Bedrijventerreinen’, de ‘Agenda Vitaal Platteland’ en het daarbij behorende meerjarenprogramma ‘Groene ruimte’ en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:
  1. versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  4. borging van de veiligheid.
Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht, ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op “ontwikkelingsplanologie” en minder op “toelatingsplanologie”. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.
    
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Om de kwaliteit te waarborgen is voor geheel Nederland een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. De gebieden en netwerken zijn voor het functioneren van Nederland van grote betekenis. Voor deze gebieden draagt het Rijk dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid. Op afbeelding 4 is een uitsnede van de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur weergegeven.
 
Afbeelding 4: uitsnede kaart Ruimtelijke Hoofdstructuur (plangebied nabij pijl) 
 
Uit raadpleging van de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur volgt dat onderhavig plangebied is gelegen binnen een nationaal stedelijk netwerk en op de grens van een economisch kerngebied. Gelet op de ligging binnen een belangrijk stedelijk netwerk en een economisch kerngebied is het van belang dat het plan aansluit bij de uitgangspunten die worden gesteld ten aanzien van verstedelijking. Het plangebied maakt volgens de kaart onderdeel uit van het economisch kerngebied 'Randstad Holland', deelgebied de Noordvleugel. De Noordvleugel wordt gekarakteriseerd door zijn grote economische dynamiek en diversiteit waarbij veel aandacht is voor kennis en infrastructuur.
De sturing vanuit het Rijk op deze gebieden is groter dan elders. In de nota wordt onder andere beschreven dat de decentrale overheden ernaar dienen te streven om in de periode 2010-2030 circa 32.000 woningen toe te voegen aan bestaand bebouwd gebied.
 
Conclusie
Onderhavig plan is in overeenstemming met het beleid om het bestaand bebouwd gebied optimaal te benutten. Het plan is derhalve in overeenstemming met de Nota Ruimte.
3.1.2 AMvB Ruimte
De overheid is momenteel bezig met het opstellen van het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening, ook wel de AMvB Ruimte genoemd. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen.
Middels de AMvB Ruimte wil het Rijk kenbaar maken aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Daarnaast kan in de AMvB Ruimte provincies opgedragen worden bepaalde thema’s verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waar de gemeente zich wederom aan dient te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan.
 
De AMvB Ruimte wordt in twee fases vastgesteld. In de eerste fase wordt aangegeven dat de regels in acht moeten worden genomen tot bij het eerste volgende besluit tot vaststelling of wijziging van het planologisch regime. Het Rijk heeft besloten om in de eerste fase nog geen nieuwe beleidskoers op te nemen in de AMvB Ruimte; deze volgen pas bij de tweede fase van de invoering, die naar verwachting in 2011 wordt vastgesteld. De AMvB Ruimte houdt dus zolang de koers aan van de Nota Ruimte.
 
Net als in de Nota Ruimte geldt dus ook voor de AMvB Ruimte het bundelen van verstelijking als uitgangspunt. Het concentreren van nieuwe bebouwing zorgt voor meer open ruimte, waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. De provincie is hierbij verantwoordelijk voor het zoveel als mogelijk bundelen van nieuwbouw.
 
Conclusie
Onderhavig plan is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten uit de AMvB Ruimte. Het plangebied is namelijk gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied en draagt zodoende bij aan het uitgangspunt van stedelijke verdichting.
3.1.3 Nationaal Waterplan en Waterwet
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. 
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet.
 
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, w.o. de Kaderrichtlijn Water. Een opvallend feit is dat met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet de Wvo-vergunning voor het lozen vanuit gemeentelijke rioolstelsels op het oppervlaktewater en de heffing op riooloverstorten verdwijnen. Deze worden vervangen door algemene regels die zijn geformuleerd in het Besluit lozen buiten inrichtingen. Niet alles is echter onder te brengen in de algemene regels. Daartoe introduceert de Waterwet de integrale watergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
Conclusie
In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Wel grenst het plangebied aan het water en is er sprake van een toename in verharding. Het plan heeft echter geen noemenswaardige gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied. Onderhavig plan is daarmee niet in strijd met het Nationaal Waterplan en de Waterwet. In paragraaf 4.9 wordt op het aspect water nader ingegaan.
3.1.4 Nationaal milieubeleidsplan (NMP) 3 en 4
De aanpak van de grote milieuproblemen vraagt om ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Hierbij is een nieuwe kijk nodig: breder en verder vooruit. Deze invalshoek levert een ander NMP op dan de voorgaande.
Het NMP 4 ‘Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ is op 13 juni 2001 verschenen. Het NMP 4 vervangt het NMP 3 niet, maar kijkt verder vooruit naar het jaar 2030. In het NMP4 worden zeven grote milieuproblemen benoemd:
  • verlies aan biodiversiteit;
  • klimaatverandering;
  • overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;
  • bedreigingen van de gezondheid;
  • bedreigingen van de externe veiligheid;
  • aantasting van de leefomgeving;
  • mogelijk onbeheersbare risico’s.
Het NMP4 laat zien wat Nederland kan en moet doen om binnen dertig jaar deze problemen op te lossen en daarmee een duurzame samenleving te bereiken. De doelstellingen van het NMP4 zijn geformuleerd in termen van de kwaliteit van leven. Het NMP4 bevat over het algemeen echter geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
 
Conclusie
Het initiatief behoort niet tot één van de benoemde doelgroepen in het NMP 3. Het NMP4 geeft geen concrete maatregelen of criteria waaraan het plan moet voldoen. Gelet op de aard en de omvang van het plan en vanuit het perspectief van het Nationaal milieubeleidsplan bestaat er dan ook geen bezwaar ten aanzien van het initiatief.