Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Baan en Sotaweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPDEBAANENSOTAWEG-VAS1

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan De Baan en Sotaweg met identificatienummer NL.IMRO.1884.BPDEBAANENSOTAWEG-VAS1 van de gemeente Kaag en Braassem.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis verbonden beroep
De in de toelichting genoemde dienstverlenende beroepen, die in een woning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn en waarbij:
  1. het uiterlijk van de desbetreffende woning niet wordt aangetast;
  2. reclameobjecten slechts na goedkeuring worden aangebracht;
  3. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal twee werkplekken;
  4. het niet gaat om vormen van horeca;
  5. er geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omliggende woongebied;
  6. het gaat niet om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;
  7. er geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden bewerkt of hersteld.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 achtererfgebied:
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,0 m van de voorgevelrooilijn, van het hoofdgebouw.
 
1.7 achtergevel
Een denkbeeldige, dan wel op de verbeelding aangegeven, lijn direct langs een achtergevel van een gebouw en in het verlengde ervan.
 
1.8 afhankelijke woonruimte
Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
 
1.9 afwijking
Een planologische afwijking van de regels uit het bestemmingsplan.
 
1.10 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat uitsluitend gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
 
1.11 agrarisch deskundige
Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.
 
1.12 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
 
1.13 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.14 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.15 bedrijfsareaal
De hoeveelheid aaneengesloten gronden in eigendom bij één agarisch bedrijf of in langdurige pacht bij één agarisch bedrijf.
1.16 bedrijfsgebouw
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.17 bedrijfs- of dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (één huishouden) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
 
1.18 bedrijfsoppervlakte
De bij een bedrijf in eigendom zijnde bouw- en teeltgronden die binnen het plangebied gelegen zijn.
 
1.19 bestaand
Bij bouwwerken:
  1. legaal bouwwerk bestaand op het moment dat de ter inzage legging van dit bestemmingsplan als ontwerp, danwel op dat tijdstip vergund;
  2. na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip is ingediend.
Bij gebruik:
  1. legaal bestaand gebruik ten tijde van het in kracht worden van het bestemmingsplan.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.21 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.22 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of een ander bouwwerk met dak, waaronder worden begrepen:
  • aanbouw/uitbouw: een aan een hoofgebouw aangebouwd gebouw dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden en door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt;
  • aangebouwd bijbehorend bouwwerk: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van een bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel verbonden is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
  • bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.24 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.25 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.26 bouwlaag
Een overdekte ruimte waarbij sprake is van een onafgebroken vrije hoogte van minimaal 1,5 m, zulks met uitzondering van de onderbouw en de zolderverdieping.
 
1.27 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.28 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.29 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.30 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.31 bouwwerk, geen gebouw zijnde
Elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.32 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
 
1.33 dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, achter de goothoogte;
 
1.34 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.35 erker
een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning
1.36 escortbedrijf
Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in een bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
 
1.37 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, met een maximale duur van 7 dagen (incl. op- en afbouw) waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.38 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.39 geluidsgevoelige objecten
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.40 geluidszoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder, rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
 
1.41 gevoelige objecten ten opzichte van kassen
objecten categorie I:
  • aaneengesloten woonbebouwing, zijnde drie of meer woningen, die telkens op minder dan 5,0 m afstand van elkaar zijn gelegen;
  • gevoelige objecten, zijnde gebouwen of delen van gebouwen, bestemd voor het verblijf van personen of objecten, gebouwen of terreinen bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
objecten categorie II:
  • overige woningen van derden;
  • restaurants.
1.42 glastuinbouw
Een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van (tuinbouw- en/of sierteelt)gewassen onder glas of ander lichtdoorlatend materiaal (kassen).
 
1.43 hoofdgebouw
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.44 kas
Opstallen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een hoogte van 1,5 m of meer boven het maaiveld.
 
1.45 kelder
Een ruimte in een gebouw die geheel ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan).
 
1.46 kwekerij
een volwaardig agrarisch bedrijf dat gericht is op de teelt van bloemen en planten met de hierbij behorende onlosmakelijke bedrijfsactiviteiten zoals opslag van eigen kweekproducten, binden van eigen gekweekte bloemen en verkoop gereedmaken van eigen producten.
1.47 maaiveld
De bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
 
1.48 mantelzorg
Het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak en waarvoor een indicatie is verleend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.49 natuur- en landschapsdeskundige
Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
 
1.50 natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
 
1.51 nevenactiviteit
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
1.52 nieuwvestiging
Het vestigen van een functie die nog niet legaal aanwezig is op de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
1.53 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.54 ondergeschikte bouwdelen
Schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
1.55 ondergronds bouwwerk
Een gedeelte van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden maaiveld.
 
1.56 opslag
Het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.57 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal één wand.
 
1.58 peil
  1. voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw.
1.59 perceel
Gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of dezelfde instelling behoren.
 
1.60 perceelsgrens
  • Algemeen: grens van een bouw perceel;
  • Voor: de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning;
  • Zij: de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
  • Achter: de van de weg afgekeerde grens van een perceel;
indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
 
1.61 plattelandswoning
Bedrijfswoning die door toepassing van Wabo artikel 1.1a ook door derden bewoond mag worden.
 
1.62 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.63 reconstructie
Verandering in het gebruik van het bedrijf, zoals bijvoorbeeld het vervreemden van een bedrijfswoning.
 
1.64 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.65 staat van bedrijfsactiviteiten
De als bijlage bij deze regels behorende lijst van bedrijven en instellingen.
 
1.66 tuinbouw
Activiteiten overwegend of uitsluitend gericht op het telen van (tuinbouw- en/of sierteelt)gewassen (nagenoeg) op open grond.
 
1.67 verbeelding
de digitale of analoge tekening van het bestemmingsplan.
 
1.68 verblijfsmiddelen
Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken- voer- en vaartuigen, arken caravans, woonwagens en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, alsmede tenten en andere voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen.
 
1.69 verkoop streekeigen producten
Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak op een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in het plangebied zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in het Groene Hart zijn verwerkt of bewerkt.
 
1.70 volwaardig agrarisch bedrijf
Een doelmatig agrarisch bedrijf dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen en waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende de planperiode een omvang zal hebben van:
  1. hetzij ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
  2. hetzij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht indien sprake is van een reëel perspectief op continuïteit op langere termijn en waarbij het hoofdinkomen afkomstig is van het agrarisch bedrijf.
1.71 voorgevel
De op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft.
 
1.72 voorgevelrooilijn
Een denkbeeldige lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw en in het verlengde ervan, ten opzichte van de voorgevels van bestaande hoofdgebouwen op de naast gelegen bouwpercelen, getrokken kan worden. Indien meerdere zijden van een gebouw naar de (water)weg gekeerd zijn of indien de voorgevel niet in de nabijheid van een weg gelegen is, wijst het bevoegd gezag een voorgevel/ meerdere voorgevellijn(en) aan.
 
1.73 waterbeheersing
Aan-, afvoer en berging van hoeveelheden oppervlaktewater.
 
1.74 waterkering
Alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en de kaden.
 
1.75 woning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.76 zijgevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of de voorgevel.
 
1.77 zijerf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
 
2.2 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks als evenwijdig gepositioneerd.
 
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
  • tussen de bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
  • de bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.4 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1,0 m boven peil.
 
2.5 De bouwhoogte van een gebouw
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.6 Het bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
 
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.8 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1,0 m boven peil.
 
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen.
 
2.10 Het vloeroppervlak van een gebouw
Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.
 
2.11 De inhoud van een hoofdgebouw
Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken, met inbegrip van dakkapellen.
 
2.12 De inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde aan de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.13 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak.
 
2.14 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 
2.15 De hoogte van een zendmast voor telecommunicatie e.d.
Gemeten tussen de onderkant van de voet van de mast en het hoogste punt van de mast, het antenneopstelpunt daaronder begrepen.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van volwaardige en doelmatige glastuinbouwbedrijven, bollenbroeierijen en vollegrondsteelt;
  2. ondergeschikte detailhandel van op locatie gekweekte of voortgebrachte producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer dan 45 m² mag bedragen;
  3. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a en artikel 3 lid 1 sub b alsmede voor een terrein voor evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tot maximaal 3 evenementen per jaar met een maximum van 10 dagen met op- en afbouwtijd per evenement;
  4. het bestaande aantal legale of reeds vergunde bedrijfswoningen;
  5. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning';
  6. recreatieve doeleinden in de vorm van:
    1. een rustpunt voor fietsers en wandelaars;
    2. wandelpaden;
    3. een speelvijver met (sier)beplanting;
  7. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  8. het behouden van de bestaande waterberging en het realiseren van een buffer voor toekomstige waterberging;
  9. de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, bouw- en werkverkeer, andere verhardingen ten dienste van het glastuinbouwbedrijf, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen o.a. voor (laboratorium) gebouw(en) onderzoekscentrum, waterlopen, waterbergingen, waterbassins en voorzieningen van algemeen nut.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. kassen;
  2. bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfshal, een verwerkingshal, laboratoria, onzelfstandige kantoren, een presentatieruimte en een onderzoeksruimte ten behoeve van kwekerij-activiteiten;
  3. bestaande legale bedrijfswoningen en herbouw van legale bedrijfswoningen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen watertanks, watersilo's en wkk‑installaties;
  5. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals waterbassins.
3.2.2 Kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de maximum goothoogte van kassen bedraagt 8,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van kassen bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, bedraagt 12,0 m;
  4. de maximum oppervlakte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, bedraagt 250 m² dan wel, indien meer dan 250 m2 aan bedrijfsgebouwen, tot maximaal 15 % van het bedrijfsareaal;
  5. kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw zoals bedoeld onder d en/of zijn verbonden met de aanwezige kassen en beslaan in oppervlakte maximaal 1 % van de aanwezige kassen en bedrijfsgebouwen met een minimum bruto vloeroppervlak van 75 m² en een maximum bruto vloeroppervlakte van 1.000 m²; 
  6. de maximum bouwhoogte van een watertank of een (natte) koeltoren bedraagt 15,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 2,0 m;
  8.  de maximum bouwhoogte van een watersilo bedraagt 5,0 m;
  9. een wkk‑installatie en/of CO2‑tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk langs een weg moet altijd achter de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden;
  10. de afstand van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken tot aan de (oorspronkelijke) gevel van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 14 m;
  11. indien de toename van verharding meer bedraagt dan 500 m² dient in overleg door de aanvrager met het Hoogheemraadschap van Rijnland te worden bepaald of voor de toename van verharding compensatie noodzakelijk is. Ingeval van sloop en herbouw mag binnen een termijn van 10 jaar het verhard oppervlak die is gesloopt binnen hetzelfde peilvak worden verrekend met het nieuwe verhard oppervlak.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. de maximum goothoogte bedraagt 6,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum inhoud van de bedrijfswoning, incl. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt 750 m³; 
  4. de minimum afstand van bedrijfswoningen tot aan bedrijfsgebouwen, kassen en overige bouwwerken bedraagt 14,0 m.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3,0 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3,0 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  3. de maximum goothoogte bedraagt 4,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m;
  5. de maximum gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m² met in achtname van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub c;
  6. in afwijking van het bepaalde onder sub a en sub b zijn aangebouwde bijbehorende bouwwerken (erkers) voor de voorgevel van de woning toegestaan mits:
    1. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1,0 m wordt overschreden;
    2. de breedte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van het hoofdgebouw.
  7. dakkapellen op een woning zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    1. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    2. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
    3. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    4. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. De maximum bouwhoogte bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel bedraagt 1,0 m;
  2. De maximum bouwhoogte bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 2,0 m;
  3. De maximum bouwhoogte bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12,0 m;
  4. De maximum bouwhoogte voor voorzieningen t.b.v. het algemene nut bedraagt 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Afwijken t.b.v. bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub d ten einde meer bedrijfsgebouwen toe te staan, met dien verstande dat op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:
  1. maximaal 50 % van het betrokken perceel bebouwd mag worden met bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen;
  2. het meerdere aan bedrijfsgebouwen noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en de aanwezige kwekerij activiteiten;
  3. omtrent het bepaalde onder b een agrarisch advies is ingewonnen;
  4. gemeentelijke plankosten zijn geborgd;
  5. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.3.2 Afwijken ten behoeve van bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub d en artikel 3 lid 2.2 sub j ten einde een kortere afstand dan 14 meter toe te staan, met dien verstande dat:
  1. op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat het hanteren van een kortere afstand noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en de aanwezige kwekerij activiteiten;
  2. er geen sprake is van een onevenredige belemmering van de naastgelegen bedrijfsvoering;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het milieutechnisch inpasbaar is;
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  3. seksinrichtingen.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de (bedrijfs)woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40 % van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens bewoner van de woning te zijn;
  3. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  4. er is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. er mag geen groothandel of horeca plaatsvinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten einde nevenactiviteiten toe te staan naast het bepaalde onder artikel 3 lid 1 sub a onder de voorwaarde dat:
  1. het glastuinbouw gerelateerde bedrijvigheid betreft, met dien verstande dat:
    1. uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
    2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad.
3.5.2 Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 teneinde een tijdelijke logiesfunctie ten behoeve van arbeidsmigranten toe te staan onder voorwaarde dat:
  1. de logiesfunctie binnen de bestaande bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  2. niet langer dan 6 aangesloten maanden huisvesting aan tijdelijke arbeidsmigranten wordt geboden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
  1. het graven van sloten, vijvers en andere wateren.
3.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  2. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  5. werken en werkzaamheden die ecologisch onderzoek betreffen.
3.6.3 Criteria
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 3 lid 6.1, kan worden verleend mits:
  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen door de aanvrager bij het Hoogheemraadschap van Rijnland of diens rechtsopvolger;
  2. de agrarische functie van de grond niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van het werk niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructie alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kan worden belemmerd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning te wijzigen en de nadere aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning’ op te nemen, mits:
  1. er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden waarbij de achterliggende gronden, waarop de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' ongewijzigd van toepassing blijkt, in zijn totaliteit zijn verkocht t.b.v. schaalvergroting of reconstructie;
  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies kunnen worden belemmerd;
  4. per glastuinbouwbedrijf tenminste 1 bedrijfswoning aanwezig blijft;
  5. de af te splitsen kavel een maximum oppervlakte van 1.000 m² heeft
  6. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  7. het glastuinbouwbedrijf aantoonbaar functioneert als volwaardig agrarisch bedrijf.
Artikel 4 Agrarisch - Onderzoekscentrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Onderzoekscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van een inrichting ter bevordering van de technische vooruitgang dan wel kwaliteitsverbetering in agrarische bedrijvigheid, zoals een proef- of testbedrijf, een controlebedrijf en/of een inrichting voor onderzoek, voorlichting, advisering, innovatie en/of (concept)ontwikkeling;
  2. bedrijfswoningen;
  3. het behouden van de bestaande waterberging en het realiseren van een buffer voor toekomstige waterberging;
  4. de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten dienste van het onderzoekscentrum, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen, waterbergingen, waterbassins en voorzieningen van algemeen nut.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. kassen inclusief tunnels en schermconstructies;
  2. bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfshal, een verwerkingshal, laboratoria, onzelfstandige kantoren, een presentatieruimte en een onderzoeksruimte;
  3. twee bedrijfswoningen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen watertanks, watersilo's en wkk‑installaties;
  5. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals waterbassins.
4.2.2 Kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  2. het maximale bebouwingspercentage gerekend over alle bouwvlakken mag niet meer bedragen dan 15%;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor kassen een bebouwingspercentage van 100 %; 
  4. de maximum goothoogte van kassen bedraagt 8,0 m;
  5. de maximum bouwhoogte van kassen bedraagt 10,0 m;
  6. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, bedraagt 12,0 m;
  7. de maximum bouwhoogte van een watertank of een (natte) koeltoren bedraagt 15,0 m;
  8. de maximum bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 2,0 m;
  9. een wkk‑installatie en/of CO2‑tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk langs een weg moet altijd achter de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden;
  10. de afstand van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken tot aan de (oorspronkelijke) gevel van een bedrijfswoning bedraagt ten minste 14 m;
  11. indien de toename van verharding meer bedraagt dan 500 m² dient in overleg door de aanvrager met het Hoogheemraadschap van Rijnland te worden bepaald of voor de toename van verharding compensatie noodzakelijk is. Ingeval van sloop en herbouw mag binnen een termijn van 10 jaar het verhard oppervlak die is gesloopt binnen hetzelfde peilvak worden verrekend met het nieuwe verhard oppervlak.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. de maximum goothoogte bedraagt 6,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum inhoud van de bedrijfswoning, incl. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt 750 m³;
  4. de minimum afstand van de bedrijfswoning tot aan bedrijfsgebouwen, kassen en overige bouwwerken bedraagt 14,0 m.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3,0 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3,0 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; 
  3. de maximum goothoogte bedraagt 4,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m;
  5. de maximum gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m² met in achtname van het bepaalde in artikel 4 lid 2.4 sub c;
  6. in afwijking van het bepaalde onder sub a en sub b zijn aangebouwde bijbehorende bouwwerken (erkers) voor de voorgevel van de woning toegestaan mits:
    1. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1,0 m wordt overschreden;
    2. de breedte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van het hoofdgebouw.
  7. dakkapellen op een woning zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    1. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    2. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
    3. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    4. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. De maximum bouwhoogte bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel bedraagt 1,0 m;
  2. De maximum bouwhoogte bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 2,0 m;
  3. De maximum bouwhoogte bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12,0 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken t.b.v. bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub d ten einde meer bedrijfsgebouwen toe te staan, met dien verstande dat:
  1. maximaal 50 % van het bouwvlak mag worden bebouwd met bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen;
  2. de bebouwing noodzakelijk is:
    1. ten behoeve van kwekerijactiviteiten;
  3. gemeentelijke plankosten zijn geborgd;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  3. seksinrichtingen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Onderzoekscentrum' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
  1. het graven van sloten, vijvers en andere wateren.
4.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4 lid 5.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  2. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  5. werken en werkzaamheden die ecologisch onderzoek betreffen;
  6. vijvers en wateren die niet in verbinding staan met het overige oppervlaktewater.
4.5.3 Criteria
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 4 lid 5.1, kan worden verleend mits:
  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen door de aanvrager bij het Hoogheemraadschap van Rijnland of diens rechtsopvolger;
  2. de agrarische functie van de grond niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van het werk niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructie alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kan worden belemmerd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Ten behoeve van omzetting naar de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Onderzoekscentrum' te wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' met dien verstande dat:
  1. de nieuwe functie uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengt voor de omliggende woningen en de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.
4.6.2 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Onderzoekscentrum', ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning te wijzigen en de nadere aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning’ op te nemen, mits:
  1. er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden waarbij de achterliggende gronden, waarop de bestemming 'Agrarisch - Onderzoekscentrum' ongewijzigd van toepassing blijkt, in zijn totaliteit zijn verkocht t.b.v. schaalvergroting of reconstructie; ;
  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies kunnen worden belemmerd;
  4. per glastuinbouwbedrijf tenminste 1 bedrijfswoning aanwezig blijft;
  5. de af te splitsen kavel een maximum oppervlakte van 1.000 m² heeft
  6. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  7. het glastuinbouwbedrijf aantoonbaar functioneert als volwaardig agrarisch bedrijf.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  2. een gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  3. opslag ten behoeve van een rederij; 
  4. het houden van dieren;
met daarin:
  1. wandel- en fietspaden;
  2. speelvoorzieningen;
  3. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 1,0 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen aan speelvoorzieningen en voet- en fietspaden ten einde te waarborgen dat deze geen afbreuk doen aan de landschappelijke inpassing van de recreatieve voorzieningen die met de groenvoorzieningen is beoogd.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien van houtopstanden.
5.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke inpassing niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen door de aanvrager aangetoond dient te worden.
Artikel 6 Molen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de instandhouding van een molen;
alsmede voor:
  1. het wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en monumenten;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals educatieve voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak gelegen te zijn;
  2. er mogen uitsluitend nieuwe gebouwen worden gebouwd ter instandhouding van de molen met aanhorigheden;
  3. per molen is één woning toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
  4. indien de woning in de molen aanwezig is of als geen woning is toegestaan, mogen bijgebouwen en overkappingen gebouwd worden met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 60 m² met een maximum goot- en bouwhoogte van 3,0 m respectievelijk 5,0 m;
  5. er mogen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 1,0 m.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verveelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en/of verblijfsfunctie;
en/of
  1. voet- en rijwielpaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. bermen en beplanting;
  4. straatmeubilair;
  5. waterlopen en waterpartijen;
  6. oeververbindingen (bruggen);
  7. evenementen;
  8. in- en uitritten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3,0 m;
  3. de maximum oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m². 
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5,0 m bedragen;
  2. overkappingen zijn niet toegestaan. 
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterhuishouding;
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. infiltratievoorzieningen;
  6. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden en ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.
8.2 Bouwregels
 
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5,0 m.
8.2.2 Primaire bestemming
Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)regels,uitsluitend worden gebouwd conform een watervergunning, verleend door het Hoogheemraadschap van
Rijnland.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 9 Wonen
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water en waterberging.
9.2 Bouwregels
 
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  3. de maximum goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt 6,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt 10,0 m;
  5. de maximum inhoud van het hoofdgebouw, incl. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt 750 m³;
  6. de minimum afstand van het hoofdgebouw tot aan de bedrijfsgebouwen, kassen bedraagt 14,0 m.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aanbouwen en/of bij gebouwen mogen uitsluitend aan de achtergevel of de zijgevel worden gebouwd;
  2. de voorgevel van een aanbouw of bijgebouw aan de zijkant van een hoofdgebouw moet tenminste 3,0 m naar achteren liggen ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. de maximum goothoogte van aanbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken bedraagt 3,0 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  4. de maximum bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken bedraagt 6,0 m;
  5. de oppervlakte van aanbouwen en/of bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 50 % van het achtererfgebied met een maximum van 50 m² en met in achtname van het bepaalde in artikel 9 lid 2.1 sub e;
  6. in afwijking van het bepaalde onder sub a en sub b zijn aangebouwde bijbehorende bouwwerken (erkers) voor de voorgevel van de woning toegestaan mits:
    1. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1,0 m wordt overschreden;
    2. de breedte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van het hoofdgebouw.
  7. dakkapellen op een woning zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    1. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    2. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
    3. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    4. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximum bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan en buiten het bouwvlak, 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2,0 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in artikel 9 lid 2.1 sub f, ten einde een woning op minimaal 14 m van een bedrijfsgebouw te realiseren met in acht name van het volgende:
  1. het is milieutechnisch inpasbaar;
  2. het betekent geen onevenredige belemmering van de naastgelegen bedrijfsvoering;
  3. er is vooraf advies ingewonnen bij de betrokken milieudienst c.q. omgevingsdienst.
9.4 Specifieke gebruiksregels
 
9.4.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  3. seksinrichtingen.
9.4.2 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40 % van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens bewoner van de woning te zijn;
  3. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  4. er is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Ten behoeve van het omzetten van een burgerwoning naar een bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen', ter plaatse van een bestaande woning te wijzigen in 'Agrarisch - Glastuinbouw' of 'Agrarisch - Onderzoekscentrum', mits:
  1. de nieuwe functie uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengt voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.
Artikel 10 Leiding - Riool
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding mede voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een afvalwatertransportleiding.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 10 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10 lid 2 sub b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.
 
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
10.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van artikel 10 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in artikel 10 lid 3 bedoeld;
  2. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 10 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding aangewezen als ‘ Waarde - Archeologie' zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 11 lid 1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  2. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
  3. Het onder voorwaarden afwijken van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) is enkel toelaatbaar mits het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de activiteiten of bouwwerken genoemd in lid b.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2. Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat het niet de verwachting is dat op de betrokken locatie archeologisch waardvolle objecten worden aangetast of dat middels archeologische begeleiding behoud van eventuele archeologisch waardvolle objecten wordt gewaarborgd.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘ Waarde - Archeologie’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 m, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Het verbod van lid a is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
    1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend, zoals in artikel 11 lid 3 bedoeld;
    2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  3. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat het niet de verwachting is dat op de betrokken locatie archeologisch waardvolle objecten worden aangetast of dat middels archeologische begeleiding behoud van eventuele archeologisch waardvolle objecten wordt gewaarborgd.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor de gronden aangewezen bestemming, bestemd voor:
  1. waterkeringen.
12.2 Bouwregels
 
12.2.1 Dubbelbestemming
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 12 lid 1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
12.2.2 Primaire bestemming
Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)regels,uitsluitend worden gebouwd conform een watervergunning, verleend door het Hoogheemraadschap van
Rijnland.
3 Algemene regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene bouwregels
14.1 Toegelaten bouwwerk met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. ingeval van herbouw is artikel 14 lid 1 sub a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Wonen'.
14.2 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen
Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:
 
Soort objecten
aan te houden afstand 
 
 indien het glastuinbouwbedrijf voor 1 mei 1996 is opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen) indien het glastuinbouwbedrijf na 30 april 1996 is opgericht 
categorie I: bijvoorbeeld aaneengesloten woonbebouwing
25 m 
50 m 
categorie II: bijvoorbeeld niet aaneengesloten woonbebouwing 
10 m
25 m 
14.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing;
  2. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 3,0 m onder het peil;
  3. burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in sub b indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het hoogheemraadschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  2. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
  5. het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting of escortbedrijf;
  6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  7. het gebruik van recreatieve middelen voor permanente woondoeleinden.
15.1 Specifieke gebruiksregels
15.1.1 Gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
 
15.1.2 Doelmatig gebruik
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15 lid 1.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
16.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
Gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn bedoeld voor bescherming en behoud van vrije windvang van en het zicht op de molen. In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone- molenbiotoop' de volgende regels:
  1. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. binnen een afstand vanaf 100 tot en met 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk en de beplanting tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximum bouwhoogte geldt dan de maximum bouwhoogte ingevolge dit lid onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2;
  4. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing en de beplanting;
    2. toepassing van de in dit lid onder a en b bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
    3. schriftelijk instemming is verkregen van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
17.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken is - met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de maximum overschrijding bedraagt 3,0 m en het bouwvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 15 % worden vergroot.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Baan en Sotaweg'