7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Hagelnetten
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaal in 7.2 voor het bouwen/ oprichten van hagelnetten, mits:
-
a. de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op gronden:
-
b. door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, dan wel door landschappelijke inpassing een en ander kan worden voorkomen, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
-
c. de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de onder a. bedoelde 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende
voorzieningen';
-
d. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van hagelnetten ter plaatse van de aanduiding 'plateau' de volgende elementen worden betrokken bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning, aan de hand waarvan de noodzaak van het gebruik van hagelnetten wordt afgewogen tegen de aantasting van de beleving van het landschap:
-
1. zicht op continuïteit van het bedrijf;
-
2. beschrijving van de locatie waar de hagelnetten worden geplaatst;
-
3. de aanwezigheid van de reeds aanwezige beplanting, windschermen of bosjes;
-
4. invloed van reliëf op de zichtbaarheid;
-
5. het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
-
6. de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
-
7. de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing.
-
e. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond.
7.3.2 Hoogzit
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.
7.3.3 Schuilgelegenheid
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden voor het hobbymatig houden van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit een oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
-
b. aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn voor het bouwen van een schuilgelegenheid binnen het bouwvlak;
-
c. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
-
d. de oppervlakte bedraagt maximaal:
-
1. 18 m² indien sprake is van een perceel van 2.000 m² - 5.000 m²;
-
2. 24 m² indien sprake is van een perceel van 5.000 m² - 10.000 m²;
-
3. 27 m² indien sprake is van een perceel van 10.000 m² - 20.000 m²;
-
4. 36 m² indien sprake is van een perceel van 20.000 m² of meer;
-
a. de afstand tot de stedelijke bebouwing binnen de kernen bedraagt maximaal 250 meter;
-
b. de gronden niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur (ehs)';
-
c. de schuilgelegenheid landschappelijk goed wordt ingepast met gebiedseigen beplanting, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.
7.3.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bouwhoogte van boogkassen, folietunnels en blaastunnels bedraagt maximaal 1,50 meter;
-
b. de oppervlakte van de onder a. genoemde voorzieningen bedraagt maximaal 0,5 ha. per bedrijf;
-
c. boogkassen dienen te worden gesitueerd aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
-
d. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus zoals aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Kaart hellingklassen
teeltondersteunende voorzieningen';
-
e. de ontwikkeling dient gepaard te gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Daartoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorzieningen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
-
f. aangetoond dient te worden dat afdoende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
-
g. de omgevingsvergunning mag geen betrekking hebben op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening "Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen" behorende, als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende
voorzieningen';
-
h. vooraf dient advies te worden gevraagd aan een (regionale) kwaliteitscommissie.
7.3.5 Voederberging of voederruif
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
b. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
-
c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij dit noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
-
e. het vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kan hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
-
f. het bebossen van gronden;
-
g. het verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
-
h. diepploegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hamsterkernleefgebied'.
7.5.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in 7.5.1 geldt niet voor:
-
a. het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:
-
1. die van geringe omvang zijn danwel het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
2. welke op het tijdstip waarop het plan in werking treedt, in uitvoering zijn;
-
3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
b. het vellen en/of rooien van van houtgewas in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van een boom- of sierteeltbedrijf of laagstamfruitbomen.
7.5.3 Toelaatbaarheid
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 7.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits uitvoering van de werken en/of werkzaamheden niet leidt tot de in bijlage 1. genoemde gevolgen voor landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden.