direct naar inhoud van Artikel 7 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitengebied Sittard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BUITENGSITTARD-VA01

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische grondgebruik, waaronder het gebruik als hobbydieren-weide;
  • b. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. het tegengaan van verlaging van de grondwaterstand;
  • d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'antennemasten', zoekgebied voor het plaatsen van antennemasten. de regels in artikel 42.1 zijn van toepassing;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 42.2 dienen in acht te worden genomen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'erosiegebied', erosiegebied. De regels in artikel 42.4 dienen in acht te worden genomen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatief netwerk', een recreatief netwerk. De regels in artikel 42.11 zijn van toepassing;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. agrarisch natuurbeheer;

met de daarbij behorende:

  • k. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, danwel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenmkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Hagelnetten

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaal in 7.2 voor het bouwen/ oprichten van hagelnetten, mits:

  • a. de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op gronden:
  • b. door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, dan wel door landschappelijke inpassing een en ander kan worden voorkomen, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de onder a. bedoelde 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen';
  • d. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van hagelnetten ter plaatse van de aanduiding 'plateau' de volgende elementen worden betrokken bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning, aan de hand waarvan de noodzaak van het gebruik van hagelnetten wordt afgewogen tegen de aantasting van de beleving van het landschap:
    • 1. zicht op continuïteit van het bedrijf;
    • 2. beschrijving van de locatie waar de hagelnetten worden geplaatst;
    • 3. de aanwezigheid van de reeds aanwezige beplanting, windschermen of bosjes;
    • 4. invloed van reliëf op de zichtbaarheid;
    • 5. het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
    • 6. de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
    • 7. de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing.
  • e. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond.
7.3.2 Hoogzit

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.

7.3.3 Schuilgelegenheid

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden voor het hobbymatig houden van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit een oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  • b. aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn voor het bouwen van een schuilgelegenheid binnen het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal:
    • 1. 18 m² indien sprake is van een perceel van 2.000 m² - 5.000 m²;
    • 2. 24 m² indien sprake is van een perceel van 5.000 m² - 10.000 m²;
    • 3. 27 m² indien sprake is van een perceel van 10.000 m² - 20.000 m²;
    • 4. 36 m² indien sprake is van een perceel van 20.000 m² of meer;
  • a. de afstand tot de stedelijke bebouwing binnen de kernen bedraagt maximaal 250 meter;
  • b. de gronden niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur (ehs)';
  • c. de schuilgelegenheid landschappelijk goed wordt ingepast met gebiedseigen beplanting, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.
7.3.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van boogkassen, folietunnels en blaastunnels bedraagt maximaal 1,50 meter;
  • b. de oppervlakte van de onder a. genoemde voorzieningen bedraagt maximaal 0,5 ha. per bedrijf;
  • c. boogkassen dienen te worden gesitueerd aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
  • d. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus zoals aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen';
  • e. de ontwikkeling dient gepaard te gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Daartoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorzieningen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • f. aangetoond dient te worden dat afdoende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  • g. de omgevingsvergunning mag geen betrekking hebben op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening "Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen" behorende, als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen';
  • h. vooraf dient advies te worden gevraagd aan een (regionale) kwaliteitscommissie.
7.3.5 Voederberging of voederruif

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • b. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen

Het realiseren/aanleggen van tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen zoals het gebruik van landbouwplastic is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hierdoor geen acuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden worden aangetast;
  • b. de tijdelijke voorziening niet langer dan zes maanden per kalenderjaar aanwezig is en de voorziening na afloop van de periode waarin deze nodig is wordt verwijderd;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus zoals aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. het hellingspercentage niet groter is dan 4%, volgens de als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen';
  • e. het gebruik van landbouwplastic nodzakelijk is voor het afdekken van landbouwproducten die tijdelijk in het open veld worden opgeslagen.
7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik:
  • 1. voor detailhandel;
  • 2. voor het houden van evenementen;
  • 3. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • 4. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
  • 5. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
  • 6. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
  • 7. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • 8. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • 9. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • 10. voor opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond ;
  • 11. als paardenbakken;
  • 12. voor permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, inclusief aan het wonen gerelateerde activiteiten en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid.
  • b. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
  • c. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van bestaande natuurlijke of kunstmatige waterbuffers, inculsief aan- en afvoervoorzieningen;
  • d. voor tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen en/of opslag van daarvoor gebruikt materiaal buiten de teeltperiode waarvoor de voorzieningen nodig zijn.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij dit noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kan hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
  • f. het bebossen van gronden;
  • g. het verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  • h. diepploegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hamsterkernleefgebied'.
7.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 7.5.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die van geringe omvang zijn danwel het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. welke op het tijdstip waarop het plan in werking treedt, in uitvoering zijn;
    • 3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. het vellen en/of rooien van van houtgewas in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van een boom- of sierteeltbedrijf of laagstamfruitbomen.
7.5.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 7.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits uitvoering van de werken en/of werkzaamheden niet leidt tot de in bijlage 1. genoemde gevolgen voor landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden.