direct naar inhoud van Regels
Plan: Molenbeek West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPMolenbeekWest-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Molenbeek West' met identificatienummer NL.IMRO.1883.BPMolenbeekWest-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.5 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.

1.6 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 bestaande woning:

een woning in de hoedanigheid ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw):

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bovenwoning:

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw.

1.22 bedrijfsvloeroppervlak:

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf.

1.23 commerciële dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

1.25 dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening:

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank.

1.26 dienstwoning/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht.

1.27 eengezinswoning:

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.28 erf:

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens.

1.29 erker:

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 hoekperceel:

een perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen welke ten minste toegankelijk zijn voor gemotoriseerde voertuigen.

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.33 huishouden:

de bewoning van een woning door:

  • a. een persoon;
  • b. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.34 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies. De volgende categorieën worden daarbij onderscheiden:

  • a. winkelgebonden: lunchroom, ijssalon, snackbar, restauratie, spijsverstrekkers, fastfoodrestaurant;
  • b. avondgebonden: snackbar, shoarmazaak, creperie, restauratie, fastfoudrestaurant;
  • c. hotelsector (lichte horeca): bedrijven met de nadruk op het faciliteren van logies: hotelcafé, hotel-restaurant, hotel-garni, hotel-café-reatuarant, pension, bed & breakfast;
  • d. restaurantsector (lichte horeca): bedrijven met de nadruk op de verstrekking van maaltijden: bistro, restaurant, café-restaurant, wegrestaurant;
  • e. drankensector (middelzware horeca): bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterke-)(alcoholische) dranken: café/bar, eetcafé, koffiebar, kiosk, horeca bij recreatiebedrijf, horeca bij sportaccommodatie, strandbedrijf, ontmoetingscentrum, zalencentrum (vergaderen, zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);
  • f. discotheken en partycentra (zware horeca): dancing, discotheek, nachtclub, partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.35 lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

1.36 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen.

1.37 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.38 gestapelde woning:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

1.39 molen:

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van waterkracht.

1.40 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

1.41 nieuw te bouwen woningen:

nog te bouwen woningen die op basis van onderhavig bestemmingsplan gerealiseerd kunnen worden.

1.42 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.43 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.44 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.45 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.46 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.47 ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.48 ondergronds:

beneden het peil.

1.49 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.50 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.51 seks- en/of pornobedrijf:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.53 verharden van wegen:

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton.

1.54 verkoopvloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is.

1.55 voorste bouwgrens:

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.

1.56 wonen:

het gebruik van een gebouw als woning.

1.57 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

1.58 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.59 zorgwoningen:

woningen of woongebouwen met daarbij behorende zorgvoorzieningen en beperkte voorzieningen ten behoeve van het begeleid wonen van bijzondere doelgroepen, zoals lichamelijk of meervoudig gehandicapten.

1.60 zalencomplex:

horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging (sociëteiten), en/of het verhuren van zalen aan gezelschappen al dan niet in combinatie met het verstrekken van eten en drinken (zalen verhuurbedrijf);

1.61 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.62 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.

2.7 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen of plantsoen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. hondenuitlaatplaatsen;
  • d. fiets- en/of voetpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. ondergrondse afvalcontainers;
  • h. (muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair e.d.;
  • i. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • j. zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.'
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen gebouwen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • b. de goot-/bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag met uitzondering van lichtmasten en de speelvoorzieningen, niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de hoogte van de speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. de hoogte van de bestaande zendmast, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', mag niet meer dan 43 m bedragen.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zalencomplex;
  • b. winkelgebonden horeca;
  • c. molen;
  • d. wonen, uitsluitend ter plaatse de aanduiding 'wonen';
  • e. speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn maximaal 2 woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangeduid.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag met uitzondering van vlaggenmasten, lichtmasten en de speelvoorzieningen, niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de hoogte van de speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. de hoogte van erfafscheidingen mag voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 m bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen. 

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve voorzieningen;
  • b. sociaal-medische voorzieningen;
  • c. (sociaal-)culturele voorzieningen;
  • d. levensbeschouwelijke voorzieningen;
  • e. religieuze voorzieningen;
  • f. onderwijsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangeduid.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 m bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;

alsmede voor:

  • b. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op de voor ‘Tuin’ aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 m bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen;
  • c. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
    • 2. de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
    • 3. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Aan- en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het bowen van aan- en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de weg niet minder dan 2 m mag bedragen;
  • b. het vanuit stedenbouwkundign en verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is.
6.3.2 Hoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder b voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden in de vorm van:

  • a. straten en erven;
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. ondergrondse afvalcontainers;
  • h. (muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair e.d.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen gebouwen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

a de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;

b de goot-/bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag met uitzondering van lichtmasten niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Speelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 en 7.2.2 voor het bouwen van speelvoorzieningen tot een hoogte van niet meer dan 5 m indien uit (historisch) onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor dit beoogde gebruik.

Artikel 8 Water

Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging, -aan- en –afvoer;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. taluds en oevers;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. fiets- en/of voetpaden;
  • f. bruggen ten behoeve van het verkeer.
8.1 Bouwregels

Op de voor ‘Water’ aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens ten behoeve van constructies voor bruggen, kademuren en duikers.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. zorgwoningen;
  • c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca (categorie I), uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • e. winkel- en avondgebonden horeca, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • f. drankensector (middelzware horeca, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
  • g. restaurantsector, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';

alsmede voor:

  • h. erven;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. ondergrondse parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'
  • k. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. ondergrondse afvalcontainers;
  • n. langzaamverkeersverbindingen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 70%.
  • d. het is niet toegestaan om een bestaande woning te gebruiken en/of te verbouwen of vergroten ten behoeve van meer dan één woning.
  • e. nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw en nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw'.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw' en 'maximum aantal wooneenheden' mag maximaal het aangegeven aantal woningen worden gebouwd, met dien verstande dat het totaal aantal nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied maximaal 13 woningen bedraagt;
  • g. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in of evenwijdig aan de voorste bouwgrens worden gebouwd, met dien verstande dat tot maximaal 3 m achter de voorste bouwgrens mag worden gebouwd.
  • h. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    • 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    • 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

  • i. De breedte van nieuwe hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw' mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor vrijstaande hoofdgebouwen 15 m;
    • 2. voor halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en aaneengebouwde hoofdgebouwen 10m;
  • j. de afstanden van nieuwe hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw' moeten bedragen:
    • 1. voor vrijstaande hoofdgebouwen: aan beide zijden niet minder dan 3 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - perceelsgrens' waar het vrijstaande hoofdgebouw aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd, niet grenzend aan de bestemming 'Tuin';
    • 2. voor halfvrijstaande en geschakelde hoofdgebouwen: aan één zijde niet minder dan 3 m;
    • 3. voor aaneengebouwde hoofdgebouwen: bij eindwoningen niet minder dan 3m,

indien de afstand van de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand;

  • k. de goothoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' waar de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangeduid;
  • l. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' waar de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangeduid.
9.2.2 Parkeergarage

Voor het bouwen van de parkeergarage gelden de volgende bepalingen

  • a. ter plaatse van de aanduiding parkeergarage mag een ondergrondse parkeergarage in één bouwlaag worden gebouwd;
  • b. de diepte onder peil van de parkeergarage mag niet meer dan 4 m bedragen
  • c. de hoogte boven peil van de parkeergarage mag niet meer dan 1 m bedragen
9.2.3 Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m², met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de hoogte:
    • 1. in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 4,5 m, behoudens het hieronder bepaalde;
    • 2. indien de betreffende gebouwen aan weerzijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte maximaal 4,5 m bedragen.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1 m bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De beeldkwaliteitsaspecten zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Het beeld van het Masterplan Stadbroek d.d. juni 2004, dienen hierbij als uitgangspunt te worden gehanteerd, met dien verstande dat nadere eisen slechts mogen worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundige beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is met het oog op een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
  • b. indien dit noodzakelijk is in verband met de sociale veiligheid dan wel de verkeersveiligheid;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Aanleunwoning bij bestaande woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3 voor de bouw van een aanleunwoning bij een bestaande woning, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m²;
  • b. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • c. de aanleunwoning ruimtelijk gezien een onderdeel vormt van de bestaande woning.
9.4.2 Hoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.4 onder b voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor en of als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

9.5.2 Detailhandel

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' mag de bestaande detailhandel worden voortgezet in de omvang zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

9.5.3 Horeca

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' mag de bestaande horeca worden voortgezet in de omvang zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf plaatsvindt:
    • 1. in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
    • 2. op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
    • 3. op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
    • 4. het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep of bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft; het aan huis gebonden beroep of bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • b. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • c. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • d. de aard en de activiteiten van het beroep of bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
9.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.5.1 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2 onder e, f en h genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m².
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen of;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in 10.4.1, is niet van toepassing indien:

  • a. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. is aangetoond dat de betreffende gronden reeds dieper dan 30 cm zijn verstoord en de werken en/of werkzaamheden niet dieper reiken dan de diepte van de aangetoonde eerdere verstoring;
  • d. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
  • e. de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
  • f. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • g. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • h. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.4.3 Toelaatbaarheid

Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in 10.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie' te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de bestemming 'Waarde - Archeologie', gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Percentageregeling

Een percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

12.2 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

12.3 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
12.3.1 Afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

12.3.2 Percentages

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Onder gebruiken en of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  • b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is geregeld niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • d. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
    • 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
      • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      • b de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
      • c de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
      • d de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming "verkeer";
    • 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Een besluit tot het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

16.2 Parkeren
16.2.1 Parkeernormen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw en/of onbebouwd terrein dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeren zoals opgenomen in de nota 'Parkeernormen Sittard-Geleen-Parkeernormensystematiek' zoals deze is vastgesteld op 15 maart 2012. Indien parkeernormen na dat tijdstip zijn vastgesteld door Raad dan wel B&W moet aan dat beleid worden voldaan.

16.2.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in aritkel 16.2.1, indien wordt voorzien in een parkeervoorziening die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in 16.2.1, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande stedelijke ontwikkeling ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Molenbeek West'.