direct naar inhoud van 3.2 Milieu, natuur, water en overige aspecten
Plan: Centrum Sittard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01

3.2 Milieu, natuur, water en overige aspecten

3.2.1 Geluid

Voor grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden. Het zoneren behelst het creëren van een bepaalde afstand tussen een grote geluidveroorzakende functie (bv. verkeer/industrie) en geluidgevoelige gebieden (bv. woongebieden). Binnen een geluidzone geldt een beperking voor de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Voor bestemmingsplan Centrum Sittard geldt dat dit plan het karakter heeft van een beheerplan. Dit betekent dat de bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied gehandhaafd worden en overeenkomstig de huidige situatie geregeld worden in het bestemmingsplan. Er is in die zin geen sprake van nieuwbouw in het gebied. Om deze redenen is er geen noodzaak om akoestisch onderzoek uit te voeren

3.2.2 Bodem

Het bestemmingsplan Centrum Sittard betreft een beheerplan. De bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied worden dus gehandhaafd en overeenkomstig de huidige situatie in het bestemmingsplan geregeld. Er is geen sprake van nieuwbouw in het gebied en dus bestaat er geen noodzaak om bodemonderzoek uit te voeren.

3.2.3 Externe veiligheid

Beleidskader

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor stationaire bronnen zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen. De richtlijnen voor transport zijn vastgelegd in de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen en de Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen. In de hiervoor genoemde besluiten worden normwaarden gegeven voor twee verschillende typen risico’s; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico geeft inzicht in de jaarlijkse kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico is geheel afhankelijk van de hoeveelheid en de aard van gevaarlijke stoffen en de ongevalfrequentie. De grenswaarde van het plaatsgebonden risico is een kans van één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.


Groepsrisico

Het groepsrisico wordt zowel bepaald door de mogelijke ongevallen en de bijbehorende ongeval-frequentie als het aantal aanwezigen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het totale aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde. Dit is geen harde norm, maar geldt als richtwaarde. Het bevoegd gezag bepaalt zelf of zij een groepsrisico in een bepaalde situatie acceptabel vindt of niet (het bevoegd gezag is de initiatiefnemer van het besluit, in dit geval het bestemmingsplan).

Verantwoordingsplicht groepsrisico

De Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft aan dat bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of bij een toename van het groepsrisico, de verantwoordingsplicht moet worden doorlopen. De officiële tekst uit de Circulaire luidt:

‘Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan (het bevoegd gezag) moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen.’


In het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen is het volgende opgenomen over de verantwoordingsplicht:

‘Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord.’


Tot slot schrijft het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen dat bij een ruimtelijk besluit binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van een stationaire risicobron, de verantwoordingsplicht moet worden doorlopen.

Buiten de aangehaalde besluiten is de verantwoording van het groepsrisico sowieso een noodzakelijk onderdeel van een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ van een bestemmingsplan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.

Risico-inventarisatie

Uit de provinciale Risicokaart Limburg en Google Earth Pro blijkt dat het bestemmingsplan Centrum Sittard binnen het invloedsgebied ligt van de volgende risicobronnen: het bedrijventerrein Chemelot (circa 4 km), het spoor (circa 400 meter) en het emplacement (circa 400 meter).

Echter voor deze risicobronnen is de afstand tot het plangebied zo groot dat het geen invloed heeft voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico, maar wel binnen de effectafstand van een zogenaamd toxisch scenario ligt. Om deze reden is geen groepsrisicoberekening uitgevoerd, maar is voor een kwalitatieve beschrijving gekozen.

Aan de westkant van het bestemmingsplan Centrum Sittard ligt de Rijksweg Zuid. Binnen de gemeente Sittard-Geleen geldt echter een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De nabij of in het plangebied gelegen wegen zijn niet opgenomen in de gemeentelijke routering. Daarmee zijn de Rijksweg Zuid en andere gemeentelijke wegen niet relevant voor het bestemmingsplan.

Mogelijke ongevalscenario’s

Bevindingen uit risico-inventarisatie

Het bestemmingsplan Centrum Sittard-Geleen voldoet aan de richt- en grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Zoals aangegeven zijn er wel enkele scenario’s van de risicobronnen die –theoretisch- effect hebben op het bestemmingsplan. Dit is voor dit bestemmingsplan het zogenaamde 'toxische scenario'.

Toxische wolk

Bij ongevallen met giftige vloeistoffen en gassen is het scenario dat indirect of direct een gaswolk kan ontstaan. Als gevolg hiervan kan bij een percentage van de aanwezige personen letaal letsel kunnen optreden door blootstelling aan de gaswolk. Een toxisch ongevalscenario kent enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Dit scenario kan bij alle eerder genoemde risicobronnen plaatsvinden.

Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

Verschillende stappen

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan moeten de stappen van de verantwoordingsplicht groepsrisico worden doorlopen. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en richt zich op het behoud van de al gerealiseerde functies. De verantwoording heeft daardoor een ander karakter dan bij de realisatie van nieuwe functies of de uitbreiding van bestaande functies.

Personendichtheid in invloedsgebied

Het plangebied Centrum Sittard heeft een centrumfunctie met veel detailhandel en horeca. Daarnaast zijn er een aantal kantoren gevestigd, waaronder het gemeentehuis, evenals een aantal onderwijsinstellingen als een hotel en een zorgcentrum. Het plangebied kent bovendien woningbouw.

Mogelijkheden voor hulpverlening

Voor de beschouwing van de mogelijkheden voor hulpverlening is een onderscheid gemaakt tussen de bereikbaarheid van het plangebied, in het plangebied en de bereikbaarheid van de risicobron.

De bereikbaarheid van het plangebied moet tweezijdig zijn. Dit is in het geval van een toxisch scenario belangrijk voor de hulpdiensten, zodat ze altijd bovenwinds kunnen aanrijden. In de huidige situatie voldoet het plangebied hieraan.

De bereikbaarheid in het plangebied moet ook tweezijdig zijn. Dit is voornamelijk voor de ontvluchting van de personen in dat gebied. De vluchtwegen dienen een andere route te zijn dan de aanrijdroute voor brandweervoertuigen. In de huidige situatie zijn er voldoende vluchtwegen voorhanden zonder dat de hulpdiensten worden gehinderd.

De bereikbaarheid van de risicobron is voor de bronbestrijding essentieel. Zonder deze bereikbaarheid kan de brandweer niet optreden bij een risicobron. Langs het spoor is over de hele lengte een parallelweg aanwezig voor de hulpdiensten (Westelijke randweg). Het bedrijventerrein Chemelot kent ook een goede infrastructuur qua wegen.

De bovenstaande beschouwing van de bereikbaarheid laat zien dat de brandweer snel ter plaatse kan zijn bij een risicobron en in het plangebied. Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen met water. Hiervoor is in het plangebied voldoende bluswater aanwezig.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van aanwezigen

Het succes van de zelfredzaamheid hangt af van twee aspecten:

- De mate waarin de gebiedsinrichting de zelfredzaamheid bevordert.

- De mogelijkheid om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende scenario.

In het plangebied bevinden zich vooral zelfredzame personen. Het gebied is verder goed omsloten (vluchtwegen) en er zijn voldoende objecten aanwezig om te schuilen. Voor een calamiteit met giftige stoffen is de beste optie om zo snel mogelijk schuilen in gebouwen. Bij een eventuele calamiteit behoeven de in het plangebied gelegen (basis)scholen en zorgcentrum specifieke aandacht.

De risico- en crisiscommunicatie kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. In navolging van de Kadernota Integrale Veiligheid 2011-2014 wil de gemeente Sittard-Geleen een project starten ter verbetering van de zelfredzaamheid van burgers.

Mogelijke risicoverlagende maatregelen

De mogelijkheden van de gemeente om bronmaatregelen te treffen zijn beperkt, in het kader van dit conserverende plan. De nabijgelegen risicobronnen liggen namelijk niet in het plangebied, maar op ruime afstand.

In het kader van toekomstige maatregelen aan het spoor (Basisnet) als ook onderzoek naar de verbetering van de veiligheid rondom het emplacement, wordt hiervan een verbetering verwacht.

Brandweeradvisering en verantwoording

Het brandweeradvies maakt onderdeel uit van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de verantwoording worden daarnaast nut en noodzaak en overige belangen afgewogen. De brandweer hanteert voor het advies een effectbenadering waarbij zij ervan uitgaan dat een calamiteit plaatsvindt. Op basis van het landelijke beleid en de vigerende wetgeving hanteert de gemeente Sittard-Geleen een risicobenadering, waarbij ook de kans op een calamiteit wordt meegenomen. Vanwege de lage kans op optreden van toxische ongevalscenario’s zullen extra maatregelen slechts beperkt bijdragen aan een verlaging van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het bestemmingsplan is bovendien geen sprake van nieuwe ontwikkelingen.

Conclusie

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan treedt geen verslechtering op van het veiligheidsniveau en kan zelfs, afhankelijk van de realisatie van plannen rondom emplacement en zuidaansluiting Chemelot, een verbetering optreden voor de externe veiligheid in het plangebied. Daarmee achten wij het bestemmingsplan Centrum Sittard verantwoord.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Nieuwe Wet luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met het inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM10). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.

Uitvoeringsregels

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer:

  • Algemene Maatregel van Bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440).
  • Ministeriële regeling: “Niet in betekenende mate” (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218).
  • Ministeriële regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 220).
  • Ministeriële regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 218).

In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien voldaan wordt aan deze regels dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

In de NSL is de nibm (“niet in betekenende mate”) 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 . In de Regeling nibm is in artikel 4 invulling gegeven aan artikel 4 van het Besluit nibm en een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Voor bijvoorbeeld een woonwijk bestaande uit 500 woningen en één ontsluitingsweg geldt dat deze nibm bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Aangezien er in het onderhavige geval geen sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling maar slechts het actualiseren van de bestaande situatie is nader onderzoek in het kader van luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

3.2.5 Water

Het betreft een grondwaterinfiltratiegebied. Binnen het plangebied is geen primair oppervlaktewater aanwezig. Wel zijn twee watergangen in het gebied aanwezig: de Keutelbeek en de Geleenbeek.

In het plangebied liggen geen primaire waterkeringen of regenwaterbuffers. Het rivierbed van de Maas bevindt zich niet binnen het plangebied. Er is geen sprake van een grondwaterbeschermingsgebied en er is geen grondwateroverlast binnen het plangebied.

Een belangrijk uitgangspunt van Zitterd Revisited is de herintroductie van water rond de wallen en in de grachten. 'Water als ordenend principe' en 'integraal waterbeheer' zijn twee belangrijke principes voor Zitterd Revisited. De gemeente Sittard-Geleen is al enige jaren bezig met het uitwerken van het masterplan Zitterd-Revisited. Het Waterschap Roer en Overmaas is hierbij nauw betrokken. Hierbij gaat het om vier speerpunten:

  • Afkoppelen van hemelwater.
  • Introductie van water rond de wallen en in de grachten.
  • Overgaan op gescheiden rioolstelstel.
  • Ontkluizing van de Keutelbeek.

Het afkoppelen van hemelwater in een binnenstedelijk gebied is echter geen eenvoudige zaak. Water heeft een groot deel van de ontwikkeling van de stad bepaald. De Geleenbeek stroomde oorspronkelijk ten westen van de stadsomwalling. Ten zuiden van de stad werd een zijtak naar de stad toe gegraven. Deze aftakking was bedoeld om de grachten te voeden en de molens binnen de veste gaande te houden. Deze zogenoemde stadsbeek, ook wel Molenbeek, loopt dwars door de oude stad. De Molenbeek is door verstedelijking op strategische punten overkluisd. De stadsbeek of Molenbeek voerde tevens het water aan voor de grachten om de stad. Voor verdeling van het water was ter hoogte van het huidige Tempelplein een watersluis en verdeelwerk aanwezig. Dit waterwerk had verschillende functies. Hier werd het water gestuwd om de molens in de stad te kunnen voorzien van voldoende waterkracht.

Daarnaast werd vanaf het waterwerk water in de grachten geleid. Deze grachten hadden primair een verdedigingsfunctie. De grachten hadden behoudens een verdedigende functie ook een functie ten behoeve van het waterbeheer. Bij hevige regenval werd het water uit de stad en het water dat van de plateaus kwam opgevangen in de grachten en vervolgens geleidelijk via de beek afgevoerd. De grachten dienden hierbij als waterbuffer om overstroming van de stad tegen te gaan. In het kader van integraal waterbeheer is het wenselijk om gebaseerd op de historische situatie, waar mogelijk de bufferfunctie van de gracht te herstellen.

Vanuit duurzaam waterbeheer wil de gemeente overgaan tot een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel voert het regenwater niet langer af naar zuiveringen, maar direct (of indirect) naar het oppervlaktewater. In het geval van Sittard zouden dit de grachten rond de omwalling kunnen zijn. Vanuit integraal waterbeheer is het noodzakelijk om de afvoer van hemelwater van het openbare rioolstelsel af te koppelen. Door afkoppelen en bij voorkeur infiltreren van het hemelwater in de bodem wordt een bijdrage geleverd aan het herstel van een natuurlijk functionerend watersysteem en het verminderen van verdroging. Vanwege de waterkwaliteit is doorstroming noodzakelijk. De grachten zullen verbonden worden met de Molenbeek. De historische verbondenheid met water kan nog voelbaarder worden gemaakt. Naast grachten kan ook het water in de beken zichtbaar gemaakt worden door delen van de Molenbeek en Keutelbeek op te leggen. Het zal een positief effect hebben op de herkenbaarheid, belevingswaarde en attractiviteit van de stad.

Ontkluizing Sittard Keutelbeek fase 1

Om de beleving van water in stedelijk gebied te vergroten wordt het benedenstroomse deel van de overkluizing in de Keutelbeek in Sittard over een lengte van 210 meter opgeheven. Dit is onderdeel van het stedenbouwkundige project Dobbelsteen. De beek wordt open en zichtbaar gemaakt en zo natuurlijk mogelijk ingericht. De open beek zal aan de rechterzijde natuurlijk worden ingericht. Dit geeft een impuls aan de ecologische waarden op dit traject.

3.2.6 Ecologie

Het centrum van Sittard is gelegen binnen het stedelijk gebied. Gezien de aanwezigheid van oude stadswallen en panden binnen de plangrens is het aannemelijk dat er in het centrum een aantal ecologische waarden aanwezig zullen zijn. Voor dit bestemmingsplan kan echter worden gesteld dat aangezien dit een beheerplan is er geen nieuwe ontwikkelingen plaats zullen vinden.

Indien beschermde soorten aanwezig zijn mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden die passen binnen de mogelijkheden die het plan biedt, kan er sprake zijn van een ingreep die een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet vereist.

3.2.7 Kabels en leidingen

Gas-, water- en elektriciteitstransport vindt meestal ondergronds plaats. Ten behoeve van de bescherming van bepaalde ondergrondse kabels en leidingen worden in een bestemmingsplan beschermingszones geregeld. In de planregels en op de verbeelding worden deze zones opgenomen voor de grotere kabels en leidingen, die door het plangebied lopen.

Binnen de begrenzing van onderhavig bestemmingsplan is in dit kader een Hogedrukgasvoedingsleiding aanwezig. Voor de Hogedrukgasvoedingsleiding geldt een beschermingszone van 4 meter (voor deze leiding speelt het aspect externe veiligheid geen rol) (het betreft namelijk een leiding met een uitwendige diameter kleiner dan 50 mm en een druk van minder dan 16 bar).

Daarnaast loopt een straalpad door het plangebied, deze kent een zone van 100m. aan weerszijden van de hartlijn. Dit is opgenomen in de verbeelding en geregeld in de planregels.