direct naar inhoud van Regels
Plan: Hof van Keenenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.bp19SL01-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' met identificatienummer NL.IMRO.1842.bp19SL01-VA02 van de gemeente Midden-Delfland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 beneden - bovenwoning

gestapelde woning op de begane grond, met een voordeur die op straatniveau uitkomt (benedenwoning), of op een verdieping daarboven, met een voordeur die via een (gemeenschappelijk) trappenhuis op straatniveau uitkomt (bovenwoning

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.11 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.15 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.16 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto's, boten en caravans.

1.17 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.20 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.21 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, verdeelstations, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling. Apparatuur voor telecommunicatie valt hier niet onder.

1.22 onderdoorgang

een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming een onderdoorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht

1.23 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.25 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen

1.26 peil

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een verblijfsgebied grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere verblijfsgebieden het laagste verblijfsgebied bepalend is.

1.27 seksuele dienstverlening

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomst - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuin, verrichten van seksuele handelingen.

1.28 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, waartoe in ieder geval tuinen, (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen worden gerekend.

1.29 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.30 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.31 wonen

het gebruik van een woning door één huishouden.

1.32 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten. Met inbegrip van woningen voor gehandicapten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in niet-volumineuze goederen;
  • b. dienstverlening;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' voor wonen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en grenzend aan openbaar gebied niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt niet meer dan 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen, buiten het bouwvlak en in de open lucht is niet toegestaan;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • c. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' is wonen alleen toegestaan op de verdieping met een maximum van 2 woningen.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in niet-volumineuze goederen;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca tot en met ten hoogste horecacategorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. gezondheidszorg;
  • e. zorg en welzijn;
  • f. jeugd/kinderopvang;
  • g. verenigingsleven;
  • h. wonen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losruimte.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen van de bij de woning behorende gronden, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 15 m² van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 4.1 onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 4.1 ten minste 250 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en grenzend aan openbaar gebied niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt niet meer dan 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak per detailhandelsvestiging mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • d. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  • f. voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:
    • 1. het aan-huis-gebonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner van het desbetreffende pand uitgeoefend;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
    • 3. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten hebben geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
    • 6. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om horecabedrijven toe te laten uit één horecacategorie hoger dan in lid 4.1 aangegeven, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 genoemde horecacategorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 genoemde horecacategorieën van de Staat van Horeca activiteiten.

4.4.2 Afwijken ten behoeve dakterrassen op aan- en uitbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e:

  • a. om dakterrassen mogelijk te maken, met dien verstande dat het gebruik van het dakterras niet mag leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op de privacy in belendende woningen als gevolg van inkijk.

4.4.3 Afwijken ten behoeve van een dakkapel/dakopbouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b om een dakkapel of dakopbouw mogelijk te maken aan de voorzijde het hoofdgebouw of de voorzijde van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met dien verstande dat voor het verlenen van de omgevingsvergunning het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de Monumentencommissie, omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde, dan wel de voor het gebied kenmerkende verschijningsvorm van de gebouwen en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen, plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. sociaal-culturele activiteiten en kleinschalige evenementen;
  • c. parkeren;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 m voor terreinafscheidingen;
    • 2. 4 m voor speeltoestellen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Het bouwwerk dat op de verbeelding voorzien is van bouwaanduiding 'karakteristiek' mag gedeeltelijk of geheel worden vernieuwd en/of worden uitgebreid, mits het betrokken bouwplan recht doet aan de historische beeldkwaliteit van het deel van het kasteel Keenenburg dat ter plaatse van dit bouwwerk aanwezig was.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder c om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan van meer dan 3 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 m;
  • b. de hogere bouwhoogte uitsluitend is toegestaan voor elementen die verwijzen naar het voormalige kasteel 'Keenenburg';
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en de bezonningssituatie van aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik ten behoeve van sociaal-culturele activiteiten en/of kleinschalige evenementen gelden de volgende regels:

  • a. per jaar zijn ten hoogste 12 evenementen toegestaan;
  • b. de maximale duur per evenement bedraagt 3 dagen, inclusief op- en afbouwen;
  • c. per evenement zijn op het terrein maximaal 300 bezoekers tegelijkertijd toegestaan;
  • d. uitsluitend zijn evenementen toegestaan passend bij de cultuurhistorische aard en waarden van het kasteelterrein en/of het Midden-Delfland gebied en/of gericht zijn op de promotie van het Midden-Delfland gebied en de filosofie van Cittaslow. Waaronder buurtfeesten, streekmarkten en evenementen die deel uitmaken van koningsdagen, zomerfeesten, open monumentendagen, Midden-Delfland dagen, Cittaslow dagen en Kerstdagen;
  • e. evenementen duren tot uiterlijk 22:00 uur.

Artikel 6 Kantoor

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1 mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en grenzend aan openbaar gebied niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gezondheidszorg;
  • b. jeugd/kinderopvang;
  • c. onderwijs;
  • d. religie;
  • e. sociaal-culturele instellingen;
  • f. verenigingsleven;
  • g. zorg en welzijn;
  • h. aan de bestemming ondergeschikte horeca;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en grenzend aan openbaar gebied niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.


Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en parkeren behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - gemeenschappelijk' zijn uitsluitend gemeenschappelijke tuinen / tuinen t.b.v. gemeenschappelijk gebruik / semi-openbare tuinen toegestaan;
  • c. perceelontsluitingen;
  • d. erkers ten behoeve van het wonen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.

8.2.2 specifieke bouwregels fietsbergingen

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 zijn bouwwerken ten behoeve van (fiets)bergingen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
  • b. het maximale oppervlakte 70 m2 bedraagt.

8.2.3 Specifieke bouwregels erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 zijn erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de diepte ten hoogste 1 m bedraagt gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m bedraagt;
  • c. de breedte bedraagt ten hoogste 2/3 van de gevelbreedte;

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en grenzend aan openbaar gebied niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt niet meer dan 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' voor een terras;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, water, voorzieningen ten behoeve van gescheiden inzameling en wegmeubilair;

9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer bedraagt dan 9;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 m;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' gelden de ten tijde van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan (legaal tot stand gekomen) maten als maximum.

9.2.1 Specifieke bouwregels fietsbergingen

In afwijking van 9.2 zijn bouwwerken ten behoeve van (fiets)bergingen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is alleen langzaam verkeer toegestaan;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen en water.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van grondgebonden woningen of beneden-bovenwoningen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. bouwwerken die op de verbeelding zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek' mogen geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd en/of gedeeltelijk worden uitgebreid, mits met het betrokken bouwplan de bestaande nokrichting gehandhaafd blijft;
  • e. ter plaatse van bouwaanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang;
  • f. ten aanzien van de gevelindeling van woningen moet worden voldaan aan de eisen van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in het bijlage 1 van de regels.

10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen van de bij de woning behorende gronden, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 15 m² van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 10.1 onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 10.1 ten minste 250 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van garages en bergingen niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • f. de diepte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van de diepte van de woning bedragen;
  • g. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • h. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek' zijn dakkapellen en dakopbouwen aan de voorzijde van het bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en grenzend aan openbaar gebied niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt niet meer dan 2 m;
  • f. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

10.2.4 Voorwaardelijke verplichting uitweg

De binnen de bestemming ‘10’ toegestane hoofd- en bijgebouwen mogen pas worden gebouwd als de uitweg zoals verbeeld in bijlage 3 bij deze regels gebruiksklaar is opgeleverd. Deze bepaling geldt niet voor de herbouw of uitbreiding van op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan bestaande woningen.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. het aan-huis-gebonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner van het desbetreffende pand uitgeoefend;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
  • c. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten hebben geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
  • f. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.

10.3.2 parkeren

De binnen de bestemming 'Wonen' toegestane gebruiksmogelijkheden en de daarbij bijbehorende bebouwing zijn alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de parkeerregels van de gemeente Midden - Delfland zoals opgenomen in artikel 14.1.1.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfastactiviteiten uitgeoefend worden door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfastactiviteiten minder bedraagt dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, dient het bouwplan te worden getoetst door de archeologisch adviseur van de gemeente. Deze geeft aan of de aanvrager aanvullend archeologisch onderzoek (startpunt AMZ-cyclus: Inventariserend Veldonderzoek middels proefsleuven) moet laten uitvoeren, om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  • b. indien uit het in lid 11.2 sub a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • c. de verplichting als bedoeld in lid 11.2 sub a geldt niet indien de vergunningaanvraag betrekking heeft op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. één of meerdere gebouwen ten behoeve waarvan bodemverstoringen tot maximaal dan 60 cm -NAP (40 cm onder maaiveld) worden uitgevoerd;
    • 3. het plaatsen van een bouwwerk dat uitsluitend bestemd is voor archeologisch onderzoek, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • d. op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 11.2 sub a, is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in 11.2 sub b, zijn 11.2 sub c1 en 11.2 sub c2 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. 11.2 sub b is overeenkomstig van toepassing.
  • e.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden om op of in de gronden die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:
    • 1. bodemverstorende werkzaamheden met een diepte dieper dan 60 cm -NAP (40 cm onder maaiveld), waartoe wordt gerekend saneren, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
    • 5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verbod als bedoeld in 11.3 sub a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    • 1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 2 van toepassing is;
    • 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning;
    • 5. betrekking hebben op een diepte van maximaal 60 cm -NAP (40 cm onder maaiveld);
    • 6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden wordt verleend, dient het bouwplan te worden getoetst door de archeologisch adviseur van de gemeente. Deze geeft aan of de aanvrager aanvullend archeologisch onderzoek (startpunt AMZ-cyclus: Inventariserend Veldonderzoek middels grondboringen) moet laten uitvoeren, om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  • d. Indien uit het in lid 11.2 sub a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • e. op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 11.3 sub c, is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in 11.3 sub d, zijn 11.3 sub b 4 en 11.3 sub b 5 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. 11.3 sub d is overeenkomstig van toepassing.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden te wijzigen of (gedeeltelijk) te verwijderen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het niet langer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan ter plaatse voorziet in behoud en bescherming van archeologische waarden.
  • c. de bestemming 'Waarde - Archeologie' alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding neit meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

13.2 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, als de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Voorwaardelijke verplichting
14.1.1 Parkeren en laden/lossen
  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1 lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (art. 2.1 lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein;
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's en het laden en lossen wordt gebruik gemaakt van de 'Nota parkeernormen Midden-Delfland 2012' van de gemeente Midden-Delfland, zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid b en een omgevingsvergunning verlenen indien een aanvraag omgevingsvergunning voldoet aan het ontwerp van nieuw parkeerbeleid dat ter inzage heeft gelegen;
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

14.1.2 Bodemonderzoek
  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1 lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (art. 2.1 lid c Wabo) is vereist, dient voor het aspect bodem met een erkend bodemonderzoek te worden aangetoond dat ter plaatse geen geval van ernstige bodemverontreininging aanwezig is en dit akkoord is bevonden door het bevoegd gezag.

14.1.3 Vleermuizen
  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1 lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (art. 2.1 lid c Wabo) is vereist, dient een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd te worden. Waarbij aan de volgende voorwaardelijke verplichting wordt voldaan: uiterlijk voor de start van de werkzaamheden dient een nader onderzoek naar vleermuizen, gebouwbewonende soorten conform het Vleermuisprotocool 2017 uitgevoerd te worden. Het onderzoeksrapport dient bij de sloopmelding gevoegd te worden. Is dit niet het geval, dan kan er niet gesloopt worden

14.1.4 Ontsluiting Singel 18 op de Kasteellaan

De omgevingsvergunning voor het bouwen van de met dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelij kgemaakt ewoningen etc. pas na realisatie en instandhoudeing inrichitngsschets bijlage 1

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' het plan wijzigingen in de bestemming 'Gemengd', met dien verstande dat:

  • a. op de begane grond uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van detailhandel, dienstverlening, entrees, trappenhuizen en installaties woningen;
  • b. het wonen uitsluitend op de verdiepingen mag plaatsvinden;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 7,5 en 10,5 m bedraagt;
  • d. aan de Kasteellaan, aan de zijde van de parkeerplaats achter de Albert Heijn, is incidenteel een goothoogte van max. 10,5 en een bouwhoogte van max. 13,5 m mogelijk, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is en geen onevenredige afbreuk doet aan de beeldkwaliteit;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, dan wel in de directe omgeving wordt gerealiseerd;
  • f. aan de eisen met betrekking tot beeldkwaliteit, zoals opgenomen in het bijlage 1 van de regels wordt voldaan;
  • g. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

15.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' het plan wijzigen in de bestemming 'Tuin', 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', met dien verstande dat:

  • a. het maximum aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan 8 wooneenheden;
  • b. de vorm van het gebouw niet veranderd mag worden;
  • c. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, dan wel in de directe omgeving wordt gerealiseerd;
  • d. aan de eisen met betrekking tot beeldkwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels wordt voldaan;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijkingsbevoegdheid

het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken, bij omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.

16.1.1 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

16.2 Afwijkingsbevoegdheid beeldkwaliteitsplan

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken, bij omgevingsvergunning van het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels.

16.2.1 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning voor afwijking van het beeldkwaliteitsplan wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en beeldkwaliteitseisen die zijn vastgesteld in het beeldkwaliteitsplan. Afwijkingen mogen derhalve alleen van ondergeschikte aard zijn en/of een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering opleveren.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijdingen niet meer dan 3 m mogen bedragen;
  • b. het bestemmingsvlak met ten hoogste 10% mag worden vergroot;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. als het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.


Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg'.