Plan: | Harnaschpolder-Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1842.bp12HP01-va01 |
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2010)
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010. Daarnaast is op 23 februari 2011 de eerste herziening vastgesteld en is op 29 maart 2012 de Actualisering 2011 vastgesteld.
|
Figuur 5.2 Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie
Het plangebied is op de functiekaart van de structuurvisie grotendeels aangewezen als bestaand bedrijventerrein. De A4 is aangewezen als internationale wegverbinding. De zone ten noorden van de A4 is aangewezen als stedelijk groen. Het gebied langs de Dijkshoornseweg en het gebied tussen de Lookwatering en de Woudselaan is aangewezen als bestaand stads- en dorpsgebied.
Het beleid voor bedrijventerreinen is erop gericht dat de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde is voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10%. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt door de provincie de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.
Verordening Ruimte (2010)
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de Provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Daarnaast is op 23 februari 2011 de eerste herziening vastgesteld en is op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 vastgesteld. De visie is een zelfbindend document voor de provincie, maar de Provinciale Verordening bevat regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.
Bedrijventerreinen - artikel 6
Het bedrijventerrein HarnaschPolder is op kaart 6 van de Verordening Ruimte aangeduid als bedrijventerrein. De verordening stelt in lid 2 dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen, geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woon-werkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan en die niet binnen de invloedssfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.
In lid 3 van het artikel wordt aangegeven dat bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen, bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk moeten maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan of de Provinciale Structuurvisie. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten. Tot slot is in lid 4 bepaald dat van lid 3 kan worden afgeweken indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het betreffende bedrijventerrein.
Het bedrijventerrein wordt in de markt gezet als stedelijk gemengd terrein met een regionale opvangfunctie. De uitstraling van een modern bedrijventerrein wordt versterkt door de aard van de activiteiten en door de verschijningsvorm. Bij de aard van de activiteiten gaat het vooral om lichte vormen van bedrijvigheid, in handel en transport, aangevuld met zakelijke dienstverlening. Op het bedrijventerrein wordt dan ook maximaal milieucategorie 3.2 uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering toegestaan. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om middels een afwijking een hogere categorie toe te staan tot maximaal categorie 4.1. De afvalwaterzuiveringsinstallatie vormt hierop een uitzondering. Het waterzuiveringsbedrijf valt binnen categorie 5.1 en is specifiek op de huidige locatie mogelijk gemaakt als gevolg van een concrete beleidsbeslissing van de provincie Zuid-Holland.
Kantoren - artikel 7
In de Actualisering 2011 is het kantorenbeleid aangescherpt vanwege de oplopende problematiek op de kantorenmarkt (oplopende structurele leegstand, overmaat plancapaciteit en dergelijke). Naar aanleiding van het rapport 'Aanzet voor een Kantorenstrategie Zuid-Holland', hebben GS de regio's verzocht hun regionale kantorenstrategieën te actualiseren. De provincie wil zeer terughoudend omgaan met de ontwikkeling van plannen voor nieuwe kantoorlocaties die nog niet zijn vastgelegd in bestemmingsplannen. Dit betekent de inzet op een kaderstellend volumebeleid voor nieuwbouw van kantoren. Tevens zal bij nieuwe plannen voor kantoren de SER-ladder moeten worden toegepast en moet worden aangegeven hoe deze plannen zich verhouden tot de behoefte aan kantoren op regionaal niveau.
In artikel 7 lid 1 wordt aangegeven dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de invloedssfeer van de op kaart 5 van de Verordening aangeduide haltes in de kantoorontwikkelingslocaties geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe kantoren mogelijk maken. Binnen de invloedssfeer van deze haltes liggen gronden die te voet binnen 10 minuten vanaf de haltes bereikbaar zijn. Bedrijventerrein HarnaschPolder ligt niet binnen de invloedssfeer van een halte in een kantoorontwikkelingslocatie. Artikel 7 lid 3 en 4 geeft aan dat bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak per vestiging, op regionaal niveau dienen te worden afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten, waarbij wordt aangegeven hoe het kantorenprogramma zich verhoudt tot het actuele regionale kantorenprogramma. Tevens moet onderzocht worden of ter compensatie elders de kantoorruimte kan worden beperkt door sloop of functieverandering van bestaande kantoren of het wegbestemmen van nog niet gerealiseerde kantoorbestemmingen. Er is een limitatief aantal uitzonderingen (artikel 7 lid 2), waaronder het bieden van de mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied zoals gemeentehuizen en bankfilialen, bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximum oppervlakte van 3.000 m² en uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak.
Detailhandel - artikel 9
Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe detailhandel mogelijk maken.
Uitzonderingen hierop zijn:
Het bedrijventerrein is niet aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. Derhalve is een concentratie van perifere detailhandel niet toegestaan. Binnen onderhavig bestemmingsplan worden 2 bouwmarkten toegestaan en showrooms voor zover behorend bij de algemeen toegestane bedrijfstypen. Van een concentratie is geen sprake en de detailhandelsstructuur zal niet worden aangetast.
Waterkeringen - artikel 10
Over waterkering schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen. Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.
Molenbiotoop - artikel 13
Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe stelt de verordening een aantal criteria aan ontwikkelingen binnen de biotoop, waarbij gelet op het verschil in ruimtelijk karakter een onderscheid wordt gemaakt in ligging binnen en buiten de bebouwingscontour.
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen.
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn. In het RSP2020 wordt aangegeven dat in de Harnaschpolder circa 300 ha van het voorheen bestaande glastuinbouwareaal in aanmerking komt voor transformatie naar woningen, greenportgerelateerde bedrijven, groen en water. Het regiogebonden midden- en kleinbedrijf zal zich op deze manier in de regio kunnen blijven vestigen.