Konijnenburg Groep

Bestemmingsplan "Bedrijven Coldenhovelaan 2013"

Status: onherroepelijk
Datum: 19 juli 2013
imro: NL.IMRO.1842.bp12BG05-va01
     

HOOFDSTUK I      INLEIDENDE REGELS  1

Artikel 1     Begrippen  1

Artikel 2     Wijze van meten  6

HOOFDSTUK II      BESTEMMINGSREGELS  8

Artikel 3     Bedrijf 8

3.1      Bestemmingsomschrijving  8

3.2      Bouwregels 8

3.3      Specifieke gebruiksregels 9

3.4      Nadere eisen  9

3.5      Wijzigingsbevoegdheid voor hoofd-aardgastransportleidingen  10

HOOFDSTUK II      BESTEMMINGSREGELS  11

Artikel 4     Bedrijf - Gasontvangstation  11

4.1      Bestemmingsomschrijving  11

4.2      Bouwregels 11

Artikel 5     Groen  12

5.1      Bestemmingsomschrijving  12

5.2      Bouwregels 12

Artikel 6     Verkeer  13

6.1      Bestemmingsomschrijving  13

6.2      Bouwregels 13

6.3      Afwijken van de bouwregels 13

Artikel 7     Leiding – Gas 14

7.1      Bestemmingsomschrijving  14

7.2      Bouwregels 14

7.3      Afwijken van de bouwregels 14

7.4      Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  15

Artikel 8     Leiding – Olie  16

8.1      Bestemmingsomschrijving  16

8.2      Bouwregels 16

8.3      Afwijken van de bouwregels 16

8.4      Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  17

Artikel 9     Leiding – CO2  18

9.1      Bestemmingsomschrijving  18

9.2      Bouwregels 18

9.3      Afwijken van de bouwregels 18

9.4      Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  19

Artikel 10     Waarde – Archeologie  20

10.1     Bestemmingsomschrijving  20

10.2     Bouwregels 20

10.3     Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  21

10.4     Wijzigingsbevoegdheid  22

HOOFDSTUK III      ALGEMENE REGELS  23

Artikel 11     Anti-dubbeltelregel 23

Artikel 12     Algemene gebruiksregels 24

12.1     Verbod op gebruik van gronden en gebouwen  24

Artikel 13     Algemene aanduidingsregels 26

13.1     Gebiedsaanduiding “geluidzone – weg”  26

Artikel 14     Algemene afwijkingsregels 27

14.1     Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten  27

14.2     Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken  27

Artikel 15     Algemene wijzigingsregels 28

15.1     Algemene wijzigingsregels 28

Artikel 16     Algemene procedureregels 29

16.1     Wijzigingsbevoegdheid  29

16.2     Nadere eisen  29

HOOFDSTUK IV      OVERGANGS- EN SLOTREGELS  30

Artikel 17     Overgangsrecht 30

17.1     Overgangsrecht bouwwerken  30

17.2     Overgangsrecht gebruik  30

17.3     Hardheidsclausule  30

Artikel 18     Slotregels 31

18.1     Vervangen bestemmingsplannen  31

18.2     Citeertitel 31

 


 


Artikel 1                                                                                                                                                                                                                    
Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1       plan

het bestemmingsplan “Bedrijven Coldenhovelaan 2013” van de gemeente Midden-Delfland waarvoor deze planregels en de daarbij behorende planverbeelding met legenda, het juridische normenkader vormen;

1.2       bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1842.bp12BG05-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3       aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4       aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5       afwijkingsbevoegdheid

de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.6       archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;

1.7       bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8       bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;

1.9       bedrijfsgebouw

een gebouw ten diensten van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een bedrijfswoning en kassen;

1.10     bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.11     bedrijventerrein

Cluster aaneengesloten percelen bestemd voor bedrijven, dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen.

1.12     bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13     bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14     bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15     bevoegdheid tot stellen van nadere eisen

de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;

1.16     bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17     bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18     bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19     bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.20      burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

1.21     erfscheiding

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;

1.22     gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23     geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.24     groenvoorzieningen

groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;

1.25     hart van de weg

het midden van de rijbaan of bij gescheiden rijbanen: het midden van de middenberm;

1.26     hoofdgebouw

een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.27     kantoor

gebouw of een deel daarvan dat gebruikt wordt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of andere daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienst van en is verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval;

1.28     kwetsbare- of beperkt kwetsbare objecten

objecten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a. en m., van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.29     nutsvoorzieningen

voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en telefooncellen;

1.30     overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

1.31     peil

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang of in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.32     plangebied

het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;

1.33     risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.34     werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3, aanhef onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;

1.35     wijzigingsbevoegdheid

de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke ordening.


 

Artikel 2                                                                                                                                                                                                                    
Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1       de dakhelling

gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2       de goothoogte

gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3       de inhoud

gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4       de bouwhoogte

gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5       de oppervlakte

gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6       de hoogte van een windturbine

gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken) as van de windturbine;

2.7       afstand

bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.8       ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 


 

Artikel 3                                                                                                                                                                                                                    
Bedrijf

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                 Aanduidingen:

B                Bedrijf                                           (b≤3.1)   bedrijven tot en met categorie 3.1

                                                                       (nb)        nutsbedrijf

(sb-dfc)   specifieke vorm van bedrijf – defensie computercentrum

[sba-1]     specifieke bouwaanduiding - 1

[sba-2]     specifieke bouwaanduiding - 2

 

3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.           een bedrijventerrein;

b.           wegen en paden;

c.           groenvoorzieningen;

d.           watergangen, waterpartijen, bruggen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers;

e.           ter plaatse van de functieaanduiding “bedrijven tot en met categorie 3.1“ (b≤3.1), bedrijven uit de categorie 1 t/m 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten,

f.            ter plaatse van de functieaanduiding “nutsbedrijf” (nb), uitsluitend één nutsbedrijf;

g.           ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf – defensie computercentrum” (sb-dfc), uitsluiten het computercentrum van het ministerie van Defensie;

3.2       Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.           bedrijfsgebouwen;

b.           bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

c.           op gronden met de functieaanduiding “nutsbedrijf” (nb), industriële buitenopstellingen.

en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

3.2.1    Bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken

a            bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;

b.           de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan is aangegeven op de planverbeelding;

c.           het maximale bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.           indien op de planverbeelding geen bebouwingspercentage is weergegeven mag het volledige bouwvlak worden bebouwd;

e.           de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan is aangegeven op de planverbeelding. Indien er op de planverbeelding geen maximale goothoogte is aangegeven dan is de maximale goothoogte gelijk aan de maximale bouwhoogte;

f.            op gronden met de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding - 1” [sba-1] bedraagt de afstand van gebouwen tot de as van de weg ten minste 10 meter;

g.           op gronden met de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding -2” [sba-2] bedraagt de maximale oppervlakte van de aan het bedrijf gerelateerde kantoren 2500 m²;

h.           bedrijfsgebouwen dienen in, dan wel op een afstand van 3 meter vanuit de erfgrens gebouwd te worden.

3.2.2    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.           de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter;

b.           op gronden met de functieaanduiding “nutsbedrijf” bedraagt de maximale bouwhoogte van industriële buitenopstellingen, waaronder tijdelijke boortorens 30 meter.

3.3       Specifieke gebruiksregels

Voor de gronden zoals bestemd in lid 3.1 van dit artikel gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

a.           op de gronden met de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding - 1” [sba-1] mag per bedrijf ten hoogste 25% van het bedrijfsvloeroppervlak worden benut ten behoeve van kantoren met een maximum van 500 m²;

b.           parkeren laden en lossen dient volledig plaats te vinden op eigen terrein;

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend voor het gebruik voor:

c.           bewoning van bouwwerken;

d.           bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

e.           geluidzoneringsplichtige bedrijven;

f.            activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

g.           showrooms;

h.           zelfstandige kantoren;

i.             detailhandel;

j.             horeca

k.           opslag van goederen buiten het bouwvlak zoals weergegeven op de planverbeelding.

3.4       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en industriële buitenopstellingen indien zulks gewenst is ter voorkoming van een zwaardere c.q. ter verbetering van de milieubelasting op de in directe nabijheid gelegen woningen.

3.5       Wijzigingsbevoegdheid voor hoofd-aardgastransportleidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan,  voor de gronden met de bestemming als bedoeld in lid 3.1 van dit artikel, te wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming Leiding-Gas om het aanbrengen van nieuwe hoofd-aardgastransportleidingen mogelijke te maken, met dien verstande dat:

    Op de locatie in een zone van 5 meter aan weerzijde van de leidingen, gemeten vanuit het hart van de leiding, zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden;

    Er middels onderzoek is aangetoond dat er geen milieuhygiënische bezwaren zijn voor het aanbrengen van de leiding;

    Alvorens het ontwerp wijzigingsplan terinzage gelegd wordt instemming van de leidingbeheerder is verkregen.


 

Artikel 4                                                                                                                                                                                                                    
Bedrijf - Gasontvangstation

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                             Functieaanduiding:

B-GOS  Bedrijf - Gasontvangstation

 

 

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Gasontvangstation (B - GOS) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.           de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;

b.           ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

c.           bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen bedrijventerrein.

4.2       Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.           gebouwen;

b.           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

4.2.1    gebouwen

c.           De bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 5 meter.

4.2.2    Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

d.           de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter;

e.           de maximale bouwhoogte van erfafscheiding bedraagt 3 meter.

 

 

Artikel 5                                                                                                                                                                                                                    
Groen

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                             Functieaanduiding:

G           Groen                                                          (-)

5.1                    Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.           groenvoorzieningen;

b.           fietspaden en voetpaden;

c.           (hoofd-)watergangen, waterpartijen, bruggen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers;

d.           natuurvriendelijke oevers

e.           nutsvoorzieningen.

5.2                    Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels:

a.           de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt 3,50 meter.

 

 

Artikel 6                                                                                                                                                                                                                    
Verkeer

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                 Functieaanduiding:

           Verkeer                                           (-)

6.1       Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.           wegen en paden;

b.           fiets- en voetpaden;

c.           parkeervoorzieningen;

d.           groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

e.           straatmeubilair;

f.            nutsvoorzieningen;

g.           bouwwerken, geen gebouwen zijnde die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en duikers.

6.2       Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels:

a.           de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 7,00 meter;

b.           de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,00 meter.

6.3       Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in 6.2 voor de realisering van geluidswerende voorzieningen.

 

Artikel 7                                                                                                                                                                                                                    
Leiding – Gas

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Dubbelbestemming:                                                  Functieaanduiding:

L-G        Leiding – Gas                                              (-)

7.1       Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding – Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding en voor de belemmeringenstrook van de gasleiding.

7.2       Bouwregels

7.2.1    Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming “Leiding - Gas”.

7.2.2    Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming.

7.2.3    Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.4    Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de maximale hoogte 3,00 meter bedraagt.

7.3       Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd mits:

a.           de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

7.4       Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

7.4.1    Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Leiding-Gas” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.           het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.           het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven en ophogen;

c.           het aanbrengen van diep-wortelende beplantingen en/of bomen

d.           het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e.           diepploegen;

f.            het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.           het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

7.4.2    Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.           betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.           reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.           mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.4.3          Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.2 zijn slechts toelaatbaar mits;

a.           geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.


 

Artikel 8                                                                                                                                                                                                                    
Leiding – Olie

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Dubbelbestemming:                                                  Functieaanduiding:

L-O        Leiding – Olie                                              (-)

8.1       Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding – Olie” (L-O) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardolieleiding en voor de beschermingszone van de aardolieleiding.

8.2       Bouwregels

8.2.1    Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming “Leiding - Olie”.

8.2.2    Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming.

8.2.3    Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.4    Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de maximale hoogte 3,00 meter bedraagt.

8.3       Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd mits:

a.           geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

8.4       Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

8.4.1    Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Leiding-Olie” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.           het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.           het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven en ophogen;

c.           het aanbrengen van diep-wortelende beplantingen en/of bomen

d.           het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e.           diepploegen;

f.            het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.           het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

8.4.2          Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.           betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.           reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.           mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

8.4.3    Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.2 zijn slechts toelaatbaar mits;

a.           geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.


 

Artikel 9                                                                                                                                                                                                                    
Leiding – CO2

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Dubbelbestemming:                                                  Functieaanduiding:

L-CO2   Leiding – CO2                                             (-)

9.1       Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding – CO2” (L-CO2) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een CO2-leiding en voor de beschermingszone van de CO2-leiding.

9.2       Bouwregels

9.2.1    Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming “Leiding – CO2”.

9.2.2    Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming.

9.2.3    Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.4    Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de maximale hoogte 3,00 meter bedraagt.

9.3       Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd mits:

a.           geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

9.4       Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

9.4.1    Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Leiding-CO2” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.           het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.           het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven en ophogen;

c.           het aanbrengen van diep-wortelende beplantingen en/of bomen

d.           het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e.           diepploegen;

f.            het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.           het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

9.4.2    Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.           betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.           reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.           mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

9.4.3    Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.2 zijn slechts toelaatbaar mits;

a.           geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 10                                                                                                                                                                                                                
Waarde – Archeologie

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Dubbelbestemming:                                                              Functieaanduiding:

WR-A    Waarde – Archeologie                                            (-)           

                                                                                             

10.1     Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie” (WA-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

10.2     Bouwregels

10.2.1  Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming “Waarde – Archeologie”.

10.2.2  Bouwen op de onderliggende bestemming

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

a.           voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend worden vastgesteld of er archeologische waarden worden verstoord. De aanvrager dient contact op te nemen met de gemeentelijk archeoloog; deze geeft aan of aanvullend archeologisch onderzoek nodig is om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, archeologische waarden worden verstoord.

b.           indien uit het in lid 10.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:

c.           de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

d.           de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;

e.           de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

f.            de verplichting als bedoeld in lid 10.2.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 50 m2 en een diepte die kleiner is dan 40 cm beneden maaiveld.

10.3     Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

10.3.1  Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.           grondwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 en diepte dieper dan 40 cm onder maaiveld, waartoe wordt gerekend het saneren, ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b.           het verlagen en verhogen van het waterpeil;

c.           het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;

d.           het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e.           het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden,

f.            parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

10.3.2       Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 10.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

a.           betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; en/of

b.           mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden; en/of

c.           archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht; en/of

d.           betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan  50 m² en diepte die kleiner is dan 40 cm –maaiveld.

10.3.3  Voorwaarden omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt slechts verleend, indien:

a.           door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden; en

b.           vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van het bevoegd gezag inzake archeologie.

10.3.4  Archeologisch onderzoek

Alvorens een vergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt verleend, moet door de aanvrager contact op worden genomen met de gemeentelijk archeoloog of aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is op grond waarvan door het bevoegd gezag kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.

10.3.5  Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het onderzoek als bedoeld in lid 10.3.4 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1:

a.           de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.           de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;

c.           de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

10.4     Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming

“Waarde  -  Archeologie” ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond, dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.


 

Artikel 11                                                                                                                                                                                                                
Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12                                                                                                                                                                                                                
Algemene gebruiksregels

12.1     Verbod op gebruik van gronden en gebouwen

12.1.1  Strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste als bedoeld verstaan het gebruik van de gronden en/of bouwwerken:

a.           als opslagplaats voor bagger- en grondspecie;

b.           als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, vloeibare afvalstoffen of brandstoffen;

c.           als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;

d.           als opslagplaats voor bedrijf gerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn;

e.           als opslagplaats voor bedrijf gerelateerde goederen en/of materialen achter de voorgevelrooilijn, hoger dan 4,00 meter;

f.            als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;

g.           voor privégebruik van gronden met de bestemming glastuinbouw wanneer dit gebruik van gronden betreft die groter zijn dan 1.000 m2, te meten aansluitend aan de bedrijfswoning en inclusief de (sier)tuin, het erf en de bijgebouwen;

h.           voor opslag ten behoeve van privédoeleinden anders dan op gronden met de bestemming Wonen;

i.             het niet-hobbymatig houden van paarden;

j.             woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen voor beroeps- of bedrijfsmatige werk en/of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden beroep;

k.           bouwwerken voor/als seksinrichting.

12.1.2  Uitzonderingen

Dit verbod geldt niet voor:

a.           vormen van gebruik als bedoeld onder 12.1.1 van dit artikel, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt;

b.           het opslaan van bouwmaterialen, puin en bagger- en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

c.           het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, het alleen de verkoop betreft van op het perceel geteelde producten en waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uitmaakt;

d.           het opwekken van energie voor derden, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering, waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat ondergeschikt is binnen het totale bedrijfsresultaat;

e.           het hobbymatig houden van paarden;

f.            het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning kan worden verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Midden-Delfland;

g.           het gebruik van niet-bebouwde grond voor standaardplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Midden-Delfland.

Artikel 13                                                                                                                                                                                                                
Algemene aanduidingsregels

13.1     Gebiedsaanduiding “geluidzone – weg”

13.1.1  Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “geluidzone – weg” mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten, als bedoeld in de Wet geluidhinder, worden gebouwd.

13.1.2  Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 13.1.1 mits middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat de bouw van geluidsgevoelige objecten mogelijk is, dan wel een besluit hogere grenswaarden van toepassing is op het betreffende gebied.


 

Artikel 14                                                                                                                                                                                                                
Algemene afwijkingsregels

14.1     Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.

14.2     Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:

a.           het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3,00 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;

b.           geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2,00 meter mogen bedragen;

c.           afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;

d.           het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.

Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of van worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken en in de polder tot minimaal 0,60 meter en in de boezem tot minimaal 0,35 meter boven het aanliggende waterpeil waterdicht wordt gebouwd.

Artikel 15                                                                                                                                                                                                                
Algemene wijzigingsregels

15.1     Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a.           overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

b.           overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

c.           het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;

d.           het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;

e.           de stimulering van milieuvriendelijke en duurzame energiewinning in grond, water en lucht.


 

Artikel 16                                                                                                                                                                                                                
Algemene procedureregels

16.1     Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

16.2     Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

a.           het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;

b.           burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging van tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, of op de gebruikelijke wijze bekend;

c.           de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;

d.           gedurende de onder 16.2a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 17                                                                                                                                                                                                                
Overgangsrecht

17.1     Overgangsrecht bouwwerken

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.           gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.           na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

c.           burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;

d.           het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2     Overgangsrecht gebruik

a.           het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.           het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 17.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.           indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 17.2a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.           het bepaalde onder 17.2a, is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

17.3     Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van het overgangsrecht met omgevingsvergunning afwijken.

Artikel 18                                                                                                                                                                                                                
Slotregels

18.1     Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt in zijn geheel of gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:

            het bestemmingsplan “Oude Campspolder-Zuid” zoals door de raad van de voormalige gemeente Maasland is vastgesteld op 20 juli 1999 en door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland is goedgekeurd op 7 maart 2000 ; en

-             het uitwerkingsplan “Oude Campspolder-Zuid” zoals door burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Maasland is vastgesteld op 2 maart 2004 en door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland is goedgekeurd op 7 juni 2004.

18.2     Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Bedrijven Coldenhovelaan 2013”.

 
Copyright ©2013 Konijnenburg Groep - Disclaimer - Algemene voorwaarden