Inhoud van de planregels
Artikel 8 – Waterstaat-Waterkering Artikel 9 – Anti-dubbeltelregel Artikel 10 – Algemene bouwregels Artikel 11 – Algemene gebruiksregels Artikel 12 – Algemene afwijkingsregels Artikel 13 – Algemene procedureregels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan het bestemmingsplan “Molensloot-West deelplan 5AA en 5C” van de gemeente Westland waarvoor deze planregels en de daarbij behorende planverbeelding met legenda, het juridische normenkader vormen;
1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.pbp00000011-ONHE met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-gebonden beroep een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch gebied of op een daarmee gelijk te stellen gebied;
1.6 aan- of uitbouw een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.7 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bevoegdheid tot stellen van nadere eisen de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
1.11 bijgebouw een gebouw dat - vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd - behoort bij een hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht is te onderscheiden van dat hoofdgebouw;
1.12 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen;
1.15 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwvlakpercentage het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden bebouwd;
1.19 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 boveninsteek sloot de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
1.21 burgemeester en wethouders het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;
1.22 erfscheiding de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;
1.23 gebouw een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 geluidshinderlijke inrichtingen bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningen-besluit milieubeheer;
1.25 groenvoorzieningen groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben;
1.26 hart van de weg het midden van de rijbaan of bij gescheiden rijbanen: het midden van de middenberm;
1.27 hoofd gebouw een gebouw dat op een bouwvlak door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.28 kwetsbare- of beperkt kwetsbare objecten objecten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a. en m., van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.29 natuurlijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.30 nutsvoorzieningen voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.31 oorspronkelijke achtergevel de achtergevel van de woning zoals deze in het verleden is opgeleverd, zonder uitbreidingen die eventueel hebben plaatsgevonden;
1.32 peil voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang of in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.33 plangebied het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;
1.34 risicovolle inrichtingen inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.35 seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, sekswinkel, seksautomatenhal, seksclub of parenclub;
1.36 slopen het slopen als bedoeld in artikel 3.3, aanhef onder b., van de Wet ruimtelijke ordening;
1.37 straatmeubilair bouwwerken voor het openbare gebruik van de ruimte zoals:
- verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; - kleinschalige bouwwerken voor nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3,00 meter, waaronder begrepen voorzieningen voor de telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afval-inzamelsystemen;
1.38 voorgevel de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;
1.39 voorgevelrooilijn de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing;
1.40 vrijstaand een gebouw die qua constructie en in visueel opzicht vrij staat;
1.41 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3, aanhef onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;
1.42 woning een complex van ruimten dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een gezinshuishouden;
1.43 woongebouw een gebouw dat één of meer woningen bevat.
Wijze van meten
2.1 de dakhelling van een bouwwerk wordt de dakhelling gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk wordt de goothoogte gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk wordt de inhoud gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk wordt de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de hoogte van een windturbine van een windturbine wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 afstand bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.8 lengte van een aanlegsteiger de lengte van aanlegsteigers wordt gemeten tussen de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf is gelegen.
Groen
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: Functieaanduiding: G Groen (-)
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen (G)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. speelvoorzieningen voor kinderen; c. fietspaden en voetpaden; d. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 3,00 meter; b. de maximale bouwhoogte voor straatverlichting bedraagt 7,00 meter; c. de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2,00 meter.
Tuin
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: Functieaanduiding: T Tuin (p) parkeerterrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin (T)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor a. tuin bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeerterrein (p)’, uitsluitend parkeerplaatsen met bijhorende opritten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 1,00 meter.
Verkeer
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: Functieaanduiding: V Verkeer (-)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer (V)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen en paden; b. voet- en rijwielpaden; c. parkeervoorzieningen; d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; e. straatmeubilair; f. voorzieningen van algemeen nut; g. kunstwerken; h. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen; j. oeververbindingen;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 7,00 meter; b. de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,00 meter.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend voor het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerken, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Water
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: Functieaanduiding: WA Water (-)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water (WA)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterpartijen; b. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing; c. het behoud en herstel van natuurwaarden; d. groenvoorzieningen; e. infiltratievoorzieningen; f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,00 meter.
Wonen
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: Bouwaanduiding: W Wonen [gs] gestapeld [vrij] vrijstaand
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. wonen; b. tuinen en erven; c. ter plaatse van de bouwaanduiding gestapeld, gestapelde woningbouw; d. ter plaatse van de bouwaanduiding vrijstaand, vrijstaande woningen; e. parkeervoorzieningen; f. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen; g. voorzieningen van algemeen nut; h. groenvoorzieningen; i. voet- en fietspaden; j. speelvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen, met uitzondering van de hoofdgebouwen gelegen binnen de bouwaanduiding vrijstaand, gelden de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht; b. de maximale bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt 10,00 meter;
c. de maximale bouwhoogte van een hoofdgebouw, ter plaatse van de bouwaanduiding gestapeld bedraagt 15,00 meter.
7.2.1 Vrijstaand Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de bouwaanduiding vrijstaand gelden de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht; b. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan aangegeven op de planverbeelding c. de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens; d. het aantal bouwlagen van het hoofdgebouw bedraagt 2 bouwlagen met kap; e. de maximale goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt 6,00 meter; f. de maximale bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt 9,00 meter; g. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt 12,5 meter; h. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt 8,00 meter; i. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2; j. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2; k. de maximale hoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt 4,00 meter; l. de maximale hoogte van een aangebouwd bijgebouwd bedraagt 0,3 meter boven de eerste bouwlaag; m. bijgebouwen dienen minimaal 2 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; n. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3,00 meter.
7.2.1 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelegen buiten de bouwaanduiding vrijstaand, gelden de volgende bepalingen: a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2; b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2; c. indien niet in de erfafscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1,00 meter; d. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt ten hoogste 3,00 meter;
d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4,00 meter en ten hoogste 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden; e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,00 meter; f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,00 meter; g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 meter; f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3,00 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van een terreinafscheiding achter de voorgevelrooijlijn bedraagt 2,00 meter; b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt 3,00 meter.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan-huis-gebonden beroepen De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in het hoofdgebouw, is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. de woonfunctie primaire functie gehandhaafd blijft; b. het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep niet groter is dan 25% van het oppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2; c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend; f. er geen vergunningplichtige activiteiten plaats vinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; g. er geen horeca-activiteiten en detailhandel plaatsvinden.
7.4.2 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend voor het gebruik voor: a. afhankelijke woonruimte; b. kamerbewoning; c. detailhandel; d. horeca.
Waterstaat - Waterkering
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming: WS-WK Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
8.2 Bouwregels
a. op de gronden kunnen ten behoeve van de bestemmingen, zoals in lid 8.1 bedoeld geen gebouwen worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3,00 meter; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming; b. het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; c. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkering beheerder het Hoogheemraadschap van Delfland.
Anti-dubbeltelregel
9.1 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de boordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Algemene bouwregels
10.1 Algemene bepalingen m.b.t. ondergronds bouwen
10.1.1 Ondergrondse werken Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
10.1.2 Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter onder peil; b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van rioolwaterbuffers die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht; c. zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtname van het gestelde onder 10.1.2 sub b; d. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden: - het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens; - het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in artikel 14 in acht wordt genomen; - het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
e. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande bebouwing bevinden. 10.1.3 Afwijken van de bouwregels Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in Artikel 10.1.2 onder a. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat: - de waterhuishouding niet wordt verstoord; - geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
10.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
10.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
10.3.1 Maximale maatvoering Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
10.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of
oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het
bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging
van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is
voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden
aangehouden.
10.3.3 Heroprichting In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.3.1 en 10.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Algemene gebruiksregels
11.1 Verbod op gebruik van gronden
11.1.1 Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden: a. als opslagplaats voor bagger- en grondspecie; b. als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen; c. als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan; d. als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn; e. als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen achter de voorgevelrooilijn, hoger dan 4,00 meter; f. als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen; g. voor privé-gebruik van gronden met de bestemming glastuinbouw wanneer dit gebruik van gronden betreft die groter zijn dan 1.000m2, te meten aansluitend aan de bedrijfswoning en inclusief de (sier)tuin, het erf en de bijgebouwen; h. voor opslag ten behoeve van privé-doeleinden anders dan op gronden met de bestemming ‘Wonen’; i. het houden van paarden.
11.1.2 Dit verbod geldt niet voor: a. vormen van gebruik als bedoeld onder 11.1.1 van dit Artikel, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
c. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland; d. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standaardplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland.
Algemene afwijkingsregels
12.1 Omgevingsvergunning voor afmetingen en maten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.
12.2 Omgevingsvergunning voor kleine bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen van de regels van het bestemmingsplan voor: a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3,00 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten; b. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6,00 meter; c. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2,00 meter mogen bedragen;
d. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast; e. overschrijding van bouwvlakgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3,00 meter; f. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
Een omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Algemene procedureregels
13.1 Procedureregels omgevingsvergunning en nadere eisen
Bij toepassing van een omgevingsvergunning of een bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, gelden de volgende procedureregels: - burgemeester en wethouders maken het voornemen om ontheffing te verlenen en het ter inzage leggen van de aanvraag op het gemeentekantoor, tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend; - het ontheffingsverzoek ligt gedurende een termijn van twee weken voor een ieder op het gemeentekantoor ter inzage; - de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en mondeling een zienswijze in te dienen over het voornemen tot verlening van ontheffing; - indien over het voornemen tot verlening van ontheffing zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed; - burgemeester en wethouders stellen de indieners van de zienswijzen in kennis van hun besluit.
ARTIKEL 14
Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwen
14.1.1 Geoorloofd afwijkend bouwen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot - gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; - na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Geoorloofd afwijkend gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Verbod Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Onderbreking van afwijkend gebruik Indien het gebruik, bedoeld onder 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan Artikel 14.2.1 van dit Artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Slotregels
15.1 Vervangen bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt de volgende (delen van) bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening: - bestemmingsplan Landelijk gebied, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente De Lier op 20 april 1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 25 oktober 1994.
15.2 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Molensloot-West Deelplan 5AA en 5C” |
||