Konijnenburg Groep

Bestemmingsplan "Floriëndaal"

Status: in werking getreden
Datum: 26 december 2011
imro: NL.IMRO.1783.pbp00000004-INWE
     

Inhoud van de Regels

 

Artikel 1 - Begrippen

 

Artikel 2 – Wijze van Meten

 

Artikel 3 – Bedrijf

 

Artikel 4 – Tuin

 

Artikel 5 – Wonen

 

Artikel 6 – Anti dubbeltelregeling

 

Artikel 7 – Algemene bouwregels

 

Artikel 8 – Algemene gebruiksregels

 

Artikel 9 – Algemene afwijkingsregels

 

Artikel 10 – Algemene procedureregels

 

Artikel 11 – Overgangsrecht

 

Artikel 12 – Slotregels

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1:     INLEIDENDE REGELS

 

 

ARTIKEL 1

 

Begrippen

 

 

 

De begrippen die alle planregels van het bestemmingsplan betreffen, zijn de volgende:

 

1.1       plan

Het bestemmingsplan “Floriëndaal te Naaldwijk ” van de gemeente Westland;

 

1.2       bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.pbp00000004-vast met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

1.3       aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ,regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4       aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5       aan-huis-gebonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch gebied of op een daarmee gelijk te stellen gebied;

 

1.6       aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

 

1.7       afwijkingsbevoegdheid

De bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.8       bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.9       bedrijfsgebouw

Een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een bedrijfswoning en kassen;

 

1.10     bedrijfsvloeroppervlak

Het totale vloeroppervlak van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

1.11     bedrijfswoning

Een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel, waarvan huisvesting ter plaatse noodzakelijk is;

 

1.12     bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

 

1.13     bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.14     bevoegdheid tot stellen van nadere eisen

De bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.15     bijgebouw

Een gebouw dat - vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd - behoort bij een hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht is te onderscheiden van dat hoofdgebouw;

 

1.16     bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.17     bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

 

1.18     bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen;

 

1.19     bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.20     bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel;

 

1.21     bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.22     bouwvlakpercentage

Het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden bebouwd;

 

1.23     bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.24     boven insteek sloot

De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;

 

1.25     detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.26     dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

 

1.27     erfscheiding

De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;

 

1.28     gebouw

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.29     geluidshinderlijke inrichtingen

Bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningen-besluit milieubeheer;

 

1.30     hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwvlak door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

1.31     kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.


1.32     nutsvoorzieningen

Voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

 

1.33     overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

 

1.34     peil

Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang of in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

1.35     plangebied

Het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;

 

1.36     risicovolle inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.37     seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, sekswinkel, seksautomatenhal, seksclub of parenclub.

 

1.38     voorgevel

De naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.39     werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1, lid b, van de Wabo;

 

1.40     wijzigingsbevoegdheid

De bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.41     woning

Een complex van ruimten dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een gezinshuishouden.

 

 

 

ARTIKEL 2

 

Wijze van meten

 

 

 

2.1    Meetregels

 

2.1.1    Oppervlakte

Van een bouwwerk wordt de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.1.2    Inhoud

Van een bouwwerk wordt de inhoud gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.1.3    Goothoogte

Van een bouwwerk wordt de goothoogte gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.1.4    Bouwhoogte

Van een bouwwerk wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.1.5    Windturbine

Van een windturbine wordt de bouwhoogte gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.1.6    Dakhelling

Van een bouwwerk wordt de dakhelling gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.1.7    Afstanden

Bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

2.1.8    Aanlegsteigers

De lengte van aanlegsteigers wordt gemeten tussen de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf is gelegen.

 

 

2.2    Overschrijding bouwvlak

 

De grenzen van het bouwvlak, zoals die zijn gegeven op de planverbeelding, mogen uitsluitend worden overschreden door:

-           tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;

-           bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en  

                 voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;

-           gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;

-           erkers en serres, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt; een erker mag niet breder zijn dan 60 % van de gevel, moet

                1,00 meter uit de erfscheiding blijven en mag niet hoger zijn dan de verdiepingsvloer;

-           rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;

-           putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;

-           hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

 

 


HOOFDSTUK 2:     BESTEMMINGSREGELS

 

 

ARTIKEL 3

 

Bedrijf

 

 

 

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                          Functieaanduiding:

 

B             Bedrijf                                                                   (-)            

 

 

 

3.1    Bestemmingsomschrijving

 

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

-           bedrijfsmatige activiteiten van milieucategorie 1 en 2, zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten;

-           nutsvoorzieningen

-           wegen en paden;

-           groenvoorzieningen;

-           parkeer, laad en los voorzieningen;

-           water;

 

3.2    Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

-           gebouwen mogen uitsluitend op de bouwvlakken, als aangegeven op de planverbeelding, worden geplaatst;

-           de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

-           de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

-           de bedrijfshallen hebben een aaneengesloten achtergevel:

                                  

Voor de overige maten gelden de maten als gegeven in Artikel 7 van deze planregels.

 

3.3    Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a.         ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b.         ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c.         ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d.         ter waarborging van de sociale veiligheid;

e.         ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

 


 

ARTIKEL 4

 

Tuin

 

 

 

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                          Functieaanduiding:

 

T             Tuin                                                                        (st-opr)     specifieke vorm van tuin - oprit

 

 

 

4.1    Bestemmingsomschrijving

 

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

-           de tuin bij het op aangrenzende gronden gelegen, hoofdgebouw;

-           ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van tuin- oprit (st-opr)’ uitsluitend een oprit.

 

4.2    Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

-           de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijn bedraagt 1,00 m.

 

Voor de overige maten gelden de maten als gegeven in Artikel 7 van deze planregels.

 

4.3    Wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen naar de bestemming Wonen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Tuin onder andere met de functieaanduiding specifieke vorm van tuin- oprit en voorzien van de gebiedsaanduiding Wro-zone wijzigingsgebied, te wijzigen in de bestemming Wonen en wel onder volgende voorwaarden:

a.          de stedenbouwkundige kwaliteit in het gebied gewaarborgd blijft;

b.         de nieuwe woningen op een grotere afstand komen van de bestaande woningen aan de Dijkweg.

 

 

 

ARTIKEL 5

 

Wonen

 

 

 

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

 

Bestemming:                                                                          Functieaanduiding:

 

W            Wonen                                                                  (-)            

 

 

 

5.1    Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

-           het wonen;

-           het woongebouw voor het wonen;

-           aan- en uitbouwen van het woongebouw;

-           bijgebouwen en overkappingen bij het woongebouw;

-           bouwwerken die geen gebouwen zijn en die uitsluitend voor het wonen zijn bestemd.

 

5.2    Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:

-           hoofdgebouwen mogen uitsluitend op de bouwvlakken, als aangegeven op de planverbeelding, worden geplaatst;

-           de bruto-inhoud van het hoofdgebouw voor het wonen bedraagt ten hoogste 600 m³;

-           de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

-           de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

-           het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen van het zij- en achtererf van het

                 hoofdgebouw voor het wonen, met een maximum van 50 m²; indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale

                 oppervlakte van 50 m² een percentage van 10 van het meerdere van 100 m² van het zij- en achtererf worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;

-           de diepte van een aanbouw of een uitbouw bedraagt gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw voor het wonen, ten hoogste

                3,00 m;

-           aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 2,00 m achter de voorgevel v an het hoofdgebouw voor het

                 wonen te zijn gebouwd; hoogste 3,00 m;

-           de maximale goothoogte of bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken bedraagt.                   

 

Voor de overige maten gelden de maten als gegeven in Artikel 7 van deze planregels.

 

5.3    Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a.         ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b.         ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c.         ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d.         ter waarborging van de sociale veiligheid;

e.         ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

 


5.4    Specifieke gebruiksregels

 

Binnen het kader van de doeleindenomschrijving onder 5.1 van dit Artikel is op de bestemming aangegeven met letter W het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor het wonen, voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep toegestaan, mits:

-           het wonen als primaire functie gehandhaafd blijft;

-           het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep niet groter is dan 25 % van het bruto-vloeroppervlak van het

                 hoofdgebouw voor het wonen, tot een maximum van 50 m2;

-           het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

-           geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

-           het beroep alleen door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;

-           er geen vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en

-           er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.

 

 


5.5     Wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen naar de bestemming Tuin

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen en voorzien van de gebiedsaanduiding Wro-zone wijzigingsgebied, te wijzigen in de bestemming de bestemming Tuin onder andere met de functieaanduiding specifieke vorm van tuin- oprit  en wel onder volgende voorwaarden:

a.          de stedenbouwkundige kwaliteit in het gebied gewaarborgd blijft;

b.         de nieuwe woningen op een grotere afstand komen van de bestaande woningen aan de Dijkweg.

 


 

HOOFDSTUK 3:     ALGEMENE REGELS

 

 

ARTIKEL 6

 

Anti-dubbeltelregel

 

 

 

6.1    Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de boordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 

ARTIKEL 7

 

Algemene bouwregels

 

 

 

7.1     Percentages op planverbeelding

 

7.1.1    Het op de planverbeelding in een bouwvlak vermelde percentage geeft aan, hoeveel procent van het oppervlak van dat bouwvlak maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

 

7.1.2    De op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken waarin geen percentages zijn geplaatst, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

 

7.1.3    Het op de planverbeelding in een bouwvlak vermelde percentage heeft geen betrekking op bouwwerken die geen gebouwen of geen overkappingen zijn. 

 

 

7.2     Hoogteaanduidingen op planverbeelding

 

Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, dan gelden voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, de algemene hoogtematen als gegeven onder 7.4 van dit Artikel, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

 

7.3     Overschrijding van hoogteaanduidingen op planverbeelding

 

De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door:

-           antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 7.4 van dit Artikel;

-           schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen;

 

tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

 

7.4     Algemene hoogtematen

 

7.4.1    Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:

 

 

bouwwerk

 

bouwhoogte

 

erfafscheidingen:

- tussen voorgevelrooilijn en openbare weg

- erfafscheidingen elders

 

overkappingen

 

straatmeubilair

 

lichtmasten

                                  

antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotel- antennes

 

overige bouwwerken

 

1,00 m

2,00 m

 

3,00 m

 

3,00 m

 

20,00 m

 

 

5,00 m

 

2,00 m

 

7.5     Minimale afstand tot hoofdwatergang

 

7.5.1    Onverminderd het bepaalde in de bestemmingsregels, dient de afstand tussen gebouwen en andere bouwwerken enerzijds en de boveninsteek van de als overige aanduiding op de planverbeelding opgenomen hoofdwatergang ten minste 4,00 meter te bedragen.

 

7.5.2    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen, in het bijzonder van het bepaalde onder 7.5.1 van dit Artikel, ten einde de voorgeschreven afstandsmaat tot de hoofdwatergang te verkleinen indien dit noodzakelijk is, mits:

-           vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland; en

-           voor het overige de procedure is gevolgd als gegeven in Artikel 9 van deze planregels.

 

 

ARTIKEL 8

 

Algemene gebruiksregels

 

 

 

8.1    Verbod op gebruik van gronden

 

8.1.1    Strijdig gebruik

 

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden:

-           als opslagplaats voor bagger- en grondspecie;

-           als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen,

           afval, puin, grind of brandstoffen;

-           als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;

-           als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn;

-           als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen achter  de voorgevelrooilijn, hoger dan 4 meter;

-           als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;

-           voor privé-gebruik van gronden met de bestemming glastuinbouw wanneer dit gebruik van gronden betreft die groter zijn dan 1.000 m2, te meten-            aansluitend aan de bedrijfswoning en inclusief de (sier)tuin, het erf en de bijgebouwen;

-           voor opslag ten behoeve van privé-doeleinden anders dan op gronden met de bestemming Wonen;

-           het niet-hobbymatig houden van paarden.


8.1.2    Uitzondering

 

Dit verbod geldt niet voor:

-           vormen van gebruik als bedoeld onder 8.1.1 van dit Artikel, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de -           doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt;

-           het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

-           het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, het alleen de verkoop betreft van op het perceel geteelde producten en waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uitmaakt;

-           het opwekken van energie voor derden, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering, waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat ondergeschikt is binnen het totale bedrijfsresultaat;

-           het hobbymatig houden van paarden;

-           het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland;

-           het gebruik van niet-bebouwde grond voor standaardplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland.

                       

8.2      Verbod op gebruik van bouwwerken

 

8.2.1    Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van:

-           woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen voor beroeps- of bedrijfsmatige werk en/of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden beroep;

-           de bouwwerken voor/als seksinrichting.

 

 

ARTIKEL 9

 

Algemene afwijkingsregels

 

 

 

9.1    Algemene regels voor omgevingsvergunning

 

 

9.1.1    Omgevingsvergunning voor afmetingen en maten

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.

 

9.1.2    Omgevingsvergunning voor kleine bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te  verlenen om af te wijken  van de regels van het bestemmingsplan voor:

-           het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3,00 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;

-           het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6,00 meter;

-           geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2,00 meter mogen bedragen;

-           afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;

-           overschrijding van bouwvlakgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3,00 meter;

-           het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en  informatie- en reclameborden.

 

9.1.3    Voorwaarden

 

Een omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

ARTIKEL 10

 

Algemene procedureregels

 

 

 

10.1  Procedureregels nadere eisen

 

Bij toepassing van het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, gelden de volgende procedureregels:

 

-           burgemeester en wethouders maken het voornemen om een nader eisen te stellen ter bekend door deze terinzagelegging van de aanvraag op het gemeentekantoor, tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;

-           het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende een termijn van twee weken voor een ieder op het gemeentekantoor ter inzage;

-           de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en mondeling een zienswijze in te dienen over het voornemen tot het stellen van nadere eisen;

-           indien over het voornemen tot stellen van nadere eisen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;

-           burgemeester en wethouders stellen de indieners van de zienswijzen in kennis van hun besluit.

 

 

ARTIKEL 11

 

Overgangsrecht

 

 

 

11.1  Overgangsrecht bouwen

 

 

11.1.1  Geoorloofd afwijkend bouwen

 

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

-           gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

-           na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

11.1.2  Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan

 

Onderdeel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


11.2  Overgangsrecht gebruik

 

Geoorloofd afwijkend gebruik

 

11.2.1  Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.                

 

11.2.2  Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

Onderbreking van afwijkend gebruik

 

11.2.3  Indien het gebruik, bedoeld onder 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan           

 

11.2.4  Onderdeel 11.2.1 van dit Artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

11.3  Omgevingsvergunning van het overgangsrecht bouwen

 

Omgevingsvergunning voor vergroting van inhoud bouwwerken

 

11.3.1  Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder 11.1 van dit Artikel voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in genoemde bepaling, met maximaal 10 %.

 

Procedure

 

11.3.2  Voor het toepassen van de bevoegdheden die onder 11.3.1 zijn toegekend, is Artikel 10 van deze planregels, overeenkomstig van toepassing.

                                                                                                                     

 


HOOFDSTUK 4:     OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

ARTIKEL 12

 

Slotregels

 

 

 

12.1  Vervangen bestemmingsplannen

 

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende (delen van) bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van  de Wet ruimtelijke ordening:

-           het bestemmingsplan “De Woerd” zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 19 juli 2007 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 11 maart 2008.

 

 

12.2  Citeertitel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Floriëndaal te Naaldwijk”.