Plan: | Kern De Lier |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.abp0002-onhe |
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.
Bestaande situatie
Het plangebied betreft de bebouwde kom van de kern De Lier, uitgezonderd het bedrijventerrein Hondert Margen. Het plangebied bestaat uit tuinen, parken (bomen en struiken), watergangen, grasland, wegen (verhard en onverhard) en gebouwen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichting zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur .
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000 gebied. Het meest dichtstbijzijnde Natuurbeschermingswetgebied is het Staelduinse bos op ruim 3 km afstand van het plangebied gelegen. Het plangebied is ook niet in of nabij de PEHS gelegen.
Figuur 3.2: Ligging beschermde natuurgebieden (roze lijn = ecologische verbindingszone)
(bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een kort veldbezoek (RBOI, maart 2008), algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002 en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).
Planten
Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied en het intensieve beheer is de verwachting dat er binnen een groot deel van het plangebied geen beschermde soorten voorkomen. Enkele extensief beheerde delen kunnen mogelijk groeiplaatsen hebben van bijzondere en/of beschermde soorten planten, zoals de dotterbloem en zwanenbloem, met name in parken langs watergangen. Uit de Nationale Databank Flora en Fauna blijkt dat in het km-hok 76-443 in 2003 door FLORON de aanwezigheid van daslook (tabel 2 uit de Ffw) is vastgesteld. Het kan hier gaan om een aangeplant exemplaar, welke dan geen bescherming geniet van de Ffw. Echter, als dit exemplaar zich natuurlijk vermeerdert, dan vallen de nieuwe planten wel onder de bescherming van de Ffw.
Vogels
Vogelsoorten zijn te vinden in alle soorten biotopen. De gebouwen bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, gierzwaluw, spreeuw en kauw (met name pannendaken). Langs de waterkant kunnen waterhoen, meerkoet en fuut een verblijfplaats hebben. In tuinen en parken komen naar verwachting vogels van bebouwing, struweel en beplanting voor, zoals koolmees, huismus, gierzwaluw, Turkse tortel, merel, pimpelmees, kauw en spreeuw. Uit de Nationale Databank Flora en Fauna blijkt dat rond de kruising Sportlaan/Burgemeester Crezeelaan in 2008 door SOVON een ijsvogel is waargenomen.
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken, waarbinnen het plangebied is gelegen. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997) zijn in de omgeving van het plangebied de volgende soorten te verwachten: egel, gewone bosspitsmuis, veldmuis, mol, konijn, rosse woelmuis en huisspitsmuis. Vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger hebben mogelijk vaste verblijfplaatsen in de gebouwen binnen het plangebied. Ook is de verwachting dat vleermuizen het plangebied gebruiken als vliegrouten en foerageergebied.
Amfibieën
Amfibieën zijn volgens het Natuurloket matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.
In het plangebied is plaatselijk open water aanwezig. Naar verwachting maken amfibieën met name gebruik van de parken en groenzones. Nabij watergangen zonder beschoeiing kunnen kleine watersalamander, gewone pad, meerkikker en bruine kikker voorkomen.
Vissen
Het Natuurloket geeft aan dat er geen onderzoek is gedaan binnen het de betreffende kilometerhokken naar vissen. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat beschermde soorten als de kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet de ontwikkelingslocatie niet aan.
Vlinders en libellen
Het Natuurloket geeft aan dat vlinders en libellen niet onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Mogelijk maken enkele algemene vlinders en libellen gebruik van de planlocatie als onderdeel van hun leefgebied. Beschermde soorten zijn gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied niet te verwachten.
Overige soorten
Volgens het Natuurloket zijn er geen gegevens beschikbaar van beschermde reptielen en overige insecten. Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. Daarmee zijn de overige soorten niet te verwachten binnen het plangebied.
In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | zwanenbloem en dotterbloem egel, gewone bosspitsmuis, veldmuis, mol, konijn, rosse woelmuis en huisspitsmuis kleine watersalamander, bruine kikker, meerkikker en gewone pad |
|
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper daslook |
|
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | huismus, gierzwaluw |
Gebiedsbescherming
Het meest nabijgelegen Natuurbeschermingswetgebied, het Staelduinse bos, ligt op ruim 3 km afstand van het plangebied. Langs het Zwethkanaal is een ecologische verbindingszone gepland. Gezien de relatief grote afstand en het hoofdzakelijk consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er geen negatieve effecten te verwachten vanuit het plangebied op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen langs het Zwethkanaal dient met de geplande ecologische verbindingszone rekening te worden gehouden.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kan zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst gebouwen worden aangepast, ingrepen in groenstructuren, het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, moet rekening worden gehouden met het volgende: