De resultaten van het verkennend onderzoek kunnen als volgt worden samengevat. De volledige resultaten zijn opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.
In het plangebied bestaan onvoldoende mogelijkheden om vooruitlopend op de realisatie van het bestemmingsplan de eventueelaanwezige archeologische waarden te karteren, te begrenzen en te waarderen. Om de zorgvuldigheid van de omvang met archeologische waarden overeenkomstig het doel van het Verdrag van Valletta te waarborgen, krijgt in het bestemmingsplan met het oog hierop een deel van het plangebied de dubbel bestemming “archeologisch waardevol gebied”. Binnen deze bestemming is het bouwen en het uitvoeren van andere werken en werkzaamheden ten behoeve van de beoogde ontwikkeling aan een omgevingsvergunning gebonden. In de belangenafweging die aan het verlenen van de omgevingsvergunning ten grondslag zal liggen, wordt het belang van het archeologisch erfgoed overeenkomstig het doel van het verdrag van Valletta meegewogen. Dit kan ertoe leiden dat eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden om het belang van archeologisch erfgoed zo veel mogelijk recht te doen. Het is de enige oplossing om het bestemmingsplan te realiseren en zorgvuldig mee om te gaan met archeologische waarden. Behoud ex situ zal door de ingreep alleen na voorafgaand archeologisch onderzoek worden toegestaan, zodat documentatie van de vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.
De eindconclusie is dat het belang van het aanwezige archeologische erfgoed in het onderhavige bestemmingsplan door voorafgaand aan en gedurende verstoringen de genoemde maatregelen te treffen in het bestemmingsplan is gewaarborgd en dat het daarmee het bestemmingsplan voor het aspect archeologie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.