Plan: | Pijletuinenhof te Naaldwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.NWKPIJLETUINENpbp-VA01 |
De gemeente Westland is een bijzondere gemeente omdat hier het grootste aaneengesloten glastuinbouwgebied ter wereld ligt. Het gebied wordt zeer intensief gebruikt door de Greenport West-Holland en er wonen meer dan 100.000 mensen. De woonkernen zijn inmiddels volledig ingeklemd in dit 'agrarische bedrijventerrein'. Omdat vrijwel alle ruimte al wordt benut, is het spanningsveld tussen wonen en werken nergens zo zichtbaar als in deze gemeente.
Het aantal inwoners in Westland is de afgelopen jaren flink toegenomen. En uit prognoses blijkt dat die groei de komende jaren ook zal doorzetten. Uit recent onderzoek van Capital Value en ABF Research blijkt dat het woningtekort in Westland inmiddels tot de hoogste in Nederland behoort. Zoals beschreven is in de structuur- en woonvisie, is naast uitbreiding van de bestaande kern, ook inbreiding noodzakelijk om te zorgen voor een goed woon- en leefklimaat.
Zoals benoemd in Woonvisie Westland 2030 wordt de verzorgingshuiszorg voor de lichtere zorg cliënten afgebouwd. Deze mensen moeten zelf gaan zorgen dat ze eigen zorg gaan organiseren, zorg zelf gaan betalen en “passend” gaan wonen.
Sinds de verhuizing van de zorgaanbieder van 'Pijletuinenhof' staat het pand leeg. Wegens de stijgende woningbehoefte en de afbouw van verzorgingshuiszorg, maakt het leegstaande verzorgingstehuis aan Verdilaan 43 plaats voor een appartementengebouw. Het gebouw zal beschikken over maximaal 68 appartementen. Het vigerende bestemmingsplan beschikt over een enkelbestemming maatschappelijk op het perceel van het verzorgingstehuis. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan vereist. Naast een wijziging van de bestemming dienen regels zoals de maximale bouwhoogte aangepast te worden. Het huidige bestemmingsplan staat een maximale goothoogte van 15 meter toe. Dit is niet toereikend is voor de nieuwe ontwikkeling.
Het plangebied bevindt zich in de kern van Naaldwijk, ten oosten van het historische centrum. Het plangebied bevindt zich aan Verdilaan 43, waar momenteel het leegstaande verzorgingstehuis 'Pijletuinenhof' gevestigd is. Dit perceel bevindt zich op een centrale locatie in Naaldwijk. De zuidkant van het plangebied, de diaconie, grenst aan de Naaldwijksevaart en daarnaast is het aan de zuid- en oostkant omringd door jaren '70 woonwijken en bevindt het zich nabij verschillende centrumfuncties zoals het Gemeentehuis, verschillende bushaltes, een theater, sportcentrum, supermarkt en een basisschool.
Ligging plangebied (bron: Rho adviseurs).
Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:
Bestemmingsplan Woonkern Naaldwijk (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Strijdigheid bestemmingsplan
De beoogde ontwikkeling betreft de sloop van het verzorgingstehuis en de bouw van maximaal 68 appartementen. De appartementen zijn niet toegestaan binnen de huidige bestemming maatschappelijk. Daarom dient deze gewijzigd te worden naar de bestemming wonen. Daarnaast is ook de maximum toegestane bouwhoogte niet toereikend. In deze toelichting is onderbouwd waarom de beoogde ontwikkeling en bestemmingswijziging voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het bestemmingsplan "Pijletuinenhof te Naaldwijk" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
Verkeer- en vervoerbeleid
In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Woonvisie
In de Woonvisie Westland 2030 is de (Westlandse) woningbehoefte tot en met 2030 onderzocht op basis van demografische trends. Door een veranderde economische tijd stuurt de gemeente op een toekomstige woningvoorraad die aansluit bij de demografische ontwikkeling. Door de vergrijzing betekent dat meer aandacht voor goede huisvesting van ouderen, naast de doelgroepen starters en jonge gezinnen. Doelstelling is om een bouwprogramma te realiseren dat is afgestemd op de woningbehoefte van de Greenport Westland, zowel kwantitatief als kwalitatief. Door inzet op een mix van nieuwbouw in de sociale huur, betaalbare en (middel)dure koop en vrije sector huur kan het nieuwbouw-programma een bijdrage leveren aan het creëren van verhuisketens en daarmee de gewenste doorstroming op de Westlandse woningmarkt bevorderen. De woningbehoefte is vertaald in de benodigde woningbouwprogrammering, die is vergeleken met het huidige planaanbod. Op deze manier is inzicht verkregen op welke punten er een discrepantie is tussen het planaanbod en de (Westlandse) woningbehoefte.
Wat betreft de woningbouwprogrammering hanteert de gemeente de volgende ambities:
Zoals de Gemeente Westland in de woonvisie beschrijft, is de prognose dat de bevolkingssamenstelling verandert als gevolg van demografische en economische ontwikkelingen. De gemeente Westland constateert dat ze te maken hebben met ontgroening en vergrijzing. Hiermee zal de dynamiek op de woningmarkt terug lopen. Ouderen zijn doorgaans minder verhuisgeneigd. Bij een “passend aanbod” is de doelgroep senioren te verleiden om te verhuizen naar een seniorenwoning of appartement. Tevens is de tendens, n.a.v. de “scheiding van wonen en zorg” dat alle zorg-doelgroepen langer zelfstandig blijven wonen. Dit maakt de ontwikkeling van een verzorgingstehuis naar appartementen wenselijk. De korte afstand tot de supermarkt en het busstation maakt het voor de oudere doelgroep makkelijk om langer zelfstandig te blijven wonen. Tevens is er ruimte voor starters en jonge gezinnen. Voor deze doelgroep is de ligging tegenover het busstation ook gunstig. De verschillende typen en verschillende groottes van de appartementen maken het mogelijk dat er doorstroom mogelijk is binnen het gebouw. Hiermee voldoet de beoogde ontwikkeling aan Woonvisie Westland.
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP 2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.
Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.
Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.
Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.
De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
De ruimtelijke hoofdstructuur
Programma ruimte
De drukte in de ondergrond neemt toe als gevolg van nieuwe mogelijkheden om de ondergrondse ruimte te benutten en de toenemende druk op de bovengrondse ruimte. Dat vraagt om een actieve ordening van ondergrondse functies, afgestemd met bovengrondse ontwikkelingen, in een driedimensionale planvorming (3D-ordening).
De ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond toont indicatief en informatief de huidige ruimtelijke situatie van de ondergrond en strategische doelstellingen voor de ondergrond. De kaart verbeeldt de grotere ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang én de gebieden met een specifieke betekenis vanuit een ondergronds belang. Onder de grote ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang zijn meegenomen de (buis)leidingen, warmtenetwerken, tunnels in het openbaar vervoer en wegennetwerk. Gebieden met een specifiek ondergronds belang hebben betrekking op de bescherming/reservering voor de drinkwatervoorziening, de ambitie voor bodemenergie, de stimulering van ondergrondse waterberging, aardkundige waarden en hoge archeologische waarden.
Programma Ruimte
Een nieuwe versie van het Programma ruimte is gelijktijdig met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en in werking getreden. Het nieuwe Programma ruimte heeft een iets andere opzet gekregen dan voorheen. Er is gekozen om het algemene beleid zoveel mogelijk bij elkaar te zetten in de Omgevingsvisie. Een deel van het beleid uit het oude Programma ruimte is daarom overgezet naar de Omgevingsvisie. Het resterende deel van het Programma ruimte bevat vooral locatie specifieke en programmatische gegevens. Het gaat om een nadere invulling en uitwerking van een aantal ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. De 3 ha kaart en de tabellen met locaties groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied is terug te vinden in het nieuwe Programma ruimte.
Ambitie
Zuid-Holland is een strategisch gelegen, vruchtbare delta, grotendeels onder zeeniveau, met een dalende bodem en mede daardoor met een uniek gevarieerd kust-, veen- en rivierenlandschap. In dit gebied hebben inwoners het landschap gevormd en bewoonbaar gemaakt door inpoldering. Ook hebben onze inwoners het gebied verbonden met de rest van de wereld. In de loop der eeuwen heeft zich in Zuid-Holland een meerkernig stedelijk netwerk ontwikkeld. Een centrum van handel, cultuur en wetenschap, met als kenmerk en kracht de diversiteit aan mensen, landschap en economie. Een dynamische delta die altijd dreigingen heeft weten om te zetten in kansen.
Zuid-Holland is kwetsbaar voor veranderingen, zoals globalisering, klimaatverandering, demografische trends en nieuwe technologie. In ons laaggelegen deltagebied heeft de klimaatverandering grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Zuid-Holland is als open economie gevoelig voor de gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. Onze energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. Daarnaast zorgt de trek naar de stad voor een toenemende druk op onze schaarse ruimte. Tegelijkertijd herbergt deze regio een groot reservoir van talent, creativiteit en ondernemerskracht.
De Provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. Onze ambities zijn de kaders waarbinnen wij ruimte geven.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
De ontwikkeling voor het realiseren van 68 woningen in het voormalige verzorgingstehuis Pijletuinenhof is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Het plangebied bestaat uit een perceel met daarop het leegstaand verzorgingstehuis Pijletuinenhof uit begin jaren '70, en een groen buitenterrein.
Gebouwen
Het voormalige verzorgingstehuis bestaat uit 3 vleugels van ieder 4 bouwlagen met in totaal 116 wooneenheden. De ruimte tussen de vleugels is op de begane grondlaag dichtgebouwd en bevat collectieve ruimtes. Het vierlaagse deel staat meer dan 22 meter van de Verdilaan. Aan de voorzijde is een éénlaagse uitbouw die tot op circa 7m van de weg staat. Qua architectuur oogt het gebouw als een klassiek jaren '70 verzorgingstehuis. De hoofdentree bevindt zich aan de zijde van de Verdilaan, waar ook een aantal parkeerplaatsen ligt. De achterzijde (oostkant) van het pand is bereikbaar via een doodlopende straat en een achterpad. Hier bevinden zich ook een fietsenstalling en een aantal parkeerplaatsen. Het gebouw heeft een oppervlakte van ca 7.460m² BVO. Op het perceel zijn momenteel 6 parkeerplaatsen aanwezig.
Aan het gebouw is ook nog een 3-laagse vleugel gebouwd (Verdilaan 45-85) met aanleunwoningen. De woningen beschikken over een kleine voortuin of balkon. Dit gebouw staat echter op een ander perceel en is eigendom is van de Diaconie. Dat gebouw steekt als het ware meer dan 10m in het perceel van het verpleegtehuis. De beoogde ontwikkeling betreft de transformatie van het voormalige verzorgingstehuis en de diaconie blijft behouden. De beoogde ontwikkeling betreft de transformatie van het voormalige verzorgingstehuis en de diaconie blijft behouden.
Het gebouw beschikt tevens over een buitenterrein. Dit terrein is ruim opgezet en beschikt over veel groen, daarnaast zijn er verschillende voetpaden en bankje gelegen. Het terrein is openbaar toegankelijk en dient daarmee ook als openbaar groen voor de buurt.
Buitenruimte Verdilaan 43 (bron: Google maps).
Omgeving
Het plangebied ligt op de scheidingslijn tussen enerzijds woonwijken ten oosten en het centrum ten westen. Het is een herkenbare en drukke locatie bij de centrale bushaltes aan de belangrijke ontsluitingsweg de Verdilaan. Bij de bushalte is het mogelijk om gebruik te maken van verschillende streekbussen en een nachtbus naar onder andere Rotterdam Centraal. Elk half uur komen er verschillende bussen aan bij de haltes. Dit maakt het een goed ontsloten en aantrekkelijke locatie aan de rand van het centrum.
De woonwijk ten oosten van het plan gebied is gerealiseerd in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw. De centrale groenstructuur in deze wijk (het Verdipark) ligt tegen het plangebied aan. De groenvoorzieningen in het projectgebied sluiten hierop aan. In de wijk staan zowel grondgebonden als gestapelde woningen. De gestapelde woningen concentreren zich met name aan de noordzijde van de wijk.
Direct ten noorden van het plangebied ligt het nieuwe gemeentehuis van de gemeente Westland. Hiermee heeft dit deel van de oostwand van de Verdilaan een moderne uitstraling gekregen. Aan de westzijde begint het centrumgebied van Naaldwijk. Direct tegenover het plangebied ligt een plein waaraan een supermarkt is gevestigd. De winkelstraten van Naaldwijk en overige functies zijn te voet binnen 5 minuten bereikbaar vanaf het plangebied. Tussen verzorgingstehuis en gemeentehuis ligt een langzaam verkeerroute die van het Verdipark, via een zebrapad en het busstation doorloopt naar de entree van de supermarkt en van daar eigenlijk verder naar het Geesthofje. Tegenover het nieuwe gemeentehuis is op de locatie van het voormalige gemeentehuis recent een parkje aangelegd.
Huidige situatie plangebied (bron: Google maps)
Stadhuis Naaldwijk (bron: Google maps)
Bushaltes Verdilaan (bron: Google maps)
Tijdelijke invulling
Nadat Pijletuinenhof in 2015 definitief werd gesloten heeft zorginstelling Careyn het bedrijf Camelot gevraagd het anti-kraakbeheer rond het voormalige verzorgingshuis te verrichten. Camelot verhuurt het pand aan tijdelijke bewoners op basis van de leegstandswet en zorgt daarmee dat het gebouw en de omgeving leefbaar blijven zolang er geen ontwikkelingen plaatsvinden op het terrein.
De beoogde ontwikkeling betreft de sloop van Pijletuinenhof. Hier zal een nieuw appartementengebouw gerealiseerd worden. Dit zal bestaan uit acht bouwlagen en zal beschikken over groene dakterrassen. Na de vierde bouwlaag krijgt het gebouw een setback, waarop een optopping van nog 4 bouwlagen met een kleiner volume gerealiseerd wordt. Door deze trapsgewijze vindt er een geleidelijke opbouw van de diaconie naar de hoogste punt van het appartementengebouw plaats. Het gebouw sluit met de eerste 4 lagen beter aan op het naastgelegen diaconie-gebouw en versterkt de gewenste wandvorming langs de Verdilaan, mede doordat bij de nieuwbouw de rooilijn van het nieuwe gemeentehuis wordt gevolgd. Tevens geeft de trapsgewijze opbouw de locatie een bijzonder stedenbouwkundig accent. Het appartementengebouw wordt circa 27 meter hoog. Hiermee zorgt het voor een versteviging van het hoogte-accent aan de Verdilaan.
Zoals hierboven vermeldt is het beoogde gebouw uit 8 bouwlagen opgebouwd, waarbij het vanaf de 4e bouwlaag over groene dakterrassen beschikt. Hier worden mogelijk ook bomen of grote planten op gerealiseerd. Dit sluit aan op het innovatieve greenportkarakter van het Westland. De terrassen aan de zuidkant van het gebouw kijken uit op de Naaldwijksevaart. Naast de groene dakterrassen ligt het gebouw aan 3 zijden aan een groen buitenterrein, dat onder meer wordt gevormd uit de groenstructuur van het Verdipark en van de groene verbinding langs de Verdilaan. De trapsgewijze opbouw met groene dakterrassen zal aan de kant van het Verdipark zal het gebouw ook aan die zijde inpassen in de omgeving.
Het gebouw zal bestaan uit maximaal 68 woningen, waarvan 14 sociale huur, 12 bereikbare huur/koop en 42 vrije sector. De grootte van de appartementen varieert van 52 m2 GO voor een sociale huurwoning tot 210 m2 GO voor het grootste vrije sector appartement. Het plan biedt dus ruimte aan verschillende doelgroepen en is levensloopbestendig.
Groenverbindingen Verdilaan 43 (bron: kolpa architecten)
In totaal beschikt de beoogde ontwikkeling over 111 parkeerplaatsen. Deze wordt voor een groot deel opgelost in een halfverdiepte parkeergarage. In de oksel van het L-vormige gebouw is op de garage een 'binnentuin' voorzien. Naast de parkeergarage worden 20 parkeerplaatsen op het maaiveld aan de achterzijde van het gebouw gerealiseerd. Deze zijn bereikbaar vanaf de Ravellaan.
Impressie nieuwbouw (bron: kolpa architecten)
Verbeelding nieuwbouw (bron: kolpa architecten)
Beoordeling
Ondanks het grotere bouwvolume vergeleken met het verzorgingstehuis is het beoogde gebouw een gepaste ontwikkeling op een hiervoor geschikte locatie. Door de setback na de eerste vier bouwlagen ligt het gebouw niet te ver uiteen met het oude verzorgingstehuis en sluit hierdoor het deel wat behouden blijft beter aan op het nieuwe gebouw. Daarnaast blijft het groene karakter van het buitenterrein behouden om zo de groenverbinding tussen de Verdilaan en het Verdipark in stand te houden. Het beoogde gebouw draagt tevens bij aan het hoogteaccent aan de Verdilaan. Dit versterkt daarnaast de overgang van de woonwijken naar het centrum van Naaldwijk.
De locatie aan de rand van het centrum is een aantrekkelijke woonlocatie voor bewoners uit verschillende doelgroepen. Voor ouderen die minder mobiel zijn is de ligging bij de bushaltes, supermarkt en de rest van het centrum erg praktisch. Alles is namelijk te voet bereikbaar. Om deze reden kan het ook interessant zijn voor starters en jonge gezinnen.
Ook naar aanleiding van het woningtekort in de gemeente Westland en de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is de beoogde ontwikkeling gewenst. Het gaat namelijk om een ontwikkeling binnen het bestaande stedelijk gebied. De Verdilaan beschikt op dit moment over veel verschillende functies die vaak in de avond gesloten zijn. Door de komst van de appartementen wordt de buurt leefbaarder en is er voornamelijk in de avond meer sociale controle. de verkeersafwikkeling.
Ten aanzien van de bezonning of beschaduwing bestaan geen wettelijke eisen waaraan een nieuw te bouwen gebouw dient te voldoen. Om deze reden zijn er geen landelijk geldende normen opgesteld voor bezonningsstudie. In de praktijk wordt bij bezonningsstudies veelal gebruik gemaakt van de door TNO opgestelde richtlijn voor bezonning. Om inzicht te verkrijgen in de gevolgen voor de omgeving wat betreft zontoetreding is ten behoeve van de beoogde ontwikkeling een bezonningsstudie uitgevoerd. Het rapport is als bijlage toegevoegd. De TNO-richtlijn is in dit onderzoek gebruikt als toetsingskader voor de bezonning van de omgeving. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de 'lichte norm' (twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober op de vensterbank in de woonkamer). Uit de resultaten van de bezonningsstudie waarbij 19 februari, 21 juni en 21 oktober zijn beschouwd, blijkt dat één meetpunt (meetpunt 2) in de directe omgeving van het nieuwbouwproject extra wordt beschaduwd. De overige meetpunten voldoen ruimschoots aan de streefwaarde van minimaal 2 mogelijke bezonningsuren.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig Parkeren). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (Beleidsregel Parkeernormering Gemeente Westland 2018). Voor het juiste kencijfer/parkeernorm wordt een ligging in de schil van het centrum gehanteerd, de gemeente Westland wordt op basis van adressendichtheid getypeerd als matig stedelijk gebied. Verder wordt er conform het gemeentelijk beleid uitgegaan van de hoogste norm binnen de bandbreedte van het kencijfer/de parkeernorm.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt aan de westzijde ontsloten op de Verdilaan te Naaldwijk. De Verdilaan is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 km/u geldt. Aan de oostszijde is het plangebied bereikbaar middels de Ravellaan, een erftoegangsweg (30 km/u) die aansluit op de Verdilaan. De parkeerkelder van de beoogde woningen zal bereikbaar zijn via de Ravellaan. Gemotoriseerd zal via de Ravellaan en Pijle Tuinenweg in zuidelijke richting afwikkelen naar de provinciale weg N213. Via de Verdilaan worden de richtingen Hoek van Holland, 's-Gravenzande, Monster , Den Haag en Honselersdijk bereikbaar.
Langzaam verkeer
Langs weerzijden van de Verdilaan is een voetpad aanwezig. Op de Verdilaan zijn geen aparte fietspaden of –stroken aanwezig, fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer.
Openbaar vervoer
Aan de overzijde van de Verdilaan, binnen 100 meter loopafstand van het plangebied, bevindt zich Naaldwijk Busstation. Alle buslijnen komen tegelijk samen op dit busstation, waardoor er tussen alle buslijnen een aansluiting wordt geboden. Vanaf dit busstation kan naar alle plaatsen in het Westland gereden worden. Ook Den Haag, Delft, Rijswijk en Zoetermeer zijn bereikbaar via de halterende buslijnen. Zodoende is de bereikbaarheid van het plangebied per openbaar vervoer zeer goed.
Parkeren
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van de beoogde woningbouw kan worden berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen. De Beleidsregel Parkeernormering Gemeente Westland (2018) onderscheidt parkeernormen voor verschillende woningtypen. Tabel 1 toont de berekende parkeerbehoefte van het beoogde programma.De totale parkeerbehoefte van de 68 woningen is 110 parkeerplaatsen. Hiervan zijn 21 parkeerplaatsen (68 * 0,3) bestemd voor bezoekers van de woningen.
Tabel 1: parkeerbehoefte
Woningtype | Aantal | Parkeernorm* | Parkeerbehoefte |
Huur, etage, goedkoop | 26 woningen | 1,3 per woning | 33,8 |
Huurhuis, vrije sector | 42 woningen | 1,8 per woning | 75,6 |
Totaal | 68 woningen | 110 parkeerplaatsen |
* inclusief 0,3 per woning bezoekersparkeren
Parkeeraanbod
Parkeerruimte wordt gerealiseerd in een parkeerkelder onder het pand (circa 91 parkeerplaatsen) en op maaiveldniveau aan de oostzijde van het pand (circa 20 parkeerplaatsen). Hiermee komt het totale parkeeraanbod uit op circa 111 parkeerplaatsen en wordt er voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.
Verkeersgeneratie- en afwikkeling
Voor de huidige en toekomstige situatie wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig Parkeren). In de huidige situatie is er in het plangebied een verzorgingstehuis aanwezig, deze functie heeft een verkeersaantrekkende werking en zal worden gesloopt. CROW-publicatie 381 geeft geen kencijfers om de verkeersgeneratie van een verzorgingstehuis mee te berekenen. Daarom wordt hiervoor het kencijfer in de categorie 'Wonen – Serviceflat' geraadpleegd. Het aantal wooneenheden in het verzorgingstehuis wordt geschat op 120. Onderstaande tabel toont de berekende verkeersgeneratie in de huidige en toekomstige situatie.
Tabel 2: verkeersgeneratie
Verkeersgeneratie | CROW 381 | Aantal | Kencijfer | Verkeersgeneratie | ||
Huidige situatie | Serviceflat | 120 | woningen | 2,8 | per woning | 336 mvt/etmaal |
Toekomstige situatie |
Huur, appartement, midden/goedkoop | 26 | woningen | 4,5 | per woning | 117 mvt/etmaal |
Huur, huis, vrije sector | 42 | woningen | 7,7 | per woning | 323,4 mvt/etmaal | |
totaal | 440,4 mvt/etmaal |
In de toekomstige situatie zorgen de beoogde woningen voor een verkeersgeneratie van 441 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een gemiddelde weekdag. De verkeersgeneratie neemt met de ontwikkeling toe ten opzichte van de huidige situatie (toename van circa 104 mvt/etmaal). Voor woonfuncties wordt de standaardfactor 1,12 gebruikt om een weekdaggemiddeld om te rekenen naar een werkdaggemiddelde. Dit betekent dat de verkeersgeneratie toeneemt met 116 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen, wordt als uitgangspunt gebruikt dat 10% van de gehele verkeersgeneratie plaatsvindt in het maatgevend spitsuur. Dit betekent dat er in het maatgevend spitsuur door de ontwikkeling 12 extra motorvoertuigbewegingen worden afgewikkeld over de ontsluitingswegen. Deze toename is beperkt en zal nauwelijks merkbaar zijn.
Conclusie
Het plangebied heeft voor alle vervoerswijzen een goede ontsluiting. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling is beperkt en zal opgaan in het heersende verkeersbeeld. De parkeerbehoefte kan worden opgelost in het parkeeraanbod op eigen terrein. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.
Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De m.e.r.-beoordeling is toegevoegd in Bijlage 3. Uit de informatie in deze notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het project leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Het plan betreft de realisatie van maximaal 68 woningen en kan daarom gecategoriseerd worden onder een milieugevoelige ontwikkeling. Dit betekent dat de richtafstanden tot omliggende milieubelastende functies in acht moeten worden genomen. Gezien de ligging in het centrum van Naaldwijk, waar naast woningen ook kantoren, sportbestemmingen, maatschappelijke functies en detailhandel aanwezig zijn, kan het type gebied omschreven worden als gemengd gebied.
De diaconie ten zuiden van het plangebied grenst aan de beoogde ontwikkeling. Dit wordt op basis van de VNG-publicatie ingedeeld in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied voor geluid. Hieraan wordt niet voldaan. Met de transformatie zal rekening worden gehouden met een acceptabel binnenniveau ten opzichte van de aanpandige aanleunwoningen. Gezien de eisen die het bouwbesluit stelt aan isolatie en gevelwering (geluidsreductie van minimaal 20dB) zal inpandig sprake zijn van een aanvaardbaar geluidsniveau (35dB(A)).
Direct ten noorden van het plangebied is de bestemming kantoren (gemeentekantoor Westland) gelegen. Kantoren vallen onder milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Ook ligt op circa 12 meter ten noorden van het plangebied het parkeerterrein van gemeentekantoor. Een parkeerterrein ingedeeld in milieucategorie met een maatgevende richtafstand van 10 meter in gemengd gebied.
Ten zuiden is sportcentrum De Pijl gelegen op een afstand van circa 68 meter. Sporthallen zijn op basis van de VNG-publicatie ingedeeld in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied, hieraan wordt voldaan. Ten westen van het plangebied is op circa 25 meter de basisschool De Ouverture gelegen. Een basisschool is ingedeeld in milieucategorie 2 en hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Daarnaast wordt het schoolplein, waar het meeste geluid vandaan komt, afgeschermd door het schoolgebouw en is het plein gelegen op meer dan 60 meter.
Ook is op circa 50 meter ten westen van het plangebied een supermarkt gevestigd. Een supermarkt is in de VNG-publicatie ingedeeld in milieucategorie 1 en heeft een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Van belang hierbij is dat het laden- en lossen en het parkeerterrein van de supermarkt tevens op ruimte afstand plaatsvindt (circa 50 meter) en er een drukke weg tussen het plangebied en de supermarkt is gelegen. Hierdoor is geen geluidsoverlast ter plaatse van de beoogde woningen te verwachten. Er worden geen knelpunten verwacht ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuhinder.
Geconcludeerd wordt dat aan de richtafstanden wordt voldaan. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de omgeving worden geen bedrijven of instellingen als gevolg van de beoogde ontwikkeling in hun bedrijfsvoering beperkt
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
De appartementen liggen binnen de geluidzone van de Verdilaan, Kruisweg en de Stokdijkkade. Daarnaast worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie ook de niet gezoneerde wegen (30 km/uur wegen) onderzocht op wegverkeerslawaai. Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 7. In het onderzoek zijn de Ravellaan en een gedeelte van de Verdilaan (busstation 30 km/uur) meegenomen in de berekeningen. Als gevolg van het wegverkeer op de Verdilaan wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 57 dB, inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Voor de appartementen aan de zijde van de Verdilaan dienen hogere waarden te worden aangevraagd.
Het akoestische onderzoek is akkoord bevonden door de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH). Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voor de appartementen zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan een besluit hogere waarden ter inzage worden gelegd.
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 68 woningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Pijle Tuinenweg direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2017; 27,3 µg/m³ voor NO2, 19,8 µg/m³ voor PM10 en 11,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 7,5 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Inleiding
Externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het ruimtelijk besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Met het oog op de Modernisering Omgevingsveiligheidsbeleid van het Rijk wordt het accent verlegd van de risicobenadering naar een effectbenadering. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet zijn in dat verband de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations (Stcrt. 2016, 31453) en de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations (Stb. 2015, 3125) gepubliceerd en in werking getreden.
Risicovolle inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd ter bescherming van de mens tegen de kans om te overlijden als gevolg van het vrijkomen of ontstaan van gevaarlijke stoffen bij een ongeval in een bedrijf of ander risicovol object. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR. De aan te houden veiligheidsafstanden zijn voor nader beschreven situaties vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen. Voor overige gevallen dient de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour te worden berekend.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.
In de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten. De effectafstanden zijn respectievelijk 60 m en 160 m, gerekend vanaf het LPG-vulpunt. Tot de zeer kwetsbare objecten behoren verblijfsfuncties voor mensen die beperkt zelfredzaam zijn zoals ziekenhuizen en kinderdagverblijven. De circulaire is niet van toepassing op het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan. De circulaire geldt evenmin voor zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten die al binnen de betreffende contouren aanwezig zijn. De effectafstanden voor LNG-tankstations zijn afhankelijk van de aanwezige veiligheidsvoorzieningen. De systematiek is vergelijkbaar met die voor LPG-tankstations.
Uit de provinciale risicokaart blijlt dat het plangebied zich bevindt in de toxische invloedsgebied van de risicovolle inrichting FloraHolland. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 940 meter. De PR 10-6 contour bevindt zich op 85 meter en reikt niet tot het plangebied. Uit een QRA voor de risicovolle instelling, welke te vinden is in de professionele risicokaart, blijkt dat de maximaal aantal dodelijke slachtoffers op 10 ligt en de oriëntatiewaarde niet overschreden wordt. Door de beperkte toename aan personen, de afstand tot de risicobron en doordat een groot deel van het bedrijventerrein en Naaldwijk in het invloedsgebied zij gelegen zal het groepsrisico niet relevant toenemen door de ontwikkeling. Doordat in de huidige situatie het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt kan worden volstaan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico.
Beknopte verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via Verdilaan. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Naaldwijk. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie worden maximaal 68 woningen gerealiseerd. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het water of het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Gezien de afstand van deze risicobronnen tot aan het plangebied worden door de Veiligheildsregio Haaglanden de volgende maatregelen geadviseerd (Bijlage 5):
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In regio Haaglanden zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens tussen Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude (wegvakken Z8 en Z7), en de A13, tussen knooppunt Ypenburg en Deft-Zuid (wegvakken Z29 en Z113), basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in
werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd.
Overeenkomstig de professionele risicokaart blijkt dat het plangebied op 675 meter ten westen van de Burgemeester Elsenweg (N213) ligt, waarover transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in
bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording:
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door buisleidingen.
Explosieven
Uit de kaart conventionele explosieven van de gemeente Westland blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen locaties zijn die verdacht zijn van aanwezigheid van conventionele explosieven.
Uitsnede Explosievenkaart Westland
Het plangebied ligt op 675 meter ten westen van de Burgemeester Elsenweg (N213), waarover transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Tevens ligt het plangebied op 900 meter ten zuidwesten van een BEVI PGS 15 inrichting (Flora Holland). In geval van een calamiteit kan zich een incident voordoen waarbij giftige stoffen vrijkomen. Gezien de afstand van het plangebied tot aan de N213 en Flora Holland zal het groepsrisico als gevolg van de (eventuele) ontwikkelingen niet significant toe- of afnemen. Gezien de afstand van deze risicobronnen tot aan het plangebied worden de volgende maatregelen geadviseerd:
Een volledige beschrijving van de geadviseerde maatregelen staan in Bijlage 5. Het aspect externe veiligheid vormt dan geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
In het plangebied lopen geen waterkeringen. Rondom keringen is een veiligheids- en beschermingszone aanwezig. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. Om te bouwen in de beschermingszone is een vergunning nodig.
Uitsnede Leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland 'Legger Regionale Waterkeringen
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Het plangebied grenst niet aan oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap hanteert het stand-stil principe. Dit houdt in dat een (ruimtelijke) ontwikkeling niet mag leiden tot een verslechtering van het watersysteem en er bij toename aan verhard oppervlak extra watercompensatie nodig is. Om te berekenen of er voor de toename van verharding compensatie nodig is, dient de watersleutel van het Hoogheemraadschap van Delfland ingevuld te worden. Aangezien het plangebied momenteel al bijna helemaal verhard is en er geen extra verharding wordt toegevoegd, hoeft de watersleutel niet ingevuld te worden en hoeft er geen water gecompenseerd te worden. Onderstaande tabel geeft de huidige en toekomstige verharding weer.
Tabel verharding.
Bestaande situatie | oppervlak in m² | Toekomstige situatie | oppervlak in m² |
Totaal oppervlak perceel | 5.021 | Totaal oppervlak perceel | 5.021 |
bebouwd | 2.170 | bebouwd | 2.450 |
Verhard terrein | 1.350 | Verhard terrein | 1.170 |
Groen | 1.500 | Groen | 1.400 |
Groen op daken | 850 |
Het plan zorgt voor circa 100 m² meer verharding op maaiveld maar compenseerd dit met circa 850 m² groen op de daken. Hiervan zal er op de halfverdiepte parkeergarage 400 m² als tuin worden ingericht. De overige 450 m² groen zal op de verschillende dakdelen worden gerealiseerd, en is geen privé eigendom.
Voorkomen van wateroverlast
Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar, voor bedrijfsterreinen eens in de 50 jaar en voor agrarisch, eens in de 10 jaar. Bij kleinschalige bestemmingswijzigingen wordt het watersysteem echter niet aangepast. Daarom wordt nadrukkelijk geadviseerd om, zover mogelijk, de praktijksituatie hierop aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld ter plekke van de woning voldoende op te hogen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking watertoets voor gemeenten, de meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op de website www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied. Het plan betreft de wijziging van een verzorgingstehuis naar appartementen. In het gebruiik heeft deze functiewijziging geen nadelige invloed op waterkwaliteit.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken.Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet.
Er gelden de volgende criteria:
Wanneer onderhoudsstroken niet of moeilijk realiseerbaar of te behouden zijn, overleg dan met Delfland over alternatieven of maatregelen.Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied
Bodem en grondwater
Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving is er sprake van zavel met homogene profiel en leemarm zand in stuifduinen en stranden. Ook wat betreft de grondwatertrap is het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving van het plangebied is er voornamelijk sprake van grondwatertrap IV. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand schommelt tussen 80 en 120 centimeter.
Overige bodemsoorten ten opzichte van plangebied (zwart omcirkeld) (bron: Bodemkaart)
De grondwaterstanden zijn voor het overgrote deel direct afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater en de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil. Het maaiveld ligt op circa 0,9 meter boven NAP. In onderstaande figuur is een weergave van de hoogteverschillen gegeven. De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een halfverdiepte parkeergarage. Delfland adviseerd een drooglegging van minimaal 1 meter. Bij het realiseren van de halfverdiepte parkeergarage zal nader onderbouwd worden of er nadelige effecten zijn op grondwater.
Weergave verschil in hoogte maaiveld (Bron: ESRI Nederland)
Afvalwater en riolering
De bestaande gebouwen zijn aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel ter plaatse en de nog te bouwen woningen zullen aannemelijk aangesloten worden op het rioleringsstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtsbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.
Voor de afvoer van het hemelwater zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals het ophogen van gronden, een hoger bouwpeil van woningen, open verharding ter plekke van parkeerplaatsen of water vasthouden op particulier terrein, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van wadi's, (slimme)regenton, groene daken, het afkoppelen van hemelwaterafvoer, en dergelijke. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er zal glooiing in het terrein worden aangebracht waarmee dus het grondniveau inderdaad deels hoger komt te liggen. Voor wat betreft het vloerpeil wordt waarschijnlijk de hoogte van de laagste vloer bedoeld en dit is in dit geval de parkeerkelder en die komt lager te liggen. Daarnaast zal wel op het dak van de parkeergrage een groene/parkachtige invulling komen, dit geldt ook voor delen van de daken.
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. De geringe toename in verharding in het plangebied wordt voldoende gecompenseerd door de ruimte aanleg van het groen op de daken. Om deze reden is er voor dit plan geen watercompensatie vereist. Het plangebied grenst niet aan een waterkering of oppervlaktewater. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Op het plangebied is momenteel het voormalige zorgcomplex de Pijletuinenhof gelegen. Er zijn geen opslagtanks bekend ter plaatse van het plangebied. Ook is het plangebied niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Westland zijn de boven- en ondergrond respectievelijk geclassificeerd als klasse wonen en klasse AW2000. Voor de functiewijziging naar wonen dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Dit bodemonderzoek wordt voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning bouwen uitgevoerd.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen ligt op circa 2,6 kilometer ten zuidwesten van het plangebied en 4,7 kilometer ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland bevindt zich op circa 1,4 kilometer ten zuidoosten van het plangebied.
Plangebied (rood gearceerd) ten opzichte van Natura 2000 (groen gearceerd)
Plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland (groen gearceerd)
Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Wel zijn er gevolgen mogelijk door stikstofemissies. Er wordt gasloos gebouwd waardoor er geen gebouwemissies zijn. Dat betekent dat het plan enkel stikstofemissies veroorzaakt als gevolg van de verkeersgeneratie. Dit heeft mogelijk effect op stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebied. In onderstaande figuur zijn de gevoelige habitat aangegeven waarbij sprake is van 2,6 kilometer afstand tot het plangebied.
Afstand (blauwe lijn) projectgebied (rood omcirkeld) tot stikstofgevoelige habitats waarbij de kritische depositie waarde is overschreden (rode hexagonen).
Effecten als vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn op dergelijke afstanden niet op voorhand uit te sluiten. Daarom is een stikstofberekening uitgevoerd. Dit is toegelicht in bijgevoegd memo Bijlage 6. Na berekening geeft het programma aan dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j.
Soortenbescherming
Door middel van een quickscan ecologie is het plangebied onderzocht en beoordeeld op de aanwezigheid van door de Wet natuurbescherming beschermde plant- en diersoorten. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Uit bureaustudie en biotooptoets is naar voren gekomen dat het mogelijk is dat met de plannen vaste rust-en verblijfplaatsen worden aangetast van de in de Wet natuurbescherming beschermde vleermuizen.
Nader onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk om aan te tonen of vleermuizen in het plangebied verblijven. Dit onderzoek wordt uitgevoerd van september 2019 tot en met juli 2020. De najaarsronde is reeds uitgevoerd. Hierbij hebben twee vleermuisonderzoeken plaatsgevonden. Tijdens deze bezoeken zijn binnen het plangebied geen paarverblijven van vleermuizen waargenomen. Hiermee is het onderzoek naar paarverblijven (het najaarsonderzoek) afgerond. Het onderzoek (naar zomer- en kraamverblijven) wordt in het voorjaar van 2020 voortgezet.
Uit bovenstaande blijkt dat het aspect gebiedsbescherming geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Uit het vleermuizenonderzoek dat tot en met juli 2020 loopt, zal blijken of er verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Bij het aantreffen van verblijfsplaatsen zullen mitigerende maatregelen getroffen dienen te worden. In dat geval zal ook ontheffing in het kader van de Wnb worden aangevraagd.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Cultuurhistorische aspecten
Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle panden welke als rijks- of gemeentelijk monument zijn aangewezen. De provinciale beleidskaart voor cultuurhistorie is geraadpleegd. Deze geeft geen cultuurhistorische waarden aan anders dan archeologische waarden. Deze zijn in de voorgaande paragraaf al beschreven en conform het gemeentelijk beleid verankerd in dit bestemmingsplan. Met het oog op cultuurhistorische waarden wordt het bestemmingsplan voorzien van een aanvullende regeling ter bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle panden zonder monumentenstatus. Het aspect cultuurhistorie zit de beoogde realisatie niet in de weg.
Archeologie
Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Westland geldt ter plaatse van het plangebied de verwachtingswaarde II.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart (Gemeente Westland, 2012)
Voor 'verwachtingszone II' geldt dat er voor bodemingrepen minder dan 50 cm diep en met een oppervlakte kleiner dan 250 m², geen verplicht archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden bij het verlenen van een omgevingsvergunning van een bodemverstorende activiteit. De begrenzingen van de verwachtingszones uit de Archeologische Beleidskaart zullen worden opgenomen in de verbeelding van dit plan als dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 3. De voorwaarden die aan de verschillende verwachtingszones zijn gekoppeld zijn opgenomen in de voorschriften van deze dubbelbestemmingen. De voorschriften hebben betrekking tot bouw- en gebruiksregels.
Binnen het plangebied is er sprake van archeologische verwachtingswaarden. In het plan wordt een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de aanwezige waarden. In de planregels is een bouw- en gebruiksregeling opgenomen waardoor de archeologische waarden voldoende zijn geborgd.
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
Begrippen (Begrippen)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Wijze van meten)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.NWKPIJLETUINENpbp-VA01
De dataset bestaat uit:
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
Op de gronden waarop uitsluitend tuin bij het wonen wordt gesitueerd, is de bestemming "Tuin" neergelegd. De tuinbestemming is gelegen op de halfverdiepte parkeergarage.
Een deel van de gronden in het openbaar gebied zijn bestemd voor "Groen". Op deze gronden zijn ook water en voet- en fietspaden toegestaan.
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijf, verplaatsing, gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voet- en fietspader, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
Op de gronden waarop de nieuwbouw zal worden gerealiseerd, is de bestemming "Wonen" neergelegd. Het maximum aantal woningen staat weergegeven in de regels en de maximale bouwhoogte van het gebouw is middels een aanduiding op de planverbeelding weergegeven.
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De beoogde ontwikkeling is een initiatief om het leegstaande verzorgingstehuis 'Pijletuinenhof' te slopen en een nieuwe appartementengebouw te realiseren met daarin maximaal 68 appartementen. De ontwikkeling is gewenst omdat het verzorgingstehuis niet langer nodig is en deze locatie met een nieuwe invulling een bijdrage kan leveren in het vermindering van het woningtekort. De initiatiefnemer heeft de investeringskosten voor het project geraamd, is in staat om deze investering zelf te financieren of gefinancierd te krijgen en heeft met een berekening aangetoond dat het project rendabel is.
Bovendien hebben de initiatiefnemer en de gemeente afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst voor de vergoeding van eventuele succesvolle aanvragen voor tegemoetkoming in planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente. Dit betekent dat planschade die ontstaat ten gevolge van het afwijken van het geldende bestemmingsplan voor rekening en risico van de initiatiefnemer is.
Uit bovenstaande volgt dat de initiatiefnemer in staat is om alle kosten voor de beoogde ontwikkeling te dragen en dat de beoogde ontwikkeling dus financieel haalbaar én uitvoerbaar is.
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden.
Grondexploitatie
De beoogde ontwikkeling, de bouw van 68 appartementen is een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat de gemeente de kosten, zoals benoemd in de kostensoortenlijst in de Bro, dient te verhalen op de initiatiefnemer middels een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Bovendien is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen en/of om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen in aanvulling op de gemaakte afspraken in de anterieure overeenkomst. Hieruit volgt dat de gemeente het kostenverhaal voldoende anderszins verzekerd heeft en dat het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is. Hieruit volgt dat het onderdeel grondexploitatie conform de Wro is geregeld en dat daarmee de economische uitvoerbaarheid van het project is verzekerd
In de periode van 23 oktober 2019 t/m 20 november 2019 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage Inspraak en vooroverleg van deze toelichting.
In het kader van de Inspraakverordening Westland 2004 zal er geen inspraak plaatsvinden.
Van 20 december 2019 tot 30 januari 2020 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.