direct naar inhoud van Regels
Plan: Verzamelplan kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.KRNVERZAMELPLNabp-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Verzamelplan kernen met identificatienummer NL.IMRO.1783.KRNVERZAMELPLNabp-VA01 van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

Een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden-onderneming

Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.7 aannemersbedrijf

Een niet-industriële onderneming die de oprichting van een bouwwerk geheel of voor een deel verzorgt (aanneemt), waarbij (gemechaniseerde) werkzaamheden hoofdzakelijk worden uitgevoerd op de locatie van het aangenomen werk.

1.8 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 akoestische gebiedseenheid (AGE)

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.10 algemene geluidsruimte

niet aan de akoestische gebiedseenheid (AGE) toegekende geluidsruimte.

1.11 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.13 atelier

Bedrijfsmatige werkruimte voor de beoefening van kunstzinnige beroepen.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingsgebied

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.

1.16 bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning, niet zijnde vrijstaand bijgebouw, en wordt gerund door de eigenaar/gebruiker van de betreffende woning. Onder een bed en breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur

1.17 bedrijf

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.18 bedrijfsgebouw

Een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een dienstwoning.

1.19 bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen

Voorzieningen die worden aangeboden door het recreatiebedrijf, gericht op dienstverlening aan de recreant die recreëert op het recreatieterrein van dat bedrijf, zoals bouwwerken voor ontspanning en vermaak of voor het beheer van het recreatieterrein (stroomvoorziening, verlichting, bewegwijzering e.d.).

1.20 bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto`s. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.

1.21 bestaand

Bestaand bouwwerk

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of nog kan worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Bestaande afmetingen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, daaronder vallen geen afmetingen die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.22 bestaande dienstwoning

Een dienstwoning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of vergund is om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede een dienstwoning die wordt herbouwd gedurende de rechtskracht van het plan ter vervanging van een dienstwoning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of vergund is om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bestelauto

motorvoertuig, bestemd voor het vervoer van goederen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg

1.24 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bevoegd gezag

Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.28 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.29 bijgebouw

Een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.

1.30 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens

De grens van een bouwvlak. 

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.

1.33 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999).

1.34 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 bouwwijze

De wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:

vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneen gebouwd.

1.39 boveninsteek

De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.40 business to business

bedrijven die producten of diensten verkopen aan andere bedrijven, die niet op de particuliere markt actief zijn.

1.41 consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.42 cultuurhistorische waarde

Het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals ondermeer tot uitdrukking komend in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de graften, de wallen en de beplanting en bebouwing, archeologische waarden zijn hierdoor mede begrepen.

1.43 dag-, avond- en nachtperiode

beoordelingsperiode die lopen:

  • voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur;
  • voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur;
  • voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur.
1.44 dagrecreatie

Het recreëren op een recreatieterrein al dan niet met behulp van kampeermiddelen, zonder dat overnachting in die kampeermiddelen of anderszins op het recreatieterrein is toegestaan.

1.45 dakkapel

Een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.

1.46 daknok

Het hoogste punt van een schuin dak.

1.47 dakopbouw

Een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok-, gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het desbetreffende gebouw/de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.

1.48 dakvoet

Het laagste punt van een schuin dak.

1.49 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.50 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.51 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.52 dienstwoning

Een woning in, of nabij een gebouw, of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.53 dierenasiel/-pension

Een inrichting die gericht is op de bewaring van huisdieren.

1.54 dijkwoning

Een die gekenmerkt wordt door de situering op, aan, onder, langs of deels in het talud van, een dijk(lichaam).

1.55 driewielig motorvoertuig

driewielig motorrijtuig als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen 

1.56 duurzaam gemeenschappelijke huishouding

Een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.

1.57 erf

Al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte daarvan, die direct gelegen zijn bij een hoofdgebouw en die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, die deze inrichting niet verbieden.

1.58 erfscheiding

De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.59 erker

Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.

1.60 etmaalwaarde

de hoogste van de volgende drie waarden van het equivalente geluidsniveau:

  • de waarde over de periode 07.00 - 19.00 uur (dag);
  • de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00 - 23.00 uur (avond);
  • de met 10 dB(A) verhoogde waarde over de periode 23.00 - 07.00 uur (nacht).
1.61 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.62 geluidsbelasting in dB(A)

de etmaalwaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau.

1.63 geluidsgevoelige objecten

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.64 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht.

1.65 geluidsruimte per akoestische gebiedseenheid

aan de akoestische gebiedseenheid (AGE) toegekende geluidsruimte in de vorm van een geluidsimmissiewaarde in dB(A) ter plaatse van een toetspunt.

1.66 geluidszone

een op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

1.67 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.68 groenvoorzieningen

Groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.

1.69 groothandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ter verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan bedrijven, die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.70 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.71 hoofdwatergang

Primair water als bedoeld in de ‘Leggerkaart Wateren’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.72 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van een nachtverblijf.

1.73 hotel

Een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.74 hoveniersbedrijf

Een onderneming die werkzaamheden verricht in de vorm van tuinaanleg, aanleg van groenobjecten, tuinontwerp en tuininrichting, waarbij de werkzaamheden hoofdzakelijk plaatsvinden op locaties andere dan de locatie van het bedrijf zelf en waarbij ter plaatse goederen worden opgeslagen en uitgestald ten dienste van de bedrijfsvoering, niet zijnde een tuincentrum.

1.75 huishouden

Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.76 huisvesting in verband met mantelzorg

Huisvesting in, of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan, of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.77 jaagpad

Een pad langs de kant van een kanaal of vaart waarover eertijds de trekdieren van de trekschuit werden voortgedreven;

1.78 kamerwoning

Een wooneenheid die geen eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.79 kamerbewoning

Onzelfstandige woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen duurzame gemeenschappelijke huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.80 kampeerboerderij

Een boerderij of een deel daarvan dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarbij de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten.

1.81 kampeermiddel

Een recreatiemiddel als bedoeld in artikel 40, leden 2 en 3, van de Woningwet.

1.82 kampeerterrein

Gronden die uitsluitend mogen worden gebruikt voor de plaatsing van kampeermiddelen en recreatieverblijven.

1.83 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.84 kap

Een constructie van een of meer uitsluitend hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.

1.85 laad- en losruimte

Dat gedeelte van het bedrijf waar het laden en lossen van producten plaats vindt (bijvoorbeeld in de vorm van een dockshelter), hieronder niet begrepen een laad- en loskuil.

1.86 leisure

een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.87 maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs- en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.88 manege

Een onderneming die is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.89 mantelzorg

Intensieve zorg, of hulpverlening die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid, of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige, of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur, kan worden aangetoond.

1.90 motorfiets

motorvoertuig op twee wielen, al dan niet met zijspan- of aanhangwagen;

1.91 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.92 ondergeschikte detailhandel

Detailhandel behorende bij de bestemming, waarbij de openings- en sluitingstijden van het detailhandelsgedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie). Het detailhandelsgedeelte is (ruimtelijk) ondergeschikt aan de hoofdfunctie en het gegenereerde financiële resultaat uit de detailhandel maakt niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uit.

1.93 ondergeschikte horeca

Horeca behorende bij de bestemming, waarbij de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie). Het horecabedrijf staat uitsluitend open voor degenen die primair komen voor de hoofdfunctie.

1.94 ondergronds bouwwerk

Een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.

1.95 oorspronkelijke achtergevel

De achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw, dus exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.96 openbaar toegankelijk gebied

Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.97 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.98 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.99 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.100 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.101 personenauto

personenauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen 

1.102 primaire bedrijfsgebouw

Een bedrijfsgebouw die wat betreft functie, omvang en uitstraling als belangrijkste bedrijfsgebouw wordt aangemerkt.

1.103 recreatie

Aan de Westlandse glastuinbouw en/of het buitengebied gerelateerde activiteiten gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding.

1.104 recreatiebedrijf

Een onderneming die uitsluitend gericht is op verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende recreatievoorzieningen.

1.105 recreatieterrein

De gronden behorende bij het recreatiebedrijf waarop recreatieverblijven of kampeermiddelen kunnen worden geplaatst.

1.106 recreatiewoning

Een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat gebouw.

1.107 risicovolle inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.108 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.109 showroom

Een vaste (afgebakende) en voor klanten toegankelijke ruimte in een bedrijfsgebouw waar producten ten toon worden gesteld, waaronder geen detailhandel wordt verstaan en geen verkoopfunctie (kassa) ter plaatse aanwezig is om ter plaatse goederen of diensten te betalen, met als doel dat klanten deze producten beter kunnen bekijken.

1.110 staat van bedrijfsactiviteiten

De staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.111 staat van horeca-activiteiten

De staat van horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.112 standplaats voor detailhandel/ horeca

Een op een openbare en in de open lucht gelegen plaats om goederen, diensten, drank en/of etenswaren te koop aan te bieden, te verkopen, of af te leveren, gebruik makend van mobiele middelen zoals een boot, een kraam, een wagen of een tafel.

1.113 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen, zoals:

  • verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
  • kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen;
  • afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.114 supermarkt

Een grote zelfbesdieningswinkel waar je veel verschillende levensmiddelen en huishoudelijke producten kunt kopen.

1.115 trekkershut

Een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als tijdelijke verblijfsruimte voor rondtrekkende toeristen die voornamelijk de fiets als vervoermiddel hebben.

1.116 tuinartikelen

Artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen en –beschermingsproducten, grondproducten, vijvers, potten, (sier)bestrating, kunstgras, tuinhout, erfscheidingen, tuinhuisjes, tuinverlichting, tuinkleding (met inbegrip van schoeisel), tuinspeelgoed, tuinmeubelen, (tuin)kookbenodigdheden en vijverbenodigdheden.

1.117 tuincentrum

Een onderneming gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) van producten voor tuinen (waaronder begrepen bomen, heesters, coniferen, bloembollen, bloemen, zaden, overige planten en kruiden) en daaraan verwante tuinartikelen, woon(sfeer)decoratie, kleine (huis)dieren, dierenverzorging en –speelgoed en (verhuur van) tuingereedschappen, met dien verstande dat het aandeel niet-levende producten in het assortiment alsmede kleine (huis)dieren ruimtelijk ondergeschikt is aan het aandeel levende producten in het assortiment.

1.118 uitbouw

Uitbreiding van een tot het hoofdgebouw behorende ruimte tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld een erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.119 veranda

Een overkapping aan de voorzijde van een woning met maximaal 2 wanden.

1.120 voldoende parkeergelegenheid

parkeergelegenheid voor personenauto's, bestelauto's, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland', zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en – indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd – aan die wijziging.

1.121 volkstuin

Een perceel waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik of genot.

1.122 voorerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.123 voorgevel

De naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing, of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.124 voorgevelrooilijn

De naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.125 voormalige dienstwoning

Een dienstwoning, die bestemd is voor de huisvesting van een huishouden -niet uitsluitend zijnde de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel- en waarbij deze woning voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat bedrijf.

1.126 vuurwerkverkooppunt

Een locatie waar consumentenvuurwerk opslagen en verkocht wordt op de daarvoor aangewezen tijden.

1.127 waterbassin

Een waterreservoir voor de opvang en berging van water, gevormd door een aarden wal.

1.128 waterberging

Een berging voor het bergen en opslaan van water.

1.129 watergang

Een secundaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.130 webwinkel

Een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden.

1.131 wgh-inrichting

(zie art.1.64)

1.132 windturbine

Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van de windkracht als aandrijfbron van bewegende delen met een maximaal energie opwekkend vermogen van 15 MW.

1.133 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.134 woning

Een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.135 woonboot

Elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.136 woongroep

Een groep van twee of meer meerderjarige personen die de bedoeling hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Een woongroep is georganiseerd in een formele rechtspersoon (opgericht bij notariële akte en met inschrijving bij de Kamer van Koophandel) en beschikt over een gezamenlijke rekening waarvan de vaste lasten worden betaald. Bij nieuwbouw van een woning voor een woongroep is er sprake van een initiatiefgroep waarvan de leden het recht van eerste bewoning krijgen. Elke vorm van bedrijfsmatige kamerverhuur valt hier niet onder.

1.137 woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.138 woonwagenstandplaats

Gronden, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van openbare nutsbedrijven, andere instellingen, of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.139 zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van dat hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouwd of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte van een aanlegsteiger

de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terreinen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen, groen en water;
  • c. ontsluitingswegen en daarbij behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, verkeerskunstwerken en groenvoorzieningen;
  • d. hoofdwatergangen, watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.

3.1.2 Bedrijfsactiviteiten

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn, in aanvulling op het bepaalde in 3.1.1, uitsluitend bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2 (b<2)': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1 (B=1)': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
3.1.3 Afwijkende functies

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in 3.1.1 en 3.2.2, tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw): één bedrijfswoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkverkooppunt' tevens verkoop van consumentenvuurwerk;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf' (sb-kb) tevens een bedrijf met SBI-code 222.3 uit categorie 3.1.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op de onder lid 3.1 genoemde gronden gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. indien de bedrijfsgebouwen en overkappingen niet in de erfgrens worden gebouwd dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.

3.2.2 Bedrijfswoningen

In aanvulling op het bepaalde onder lid 3.2.1 gelden voor bedrijfswoningen en bijbehorende aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen de volgende regels:

  • a. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 600 m3;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'tuin', waarbij de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m bedraagt;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m²;
  • e. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;
  • f. indien niet in de erfgrens wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfgrens ten minste 1 m;
  • g. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt;
  • ten hoogste 3 m bij aaneengebouwde en halfvrijstaande woningen;
  • ten hoogste 5 m bij vrijstaande woningen;
  • h. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bezien vanaf de voorzijde) op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • i. de minimale afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 2 m;
  • j. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • k. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • l. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • m. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • n. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van portaalkranen bedraagt ten hoogste 8 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 meter;
  • f. de bouwhoogte van reclamezuilen of -constructies bedraagt ten hoogste 10 m;
  • g. de bouwhoogte van silo's bedraagt ten hoogste 12 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Afwijken voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte tot ten hoogste 10 m mag worden vergroot;
  • b. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze afwijkingsregel;
  • c. de afwijking er niet toe mag leiden dat de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende erven in onevenredige mate worden aangetast.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de situering van de gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  • b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)'.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. BEVI-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkverkooppunt';
  • e. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak en minder is dan 3000 m2;
  • f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. leisure is niet toegestaan;
  • i. de vestiging van internetwinkels is toegestaan, indien er uitsluitend sprake is van een opslag- en verzendfunctie en geen gebruik wordt gemaakt van een showroom, tenzij er sprake is van een vergunde, afwijkende situatie;
  • j. showrooms zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van een vergunde, afwijkende situatie;
  • k. aan-huis-gebonden ondernemingen zijn niet toegestaan.
3.5.2 Opslag

het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.6.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.6.3 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.6.4 Showrooms

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 om showrooms toe te staan indien de uit te stallen goederen behoren tot de normale bedrijvigheid/bedrijfsvoering en de oppervlakte van de showroom niet meer dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 75 m² bedraagt.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor een bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' [sba-1] te wijzigen in de bestemming Bedrijf zonder de betreffende aanduidingen, indien de bedrijfswoning ten behoeve van de bedrijfsvoering van een bedrijf is of wordt gesloopt.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' (BT - 2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' (b<2): bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' (b<3.1): bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' (b<3.2): bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k): tevens zelfstandige kantoren zonder baliefunctie;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen op de onder lid 4.1 genoemde gronden gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
  • b. per bouwperceel is ten hoogste één gebouw toegestaan;
  • c. het totale bedrijfsvloeroppervlak van zelfstandige kantoren bedraagt niet meer dan 1.000 m2;
  • d. gebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd over ten minste 2/3 van de breedte van het perceel;
  • e. het totale oppervlak bedraagt niet meer dan het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  • f. de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 2' [sba-vgz2] bedraagt de bouwhoogte voor gebouwen en overkappingen - voor het gedeelte waar volgens de planverbeelding hoger gebouwd mag worden dan 7 meter - ten minste 7 m;
  • h. indien de gebouwen en overkappingen niet in de zijdelingse of achterste bouwperceelgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de bouwperceelsgrens ten minste 3 m te bedragen;
  • i. gebouwen worden plat afgedekt;
  • j. gebouwde parkeervoorzieningen en parkeren op daken van gebouwen zijn niet toegestaan;
  • k. de bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw/ -unit bedraagt ten minste 110 m²;
  • l. overkappingen dienen in, of achter de voorgevel van gebouwen, of het verlengde daarvan te worden gesitueerd;
  • m. loadingdocks en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading en expeditie zijn niet toegestaan in de naar de bestemming 'wonen' gekeerde gevels.
4.2.2 Gebouwen en overkappingen in voorgevelzone 2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 2' [sba-vgz2] gelden bovendien de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen zodanig te worden gesitueerd, dat de voorgevels in en evenwijdig aan de op de verbeelding aangegeven 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 2' [sba-vgz2] worden gebouwd;
  • b. de representatieve en/of opengewerkte (kantoor)delen van het bedrijfsgebouw dienen overwegend in de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 2' [sba-vgz2] te worden gesitueerd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste:

a.   van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 m achter de voorgevelrooilijn   1 m;  
b.   van erfafscheidingen elders   2 m;  
c.   van reclamezuilen of -constructies   10 m;  
d.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m.  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van het bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage tot een maximum van 90% ten behoeve van, al of niet onder peil, te integreren parkeervoorzieningen met dien verstande, dat:

  • a. dit in bedrijfsmatig opzicht noodzakelijk wordt geacht;
  • b. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
  • c. er geen onevenredige hinder/overlast ontstaat op aangrenzende percelen.
4.3.2 Afwijken voor bouwhoogtes erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder a voor het bouwen van een erfafscheiding hoger dan 1 m, met dien verstande dat:

  • a. dit in bedrijfsmatig opzicht noodzakelijk wordt geacht;
  • b. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
  • c. er geen onevenredige hinder/overlast ontstaat op aangrenzende percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik van gebouwen

Met betrekking tot het gebruik van de gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. showrooms en leisurefuncties zijn niet toegestaan;
  • f. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan, mits het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt met een maximum van 3.000 m2;
  • g. detailhandel en groothandel zijn niet toegestaan met uitzondering van detailhandel business to business .
4.4.2 Opslag

Opslag en stallen van goederen, materialen en materieel in de open lucht op een bedrijfsperceel is alleen toegestaan binnen het bouwvlak achter de voorgevel van een bedrijfsgebouw, dan wel het verlengde daarvan.

4.4.3 Laad- en losactiviteiten

Dagelijkse laad- en losactiviteiten en het kort parkeren van vrachtwagens zijn niet toegestaan binnen een afstand van 23 m van de bouwvlakken van woningen.

4.4.4 In-/uitrit

Voor in-/uitritten ten behoeve van de ontsluiting van bedrijfspercelen geldt dat:

  • a. maximaal 1 in-/uitrit per bedrijf is toegestaan.
  • b. de breedte van de in-/uitrit ten hoogste 10 m bedraagt.
4.4.5 Parkeren

Voor het parkeren geldt dat:

  • a. het parkeren dient plaats te vinden achter de voorgevel van een bedrijfsgebouw, dan wel het verlengde daarvan;
  • b. daar waar het parkeren zichtbaar vanaf de openbare weg wordt gesitueerd dient het omgeven te worden met een groene haag van tenminste 1 meter breed.
4.4.6 Parkeren en stalling van vrachtwagens met koelinstallaties

Parkeren en stalling (niet zijnde laden en lossen) van vrachtwagens met in werking zijnde koelinstallaties in de open lucht dient plaats te vinden op een afstand van tenminste 100 meter van woningen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.
4.5.2 Afwijken voor opslag van goederen en materialen voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 ten behoeve van het toestaan van opslag van goederen en materialen voor de voorgevel of het verlengde daarvan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit in bedrijfsmatig opzicht noodzakelijk wordt geacht;
  • b. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
  • c. er geen onevenredige hinder/overlast ontstaat op aangrenzende percelen.
4.5.3 Afwijken ten behoeve van aansluitingen van in-/uitritten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.4 ten behoeve van het aanleggen van een extra in-/uitrit en/of een bredere in-/uitrit, met dien verstande dat:

  • a. dit niet tot verkeerskundige bezwaren leidt;
  • b. dit niet tot stedenbouwkundige bezwaren leidt;
  • c. dit niet tot onevenredige hinder/schade voor aangrenzende percelen leidt.
4.5.4 Afwijken voor parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.5 ten behoeve van het aanleggen van een beperkt aantal (bezoekers-) parkeerplaatsen voor de voorgevel of het verlengde daarvan, indien dit:

  • a. in bedrijfsmatig opzicht noodzakelijk wordt geacht;
  • b. landschappelijk wordt ingepast;
  • c. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
  • d. er geen onevenredige hinder/overlast ontstaat op aangrenzende percelen.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten bijlage 1, uitsluitend op de begane grond;
  • c. het wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat het wonen op de begane grond mag worden voortgezet, indien er sprake is van bestaand gebruik;
  • d. een vuurwerkverkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkverkooppunt';
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels.

5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 4' mag op de begane grond geen (hoofd-) gebouw worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding "maximumbebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwperceel;
  • f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1 meter te bedragen.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 2 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan;
  • c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    • 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    • 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    • 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 teneinde detailhandel en dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden woningen uitsluitend gestapeld gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden naast de maatschappelijke voorzieningen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd.

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m²;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m² mag bij de maximale oppervlakte van 50 m² een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m²;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erfscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;
  • b. van erfscheidingen elders: 2 m;
  • c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • d. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • e. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
  • f. het beroep of de activiteit alleen door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening op de verdiepingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. kantoren;
  • e. gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en verenigingsleven, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat deze activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten' niet zijn toegestaan;
  • f. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat deze activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' niet zijn toegestaan;
  • g. een vuurwerkverkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkverkooppunt';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument': tevens een gemeentelijk monument;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' dan wel 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwperceel;
  • e. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond tot een hoogte van 3 m niet worden gebouwd.

7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;
  • b. van erfafscheidingen elders: 2 m;
  • c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan, behoudens het bepaalde in lid 7.1 onder g;
  • c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    • 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    • 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    • 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 teneinde detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' mogen de voorgevels van hoofdgebouwen uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang te worden vrijgehouden met een hoogte van ten minste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • f. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • g. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 2 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. de opslag en verkoop van consumentenverkoop is niet toegestaan;
  • c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    • 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    • 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    • 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijking voor detailhandel en dienstverlening op de verdieping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 onder b ten einde detailhandel en dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m;
  • e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwperceel;
  • f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.
9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 2 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. de opslag en verkoop van consumentenverkoop is niet toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    • 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    • 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    • 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 teneinde detailhandel, dienstverlening, kantoren en horecabedrijven tevens op de verdieping toe te laten, indien dit:

  • a. voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn;
  • b. een vergunde situatie betreft.

Artikel 10 Gemengd - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' een orthodontie praktijk op de eerste verdieping;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m;
  • e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding "maximumbebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwperceel;
  • f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.
10.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van erfafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1 m;
  • b. van erfafscheidingen elders: 2 m;
  • c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. de opslag en verkoop van consumentenverkoop is niet toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25 % van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    • 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    • 4. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    • 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    • 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 teneinde detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "speeltuin": een speeltuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "sportveld": een sportveld;
  • d. in-/uitritten en ontsluitingswegen, zulks met in achtneming van het bepaalde in 11.3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidwerende voorziening' (sg-gel) is een geluidwerende voorziening mogelijk.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen- parkeren' (sg-par) is een beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers toegestaan voor de voorgevel van bedrijfsgebouwen, alsmede in-/uitritten en/of ontsluitingswegen, mits:
  • dit niet elders of anders op terrein kan worden opgelost;
  • in ten hoogste 50% langs de grens van het bouwperceel in het talud worden gerealiseerd;
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen "speeltuin" en "sportveld" bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidwerende voorziening' (sg-gel) is een geluidwerende voorziening mogelijk met een maximale bouwhoogte van 4 m, met dien verstande, dat:
  • 1. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
  • 2. er geen onevenredige hinder, of overlast ontstaat op aangrenzende percelen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 In-/ uiritten en ontsluitingswegen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluitingsweg/inrit 1' (sg-oi1) is ten hoogste 1 (gecombineerde) in-/uitrit, of ontsluitingsweg toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - 2', met dien verstande dat:

  • 1. de breedte van een in-/uitrit of ontsluitingsweg ten hoogste 10 m bedraagt;
  • 2. de afstand tussen twee in-/uitritten en/of tussen de in-/uitrit en een weg en/ of tussen wegen onderling ten minste 100 m bedraagt;
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Afwijken ten behoeve van aansluiten van in-/uitritten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3.1 ten behoeve van het aanleggen van een extra in-/uitrit en/of een bredere in-/uitrit, en/of extra ontsluitingsweg en/of een bredere ontsluitingsweg of ten behoeve van een kleinere afstand tussen in-/uitritten en/of tussen een in-/uitrit en een weg of tussen wegen onderling, met dien verstande dat:

  • a. dit niet tot verkeerskundige bezwaren leidt;
  • b. dit niet tot stedenbouwkundige bezwaren leidt;
  • c. dit niet tot onevenredige hinder/schade voor aangrenzende percelen leidt.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van kantoren;
  • b. wegen en paden;
  • c. groen- en watervoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen.
12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. indien de gebouwen en de overkappingen niet in de erfscheiding worden gebouwd dient de afstand tot de erfscheiding ten minste 1,00 meter te bedragen; de maximum oppervlakte van bijgebouwen bedraagt 50% van het oppervlak van het zij- en achtererf tot een maximum oppervlakte van 50 m2;
  • c. dan wel bij een zij- en achtererf groter dan 100 m2 niet meer dan 50% van het zij- en achtererf tot een maximum van 75 m2;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,00 meter.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: 

12.3.1 Strijdig gebruik
  • a. het inrichten van de gronden in afwijking van het aangegeven wegprofiel.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 12.3.1. onder a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheken, sociale en culturele instellingen, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • d. indien voor het betreffende hoofdgebouw uitsluitend een goothoogte is opgenomen, is daarboven een kap toegestaan van ten hoogste 4 m;
  • e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding "maximumbebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwperceel;
  • f. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen.
13.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 2 m;
  • d. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd bedraagt de afstand tot de erfscheiding ten minste 1m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn: 1 m;
  • b. van erfafscheidingen elders: 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de actuele en potentiële landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden met inbegrip van de zich daarin bevindende flora en fauna; de natuurbescherming en de waterhuishouding.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 onder b, indien het natuurbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  • h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen;
14.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

De verbodsbepaling van 14.4.1 geldt niet voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of aangevraagde maar nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:

  • a. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de zeeweringsfunctie ongewenste veranderingen in de buitenduinen;
  • b. het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van de verweringsfunctie ongewenste veranderingen in de buitenduinen;
  • c. werken en/of werkzaamheden, die strekken tot behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.
14.4.3 Uitzonderingen ten behoeve van waterwinning

Het verbod als bedoeld in 14.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die plaatsvinden op het terrein met de gebiedsaanduiding ‘milieuzone-waterwingebied’ en betrekking hebben op:

  • a. schoonspuiten van winningen (leidingen, diepe en ondiepe putten, drains;
  • b. schoonpompen en regenereren van peilbuizen (1x per 5 jaar);
  • c. onderhoud aan vacuüm- en dompelpompen;
  • d. onderhoud aan elektronische installaties;
  • e. herstelwerkzaamheden bij buisbreuken in transportleidingen;
  • f. herstelwerkzaamheden bij verstoppingen van putten en drains;
  • g. onderhoud afsluiters transportleidingen;
  • h. stuifvrij houden van putten;
  • i. vrijmaken van putten/infrastructuur waterwinning door maaien en verwijderen van struiken en houtige opslag.
14.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke ecoloog omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en/of werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en overige bij deze bestemming behorende voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren (sv-pk)'; parkeerplaatsen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels

15.2.1 Erkers

Een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De erker wordt gesitueerd tenminste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 0,5 uit de kap;
  • b. De diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 meter;
  • c. De breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
  • d. De goothoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • e. De bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 4 meter.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 meter. 

15.2.3 Specifieke bouwaanduiding - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt in afwijking van lid 13.2.2 de volgende regel:

  • de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 voor het bouwen van aan- en uitbouwen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van een aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bushaltes, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, damwanden, kademuren, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "garage": uitsluitend voor (huishoudelijke) garages en bergplaatsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een gemeentelijk monument;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' tevens een tandartsenpraktijk op de begane grond;
  • e. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, erven en water;
  • g. nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer woningen. Het is eveneens verboden meerdere woningen samen te voegen tot een kleiner aantal woningen;
  • b. Het is verboden bestaande gebouwen en gronden met een bestemming waar volgens de bestemmingsomschrijving het wonen naast andere bestemmingen is toegestaan, te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer woningen. Woonmogelijkheden binnen bestemmingen op grond waarvan wonen is toegestaan - maar nog niet wordt toegepast - zijn bestemd voor één huishouden;
  • c. Bij herbouw van één of meerdere woning(en) binnen de bestemming 'Wonen' of binnen een bestemming waar volgens de bestemmingsomschrijving het wonen naast andere bestemmingen is toegestaan, is in de nieuwe situatie een gelijk aantal woningen toegestaan.
19.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend vrijstaande woningen.
  • c. indien sprake is van meerdere voorgevelrooilijnen, zijn deze middels een aanduiding 'gevellijn' aangegeven; voor zover één aanduiding 'gevellijn' is opgenomen, duidt deze de voorgevel aan;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangeven bouwhoogte;
  • f. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden':
  • 1. is ten hoogste één woning per bouwvlak toegestaan;
  • 2. wordt de voorgevel van een hoofdgebouw gebouwd in de figuur 'gevellijn';
  • 3. bedraagt de inhoud van een hoofdgebouw ten hoogste 1,5 x de oppervlakte van het bestemmingsvlak inclusief de bijbehorende bestemming 'Tuin' met een maximum van 500 m3;
  • 4. bedraagt de breedte van een hoofdgebouw ten hoogste 15 m.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 3' mogen dakkapellen/dakopbouwen worden gebouwd waarbij aan de achterzijde de maximaal toegestane goothoogte wordtoverschreden door een dakkapel/dakopbouw die minder dan 0,5 m uit een of meerdere randen van het dakvlak ligt. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 6" mogen dakopbouwen worden gebouwd waarbij het voorste dakvlak van de kap wordt doorgezet tot boven de bestaande nok en waarbij aan de achterzijde de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 7" bedraagt de bruto-inhoud van het hoofdgebouw voor het wonen ten hoogste 600 m³ ;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 7" geldt voor bestaande hoofdgebouwen voor het wonen die op het moment van vaststelling van deze planregels een bruto-inhoud hadden van meer dan 600 m³, is die grotere bruto-inhoud toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding "kap uitgesloten" is een kap op de woning uitgesloten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 11' mag een derde bouwlaag worden gebouwd – voorzien van een plat dak en gesitueerd op een plat dak – met dien verstande dat deze maximaal 65 % mag beslaan van het oorspronkelijke dakoppervlak en de situering, vorm en maatvoering ervan identiek is aan de derde bouwlaag, zoals die elders in dezelfde rij met woningen is gerealiseerd;
19.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het erf (zij-, achter- en voorerf) bedraagt ten hoogste 50 % van het zij- en achtererf van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • b. indien het zij- en achtererf een grotere oppervlakte heeft dan 100 m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2;
  • c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1m;
  • d. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen: 3 meter;
    • 2. bij vrijstaande woningen: 5 meter.
  • e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (gezien vanaf de voorzijde) op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • f. indien er sprake is van een voorerf zijn hierop onder de volgende voorwaarden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan:
    • 1. ten hoogste 50% van het voorerf mag worden bebouwd;
    • 2. de bebouwing mag over ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 meter.
    • 4. de bebouwing mag er niet toe leiden dat de volgens 19.2.3 onder a. en b ten hoogst toelaatbare bebouwing op het erf wordt overschreden;
  • g. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • h. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m
  • i. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
19.2.4 Garage

In afwijking van het bepaalde in 19.2.1, 19.2.2 en 19.2.3 gelden ter plaatse van de aanduiding 'garage' de volgende bouwregels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag ten hoogste 4,5 meter bedragen;
  • d. de dakhelling mag ten hoogste 45 graden bedragen;
  • e. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedragen.
19.2.5 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. maatvoering achterzijde en niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde:
    • 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5m vrij in het dakvlak;
    • 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75m;
    • 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter boven de dakvoet zijn gesitueerd;
  • b. maatvoering voorzijde en naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde:
    • 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    • 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5m vrij in het dakvlak;
    • 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. de dakkapel mag niet meer dan 1m boven de dakvoet zijn gesitueerd.
19.2.6 Kapvorm

Voor hoofdgebouwen voorzien van een maatvoeringsaanduiding voor zowel de maximale goot- als bouwhoogte geldt ten aanzien van de kapvorm het volgende:

  • a. hoofdgebouwen zijn voorzien van kap die bestaat uit een constructie van twee hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden met inachtneming van de op die gronden geldende goot- en bouwhoogte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - franse kap" zijn tevens kappen toegestaan waarbij wel sprake is van hellende dakvlakken maar geen sprake van een nok, en met dien verstande dat:
  • 1. het niveau waarop het hellende dakvlak zich inzet bedraagt ten hoogste de daar toegestane maximale goothoogte;
  • 2. het niveau waarop het hellende dakvlak overgaat in een platte afdekking bedraagt ten hoogste de daar toegestane maximale bouwhoogte.
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak" zijn tevens lessenaarsdaken toegestaan waarbij geldt dat aan de gevel die niet voorzien is van een goot mag worden afgeweken van de toegestane maximale goothoogte tot ten hoogste de daar toegestane maximale bouwhoogte.
19.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels

 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.1, mits:

  • a. de woningen gevestigd worden binnen het hoofdkerngebied van 's-Gravenzande, Naaldwijk of Wateringen of binnen de hoofdwinkelstraten van Monster, Poeldijk, Honselersdijk of De Lier als aangewezen op de kaarten in de bijlagen bij deze regels;
  • b. de te splitsen woning gelegen is op de verdieping binnen een bestemming die "wonen" mogelijk maakt;
  • c. de ontstane woonruimten een minimale gebruiksoppervlakte van 40 m2 hebben en voldoen aan de eisen en bepalingen van het Bouwbesluit 2012;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
19.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zij erfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 19.2.3 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

19.5.1 Aan-huis-gebonden ondernemingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits;

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  • f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • g. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
19.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt, tenzij in 19.1 en/of 19.5.1 anders bepaald, in elk geval gerekend in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor het wonen;
  • b. het gebruik voor kamerbewoning en een woongroep;
  • c. het recreatief verhuren van de woning aan derden voor korte perioden, tenzij voldaan wordt aan de beleidsregels particuliere recreatieve verhuur woningen Westland.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 kamerbewoning

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van regels omtrent de bewoning van een woning door één afzonderlijk huishouden ten behoeve van kamerbewoning, mits:

  • a. de kamerwoningen gevestigd worden binnen het hoofdkerngebied van 's-Gravenzande, Naaldwijk of Wateringen of binnen de hoofdwinkelstraten van Monster, Poeldijk, Honselersdijk of De Lier als aangewezen op de kaarten in de bijlagen bij deze regels;
  • b. de kamerwoningen gevestigd worden op de verdieping binnen een bestemming die "wonen" mogelijk maakt;
  • c. het totaal aantal kamerbewoners niet meer dan vier per pand is;
  • d. de kamerwoningen in een pand gevestigd worden dat ten minste aan weerszijden vier panden zonder kamerwoningen heeft;
  • e. een kamerwoning een minimale gebruiksoppervlakte van 12 m2 per bewoner heeft waarbij de om te zetten woning voldoet aan de eisen en bepalingen van het Bouwbesluit 2012;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • h. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
19.6.2 woongroep

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van regels omtrent de bewoning van een woning door één afzonderlijk huishouden ten behoeve van bewoning door een woongroep.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een daarbij behorende belemmeringenstrook.
  • b. de bestemming Leiding - Gas is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 20.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van hoog opgaande en/of diepgewortelde beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
20.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking is verleend, zoals in lid 20.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betrokken leidingexploitant.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming Waarde - Archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbodsregel
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
21.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
  • a. Het verbod van lid 21.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 21.2 in acht is genomen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
21.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming Waarde - Archeologie - 1 is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbodsregel
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
  • a. Het verbod van lid 22.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 22.2 in acht is genomen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
22.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming Waarde - Archeologie - 2 is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
23.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
  • a. Het verbod van lid 23.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 23.2 in acht is genomen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 3

24.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming Waarde - Archeologie - 3 is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.1 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 4

25.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid  25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 26 Waarde - Archeologie Bekende Archeologische Vindplaats

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Bekende Archeologische Vindplaats' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 11 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
  • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1. en b2. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - Bekende Archeologische Vindplaats' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van artikel 26 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 26 lid 2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
26.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 26 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 27 Waarde - Karakteristiek

27.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Karakteristiek' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit van de gronden.
  • b. de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en).

27.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
27.3.1 Verbodsregel

Het is verboden hoofdgebouwen met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen.

27.3.2 Uitzondering op het sloopverbod

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.3.1 is niet vereist voor:

  • a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.'
27.3.3 Verlening omgevingsvergunning voor het slopen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.3.1 wordt in ieder geval verleend indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen (2.1 lid 1 sub Wabo) heeft verleend voor de bouw van een nieuw hoofdgebouw op de betreffende gronden.

Artikel 28 Waarde - Winkelgebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Winkelgebied' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit van het winkelgebied.

28.2 Omgevingsvergunning voor het slopen
28.2.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden hoofdgebouwen met de bestemming 'Waarde - Winkelgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen.

28.2.2 Uitzondering op het sloopverbod

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.2.1 is niet vereist voor:

  • a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
28.2.3 Verlening omgevingsvergunning voor het slopen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.2.1 wordt in ieder geval verleend indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen (2.1 lid 1 sub Wabo) heeft verleend voor de bouw van een nieuw hoofdgebouw op de betreffende gronden.

Artikel 29 Waterstaat - Waterstaatswerk

29.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterstaatswerk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
  • b. de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatswerk' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel Voorrangsregeling van toepassing.
29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 29.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

Artikel 30 Waterstaat- Beschermingszone

30.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat- Beschermingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
  • b. de bestemming 'Waterstaat- Beschermingszone' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 37.4 van toepassing.
30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 30.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene bouwregels

32.1 Algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van overige bouwwerken gelden de volgende maten, tenzij in Hoofdstuk II van deze regels anders is bepaald:

 

Bouwwerk   Bouwhoogte  
erfafscheidingen:
- tussen voorgevelrooilijn en openbare weg
- elders  

1 meter
2 meter  
overkappingen   3 meter  
straatmeubilair   3 meter  
lichtmasten   20 meter  
antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes   5 meter  
vlaggenmasten   6 meter  
andere overige bouwwerken   2 meter  

32.2 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
32.2.1 ondergeschikte bouwdelen

De hoogteaanduidingen op de planverbeelding mogen worden overschreden door antenne installaties, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 5 m. bedraagt , alsmede door schoorstenen, trappenhuizen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,00 m. bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

32.2.2 liftkokers

De hoogteaanduidingen op de planverbeelding mogen worden overschreden door liftkokers, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaald..

32.3 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  • b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt
  • e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  • f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.
32.4 Ondergrondse bouwwerken
  • a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw en met een maximale verticale diepte van 3 meter onder het peil.
32.5 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. Maatvoering achterzijde:
    • 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    • 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
  • b. Maatvoering voorzijde:
    • 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    • 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    • 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

33.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.
33.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.'

Artikel 34 Algemene aanduidingsregels

34.1 Geluidzone- industrie

Voor de tot het plangebied behorende gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' geldt een geluidszone vanwege het Industrieterrein Europoort-Maasvlakte. Daarvoor gelden de volgende regels.

34.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten, als bedoeld in de Wet geluidhinder, worden gebouwd, met uitzondering van de nieuwe woningen waarvoor bij dit bestemmingsplan een hogere grenswaarde is vastgesteld.

34.1.2 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1.1 mits middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat de bouw van een geluidsgevoelig object mogelijk is, dan wel een besluit hogere grenswaarden van toepassing is op het betreffende object.

34.2 milieuzone - gezoneerd industrieterrein

Voor de tot het plangebied behorende gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd ' is gerelateerd aan de geluidzone industrie Honderdland fase 2, zoals opgenomen in artikel 4.2 van het parapluplan bedoelde geluidszone - industrie 2. Tevens is in de milieuzone - gezoneerd de bepalingen van geluidszone - industrie 1 van toepassing.

De milieuzone - gezoneerd industrieterrein betreft een geluidgezoneerd industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Op dit terrein is de geluidsruimte per akoestische gebiedseenheid (AGE) in de vorm van maximale geluidsimmissiewaarden voor de dag-, avond-, en nachtperiode op toetsingspunten vastgesteld. Met het oog hierop gelden de volgende regels:

34.2.1 specifieke gebruiksregels

De geluidsruimte is per akoestische gebiedseenheid (AGE) in de vorm van maximale geluidsimmissiewaarden voor de dag-, avond- en nachtperiode op de toetspunten ter plekke van de geluidszone 2 en de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld aangegeven. Met het oog hierop gelden de volgende regels:

  • 1. de gebruikte geluidsruimte mag als geluidsimmissiewaarde op alle toetspunten, die zijn vastgelegd in Bijlage 5 per AGE, voor de dag-, avond- en nachtperiode niet meer mag bedragen dan de waarden die zijn aangegeven in de toetsingstabellen in Bijlage 6, dan wel de waarden die zijn aangegeven in een omgevingsvergunning, waarin een afwijking is toegestaan;
  • 2. het bevoegd gezag heeft een afwijkingsbevoegdheid om meer geluidsruimte toe te kennen aan een AGE voor zover er naast de over de AGE's verdeelde geluidsruimte, algemene geluidsruimte beschikbaar is en de maximaal toegestane geluidsbelasting op de geluidszone en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van woningen waarvoor een hogere grenswaarde is vastgesteld, niet wordt overschreden;
  • 3. onderdeel van de regels van dit plan zijn drie bijlagen, die behoren bij deze 'milieuzone - ':
  • Bijlage 5: Ligging en gegevens AGE's;
  • Bijlage 6: Toetsingstabellen met maximale geluidsimmissiewaarden per AGE;
  • Bijlage 7: Modeluitgangspunten (Bronnen en modeleigenschappen);

het navolgende gebruik is niet toegestaan:

  • 4. voor een bedrijf, gronden en bouwwerken te gebruiken voor zover dit gebruik een grotere geluidsruimte tot gevolg heeft dan volgt uit de geluidimissiewaarden van bijlagen 5 tot en met 7;
  • 5. een bedrijf in werking te hebben zonder te beschikken over een akoestische rapportage waaruit de door het bedrijf gebruikte geluidsruimte, ingedeeld overeenkomstig het bepaalde in 34.2.1 onder 1, blijkt;
  • 6. het bepaalde onder 5. is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken zoals dat aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
34.2.2 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het in 34.2.1 onder 1 bepaalde teneinde een grotere geluidsruimte op een AGE toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • 1. De bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond;
  • 2. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:

  • Ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidsruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
  • Door het toestaan van een grotere geluidsruimte de geluidszone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen niet wordt overschreden.

b. het bepaalde in 34.2.1 onder 4 t/m 6 om een grotere geluidsruimte op een kavel toe te staan, mits:

  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond;
  • 2. de verandering positief effect op werkgelegenheid kan hebben;
  • 3. uit akoestisch onderzoek, is gebleken dat:

  • ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT) en een qua milieuhinder zo goed mogelijke terreinindeling, een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de door de aanvrager gewenste geluidsruimte en een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden voldoende zijn aangegeven;
  • door het toestaan van een grotere geluidsruimte de maximaal toegestane geluidbelasting op de geluidszone en de maximaal toelaatbare geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten waarvoor een hogere grenswaarde is vastgesteld, niet wordt overschreden;
  • door het toestaan van een grotere geluidsruimte geen beperking in functionering en ontwikkeling van ander bedrijven plaatsvindt;

  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de milieusituatie;
  • de totale beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone.
  • b. In de omgevingsvergunning worden door het bevoegd gezag de nieuwe toetsingswaarden voor immissietoetspunten vastgelegd voor het bedrijf of de nieuwe bedrijfsactiviteiten die niet mogen worden overschreden;
  • c. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de betreffende bedrijfsactiviteit en productiecapaciteit;
  • d. voor zover ten aanzien van de inrichting waarvoor de afwijking wordt gevraagd een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 sub e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, wordt de afwijking als onderdeel van deze omgevingsvergunning opgenomen.
34.2.3 wijzigingsbevoegdheid

Aanpassing toetsingswaarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de toetsingswaarden voor toetspunten uit Bijlage 6 aan te passen indien:

  • 1. de indeling in AGE's wijzigt en de verdeling van de geluidsruimte daarop moet worden aangepast, dit in het belang is van een efficiënter gebruik van de geluidsruimte binnen de geluidszone en dit geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van gevestigde bedrijven en de gebruiksmogelijkheden van onbebouwde bouwpercelen;
  • 2. uit de omgevingsvergunning of een melding in het kader van het Activiteitenbesluit blijkt dat ten behoeve van de inrichting minder of geen gebruik meer wordt gemaakt van de voor de inrichting beschikbare geluidsruimte en dit geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van het kavel.
34.2.4 overige aspecten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in geval de volgende aanpassingen noodzakelijk zijn voor efficiënt beheer van geluidsruimte, bescherming van omwonenden of het belang van bedrijven, het voldoen aan wettelijke grenswaarden:

  • 1. het naar boven of beneden bijstellen van de geluidsruimte (dB(A)) op een individuele AGE;
  • 2. het vergroten of verkleinen van een AGE waarvoor een specifieke geluidsruimte is bepaald;
  • 3. het vaststellen van een gewijzigde kaart met AGE's.

34.3 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
  • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

34.4 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – waterwingebied” mogen uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor de waterwinning en de bescherming van de gronden met het oog op

waterwinning nodig zijn.

34.4.1 Bouwregels

Voor de bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 4,00 meter en gelden de algemene bouwregels als gegeven in artikel Algemene hoogtematen van deze regels.

34.4.2 afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 34.4.1 voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering indien en voor zover de regels van de dubbelbestemmingen “Waterstaat – Waterstaatswerk” en "Waterstaat - Beschermingszone" voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

34.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, het bodemverlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten;
  • h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

34.4.4 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 34.3.3 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die betrekking hebben op:

  • a. de werken en werkzaamheden die nodig zijn voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering;
  • b. het normale onderhoud noodzakelijk in verband met het beheer;
  • c. de voltooiing van werken die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestonden of in uitvoering waren genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning, waaronder mede worden verstaan:
    • 1. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de zeeweringsfunctie ongewenste veranderingen in de buitenduinen;
    • 2. het onderhoud en het herstel dan wel het aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de zeeweringsfunctie ongewenste veranderingen in de buitenduinen;
    • 3. de werken en werkzaamheden die strekken tot het behoud of het herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.
34.4.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld onder 34.3.3 wordt verleend onder de voorwaarde, dat aan het Hoogheemraadschap van Delfland vooraf schriftelijk advies is gevraagd, en wel in het bijzonder over de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.

34.5 Veiligheidszone - munitie
34.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
34.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien uit nader onderzoek blijkt dat dit verantwoord is, gelet op mogelijk in de grond aanwezige munitie. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning regels en beperkingen verbinden, gericht op het beperken van veiligheidsrisico's.

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

35.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  • b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  • c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  • d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  • e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  • f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  • g. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit i.p.v. esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
  • h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.
35.2 Afwijking niet verlenen

Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

36.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' wijzigen naar de bestemmingen Gemengd en Verkeer - Verblijfsgebied ten behoeve van de realisatie van de woonservicezone en de herinrichting van het openbare gebied met inachtneming van de volgende regels:

  • a. in het wijzigingsplan dient rekening te worden gehouden met de uitgangspunten voor de woonservicezone uit het Ruimtelijk Ontwikkelingskader 's-Gravenzande 2020 (ROK);
  • b. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de parkeernormen uit de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' worden gehanteerd;
  • c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
  • 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
  • 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
  • 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
36.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2', kan het bevoegd gezag de bestemmingen Groen'', wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein - 2', waarbij aan één van de twee volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. aan beide zijden van de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (V-VB) moet een haag van tenminste 1 m breed wordt gerealiseerd en gehandhaafd;
  • b. de bestemming 'Groen' (G) aan beide zijden van de aangrenzende gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (V-VB) niet wordt gewijzigd over een breedte van ten minste 3 meter, in welk geval het bouwvlak in de gewijzigde bestemming ook wordt gewijzigd in die zin dat de afstand tussen het bouwvlak en de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (V-VB) ten minste 3 meter bedraagt;

en indien de wijziging niet tot verkeerskundige bezwaren leidt.

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn voorts de regels van de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' van toepassing.

36.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het plan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met bijbehorend bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen die aansluiten op aangrenzende gronden en de (stedenbouwkundige) structuur van het plan, indien de bedrijfsfunctie is beëindigd en onder de voorwaarden dat:

  • a. De regels met betrekking tot de bouwaanduiding 'karakteristiek' onverminderd van toepassing blijven;
  • b. Er voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen;
  • c. De parkeerbehoefte zodanig wordt ingepast dat dit geen afbreuk doet aan het straatbeeld en/of de karakteristieke inrichting van het perceel;
  • d. De bestemming 'Tuin' tot 2 m achter de voorgevelrooilijn wordt opgenomen op de planverbeelding van het wijzigingsplan;
  • e. Dit geen onevenredige hinder/ overlast voor aangrenzende percelen en/of directe omgeving veroorzaakt;
  • f. Dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit;
  • g. Dit niet op cultuurhistorische bezwaren stuit;
  • h. Dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
  • i. Dit niet op milieuhygiënische bezwaren stuit.

Artikel 37 Overige regels

37.1 Karakteristieke waardevolle bebouwing
37.1.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden hoofdgebouwen met de aanduiding “Karakteristiek” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen.

37.1.2 Uitzondering op het sloopverbod

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 37.1.1 is niet vereist voor:

  • a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.'
37.1.3 Verlening omgevingsvergunning voor het slopen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 37.1.1 wordt in ieder geval verleend indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen (2.1 lid 1 sub Wabo) heeft verleend voor de bouw van een nieuw hoofdgebouw op de betreffende gronden.

37.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

37.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 33.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

37.4 Voorrangsregeling

Indien en voor zover de in het plan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen zijn, voor zover de voor de dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Bestemming   artikelnummer   volgorde van toepassing  
Leiding- Gas   20   1  
Waterstaat - Waterstaatswerk   29   2  
Waterstaat - Beschermingszone   30   3  
Waarde – Archeologie Bekende Archeologische Vindplaats   26   4  
Waarde - Archeologie   21   5  
Waarde - Archeologie 1   22   6  
Waarde - Archeologie 2   23   7  
Waarde - Archeologie 3   24   8  
Waarde - Archeologie 4   25   9  
Waarde - Karakteristiek   27   10  
Waarde - Winkelgebied   28
 
11  
37.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • 1. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het gebruik van gronden en bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 slechts toegestaan als op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
  • 2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
    • a. het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • b. er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid; of
    • c. op andere wijze dan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging; of
    • d. door de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de van toepassing zijnde parkeernorm(en) of aanwezigheidspercentages niet overeenkomen met de feitelijke situatie en kan worden volstaan met het realiseren van minder parkeergelegenheid.
  • 3. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid 2 voorschriften verbinden ten aanzien van:
    • a. de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid;
    • b. de aanwezigheid en aanduiding van parkeergelegenheid ten behoeve van invaliden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 38.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 38.1.1 met
  • 3. maximaal 10%;
  • 4. Lid 38.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 38.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 38.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Lid 38.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Verzamelplan kernen'