direct naar inhoud van 3.5 Ecologie
Plan: Centrum 's-Gravenzande
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.ABP00000010-onhe

3.5 Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het projectgebied bestaat uit stedelijk gebied dat tevens wordt omgeven door stedelijk gebied.

Beoogde ontwikkelingen

Binnen het plangebied wordt ter plaatse van het parkeerterrein aan de Pompe van Meerdervoortstraat een nieuw winkelcentrum ontwikkeld ter plaatse van een bestaand parkeerterrein en een supermarkt. Verder zijn er geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De ontwikkelingslocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Ook zijn er geen provinciale ecologische verbindingszones in of nabij het projectgebied gesitueerd. Gebiedsbescherming komt derhalve niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

Met behulp van de beschikbare verspreidingsgegevens (onder andere www.waarneming.nl en Natuurloket) is gekeken of beschermde soorten verwacht kunnen worden in of nabij het plangebied. De natuurwaarden in het plangebied zijn sterk gerelateerd aan het stedelijk gebruik van het plangebied. Het Natuurloket (www.natuurloket.nl) geeft aan dat de twee kilometerhokken waarin het centrum van de kern 's-Gravenzande is gesitueerd nauwelijks is onderzocht op natuurwaarden. Vaatplanten, broedvogels, zoogdieren, libellen, sprinkhanen, amfibieën, vlinders en mossen zijn in meer of mindere mate onderzocht, waarbij ook soorten zijn waargenomen die bescherming genieten ingevolge de Ffw.

Op de ontwikkelingslocatie is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Hieronder zijn de resultaten uit de eindrapportage van deze natuurtoets (zie Bijlage 6) verwerkt.

Planten

Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht in een van beide kilometerhokken, het andere kilometerhok is niet onderzocht op vaatplanten. Er is een Rode Lijstsoort aangetroffen, deze geniet geen bescherming in het kader van de Ffw. Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek is naar voren gekomen dat langs de achterzijde van de bijgebouwen van het winkelfront, langs de voet van de oost-geörienteerde gevels, op meerdere plaatsen klein glaskruid voorkomt.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels in het ene kilometerhok niet en in het andere kilometerhok slecht zijn onderzocht. Toch zijn in de kilometerhokken respectievelijk 17 en 1 broedvogels behorend tot categorie 2 van de Ffw (streng beschermd) aangetroffen. Daarnaast zijn respectievelijk 0 en 1 Rode Lijstsoorten aangetroffen. Naar verwachting bieden de gebouwen over het algemeen nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. In het plangebied zijn nagenoeg geen groenvoorzieningen aanwezig, zodat de overige nestgelegenheden in het gebied zich beperken tot beplanting in tuinen. Deze kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als houtduif, Turkse tortel, merel, heggenmus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. In de te slopen panden op de ontwikkelingslocatie en in de omgeving zijn vaste nesten van gierzwaluwen aangetroffen. In het nabijgelegen pand van de schoenmakerij zijn ook nesten van de zwarte roodstaart aanwezig.

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren matig onderzocht. In beide onderzochte kilometerhokken zijn geen soorten aangetroffen die bescherming genieten in het kader van de Ffw. De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (1997) laat zien dat in het plangebied bosspitsmuis, bosmuis, huisspitsmuis en egel voorkomen.

Mogelijk heeft het plangebied betekenis als leefgebied voor vleermuizen, in het bijzonder de gewone dwergvleermuis, de watervleermuis, de ruige dwergvleermuis en de laatvlieger. Bebouwing kan fungeren als verblijfsplaats voor deze soort, die in Nederland de meest algemene vleermuissoort is. De opgaande beplanting in tuinen kan fungeren als jachtgebied. De gewone dwergvleermuis staat vermeld als strikt te beschermen soort in bijlage lV van de Habitatrichtlijn en wordt in de Ffw beschouwd als zwaar beschermde soort. Voorafgaande aan ingrepen die mogelijke verblijfplaatsen kunnen aantasten dient aan de hand van veldonderzoek de eventuele aanwezigheid van vleermuizen te worden vastgesteld. Op de ontwikkelingslocatie is slechts incidenteel een passerende gewone dwergvleermuis waargenomen. De ontwikkelingslocatie heeft geen bijzondere functie voor vleermuizen.

Amfibieën

Volgens het Natuurloket zijn amfibieën in het ene kilometerhok niet onderzocht. In het andere kilometerhok zijn amfibieën slecht onderzocht. In het betreffende kilometerhok is wel een soort aangetroffen die behoort tot lijst 1 en een soort die behoort tot lijst 3 van de Ffw. Daarnaast is een soort aangetroffen die beschermd wordt in het kader van de Habitatrichtlijn. Het plangebied heeft mogelijk alleen enige betekenis voor de gewone pad en de bruine kikker. Potentieel voortplantingswater is in het plangebied niet aanwezig. De groenvoorzieningen kunnen, daar waar er sprake is van struweel, fungeren als overwinteringsgebied. Actuele informatie over het voorkomen van amfibieën ontbreekt. Gewone pad en bruine kikker zijn in de Ffw opgenomen als te beschermen soort.

Vissen

Aangezien in het plangebied geen open water voorkomt, zullen zich geen (beschermde) vissoorten in het plangebied bevinden.

In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 3.1

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     huisspitsmuis, egel
gewone bosspitsmuis en bosmuis

bruine kikker en gewone pad  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     klein glaskruid  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus  
    cat. 5   kauw, spreeuw, houtduif, Turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees, zwarte roodstaart en pimpelmees  

Hierboven is aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied en ter plaatse van de ontwikkelingslocatie aanwezig kunnen zijn. Ter plaatse van de ontwikkelingslocatie wordt in 2011 nader onderzoek uitgevoerd naar de mogelijk voorkomende beschermde soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van en grenst niet aan een gebied dat is aangewezen als beschermd natuurgebied (Natura 2000-gebied). Het plangebied grenst ook niet direct aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het winkelcentrum wordt ontwikkeld op een bestaand parkeerterrein en ter plaatse van een te slopen supermarkt. Op de ontwikkelingslocatie zijn groeiplaatsen van het beschermde klein glaskruid en vaste nesten van gierzwaluwen aangetroffen. In het nabijgelegen pand van de schoenmakerij zijn ook nesten van de gierzwaluw en zwarte roodstaart aanwezig.

Aantasting van het klein glaskruid dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de initiatiefnemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Deze ontheffing is verkregen (zie Bijlage 23).

De nesten van de zwarte roodstaart worden niet direct aangetast, aangezien het pand waarin de nesten aanwezig zijn blijft staan. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren wordt verstoring voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, zijn voor deze soort wel voldoende nestgelegenheden aanwezig in de omgeving.

Voor de sloop van de bebouwing met gierzwaluwnesten is een ontheffing nodig. Door het treffen van mitigerende maatregelen is deze ontheffing verkregen (zie Bijlage 23).

Ten aanzien van de overige beschermde soorten geldt dat, aangezien de ontwikkelingslocatie wordt omringd door stedelijk gebied, de geluids- en lichtverstoring door gebruik van bouwmachines, bouwwerkzaamheden, verkeersbewegingen en het gebruik van bouwlampen te verwaarlozen zal zijn. Om de tijdelijke verstoring desondanks te minimaliseren, dient er tijdens de bouwwerkzaamheden rekening gehouden te worden met kwetsbare perioden (broedperiodes) van mogelijk voorkomende diersoorten. Het nieuwe winkelcentrum en de daarmee samenhangende belasting op de omgeving is beperkt, omdat het ook nu al intensief gebruikt stedelijk gebied betreft.

Buiten de ontwikkelingslocatie is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • In geval er bij een ontwikkeling sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten dan is nader veldonderzoek noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.