Plan: | Het Stift |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.WEEBPHETSTIFT-0401 |
17. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1. een aan-huis-verbonden beroep;
2. mantelzorg;
b. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. paden;
met de daarbijbehorende:
g. tuinen en erven;
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17. 2. Bouwregels
17. 2. 1. Op de voor ‘Wonen’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 17.1.
17. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw”;
c. de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
d. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen;
e. in afwijking van het gestelde onder d zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
f. een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
g. in afwijking van het bepaalde sub e zal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het aangegeven aantal zal bedragen.
17. 2. 3. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen;
c. in afwijking van het gestelde onder b zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
17. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
17. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
17. 4. Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 17.2.2. sub b en c en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
b. het bepaalde in lid 17.2.2. sub c en dat een gevel achter de bouwgrens wordt gebouwd;
c. het bepaalde in lid 17.2.3. sub a en toestaan dat aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits ten aanzien van het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak aanvullend de volgende regels gelden:
1. de aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 3,00 m achter de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
2. de afstand tussen een bijgebouw of een overkapping en de bebouwing op het aangrenzende perceel zal ten minste 1,00 m bedragen;
3. de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
4. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
5. de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 3,00 m bedraagt;
6. deze ontheffing mag niet worden toegepast, indien de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak meer bedraagt dan 55 m² en het bebouwingspercentage van het bouwperceel meer bedraagt dan 50%.
17. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies, zoals opslag;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
3. het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 50 m²;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.
17. 6. Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 17.5. sub a en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
1. er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2. er sprake blijft van één huishouden;
b. het bepaalde in lid 17.5. sub d en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
1. het een beroep betreft dat naar de aard, omvang en mate van milieuhinder (geen milieuvergunningsplichtige activiteiten) in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2. het pand waarin het beroep wordt uitgeoefend tevens kan worden aangemerkt als hoofdverblijf van de exploitant of de beoefenaar van het beroep, dan wel kan worden aangemerkt als het bij dit hoofdverblijf behorende bijgebouw, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
3. het gebruik ondergeschikt is aan de woning, waarbij de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
4. het geen detailhandel betreft (uitzondering voor productiegebonden detailhandel), en/of horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft;
5. het woon- en leefklimaat en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
6. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.