Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Op 25 augustus 2011 (code 20110825-5-3352) is de digitale watertoets uitgevoerd. Uit deze toets bleek dat de normale procedure van toepassing is. Bij deze procedure dient rekening gehouden te worden met de volgende uitgangspunten.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
- Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
- Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
- Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.
- De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
- De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten.
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
- Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
- Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
- Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
- Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
- In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
- Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
- Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
- De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
- Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.
- Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend.
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.
Bij de realisatie van het plan zal nadrukkelijk rekening worden gehouden met deze uitgangspunten.
De woningen zullen voor wat betreft de riolering aangesloten worden op de bestaande voorzieningen. Dit betekent dat het vuile water via de bestaande voorziening wordt afgevoerd en het hemelwater wordt opgevangen op een zogenaamd IT-stelsel (Infiltratie Transportriool). Deze infiltratievoorziening geeft het regenwater geleidelijk af aan de omliggende grond. Naast het infiltreren heeft de voorziening ook een bergende functie om bij hevige regenval het toestromende regenwater tijdelijk op te kunnen vangen.
Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten van het waterschap.
Het Waterschap heeft aangegeven dat er in de nabijheid van het plangebied een rioolgemaal aanwezig is. Dit rioolgemaal bevindt zich nabij de rotonde op de provinciale weg ten noord-westen van het plangebied. Het Waterschap spreekt de voorkeur uit voor het aanhouden van een afstand tussen het rioolgemaal en het plangebied, de bebouwing en de tuinen van de te bouwen woningen, van 30 meter. Dit is in overeenstemming met de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In de voorliggende situatie bedraagt de werkelijke afstand ongeveer 20 meter. De gemeente acht het verantwoord deze afstand aan te houden. Het rioolgemaal is namelijk gelegen in een gebied waarin meerdere activiteiten plaatsvinden. Het rioolgemaal staat, zoals gesteld, direct langs een drukke provinciale weg. Deze weg heeft een intensiteit van ongeveer 5000 mve. Er kan daarom worden gesproken van een (op grond van genoemde handreiking) “gemengd gebied”. Binnen gemengde gebieden mogen de aan te houden afstanden met één afstandsstap worden verlaagd (zie bijlage 4 van de Handreiking). In het voorliggende geval betekent dit dat een bouwkundige afscheiding tussen het rioolgemaal en gevoelige bestemmingen voldoende is. Hiermee wordt voldaan aan het principe van “een goede ruimtelijke ordening”.
In vergelijkbare gevallen zijn tot nu toe geen klachten ontvangen. Hierbij kan worden gedacht aan het rioolgemaal aan de Disselroltweg in Lattrop, welke tussen 2 woningen in staat. In dat geval is er dus sprake van een afstand van slechts enkele meters tussen de tuinen van de woningen en het rioolgemaal.