Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 5.2.2 sub b in die zin dat een vrijstaand hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- de bouwdiepte van het hoofdgebouw ten hoogste 15,00 m bedraagt;
- de zijdelingse bouwvlakgrenzen ten hoogste met 3,00 m worden overschreden;
- de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 25% bedraagt van het bestemmingsvlak, met een maximum van 150 m²;
- de uitbreiding plaatsvindt achter de voorgevelrooilijn;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de achterperceelgrens ten minste 8,00 m bedraagt;
- de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- artikel 5.2.2 sub e in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind tot 0 meter;
artikel 5.2.3 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
- het een vergroting betreft ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoeftigen, waarbij op basis van een besluit van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
- artikel 5.2.3 sub d 3 in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot één van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind tot 0 meter.