Plan: | Ootmarsum - Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.OOTBPCENTRUM-0401 |
7. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. maatschappelijke voorzieningen categorie 2;
2. een toren, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - toren”;
3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. speelvoorzieningen;
d. paden;
met de daarbijbehorende:
e. parkeervoorzieningen;
f. tuinen, erven en terreinen;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7. 2. Bouwregels
7. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 7.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
d. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”, zal de eerste bouwlaag van een gebouw niet worden gebouwd;
e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - toren”, zal de bouwhoogte van een toren ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen;
f. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen tenminste respectievelijk ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
g. in afwijking van het gestelde onder f zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
7. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits:
- vooraf advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.
7. 4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden.
7. 5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in díe zin dat:
a. de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1”, worden gewijzigd in de bestemming “Centrum”, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits wordt voldaan aan de volgende (stedenbouwkundige) randvoorwaarden:
1. vestiging zal niet leiden tot een duurzame ontwrichting van het in het centrumgebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door dringende reden wordt gerechtvaardigd;
2. voor de te realiseren bebouwing zal worden aangesloten op het gewenste beschermingsniveau zoals aangegeven in bijlage 1 van de plantoelichting, waarbij in ieder geval wordt aangesloten op het in het gebied voorziene rooilijnenbeleid;
3. vooraf advies zal worden ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
4. vooraf advies zal worden ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
5. de functies zullen geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
6. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 14,00 m bedragen;
7. de gebouwen zullen op een verantwoorde wijze in de omgeving worden ingepast, waarbij een afwijkende bouwvorm voor een bijzondere functie aanvaardbaar kan zijn;
8. er sprake zal zijn van een fijnkorrelige c.q. geparcelleerde invulling, passend bij het kleinschalige karakter van het gebied;
9. de inrichting van het gebied zal aansluiten op de inrichting en het gebruik van de (openbare) ruimte in de directe omgeving;
10. de verkeersdruk in de naaste omgeving zal niet onevenredig toenemen;
11. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zullen de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
1. vestiging zal niet leiden tot een duurzame ontwrichting van het in het centrumgebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door dringende reden wordt gerechtvaardigd;
2. de bestaande karakteristieke en beeldbepalende gebouwen zullen grotendeels gehandhaafd blijven;
3. er uitsluitend ondergeschikte gebouwen zullen worden gebouwd, waarbij voor de maatvoering van nieuwe gebouwen wordt aangesloten bij de bestaande bouwmassa van het kloostergebouw;
4. voor de te realiseren bebouwing zal worden aangesloten op het gewenste beschermingsniveau zoals aangegeven in bijlage 1 van de plantoelichting;
5. de gebouwen zullen op een verantwoorde wijze in de omgeving worden ingepast;
6. vooraf zal advies worden ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
7. vooraf advies zal worden ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
8. de relatie tussen het kloostergebouw en de kloostertuin zal worden versterkt;
9. de kloostermuur aan de zijde van de Kloosterstraat en de Oostwal zullen (grotendeels) worden gesloopt, waarbij voor het aanwezige monument een nieuwe passende plek gevonden zal worden;
10. de functies zullen geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
11. het parkeren zal op het eigen terrein plaatsvinden, waarbij wordt uitgegaan van ondergronds parkeren onder een deel van het huidige binnenterrein van het kloostercomplex en wordt uitgegaan van parkeren op een deel van het huidige binnenterrein van het kloostercomplex en wordt uitgegaan van (deels verdiept) parkeren in de kloostertuin, ingepast in een groene setting;
12. de verkeersdruk in de naaste omgeving zal niet onevenredig toenemen;
13. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zullen de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
c. de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 3”, worden gewijzigd in de bestemming “Centrum”, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits wordt voldaan aan de volgende (stedenbouwkundige) randvoorwaarden:
1. vestiging zal niet leiden tot een duurzame ontwrichting van het in het centrumgebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door dringende reden wordt gerechtvaardigd;
2. voor de te realiseren bebouwing zal worden aangesloten op het gewenste beschermingsniveau zoals aangegeven in bijlage 1 van de plantoelichting, waarbij in ieder geval wordt uitgegaan van het herstel van de doorgaande lijn van de oorspronkelijke bebouwing langs de stadswallen en recht wordt gedaan aan het oorspronkelijke bebouwingspatroon door het doorzetten van nieuwe bebouwing langs de Oostwal tot aan hoek Oostwal / Kloosterstraat;
3. vooraf advies zal worden ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
4. vooraf advies zal worden ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
5. de functies zullen geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
6. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 13,00 m zal bedragen;
7. de gebouwen op een verantwoorde wijze in de omgeving zullen worden ingepast;
8. er sprake zal zijn van een tweezijdig georiënteerde bebouwing, waarbij de hoofdoriëntatie is gericht op de Gasthuisstraat / Kloosterstraat;
9. er sprake zal zijn van een fijnmazige geleding in de bebouwing c.q. kleinschalige bebouwing;
10. er sprake zal zijn van een geparcelleerde invulling, waarbij rekening wordt gehouden met de van oudsher kenmerkende ‘dwarsstegen’;
11. de inrichting van het gebied zal aansluiten op de inrichting en het gebruik van de (openbare) ruimte in de directe omgeving;
12. het parkeren op het eigen terrein dan wel op het terrein van het nabijgelegen kloostercomplex zal plaatsvinden;
13. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig zal toenemen;
14. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zullen de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.