direct naar inhoud van 4.3 Flora en fauna
definitief
NL.IMRO.1774.BUIBPstnicolaasklo-0401

4.3 Flora en fauna

In mei 2008 is voor een deel van het terrein van de St. Nicolaasstichting een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Econsultancy bv (rapportnr. 08025248).

De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten, of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd, of onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).


Waarnemingen en te verwachten soorten

De beplanting en de bebouwing op de onderzoekslocatie biedt onderkomen aan algemene broedvogels, waaronder veel holenbroeders en broedvogels die kenmerkend zijn voor kleinschalig landschap en bossen. Het is mogelijk dat verschillende spechtensoorten en de bosuil gebruik maken van de bomen op de onderzoekslocatie. Naar verwachting zullen er geen bomen met holtes worden gekapt.

De te slopen bebouwing op de onderzoekslocatie is geschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen en vormt mogelijk een onderdeel van een populatie die gebruik maakt van diverse gebouwen binnen het terrein van de St. Nicolaasstichting. Ook vormt de onderzoekslocatie geschikt foerageergebied voor vleermuizen.

De onderzoekslocatie vormt een geschikte habitat voor grondgebonden zoogdieren waaronder de steenmarter. Van de steenmarter zijn geen sporen gevonden in de te slopen bebouwing, maar de aanwezigheid is niet uit te sluiten, vooral als er langdurige leegstand plaatsvindt.

Het bos en het weiland op het zuidelijk terreindeel zijn een geschikt landhabitat, maar een weinig geschikt voortplantingshabitat voor algemene amfibieënsoorten als bruine kikker en gewone pad. Dit deel van de onderzoekslocatie is tevens geschikt als landhabitat voor de streng beschermde kamsalamander. De beek op het oostelijke terreindeel is weinig geschikt voor vis en amfibieën als voortplantingsplaats.

Het is niet uitgesloten dat minder algemene of beschermde vlindersoorten en vaatplanten op de onderzoekslocatie voorkomen. Deze zullen met name gebruik maken van het broekbos op de onderzoekslocatie. Dit deel van de onderzoekslocatie zal naar verwachting niet worden verstoord.


Maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten

Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Geadviseerd wordt om de nestkasten buiten het broedseizoen te verplaatsen. Voor de kap van de fruitbomen wordt geadviseerd een controle te laten uitvoeren door een terzake kundige op de aanwezigheid van broedvogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn.


Gebiedsbescherming

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Tevens is aanvullende toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet niet noodzakelijk vanwege de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (circa 3 km).


Noodzaak tot nader onderzoek

Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat vleermuizen gebruik maken van de bebouwing op de onderzoekslocatie. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan dit worden vastgesteld. Het nader vleermuisonderzoek zal tevens meer informatie opleveren omtrent verblijfplaatsen van de steenmarter in de te slopen gebouwen.


Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c

Indien zich een vaste verblijfplaats van vleermuizen op de onderzoekslocatie bevindt, is voor het verstoren daarvan een ontheffing noodzakelijk. Dat geldt ook voor de steenmarter.

Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van broedvogels is niet noodzakelijk, vooropgesteld dat er op het moment van ingrijpen geen broedgeval aanwezig is. Indien er bomen worden gekapt waarin zich ingebruikszijnde holtes door spechten of uilen bevinden, dient wel een ontheffing te worden aangevraagd.


Vrijblijvend advies

Er wordt geadviseerd om de aan te leggen ondiepe poel ten zuiden van het bosperceel op de onderzoekslocatie geschikt te maken voor de boomkikker en de kamsalamander. Afgeraden wordt om de poel met de beek te verbinden, om te voorkomen dat er vis in de poel komt. De beek kan wel met de gracht worden verbonden. Daarbij is het van belang dat de waterval gehandhaafd wordt om te voorkomen dat de grote gele kwikstaat uit het gebied verdwijnt.

Verder verdient het aanbeveling om de bebouwing ongeschikt te maken/houden voor steenmarters. Bij langdurige leegstand bestaat het risico dat de steenmarter zich in één van de gebouwen gaat vestigen. Het ongeschikt maken is echter niet zondermeer toegestaan als er al een steenmarter gebruik maakt van het te slopen gebouw.

Het treffen van enkele eenvoudige voorzieningen in de nieuwbouw kan ervoor zorgen dat de huidige nestgelegenheid van de huismus gecompenseerd wordt. Te denken valt aan speciale nestkasten of zogenaamde “vogelvides” die toegang bieden tot de onderste rij dakpannen.

De ontwikkelingen zoals in dit plan omschreven tasten niet de flora en fauna in het gebied aan.