direct naar inhoud van 4.1 Milieu
definitief
NL.IMRO.1774.BUIBPstnicolaasklo-0401

4.1 Milieu

4.1.1 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er normen voor geluidsgevoelige functies. Om te bepalen of voldaan wordt aan de gestelde (wettelijke) eisen is onderzoek nodig. De ontwikkeling die het bestemmingsplan toelaat zal gemotiveerd dienen te worden vanuit de onderzoeksresultaten en de kenmerken van de specifieke situatie. Hierna volgt een omschrijving en onderbouwing van de akoestische situatie in het plangebied.


Bedrijven

Er is een bedrijventerrein gelegen op ongeveer 380 meter van het plangebied. Het is niet aannemelijk dat deze bedrijven van invloed zijn op de geluidkwaliteit op het St. Nicolaasklooster. De meest nabij gelegen bedrijven hebben een agrarische functie: rundveehouderij. Deze functie heeft ten aanzien van geluid een indicatief aan te houden afstand van 30 meter. De afstand van plangebied tot dit bedrijf is veel groter.


Wegverkeer

De belangrijkste infrastructuren met mogelijke invloed op de geluidkwaliteit zijn de Lubberdinksweg en de Gravenallee. Beide wegen zijn echter alleen (en worden als zodanig gebruikt) voor bestemmingsverkeer. Doorgaand verkeer is fysiek niet mogelijk. De verkeersintensiteit op beide wegen is dan ook zeer laag. De wegen zijn niet opgenomen in het regionaal verkeersmodel (Regio Twente). In dit model worden alleen wegen opgenomen met een verkeersintensiteit hoger dan 1500 per etmaal. Verwacht wordt dat het aantal niet veel hoger kan zijn dan 200 per etmaal. De wegen kennen een snelheidsbeperking. De maximaal toegestane snelheid is 30 kilometer per uur. Deze snelheid lijkt echter gezien de uitvoering en het gebruik van de weg nog aan de hoge kant. Wegen met een snelheidsbeperking tot maximaal 30 kilometer per uur vallen buiten de Wet geluidhinder. Alleen wanneer de verkeersintensiteit hoog is, zal in het kader van de eisen aan een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek nodig zijn. De verkeersintensiteiten zijn echter beperkt.


Scheepvaart

Op het kanaal Almelo – Nordhorn vindt geen scheepvaart plaats.


Conclusie

De geluidsbelasting in het gebied levert geen beperkingen op voor de gewenste ontwikkelingen. Nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

4.1.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico’s bij onder meer de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving. Door maatregelen kan de noodzakelijk aan te houden afstand tussen een risicovolle activiteit en een voor risico gevoelige object worden verkleind.

Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten risico’s: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het groepsrisico kijkt naar het aantal mensen dat kan overlijden als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. De kans op een ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord. Het plaatsgebonden risico is een maat voor een minimum beschermingsniveau. Dit wordt aangegeven met een contour waarbinnen beperkingen gelden voor zogenoemde (beperkt) kwetsbare objecten.

Groepsrisico heeft een oriënterende waarde. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag niet worden overschreden. Bij de oriënterende waarde en richtwaarde geldt dat afwijken alleen is toegestaan met een degelijke motivering. In Nederland zijn weinig locaties waar conflicten zijn met het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico levert vooral in dichtbevolkte en intensief gebruikte gebieden zoals stadscentra een probleem. Verder zijn er beperkingen en specifieke eisen aan de inrichting en beheer voor gebieden die invloed kunnen ondervinden van een calamiteit met gevaarlijke stoffen (zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid).


Ontwikkelingen St. Nicolaasstichting

De beoogde ontwikkeling bevindt zich aan de zuidoost zijde van het terrein St. Nicolaasstichting. Er worden zover bekend binnen de 300 meter van het plangebied geen gevaarlijke stoffen opgeslagen, verwerkt of bewerkt. Ook is niet bekend dat er binnen of nabij het plangebied leidingen aanwezig zijn voor het onder hoge druk transporteren van gas of andere risicovolle vloeistoffen. Aan de zuidkant van het kanaal Almelo-Nordhorn bevindt zich een hoofdwatertransportleiding. Deze is echter zover gelegen dat die geen invloed heeft. De meest nabij gelegen activiteit met gevaarlijke stoffen is het bedrijf Dick Peters bv (volgens risicoatlas provincie Overijssel). Dit bedrijf slaat gevaarlijke stoffen op. De invloed hiervan op de omgeving is beperkt. De grenswaarde voor het individueel risicocontour bevindt zich op het eigen terrein van Dick Peters bv.

Om te voorkomen dat kabels en leidingen worden geraakt, dient bij grondwerkzaamheden gekeken worden naar de aanwezigheid van deze kabels of leidingen.


Conclusie

Er zijn geen belemmeringen te zijn vanuit de eisen aan de externe veiligheid.

4.1.3 Luchtkwaliteit

In februari 2009 is voor een deel van het terrein van de St. Nicolaasstichting een onderzoek luchtkwaliteit opgesteld door Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte (projectnr. 19.05).


Doel van het onderzoek

Het onderzoek naar de luchtkwaliteit richt zich op het toetsen van de ontwikkeling zoals die is voorgesteld door de St. Nicolaasstichting. De Wet luchtkwaliteit schrijft voor dat nieuwe bouw- en gebruiksontwikkelingen getoetst moeten worden aan de in de Wet luchtkwaliteit genoemde normen. Het onderzoek geeft aan hoe de luchtkwaliteit van de buitenlucht is en maakt duidelijk wat de invloed van de ontwikkeling is op de luchtkwaliteit.


Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat ter plaatse van de ontwikkelingslocatie in 2009, 2010 en 2019 ruimschoots wordt voldaan aan alle grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Het is niet te verwachten dat grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide en koolmonoxide zullen worden overschreden. De nieuwe ontwikkeling heeft wel een (beperkt) meetbaar effect op de lokale luchtkwaliteit. De wetgeving maakt deze beperkte toename mogelijk.

Het is niet mogelijk om de automobiliteit terug te dringen. De nieuwe ontwikkeling vindt plaats binnen het zorgcomplex met de benodigde voorzieningen. Indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van collectief vervoer. De invoergegevens zijn conservatief gekozen.

Geconcludeerd kan worden dat de nieuwe ontwikkeling geen invloed uitoefenen op de luchtkwaliteit. Ook wordt met deze ontwikkeling voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

4.1.4 (Agrarische) Geurhinder

Bedrijven kunnen een geurbelasting in de omgeving veroorzaken. Sinds 1996 zijn gemeenten in plaats van rijksoverheid verantwoordelijk voor het geurbeleid van industriële en andere bedrijven. In de herziene (rijks) Nota stankbeleid zijn verschillende doelstellingen gepresenteerd ten aanzien van het aantal geurgehinderden. Om er voor te zorgen dat geurhinder wordt beperkt dient bij het bestemmen van geurgevoelige functies een bepaalde afstand aangehouden te worden ten opzichte van geurbelastende objecten. De aan te houden afstand voor geur per bedrijfstype is opgenomen in de publicatie Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Daarnaast zijn voor een aantal branches afstanden beschikbaar en kan bijvoorbeeld voor bedrijf een geuronderzoek zijn uitgevoerd. In een vergunning van een bedrijf dat geur produceert, kunnen voorschriften zijn opgenomen om geurhinder te voorkomen. Voor veehouderijen is een apart wet en regeling om geurhinder te reguleren.


Geurbelastende activiteiten

Er is één activiteit in de omgeving aanwezig die potentieel geurhinder kan veroorzaken. Het betreft een rundveehouderij aan de Gravenseweg. Op basis van de wet en regeling Geurhinder en veehouderij, is invloed te verwachten tot 100 meter van de stallen. Het plangebied bevindt zich op minimaal 200 meter van het agrarische perceel.


Conclusie

De rundveehouderij aan de Gravenseweg legt geen beperkingen op voor de woon- en verblijfskwaliteit binnen het plangebied. Ook zal de veehouderij niet worden beperkt in de huidige bedrijfsvoering.