definitief |
NL.IMRO.1774.BUIBPstnicolaasklo-0401 |
De Omgevingsvisie bevat al het provinciaal beleid op het gebied van water, wonen, milieu, natuur, landelijk gebied, werklocaties, bodem, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie definieert wat de provincie van provinciaal belang acht.
De rode draden van de omgevingsvisie zijn Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit.
Duurzaamheid
Hiervoor hanteert de provincie de volgende definitie: ‘Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’.
Ruimtelijke kwaliteit
De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling iets bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Centraal staat daarbij het benoemen, beschermen en versterken van de essentiële gebiedskenmerken. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels.
De hoofdambitie van de Provincie Overijssel luid: “een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.” Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de Provincie Overijssel haar ambities wil realiseren zijn:
- Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde ‘SER-ladder’ als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat je eerst het gebruik van de ruimte optimaliseert, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik onderzoekt en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden bekijkt. Hierbij vindt de provincie afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk.
- Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
- Ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw zeker stellen, maar wel met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Verder vindt de provincie dat ontwikkelingen in de groene ruimte alleen mogelijk moeten zijn als de sociaaleconomische structuur en de ruimtelijke kwaliteit worden versterkt.
Om de ambities van de Provincie Overijssel waar te maken, bevat de omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveau’s:
- Generieke beleidskeuzes;
- Ontwikkelingsperspectieven;
- Gebiedskenmerken.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
In de Omgevingsvisie worden 6 ontwikkelingsperspectieven geintroduceerd voor de Groene en Stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven geven richting wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend.
Gebiedskenmerken
De aanwezige gebiedskenmerken in zowel de Groene als de Stedelijke omgeving zijn te onderscheiden in 4 lagen:
- Natuurlijke laag (in en op de bodem);
- Laag van het agrarisch cultuurlandschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem);
- Stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur);
- Lust & Leisure laag (beleving, toerisme, cultuurhistorie en landgoederen).
Deze lagen zijn zo te onderscheiden omdat de ingrepen in de fysieke leefomgeving in elke laag volgens eigen principes en processen verlopen. Uiteraard staan ze niet los van elkaar, maar zijn ze altijd met elkaar verbonden. Immers, plekken die eerst natuurlijk waren, zijn nu bebouwd en in een enkel geval andersom. Vaak liggen ze over elkaar heen en hebben we op één plek te maken met kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.
Generieke beleidskeuzes
Onder de generieke beleidskeuzes zijn geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Uit gedane onderzoeken zijn geen grote belemmeringen gebleken. Hoofdstuk Omgevingsaspecten van de toelichting beschrijft het één en ander op het gebied van verschillende omgevingsaspecten.
Ontwikkelingsperspectieven
Volgens het ontwikkelingsperspectief uit de omgevingsvisie Overijssel ligt Het klooster St. Nicolaas in het “Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte” en “Buitengebied, accent productie.”
Het “Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte” is een gebied voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.
Plan
Dit plan voorziet in het mogelijk maken van het aanpassen van de dakhelling en plaatsen van de fietsenstalling buiten het bouwvlak. De beleving van de dakhelling blijft en de fietsenstalling wordt in het geheel niet beleefd doordat deze wordt gebouwd in een aan te leggen groenstrook. In de landschapsovereenkomst wordt zorggedragen voor behoud en versterking van natuurlijke en landschappelijke kenmerken.
Het ontwikkelingsperspectief “Buitengebied, accent veelzijdig gebruiksruimte” verzet zich niet tegen de veranderingen die gaan plaatsvinden op het klooster St. Nicolaas.
Gebiedskenmerken
In de omgevingsvisie van Overijssel met de desbetreffende lagenbenadering zijn de volgende lagen toe te dichten aan het Klooster St. Nicolaas:
a. De natuurlijke laag
Het klooster St. Nicolaas ligt in de natuurlijke laag “Dekzandvlakte en ruggen.” Deze laag wordt gekenmerkt door: de afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.
Bij de het kiezen van de plaats voor de fietsenstalling is gekeken naar de inpasbaarheid in het landschap, daarom is deze ook in een aan te leggen groenstrook gepland.
b. De laag van het agrarisch cultuurlandschap
Het klooster St. Nicolaas ligt in de agrarisch cultuurlandschap laag “Essenlandschap.” Deze laag wordt gekenmerkt door: samenhangend systeem van open essen, kleinschalige flanken met erven en esdorpen, kleinschalige natte laagtes met beken en (voormalige) grote open heidevelden. De ordening van het landschap volgt de natuurlijke ondergrond van hoog en laag en nat en droog en is als een spinnenwebstructuur gegroei vanuit de nederzettingen. De essen onderscheiden zich door de karakteristieke openheid, de bijzondere bodemkwaliteit met archeologische waarden en het huidige relief. Op de flanken ligt een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen.
Bij de het kiezen van de plaats voor de fietsenstalling is gekeken naar de inpasbaarheid in het landschap, daarom is deze ook in een aan te leggen groenstrook gepland.
c. De stedelijke laag
Het klooster St. Nicolaas heeft op de gebiedskenmerkenkaart ‘de stedelijke laag’ geen gebiedskenmerken. Vandaar ook dat deze gebiedskenmerken buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
d. De lust- en leisurelaag
Het klooster St. Nicolaas ligt in de lust- en leisure laag “donkerte.” Het contrast tussen lichte en donkere en drukke en stille gebieden is groot. De ‘donkere’ gebieden hebben een rustig en onthaast karakter en vormen hiermee een eigen kwaliteit voor mens en dier.
De ontwikkelingen op het terrein van klooster St. Nicolaas tasten de donkerte niet aan.
Conclusie
De ontwikkelingen passen in de hoofdgedachte van de omgevingsvisie. Er wordt gestreefd naar een goede inpassing van het gebouw en de fietsenstalling in het landschap. Het plan houdt rekening met de bestaande kwaliteiten. Het plan past binnen de ontwikkelingsvisie van de provincie, zoals beschreven in de omgevingsvisie.
Het plan is niet strijdig met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.