direct naar inhoud van Artikel 30 Sport - Hondendressuurterrein
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402

Artikel 30 Sport - Hondendressuurterrein

 

30. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Hondendressuurterrein’ aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

a.    een hondendressuurterrein, waarbij een goede landschappelijke inpassing wordt nagestreefd;

 

met de daarbijbehorende:

b.    gebouwen, waaronder overkappingen;

c.    terreinen;

d.    wegen en paden;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     water;

g.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

30. 2.    Bouwregels

30. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gel­den de volgende regels:

a.    per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkap­pingen ten behoeve van het ter plaatse aanwezige hondendressuurterrein worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak ten hoogste 100 m² bedragen;

c.    de hoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoog­ste 8,00 m bedragen;

d.    de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoog­ste 60° bedragen.

30. 2. 2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de gebouwen, waaronder overkappingen, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

30. 3.    Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

-       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

 

30. 4.    Aanlegvergunningen

30. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schrifte­lijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegver­gunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden uit te voeren:

a.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

b.    het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;

c.    het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtge­was.

30. 4. 2. Het in lid 30.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van dit plan.

30. 4. 3. De in lid 30.4.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappe­lijke inpassing van het terrein.