direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid
Plan: Bedrijventerrein Rijssen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRB2009000-0501

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Rijssen-Holten (concept)

De gemeente Rijssen-Holten werkt momenteel aan het opstellen van een nieuwe structuurvisie voor de gemeente. Deze structuurvisie zal onder meer de oude Structuurvisie gemeente Rijssen uit 1997 vervangen. Het doel van de oude structuurvisie was het scheppen van een integratiekader voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente tot 2020. De structuurvisie ging uit van een groei van de behoefte aan bedrijventerrein. Daarom was intensivering van het grondgebruik noodzakelijk.

Daarnaast waren de buffer- en verbindingszones in de oude structuurvisie van belang. De buffers fungeren als ruimtelijke scheiding tussen de woon- en werkgebieden onderling en tussen stedelijk en landelijk gebied. Het is van belang de buffer- en verbindingszones te handhaven.

Over de nieuwe structuurvisie kunnen in dit bestemmingsplan nog geen uitspraken worden gedaan.

Consequenties voor het bestemmingsplan
In het licht van de oude structuurvisie biedt de regeling in het bestemmingsplan ruimte voor een verdere intensivering van het bestemmingsplan. Om dit mogelijk te maken is onder meer de maximale bouwhoogte ten opzichte van de vigerende plannen verhoogd. Daarnaast krijgt het structurerende groen en water een specifieke bestemming, om het belang van deze buffers ook in de toekomst veilig te stellen. De nieuwe structuurvisie heeft nog geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

3.3.2 Visie Bedrijventerreinen – gemeente Rijssen-Holten (2005)

De integrale Visie heeft tot doel ruimte te scheppen voor ontwikkeling van bedrijvigheid en daarmee werkgelegenheid op gemeentelijke niveau. Daarbij is zowel gekeken naar mogelijkheden tot uitbreiding als intensivering van het bestaande bedrijventerreinen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat op het bedrijventerrein Rijssen nagenoeg geen uitgeefbaar bedrijfsterrein meer voor handen is.

Oplossingen worden gezocht in en meer optimale benutting van bestaande bedrijventerreinen door:

  • benutting van de stille indirecte voorraad;
  • zorgvuldig en efficiënt ruimtegebruik.

Efficiënt ruimtegebruik kan op het bedrijventerrein Rijssen met name worden gerealiseerd door:

  • schakelen van bedrijfsgebouwen;
  • stapelen van bedrijfsruimtes (meerdere bouwlagen);
  • gemeenschappelijke voorzieningen;
  • herstructurering (revitalisatie) van de verouderde bedrijventerreinen (m.n. Noord deel Oost en noord deel West).

Herstructurering biedt vanwege de hoge bebouwingdichtheid en de relatief geringe oppervlakte braakliggend terrein slechts beperkte mogelijkheden. Bedrijfsverplaatsing, met als doel “ieder bedrijf een passende locatie te bieden” biedt meer kansen. Daarnaast doet het rapport een aantal aanbevelingen voor zorgvuldig ruimtegebruik:

  • Actief grondbeleid (uitgiftebeleid);
  • Stimuleringsbeleid;
  • Tegengaan oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein (handhaving);
  • Verruiming bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan;
  • Verbeteren milieuzonering;
  • Streven naar een minimaal bebouwingspercentage.

Daarnaast ambieert de gemeente de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen te verbeteren door toepassing van de volgende maatregelen/instrumenten:

  • Verbeteren duurzaamheid van de bedrijventerreinen;
  • Zorgvuldig efficiënt ruimtegebruik;
  • Tegengaan van veroudering van terreinen;
  • Differentiatie en segmentering van bedrijfsterreinen, conform het principe “het juiste bedrijf op de juiste plaats”;
  • Parkmanagement;
  • Adequate inrichting van de terreinen;
  • Overige maatregelen en instrumenten.

Consequenties voor het bestemmingsplan
Waar mogelijk worden de uitgangspunten en ambities van de gemeente vertaald in het bestemmingsplan. Om efficiënter ruimte gebruik mogelijk te maken worden de toegestane bouwhoogtes geoptimaliseerd. Het bedrijventerrein wordt aan de hand van de milieucategorieën gezonneerd. Op deze manier wordt geregeld dat, conform het principe 'het juiste bedrijf op de juiste plaats', de grote vervuilers in de toekomst op het binnenterrein worden gevestigd en de niet-hinderlijke bedrijven juist aan de randen worden gevestigd.

3.3.3 Bedrijvigheidsplan Gemeente Rijssen - Holten (2004)

Het bedrijvigheidsplan heeft tot doel ruimte te scheppen voor ontwikkeling van bedrijvigheid en daarmee werkgelegenheid op gemeentelijk niveau. Het plan biedt kansen voor de gemeente om samen met de provincie tot oplossingen te komen voor knelpunten op de bestaande en nieuwe bedrijventerreinen.

Over de bedrijventerreinen in het plangebied wordt het volgende gemeld:

Op Noordermors 1 is het Lankamp-terrein niet meer in gebruik. Met hulp van de provincie ligt hier een kans om het terrein te saneren en herstructureren, waardoor hergebruik mogelijk is.

Op Noordermors 2, 3, en 4 moeten de terreinen beter worden benut, door onder meer het tegengaan van leegstand van gebouwen en braakliggende terreinen en het tegengaan van verpaupering. Dit kan door het uitgifte beleid te optimaliseren, handhaven bouwplicht en ondernemers attenderen op braakliggende gronden. Waar nodig kunnen bestemmingsplannen worden aangepast.

Over Noord-Deel Oost en Noord-Deel West is het volgende gemeld:

Verbeteren bereikbaarheid en verkeersveiligheid:

  • Reconstructie Morsweg en Reggesingel;
  • Aanleg 3-tal verkeerstunnels in spoorbaan Deventer-Almelo.

Tegengaan wateroverlast:

  • Vervangen van de riolen en vergroten van de diameters;
  • Realiseren bergingsvoorzieningen voor oppervlaktewater;
  • Sneller lozen op de Regge bij hevige neerslag.

Herstructurering van het bedrijventerrein:

  • Verbeteren uitstraling en aanzicht van het bedrijventerrein;
  • Onderzoeken verbeteren digitale bereikbaarheid van de terreinen;
  • Stimuleren bedrijven de beeldkwaliteit te verhogen en onderhoud te verrichten aan panden en terreinen;
  • Aanbrengen parkeer- en groenvoorzieningen waar mogelijk;
  • Verbeteren inrichting van het terrein door groot onderhoud en revitalisering;
  • Tegengaan leegstaande panden en braakliggende terreinen door herbenutting;
  • Stimulering hergebruik en revitalisering en herverkaveling terreinen.

Over Plaagslagen worden in het bedrijvigheidsplan geen bijzonderheden vermeld.

3.3.4 Zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in de gemeente Rijssen-Holten (2004)

Het betreft een adviesdocument hoe zorgvuldig ruimtegebruik kan worden toegepast op bedrijventerreinen in Rijssen-Holten.

Voor bestaande bedrijventerreinen moet rekening worden gehouden met de o.a. de volgende ondersteunende maatregelen om ruimtewinst te ondersteunen:

  • Op die locaties, waar intensivering gewenst is, kan het bestemmingsplan voorzien in een minimale bouwhoogte of een minimum aantal bouwlagen;
  • Op niet-uitgeefbaar terrein kan ruimte worden gecreëerd voor gemeenschappelijk parkeren en andere gemeenschappelijke voorzieningen;
  • Schakelen van twee bedrijfsgebouwen zij aan zij of rug aan rug.

De gemeente hanteert daarbij verschillende instrumenten, gericht op:

  • Stapelen (zorgvuldig ruimtegebruik);
  • Schakelen (zorgvuldig ruimtegebruik);
  • Gemeenschappelijke voorzieningen;
  • Parkeren;
  • Zonering & clustering;
  • Ontsluiting;
  • Grondprijs;
  • Eigendomssituatie (huur/koop) i.r.t. actief grondbeleid.

Consequenties voor het bestemmingsplan
Binnen het bestemmingsplan wordt het stapelen van bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt het terrein gezoneerd. Bedrijven met een hoge milieucategorie worden alleen in het binnengebied toegestaan.

3.3.5 Zonering bouwhoogtes – bedrijventerrein Rijssen (2006)

Aanleiding voor de notitie Zonering bouwhoogtes was:

  • tekort aan uitgeefbaar bedrijventerrein in de gemeente Rijsen-Holten;
  • onderzoek Stec-groep naar zorgvuldig ruimtegebruik;
  • aanvraag Ter Steege bv voor realisatie van een loods met een hoogte van 16, waar op Noordermors III, een maximale bouwhoogte van 10 meter is toegestaan;
  • bedrijfswoningen vormen een knelpunt op het bedrijventerrein, vanwege de beperkingen die woningen opleggen aan omringende bedrijven. Nieuw restrictief beleid vastgelegd in Bestemmingsplan “Industrieterreinen (herziening dienstwoningen)”.

Doel was het formuleren van een visie op de maximaal toegestane bouwhoogte voor met name bedrijfshallen in relatie tot de uitstraling op de omgeving en intensivering van het ruimtegebruik.
In de huidige situatie bedraagt de gemiddelde bebouwingshoogte circa 7 meter, in veel gevallen wordt de maximale bouwhoogte op het bedrijventerrein (nog) niet benut en bouwaanvragen voor overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte komen weinig voor.

Toekomstige situatie (visie) richt zich op:

  • Zonering algemene bouwhoogte t.o.v. de omgeving (buitengebied, woongebied, stationsomgeving, molenbiotoop en (hoofdinfrastructuur);
  • Zonering representatieve kantoren, door verhoogde bouwhoogte voor kantoren, langs de hoofdontsluitingsroutes;
  • Aanbrengen van accenten i.v.m. entrees (bouwhoogte) en architectuur (molenbiotoop) op enkele markante locaties;
  • Behouden representatieve zone stationsomgeving (m.n. Reggesingel).

Dit heeft geresulteerd is een ruimtelijke visie met de volgende globale gebiedsindeling:

  • Gebieden die grenzen aan het landschap;
  • Gebieden die grenzen aan woongebieden;
  • Begeleiding hoofdontsluiting;
  • Binnengebieden;
  • Accenten.

Deze ruimtelijke visie is vertaald in een Streefbeeld “Zonering bouwhoogte” en “Zonering beeldkwaliteitseisen”

Consequenties voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de bouwhoogtes, zoals vermeld in de 'Zonering bouwhoogte' aangehouden. Dit betekent globaal dat in de binnengebieden de bedrijven tot 15 meter mogen bouwen en aan de grenzen met het landschap en woongebieden tot 9 meter. Daarnaast zijn enkele hoogte-accenten aangegeven.

3.3.6 Kantoorvestiging op bedrijventerrein (2002)

Aanleiding om de visie kantoorvestiging op te stellen vormt het algemeen toegenomen aantal aanvragen voor vergroting van het bedrijf ten behoeve van kantoorvestigingen en de toegenomen vraag naar zelfstandige kantoorvestigingen voor met name kantoren zonder baliefunctie. De analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de kantoorfunctie wordt afgezet tegen het tekort aan regulier bedrijventerrein in Rijssen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPRB2009000-0501_0009.jpg"

Kantoorvestiging op bedrijventerrein

De beleidsnota toetst de (vergroting van de) kantoorfunctie op bedrijventerreinen aan het ruimtelijk planologisch beleid, geeft een ander analyse van vraag (type) en aanbod (geschikte locaties) en onderzoekt de eventueel noodzakelijke restricties aan de bouwhoogte van de kantoren.

De beleidsnota doet uitspraak voor verschillende deelgebieden (zie ook afbeelding hiervoor). Het plangebied is grofweg in drieën te delen. Rondom het station is ruimte voor zelfstandige kantoren met een baliefunctie. Op grotere afstand van het station wordt ruimte geboden aan zelfstandige kantoren zonder baliefunctie. En nog verder op de rest van het bedrijven terrein is uitsluiten plek voor ondergeschikte kantoren, behorende bij een bedrijf. De bovenstaande afbeelding geeft de ligging van de verschillende deelgebieden weer. Deze afbeelding is vertaald in het bestemmingsplan.

In de nota worden een aantal ruimtelijke accenten benoemd:

  • stationsomgeving: accenten in bouwhoogte (tot 22,5 meter) en architectuur;
  • oostelijk van de Reggesingel (molenbiotoop): accent in architectuur en opvallende open ruimte voor het pand;

Consequenties voor het bestemmingsplan
De uitgangspunten, zoals die voortkomen uit de nota Kantoorvestiging op bedrijventerrein worden opgenomen in de bestemmingsregeling. Dit betekent onder andere dat zones langs de Morsweg en de Reggesingel worden aangegeven, waarbinnen zelfstandige kantoorgebouwen worden toegestaan. Buiten deze zones worden alleen kantoren behorend bij een bedrijf toegestaan en worden zelfstandige kantoren uitgesloten.

3.3.7 Beleidsnota Detailhandel op het bedrijventerrein (2008)

De gemeente Rijssen heeft de Beleidsnota detailhandel op het bedrijventerrein opgesteld als toetsingsbeleid inzake verzoeken om vrijstellingen, vooruitlopend op de actualisatie van het bestemmingsplan, te kunnen beoordelen. De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder samengevat:

  • 1. De gemeente steekt in op vitale centra's als in beginsel eerste plek voor detailhandel. Daarnaast is er voor de grotere detailhandelsbedrijven plek op het bedrijventerrein.
  • 2. De gemeente dient ruimte te laten voor dynamiek in de detailhandel waarbij de gemeente de ruimtelijke kaders aangeeft.
  • 3. Elke nieuwvestiging dient zelf onderzoek te doen naar (al dan niet) duurzame ontwrichting van de bestaande structuur. De gemeente bepaalt daarbij welke onderzoeksbureau's geschikt zijn. Per geval wordt bekeken of een DPO nodig is om inzicht te verkrijgen in de bestaande en resterende marktruimte.
  • 4. Grootschalige detailhandel is vooralsnog niet toegestaan. De gemeente gaat daarnaast nader in overleg met de provincie over de uitleg van grootschalige detailhandel.
  • 5. Om te bepalen of nieuwvestiging consequenties heeft voor omliggende bedrijven, of zelf een kwetsbaar object vormt in het kader van Besluit Externe Veiligheid bepaalt de gemeente per geval of onderzoeken hieromtrent vereist zijn.
  • 6. Bij groothandelactiviteiten is een omzet van maximaal 10% toegestaan voor detailhandel.
  • 7. Gemeente kan vrijstelling verlenen voor detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke of anderszins milieuhinderlijke goederen (detailhandel in goederen welke naar hun aard zodanig brandgevaar en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is, zoals vuurwerk, olie, benzine, doch niet zijnde LPG ) mits door initiatiefnemer is aangetoond dat de vestiging voldoet aan de geldende milieu-, en externe veiligheidsnormen en door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast.
  • 8. De gemeente kan vrijstelling verlenen voor de volgende detailhandel in volumineuze goederen:
  • automobielen, (landbouw)machines en boten en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • caravans, tenten, zwembaden en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, recreatie-, en campingbenodigdheden mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • detailhandel in grove bouwmaterialen en bouwstoffen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingmateriaal, hout;
  • detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, mits het in gebruik te nemen oppervlak van laatstgenoemde artikelen maximaal 20% van het netto-verkoopvloeroppervlak van het desbetreffende bedrijf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • hiermee naar aard en omvang van de producten gelijk te stellen bedrijven daarbij wit- en bruingoedbranche uitgezonderd;

indien:

  • a. er bij bovengenoemde branches niet meer dan 5% van het netto-verkoopvloeroppervlak wordt gebruikt voor goederen die duidelijk als branchevreemd kunnen worden aangemerkt met een maximum van 50 m²;
  • b. er bij bovengenoemde branches een minimaal netto-verkoopvloeroppervlak aanwezig is per bedrijf van 400 m² met een maximum van 1500 m²;
  • c. door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast.
  • 9. De gemeente kan vrijstelling verlenen voor de volgende branches detailhandel:
  • detailhandel in meubelen en woninginrichting en/of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen als vloerbedekking, parket, verlichting, kachels en zonwering;
  • bouwmarkten: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
  • tuincentra: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak,waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

indien:

  • a. door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast;
  • b. er bij bouwmarkten via een DPO is aangetoond dat er nog voldoende marktruimte aanwezig is;
  • c. er bij bovengenoemde branches niet meer dan 5% van het nettovloeroppervlak wordt gebruikt voor goederen die als branchevreemd kunnen worden genoemd (zoals computers, fietsen, bruin- en witgoed, kleding, babykleding, sportartikelen) met een maximum van 50 m²;
  • d. het bedrijf beschikt over een minimum netto verkoopvloeroppervlakte van 700 m² met een maximum van 1500 m².
  • e. hiermee naar aard en omvang van de producten gelijk te stellen bedrijven;
  • 10. Voor internet-gebonden formules/bedrijven gelden dezelfde beleidsmatige uitgangspunten als in deze nota zijn vermeld. Daarnaast kunnen internetwinkels met een magazijn met verzending worden toegestaan, waarbij eventueel producten kunnen worden afgehaald en betaald.
  • 11. Om voldoende parkeergelegenheid te garanderen, en ter voorkoming van gebruik van de openbare weg als parkeerplaats, stelt de gemeente per aanvraag (indien van toepassing) een parkeernorm op waaraan moet worden voldaan.
  • 12. Om te bepalen of nieuwe bedrijfsgebouwen qua beeld en schaal passen in de omgeving dient vooraf te worden getoetst aan de welstandsnota. Aan de eisen die hierin staan dient te worden voldaan.

Consequenties voor het bestemmingsplan
De beleidsuitgangspunten, zoals deze voortkomen uit de nota, worden, waar mogelijk, vertaald in het bestemmingsplan. Bestaande (grootschalige) detailhandel wordt toegestaan, maar nieuwe (grootschalige) detailhandel wordt vooralsnog niet rechtstreeks toegestaan.

Doorwerking Europese Dienstenrichtlijn en Dienstenwet

Vooraf
Op 28 december 2006 is de Europese Dienstenrichtlijn in werking getreden. Doel van deze richtlijn is het wegnemen van belemmeringen voor het verrichten van diensten in een ander dan het eigen EU-land. Voorbeelden zijn hoge administratieve lasten en vergunningstelsels die beperkingen opleggen. Dit soort belemmeringen staat op gespannen voet met de grondbeginselen van de interne markt: het vrije verkeer - tussen de lidstaten - van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging.
Vanaf de inwerkingtreding hebben de EU-lidstaten drie jaar de tijd om de Dienstenrichtlijn in te voeren, dus tot 28 december 2009. Nederland is hard op weg deze deadline te halen, onder andere door de uit de richtlijn voortkomende verplichtingen vast te leggen in de Dienstenwet (mogelijke inwerkingtreding 1 januari 2010).
Uit alle in casu relevante bronnen blijkt dat detailhandel wordt aangemerkt als een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn en Dienstenwet (zie ook Tijdschrift voor Bouwrecht, juni 2009, blz.523 e.v.).

Relatie met de Beleidsnota detailhandel op het bedrijventerrein

Enkele beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de Beleidsnota Detailhandel zijn, naar moet worden aangenomen, in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn/ de Dienstenwet. Het gaat om uitganspunten die kunnen worden aangemerkt als een (ontoelaatbare) beperking van de 'vrije mededinging / vestiging', die in de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet beogen te beschermen; dat als voortvloeisel van onder meer artikel 43 EG-Verdrag (vrijheid van vestiging) (zie ook Tijdschrift voor Bouwrecht, juni 2009, blz.523 e.v.).
Op zijn laatst nadat de wet in werking is getreden, zal de Beleidsnota Detailhandel op het bedrijventerrein moeten worden aangepast. Eisen als: 'door aanvrager is aangetoond dat de bestaande structuur niet duurzaam wordt aangetast' en 'er bij bouwmarkten via een DPO is aangetoond dat er nog voldoende marktruimte aanwezig is', zullen niet meer kunnen worden gesteld. Dergelijke eisen zijn ontoelaatbare beperkingen van het recht op 'vrije mededinging en vrije vestiging'; ze zijn economisch bepaald en niet ruimtelijk relevant in het kader van het bestemmingsplan.

Consequenties voor het bestemmingsplan
De bepalingen in dit bestemmingsplan betreffende het toelaten van bepaalde vormen van detailhandel zijn aangepast ter voorkoming van strijdigheid met de Europese en nationale regelgeving..

3.3.8 Masterplan bedrijventerrein De Mors (deelgebieden Noord deel Oost en noord deel West) (2005)

De nota richt zich op een viertal door de ondernemers en gemeente geconstateerde ambities voor dit bedrijventerrein, te weten:

  • Vergroten van de aantrekkelijkheid van het terrein;
  • Tegengaan van de fysieke veroudering;
  • Wegnemen/verminderen van de onvrede onder gebruikers van het terrein;
  • Intensiveren van het gebruik (m.n. arbeidsintensiteit).

Er wordt aangesloten op de Nota Volumineuze Detailhandel en de Nota kantorenbeleid. Er wordt gewerkt volgens de methodiek van “het juiste bedrijf op de juiste plaats”. Daarnaast zijn de volgende ambities geformuleerd:

  • Wateroverlast zal worden tegengegaan door aanleg verbeterd gescheiden rioolstelsel, retentievijver en oppervlaktewater;
  • Infrastructuur ontsluiting van het terrein dient te worden aangepast/verbeterd;
  • Verkeersveiligheid dient te worden verbeterd;
  • Indien mogelijk dient middels het bestemmingsplan een nadere categorisering en segmentering van het bedrijventerrein plaats te vinden;
  • Er wordt een aanvang gemaakt met de invoering van parkmanagement.
3.3.9 Welstandsnota 2004 Gemeente Rijssen Holten (2004)

De Welstandsnota biedt een aanvrager meer duidelijkheid vooraf over de welstandstoetsing. Tegelijkertijd vormen het beleid en de welstandscriteria de nota het beoordelingskader van de welstandcommissie. De gemeente heeft er voor gekozen om alle vergunningplichtige bouwwerken aan welstandseisen te toetsen. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken (die vallen onder de lichte vergunningplicht), voor reclame en voor monumenten gelden welstandscriteria die voor de gehele gemeente van toepassing zijn en niet gebiedsspecifiek zijn. Voor alle overige regulier vergunningplichtige bouwplannen geldt dat zij aan de gebiedsgerichte welstandscriteria worden getoetst.

Het bedrijventerrein Rijssen valt onder gebied 13; Bedrijventerreinen Rijssen. Over dit gebied wordt gemeld dat het verschil in kwaliteit tussen de verschillende bedrijventerreinen groot is. Vooral de Mors kan een kwaliteitsimpuls gebruiken, waarbij de nadruk ligt op kleinschaliger bebouwing, hogere architectonische kwaliteit en aandacht voor de inrichting van de openbare ruimte.

Langs doorgaande wegen en aan de randen met het buitengebied dient extra aandacht aan kleurgebruik en vormgeving te worden gegeven.

Nieuwe ontwikkelingen in Plaagslagen dienen de huidige basiskwaliteiten te behouden en te voldoen aan het beeldkwaliteitplan.

3.3.10 Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein Noord en Noordermors; Rijssen (2007)

Revitalisering van bestaande bedrijventerreinen is één van de speerpunten van het gemeentelijk beleid. Om de kwaliteit bij deze revitalisering te waarborgen is het beeldkwalititeitsplan bedrijventerrein Noord en Noordermors opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan is de gewenste kwaliteit vastgelegd. Deze wordt verankerd in de welstandsnota of in het bestemmingsplan.

Consequenties voor het bestemmingsplan
Wijzigingsbevoegdheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen worden getoetst aan het beeldkwaliteitsplan. Dit is opgenomen in de regels bij het bestemmingsplan. Daarnaast biedt het bestemmingsplan waar nodig de ruimte om de gewenste beeldkwaliteit in de toekomst te behalen. Waar het Beeldkwaliteitsplan uitspraken doet over welstandsaspecten worden deze vertaald in de gemeentelijke welstandsnota.

3.3.11 Milieubeleidsplan 2005-2009 (2005)

Het Milieubeleidsplan beschrijft voor alle relevante beleidsvelden de gewenste doelen. De doelen zijn gebaseerd op de gemeentelijke beleidsstukken en de beleidsuitgangspunten van de rijksoverheid en de Provincie Overijssel.

De gemeentelijke visie voor bestaande bedrijven op industrieterreinen luidt als volgt:

Werken aan de totstandkoming van een integrale benadering van de bestaande industrieterreinen, waarbij tevens getracht wordt om de bestaande milieubelasting zoveel mogelijk tot een minimum te beperken. Het beleid voor de komende jaren is gericht op het verduurzamen van de huidige bedrijventerreinen.

Per Milieubeleidsthema zijn in het milieubeleidsplan de doelstellingen voor de komende jaren aangegeven. Voor bestaande bedrijven op industrieterreinen hebben de volgende thema's een hoge relevantie:

  • Bedrijfsgerichte Milieutaken
  • Energie
  • Externe Veiligheid
  • Verkeer en Vervoer

Het eerste thema kan onder meer invulling krijgen via het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan kan worden vastgelegd welke categorieën bedrijven op een bepaalde plek worden toegestaan.

Het tweede thema heeft betrekking op het bevorderen van het gebruik van duurzame energie. Wat betreft externe veiligheid wil de gemeente het risico voor de bewoners zo veel mogelijk beperken. Ruimtelijke ordening speelt hierbij een belangrijke rol. Immers door middel van een goede ruimtelijke ordening kunnen bepaalde onwenselijke situaties worden voorkomen en soms zelfs worden opgelost.

Het laatste thema, verkeer en vervoer, levert een belangrijke bijdrage aan onder meer de luchtverontreiniging, ruimteproblemen en geluidhinder. Het doel is het terugdringen van de (overbodige) automobiliteit, het bevorderen van milieuvriendelijke mobiliteitsalternatieven en het terugdringen van de negatieve effecten van de mobiliteit.

3.3.12 Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving; integraal handhavingsbeleid Rijssen-Holten 2007-2009 (2006)

In het Handhavingsplan wordt het handhavingsbeleid van de gemeente voor de komende jaren weergegeven. Handhaving heeft als primair doel de kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de bebouwde en onbebouwde ruimte te beschermen.

Handhaving begint in feit al in een zeer vroeg stadium. Reeds vanaf het formuleren van het beleid moet de handhaafbaarheid als een randvoorwaarde worden meegenomen. Niet alleen in absolute zin: is de regel überhaupt juridisch te handhaven, maar ook in kwalitatieve zin: is de regel doelmatig te handhaven. Er zal kritisch gekeken moeten worden naar de handhaafbaarheid van de voorschriften. De voorschriften van een bestemmingsplan worden getoetst aan het criterium doelmatige handhaving.

Net als bij overige bestemmingsplannen zullen ook de voorschriften bij het nieuwe bestemmingsplan voor het bedrijventerrein handhaafbaar moeten zijn.