Plan: | Buitengebied Rijssen-Holten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401 |
Op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden gesteld dat het hier bestaande situaties betreft waaraan een planologisch-juridische regeling is toegekend. Aan de realisatie van deze regeling zijn voor de gemeente geen kosten verbonden.
Het bestemmingsplan en de Grondexploitatiewet
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 is tevens de Grondexploitatiewet in werking getreden. De Grondexploitatiewet is een onderdeel van de Wro en is van toepassing bij de ontwikkeling van bouwlocaties. Een grondexploitatieplan is verplicht als er sprake is van een bouwplan. In het Bro is bepaald wat een bouwplan is.
Artikel 6.201.a van het Bro (in werking getreden per 1 november 2010) bepaalt dat de volgende plannen niet tellen als bouwplan:
Dit bestemmingsplan "Buitengebied" is een conserverend bestemmingsplan. Bestaande functies krijgen een nieuwe planologisch-juridische regeling. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwbouw van woningen mogelijk. De woonbestemming en de agrarische bedrijfsbestemming zijn uitsluitend opgenomen voor reeds bestaande burgerwoningen dan wel agrarische bedrijven.
Nieuwbouw van een woning kan alleen rechtens aan de orde zijn bij vervanging van een bestaande woning. Planologisch gezien maakt het bestemmingsplan dit mogelijk. Vooraf is echter niet in te schatten of en waar van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Dit geldt ook voor de uitbreiding van agrarische bedrijven.
Met de bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt is er geen sprake van bouwplannen waarbij de kosten voor de gemeente de 10.000 euro overstijgen.
In de wijzigingsbevoegdheden zitten een aantal mogelijke ontwikkelingen die wel zouden kunnen leiden tot dit soort kosten. Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid en er nu nog geen concrete situaties zijn, wordt te zijner bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid beoordeeld of er een exploitaitieplan moet worden gemaakt bij het dan op te stellen wijzigingsplan.
De gemeente Rijssen-Holten heeft daarom geoordeeld dat bij het voorliggend bestemmingsplan geen exploitatieplan hoeft te worden opgesteld.
Het bestemmingsplan en planschaderisico
Het bestemmingsplan heeft een hoofdzakelijk conserverend karakter. Daarmee is de te verwachten planschade beperkt. Ze is echter niet geheel uit te sluiten. De gemeente Rijssen-Holten heeft een planschaderisicoanalyse laten uitvoeren door Aveco De Bondt. Deze analyse is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit de analyse kan worden afgeleid dat het plan financieel haalbaar is.
Uit de analyse kwamen verder de volgende twee belangrijkste effecten van het bestemmingsplan naar voren:
In planschadeopzicht is het af te raden om bestaande bouwmogelijkheden in een nieuw bestemmingsplan geheel of grotendeels onder de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid te brengen. Beter is het om bij bestemmingsplan te bepalen dat in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften (nadere eisen) kunnen worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen en of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en dat derhalve de bouwmogelijkheden bij recht zijn toegestaan.
Met betrekking tot de archeologische dubbelbestemmingen is het aanbevelenswaardig om mogelijke archeologische waarden voorafgaande aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan zo gedetailleerd mogelijk in beeld te brengen voordat een vertaling hiervan in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Een goed inzicht in de aanwezige en/of te verwachten archeologische waarden voorkomt immers dat een onnodig zwaar beschermingsregime wordt opgelegd. Ook denkbaar is het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid om de dubbelbestemming te laten vervallen indien en voor zover uit nader onderzoek is gebleken dat in een bepaald gebied geen te beschermen waarden aanwezig (meer) zijn.
Voorts kan ter beperking van het planschaderisico overwogen worden om ter zake van meer omgevingsvergunningplichtige activiteiten het verplicht stellen van het overleggen van een archeologisch rapport uit te zonderen. Zo voorziet het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied” in het rechtstreeks toelaatbaar zijn van bouwwerken van een bepaalde oppervlakte doch deze uitzondering geldt alleen wanneer er niet geheid of dieper dan 50 cm gegraven moet worden. Het schrappen van deze laatste beperking zou bijvoorbeeld meer reële bouwmogelijkheden opleveren. Ook een groter 'vrij' bebouwbaar oppervlak kan worden overwogen.
Voor wat betreft het mogelijk indirecte planologische nadeel ten gevolge van het toenemen van bouw- en/of gebruiksmogelijkheden wordt geadviseerd te beoordelen in hoeverre de verruiming daadwerkelijk noodzakelijk is en of planologische bezwaren bestaan tegen het beperken van de verruiming. De directe planschade kan mogelijk worden beperkt door te beoordelen of behoud van de huidige bouwmogelijkheden in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Indien hiervan sprake is, kan ervoor worden gekozen de vigerende bouwmogelijkheden te behouden.
Conclusie
Ten aanzien van archeologie zijn de bepalingen van het bestemmingsplan niet nader gewijzigd. De belangen van archeologische waarden worden te ver aangetast bij een verdere verruiming van het regime. Deze regeling is conform de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Rijssen-Holten. Al met al zijn de effecten voor intiatiefnemers beperkt.
Met de opmerkingen ten aanzien van de overige planschade is zo veel mogelijk rekening gehouden.