Plan: | Buitengebied Rijssen-Holten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401 |
Het landschapsbeeld van Rijssen-Holten wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ondergrond, de ontstaansgeschiedenis en de waterhuishouding. Binnen de gemeente kunnen de volgende landschapstypen worden onderscheiden (zie Bijlage 9 Landschapstypen, bron: Landschapsontwikkelingsplan Rijssen-Holten):
Ad a. Het stuwwallandschap is gevormd door het reliëf van het stuwwallencomplex Sallandse Heuvelrug, waarvan de Holterberg, de Beuseberg en de Rijsserberg onderdeel van uitmaken. Het landschap kenmerkt zich door een afwisseling van bos en heiderestanten. Vanouds bestond het gehele gebied uit (droge) heidevelden. De heidevelden (woeste gronden) werden later (rond 1850) ingeplant met naaldbos. Op deze manier ontstonden grote boscomplexen met enkele heiderestanten.
Ad b. Daar waar grote, aaneengesloten oppervlakten hoge gronden voorkwamen, ontstonden vanaf de middeleeuwen esnederzettingen. Holten en Rijssen zijn ontstaan als esnederzetting. Op de hoge gronden ontstonden in die tijd bouwlandcomplexen: de essen (ook wel enken genoemd). De essen (of enken) waren in die tijd de meest intensief gebruikte gronden. Rondom de bouwlandcomplexen werden de boerderijen opgericht. De bewoningsvorm werd door de ligging van de bouwlandgronden bepaald. Naast de bouwlanden konden binnen de (oude) esnederzettingen de graslanden (de wei- en hooilanden) en de woeste gronden worden onderscheiden. De Holter- en Lokerenk zijn voorbeelden van oorspronkelijke bouwlandcomplexen. Ze hebben een glooiend, bol en open karakter. Bij Rijssen zijn de essen niet of nauwelijks meer herkenbaar door de uitbreidingen van de kern Rijssen.
Ad c. Een (akker)kamp is een min of meer blokvormig perceel akkerland dat afzonderlijk met een haag of houtwal omheind is. De kampen, die vaak door individuele boeren werden aangelegd, ontstonden op plaatsen waar slechts kleinere dekzandruggen of -koppen aanwezig waren. Het kampenlandschap wordt gevormd door restanten van een van oorsprong kleinschalig reliëfrijk oud ontginningsgebied met kleine verspreid gelegen akkers en graslanden, een rijkdom aan beplante steilranden, houtwallen en gegroepeerde boerderijen. Dit landschap komt nog voor op de flanken van de Holterberg, rond Neerdorp en Espelo en bij Dijkerhoek.
Ad d. Na 1850 kon de grote oppervlakte woeste gronden, van oorsprong natte gebieden, worden ontgonnen tot bouw- en grasland. Aanvankelijk vonden de heideontginningen plaats op de overgang van de oude ontginningen naar de woeste gronden (ook wel velden genoemd). Na 1880 zette de ontginning zich in een versneld tempo voort, met de jaren dertig als hoogtepunt. Er ontstond en rationeel ingericht agrarisch ontginningslandschap. Langs veelal rechte wegen ontstonden verspreid nieuwe agrarische bedrijven, waarbij de kavels in rechthoekige percelen werden opgedeeld. Ten westen van de Holterberg komt dit landschapstype voor langs de Soestwetering, ten oosten van de Holterberg ligt een groot jong ontginningslandschap, bestaande uit de Overtoom, de Leiding en het Ligtenbergerveld. De openheid van het dit jonge ontginningslandschap met zijn rechte slagenverkaveling vormt een groot contrast met het hoger gelegen bos op de Holterberg.
Ad e. Het matenlandschap bestond oorspronkelijk uit vochtige, lager gelegen hooilanden met een netwerk van singels van zwarte els langs de perceelsgrenzen. Inmiddels bestaat het matenlandschap uit weidegronden. Een groot deel van de singels is inmiddels verloren gegaan. Het gebied is daardoor behoorlijk open. Het gebied aan de zuidwestkant van Rijssen-Holten kan worden aangemerkt als matenlandschap: bij Waterhoek, Holterbroek, Lokerbroek, Fliermaten en de Schipbeek.
Ad f. Een klein gebiedje ten oosten van Rijssen kan aangemerkt worden als landschap van de buitenplaatsen. Hier ligt landgoed Oosterhof. Dit is een landhuis met een karakteristiek aangelegd park en parkbos.