direct naar inhoud van Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en kampeermiddelen met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.2.1 ;
  • b. recreatief verblijf in groepsaccommodaties, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie;
  • c. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde;

met daarbij behorende:

  • d. voorzieningengebouwen, waaronder horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding centrum;
  • e. sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal uitsluitend ten behoeve van recreatieve bedrijven;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel, sport- en spelvoorzieningen, dienstverlening en horeca uitsluitend ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;

met dien verstande dat:

  • h. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;
  • i. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan tenzij anders is aangegeven in artikel 19.2.1 ;
  • j. ter plaatse van de aanduiding kampeerterrein en de aanduiding specifieke vorm van recreatie uitgesloten - stacaravans de gronden niet mogen worden gebruikt voor stacaravans;
  • k. ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning uitgesloten mogen de gronden niet gebruikt worden voor recreatiewoningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding park uitsluitend een wandel- en speelbos is toegestaan;
  • m. vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning;
  • n. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
  • o. paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;

met daarbij behorende:

  • p. gebouwen;
  • q. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • r. ontsluiting, paden en wegen;
  • s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • t. groenvoorzieningen en/of erfbeplanting.
19.2 Bouwregels

Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

19.2.1 Gebouwen

Voor alle gebouwen geldt dat deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  41.1 (Bebouwingsgrenzen) met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de met elkaar verbonden vlakken met de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 1 zijn de volgende regels van toepassing:
    • 1. ter plaatse van de volgende adressen is een bedrijfswoning toegestaan;

Adres  
Borkeldsweg 81, Holten  
Postweg 84, Holten  

    • 1. het totaal aantal recreatiewoningen binnen de gehele aanduiding sr-1 mag niet meer bedragen dan 500;

  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 2 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 65, waarvan 30 recreatiewoningen aaneen gebouwd;
  • 3. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 30.

  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 3 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
  • 2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 21;

  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 4 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 0;
  • 2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 28

  • e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 5 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 35.
  • 3. het aantal trekkershutten bedraagt niet meer dan 2

  • f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 6 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 90;
  • 3. het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 45.

  • g. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 7 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
  • 2. stacaravans en recreatiewonigen zijn toegestaan;
  • 3. het aantal trekkershutten bedraagt niet meer dan 3;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding centrum mag 50% van de gronden bebouwd worden.

  • h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 8 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 70.

  • i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 9 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 35.

  • j. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 10 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 30.

  • k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 11 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
  • 2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 280, waarvan niet meer dan 4 recreatiewoningen aaneen mogen worden gebouwd.

  • l. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 12 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 7.

  • m. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 13 zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • 2. het aantal trekkershutten bedraagt niet dan 2;
  • 3. het aantal hooibergwoningen bedraagt niet dan 2;
  • 4. drie groepsaccomodaties met bijbehorende sanitaire ruimtes met een maximale oppervlakte van 1100 m2;
  • 5. één werkplaats met een maximale oppervlakte van 110 m2.

n. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 14 zijn de volgende regels van toepassing:

1. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 3;

o. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 15 zijn de volgende regels van toepassing;

  • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 0;
  • 2. het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 4.

19.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen bij recreatiebedrijven, met uitzondering van een bedrijfswoning, en de daarbij bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen waaronder begrepen horeca, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding centrum;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
19.2.3 Trekkershutten en hooibergwoningen

Voor trekkershutten en hooibergwoningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 36 m2;
  • b. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
19.2.4 Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. het aantal stacaravans mag niet meer bedragen dan het aantal dat artikel 19.2.1is opgenomen;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • d. de afstand tot een andere stacaravan mag niet minder dan 5 m bedragen.
19.2.5 Recreatiewoningen

Voor een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan in artikel 19.2.1is opgenomen;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • d. indien de recreatiewoning plat wordt afgedekt mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte (m) dat de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet meer dan 40° bedragen;
  • g. de inhoud van een recreatiewoning, en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat onderkeldering niet is toegestaan en dat overkappingen al dan niet aangebouwd en bijbehorende bouwwerken al dan niet aangebouwd, meetellen voor inhoudsbepaling van de recreatiewoning;
  • h. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet zijn toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, ook in geval van nieuwbouw worden gehandhaafd;
  • j. het bepaalde onder h is niet van toepassing op vrijstaande bijgebouwen die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • k. de afstand tussen de recreatiewoning en een andere recreatiewoning of een ander gebouw dient minimaal 15 m te bedragen, met dien verstande dat deze afstand bepaling niet geldt voor bestaande geschakelde recreatiewoningen aan de geschakelde zijde ;
  • l. de afstand van de recreatiewoning tot de perceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m, met dien verstande dat deze afstand bepaling niet geldt voor bestaande geschakelde recreatiewoningen aan de geschakelde zijde ;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met l geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
19.2.6 Groepsaccommodatie

Voor groepsaccommodaties gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen tenzij bij de regels anders is aangegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat een grotere inhoud, zoals die bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mag worden;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
19.2.7 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 15º bedragen;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
    • 1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
    • 2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
19.2.8 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
19.2.9 Overige gebouwen

Voor overige gebouwen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere oppervlakte aanwezig is, deze gehandhaafd mag worden.

19.2.10 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfsvoering

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceels- en erfafscheidingen geldt de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:

bouwwerk   hoogte  
verkeers-, sport- en spelvoorzieningen   6 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan   3 m  
19.2.11 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:

bouwwerk   hoogte  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
19.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 19.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    • 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    • 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    • 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  • b. 19.2.7  onder a en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
  • c. 19.2.7 onder d ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  • d. 19.2.8 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.
19.4.1 Afwegingskader

Een in 19.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandshoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. detailhandel;
  • c. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • d. bewoning van bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de verblijfsrecreatieve bedrijfsvoering.
  • e. permanente bewoning;
  • f. kampeerterrein ter plaatste van de aanduidingen sr-1, sr-2, sr-4, sr-11, sr-13, sr-14 en sr-15;
  • g. het gebruik van de (bijgebouwen bij) woningen voor meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden;

19.5.2 Uitzondering op strijdig gebruik

Het in artikel 19.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. lid d voor bewoning dat is ontstaan voor vaststelling van dit bestemmingplan;
  • b. lid e voor de volgende adressen zolang een persoonsgebonden overgangsrecht geldt:
Heideweg 42, Holten  
Heideweg 45, Holten  
Heideweg 51, Holten  
Markeloseweg 10A, Holten  
Postweg 18, Holten  
Postweg 50, Holten  
Postweg 67, Holten  
Postweg 82, Holten  
Postweg 116, Holten  
Vianenweg 5, Holten  
Vianenweg 6A, Holten  
Vianenweg 6B, Holten  
Vianenweg 27, Holten  
Vianenweg 33, Holten  
Vianenweg 34, Holten  
Vianenweg 38, Holten  
Vianenweg 39, Holten  
Vianenweg 45, Holten  
Vianenweg 49, Holten  
Vianenweg 52, Holten  
Vianenweg 59, Holten  
Vianenweg 65, Holten  
Vianenweg 110, Holten  
Vianenweg 129, Holten  
Vianenweg 181, Holten  
Vianenweg 202, Holten  
Vianenweg 230, Holten  
Winkelbergweg 19, Holten  
Winkelbergweg 31, Holten  
Winkelbergweg 36, Holten  
Winkelbergweg 45, Holten  
Brekeldlaan 8B, Rijssen  
Callunaweg 1, Rijssen  
Lichtenbergerweg 4A, Rijssen  

 

19.5.3 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
    • 2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie. 
19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 19.2 ten behoeve van de realisering van groepshuizen met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van een groepshuis niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. het aantal groepshuizen niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepshuizen per park niet meer dan 10 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 4. de groepshuizen bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;
  • b. 19.1 juncto artikel 1.100 (begripsomschrijving woning) en 19.5.1 onder e voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van onder één dak;
    • 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    • 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  • c. 19.5.1  onder g ten behoeve van het gebruik van (bijgebouwen bij) woningen in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    • 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.
19.6.1 Afwegingskader

Een in 19.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.