direct naar inhoud van Regels
Plan: Casterhoven, Deelplan A, Fase 1c
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA1c-vst1

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Casterhoven, Deelplan A, Fase 1c met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA1c-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde zelfstandige ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap en die vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk is

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.6 afhankelijke woonruimte

een deel van de woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd

1.9 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder

1.10 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen
  • b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

1.14 bijgebouw

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap)

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.20 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:

  • a. onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw, dat deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  • b. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
  • c. onder twee-aaneen wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  • d. onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
  • e. onder patiowoning wordt verstaan een woning, waarvan de woonruimten zijn gelegen om of aansluitend aan een onbebouwde onoverdekte met wanden omsloten ruimte
1.21 carport

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal 3 wanden van gebouwen en/of ondersteuningen van het dak

1.22 fictief bouwvlak

het maximale oppervlak op een bouwperceel dat door een hoofdgebouw in beslag mag worden genomen

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.24 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

1.25 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste één schuin hellend dakschild met een helling van ten minste 15° en ten hoogste 75°

1.26 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 meter boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein

1.27 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband

1.28 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse

1.29 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen

1.30 ondergronds

onder peil

1.31 overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand

1.32 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel
  • b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein
1.33 pergola

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn

1.34 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan

1.35 sociale huurwoning

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is

1.36 sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is

1.37 uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is

1.38 voorgevel

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) vaneen hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied

1.39 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen

1.40 woning/wooneenheid

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.41 woon-/werkeenheid

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend

1.42 zijtuin

het bij de woning behorende perceelsgedeelte, dat is gelegen naast de zijgevel, tussen de voor- en achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voortuin

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.5 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. verblijfsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. evenementen;
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

  • a. Evenementen
    Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
    • 2. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaalcultureel vlak;
    • 3. het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken als bedoeld in artikel 7.1.
  • b. Parkeervoorzieningen
    Wat betreft de parkeervoorzieningen is mede artikel 9.1 van toepassing.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wegen, straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. evenementen;
  • g. beeldendekunstvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
 

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

  • a. Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
    Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
    • 5. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.
  • b. Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
    Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, kan uitsluitend worden toegestaan, indien een omgevingsvergunning zoals genoemd in 5.5.1 wordt verleend.
  • c. Woon-/werkeenheid
    Een woon-/werkeenheid kan uitsluitend worden toegestaan, indien een omgevingsvergunning zoals genoemd in 5.5.2 wordt verleend.
  • d. Parkeervoorzieningen
    Wat betreft de parkeervoorzieningen is artikel 9.1 mede van toepassing.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Het aantal woningen bedraagt maximaal 60.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lanen'
  • 1. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen in de vorm van woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' en 'twee-aaneen'.
  • 2. De voorgevel van een hoofdgebouw wordt naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gericht en heeft een overwegende oostwest-oriëntatie.
  • 3. De afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot een (ontsluitings)weg mag niet minder bedragen dan 3 meter.
  • 4. De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 3 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen' aan één zijde van de woning: 2 meter.
  • 5. De bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 15 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 12 meter.
  • 6. De afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens mag niet minder bedragen dan 8 meter.
  • 7. De breedte van de voorgevel van een woning mag niet meer bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van minder dan 30 meter: 12 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van meer dan 30 meter: 15 meter;
    • c. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 10 meter.
  • 8. De goothoogte mag niet minder bedragen dan 5 meter en niet meer dan 7 meter.
  • 9. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • 10. Hoofdgebouwen moeten voorzien worden van een kap waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 40°.
  • 11. Voor de sub 1 genoemde hoofdgebouwen wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, dan nadat afdoende is verzekerd dat de erfafscheidingen vóór de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw en op de zijdelingse perceelgrenzen die grenzen aan het openbare gebied op uniforme wijze, hetzij gebouwd (met in acht name van het bepaalde in 5.2.6) hetzij in de vorm van hagen, worden gerealiseerd.
b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - singels'
  • 1. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen in de vorm van woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'. Daarbij is een afwisseling van bebouwingstypen verplicht, wat wordt vastgelegd in het in 9.1 genoemde inrichtingsplan.
  • 2. De voorgevel dan wel de achtergevel van een hoofdgebouw wordt evenwijdig aan de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gebouwd.
  • 3. De afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot een (ontsluitings)weg mag niet minder bedragen dan 3 meter.
  • 4. De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 3 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen' aan één zijde van de woning: 2 meter.
  • 5. De bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 15 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 12 meter;
    • c. bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 10 meter.
  • 6. De afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens mag niet minder bedragen dan 8 meter.
  • 7. De breedte van de voorgevel van een woning mag niet meer bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van minder dan 30 meter: 12 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van meer dan 30 meter: 15 meter;
    • c. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 10 meter;
    • d. bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 8 meter.
  • 8. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter en de bouwhoogte niet meer dan 11 meter.
  • 9. Hoofdgebouwen moeten voorzien worden van een kap.
  • 10. Voor de sub 1 genoemde hoofdgebouwen die geheel of gedeeltelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uniforme erfafscheiding' worden gerealiseerd wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, dan nadat afdoende is verzekerd dat de erfafscheidingen vóór de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw en op de zijdelingse perceelgrenzen die grenzen aan het openbare gebied op uniforme wijze, hetzij gebouwd (met in acht name van het bepaalde in 5.2.6) hetzij in de vorm van hagen, worden gerealiseerd.
c ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woonvelden'
  • 1. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen in de vorm van woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'aaneengebouwd' en 'patiowoning'. Daarbij moet ten minste 70% van de woningen in de bebouwingstypen 'aaneengesloten' en 'patiowoning' worden gebouwd, wat wordt vastgelegd in het in 9.1 genoemde inrichtingsplan.
  • 2. De afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot een (ontsluitings)weg mag niet minder bedragen dan 3 meter.
  • 3. De bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 15 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 12 meter;
    • c. bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 10 meter.
    • d. bij woningen in de bouwwijze 'patiowoning': 12 meter.
  • 4. De afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens mag niet minder bedragen dan 8 meter.
  • 5. De breedte van de voorgevel van een woning mag niet meer bedragen dan:
    • a. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van minder dan 30 meter: 12 meter;
    • b. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van meer dan 30 meter: 15 meter;
    • c. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 10 meter;
    • d. bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 8 meter;
    • e. bij woningen in de bouwwijze 'patiowoning': 15 meter.
  • 6. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter en de bouwhoogte niet meer dan 11 meter. Bij de bouwwijze 'patiowoningen' gelden de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte voor ten hoogste 80 m² van het hoofdgebouw; voor het overige deel van het hoofdgebouw geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 4 meter.
  • 7. Hoofdgebouwen van woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' moeten voorzien worden van een kap.
  • 8. Voor de sub 1 genoemde hoofdgebouwen die geheel of gedeeltelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uniforme erfafscheiding' worden gerealiseerd wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, dan nadat afdoende is verzekerd dat de erfafscheidingen vóór de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw en op de zijdelingse perceelgrenzen die grenzen aan het openbare gebied op uniforme wijze, hetzij gebouwd (met in acht name van het bepaalde in 5.2.6) hetzij in de vorm van hagen, worden gerealiseerd.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen het fictieve bouwvlak als daarbuiten worden gebouwd, met dien verstande dat deze op niet minder dan 3 meter achter de voorgevellijn van het betreffende hoofdgebouw worden gebouwd.
  • b. Voor de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken gelegen buiten het fictieve bouwvlak geldt het volgende:
    • 1. indien de oppervlakte van het bouwperceel minder bedraagt dan 200 m², dan bedraagt de bebouwde oppervlakte per bouwperceel maximaal 60 m²;
    • 2. indien de oppervlakte van het bouwperceel minimaal 200 m² bedraagt, maar minder dan 1000 m², dan bedraagt de bebouwde oppervlakte per bouwperceel maximaal 90 m²;
    • 3. indien de oppervlakte van het bouwperceel 1000 m² bedraagt of meer, dan bedraagt de bebouwde oppervlakte per bouwperceel maximaal 120 m².
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat niet meer dan 50% van de gronden buiten het fictieve bouwvlak mogen worden bebouwd.
  • d. In afwijking op het bepaalde onder b en c geldt dat bij de bouwwijze 'patiowoningen' geen maximaal bebouwingspercentage van toepassing is, met dien verstande dat tenminste 20 m² van het bouwperceel onbebouwd dient te blijven.
  • e. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter. Indien het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, maar nooit meer bedragen dan 5 meter.
  • f. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • g. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken die worden gesitueerd op de gronden vóór de voorgevellijn van het betreffende hoofdgebouw of aan de zijkant van de woning op een afstand van minder dan 5 meter achter de voorgevellijn gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel tot een maximum van 4 meter;
    • 3. indien een bijbehorend bouwwerk in de zijtuin wordt gesitueerd, mag de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedragen dan 2 meter;
    • 4. de afstand tot het openbare gebied mag niet minder bedragen dan 3 meter.
5.2.4 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen of gebouwen die ten dele ondergronds worden gebouwd gelden de volgende regels:

  • a. Ondergrondse gebouwen (zoals kelders) zijn uitsluitend toegestaan binnen het fictieve bouwvlak en op de locaties waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.
  • b. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
5.2.5 Carports

Voor het bouwen van carports, voor zover deze buiten het fictieve bouwvlak en buiten de locaties waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, gelden de volgende regels:

  • a. De carport wordt op niet minder dan 1 meter achter de voorgevellijn van het betreffende hoofdgebouw gesitueerd.
  • b. De hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte mag per carport niet meer bedragen dan 20 m².
  • d. Er is maximaal één carport toegestaan in het gebied buiten het fictieve bouwvlak en buiten de locaties waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen en carports, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het fictieve bouwvlak en op de locaties waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, buiten het fictieve bouwvlak en buiten de locaties waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van speeltoestellen niet meer bedragen dan 4 meter.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1,8 meter, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lanen' waar de hoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 0,6 meter en niet meer dan 1 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b mag de hoogte van pergola's niet meer bedragen dan 2,5 meter.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a en b mag de hoogte van vlaggenmasten niet meer bedragen dan 6 meter.
  • g. Voor zwembaden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan op de locaties waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1,2 meter;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter.
5.2.7 Overschrijding fictief bouwvlak ondergeschikte bouwdelen

Overschrijding van het fictieve bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 1 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken bouwwijze

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 5.2.2 onder a, teneinde woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd' toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De afwijkende bouwwijze is opgenomen in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan en beeldkwaliteitplan.
    • 2. Voldaan wordt aan het in 5.2.1 opgenomen maximum aantal woningen.
    • 3. Ten hoogste drie woningen aaneen worden gebouwd.
    • 4. Voorts de volgende aanvullende bouwregels in acht worden genomen:
      • De bouwdiepte van de woningen mag niet meer bedragen dan:
        - bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 10 meter.
      • De breedte van de voorgevel mag niet meer bedragen dan:
        - bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 8 meter.
  • b. van het bepaalde in 5.2.3 onder e, teneinde een goothoogte van 3,3 meter toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De afwijking is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan het Bouwbesluit.
    • 2. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
    • 3. Het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
5.3.2 Afwijking situering carport

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.5 onder a, teneinde een carport op een kortere afstand achter de voorgevellijn of vóór de voorgevellijn te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Indien al een carport in de directe omgeving aanwezig is, wordt bij voorkeur een gelijke situering aangehouden, tenzij één van onderstaande voorwaarden aanleiding vormt voor een andere situering.
  • b. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • c. Het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • d. Er vindt geen aantasting plaats van de verkeersveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Parkeren op eigen terrein

Bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen wordt op het bouwperceel ruimte gereserveerd voor ten minste 1 parkeerplaats.

5.4.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, of woon-/werkeenheid.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.2 onder b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. Maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. Degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
  • c. Het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
  • d. De activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving.
  • e. Er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • f. Er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.
5.5.2 Afwijking woon-/werkeenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken als bedoeld in 5.4.2 onder c, teneinde een woon-/werkeenheid toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. Maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdieping) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 75 m² mag worden gebruikt voor de woon-/werkeenheid.
  • b. Degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
  • c. Het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
  • d. De activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving.
  • e. Er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • f. Er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijking evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de planregels teneinde binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. Er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn.
  • b. De aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen.
  • c. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • d. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

7.2 Afwijking maten en grenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

7.3 Afwijkingsvoorwaarden

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde bestemmingsgrenzen te verschuiven indien dit noodzakelijk is voor een goede stedenbouwkundige inrichting van het plangebied, mits:

  • a. de verschuiving niet meer bedraagt dan 5 meter;
  • b. overigens de regels van het plan in acht worden genomen.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Voorwaardelijke verplichting

Voor de in voorliggend plan toegestane bouwwerken wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, en worden de werken en werkzaamheden niet eerder uitgevoerd dan nadat burgemeester en wethouders een inrichtingsplan hebben goedgekeurd, dat in hoofdlijnen voldoet aan de hoofdlijnen van het Structuurplan Casterhoven en waarin ten minste zijn opgenomen:

  • a. parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het volgende aantal parkeerplaatsen te worden gerealiseerd:
    • 1. rijwoningen: 1,7 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. twee-onder-een-kap-woningen, geschakelde woningen, patiowoningen, waterwoningen en gestapelde woningen: 1,9 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. vrije/particuliere kavels: 2,2 parkeerplaatsen per woning;
  • b. groenvoorzieningen met een oppervlakte van niet minder dan 6,5% van het plangebied;

en vergezeld gaat van een beeldkwaliteitplan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Casterhoven, Deelplan A, Fase 1c'