Plan: | Ottobrugge Kerkewal ong. Opheusden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1740.boOPKerkewalA-bsl1 |
Ten zuiden van de kern van Opheusden is de boomkwekerij van de firma Willemsen gevestigd. Een aanzienlijk deel van de gronden van de kwekerij ligt ten zuiden van de Linge. Om deze gronden (met landbouwmachines) te bereiken dient, in verband met het eenrichtingsverkeer op de Parallelweg, te worden omgereden door de kern Opheusden. Dit gebeurt via de Smachtkamp, Fazantstraat en Dalwagenseweg. Deze situatie is niet ideaal (tijdverlies door omrijbewegingen, landbouwverkeer door het dorp). De initiatiefnemer heeft daarom het plan opgevat om een nieuwe brug over de Linge te realiseren. De gemeente heeft aangegeven wel te willen meewerken aan realisatie van deze brug.
Realisatie van de nieuwe brug over de Linge is echter in strijd met het geldende planologisch regime ter plaatse. In de afbeelding is de globale ligging van het plangebied aangegeven.
Globale ligging plangebied ten zuiden van Opheusden (bron: openstreetmap)
Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunningaanvraag.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de bestemmingsplannen 'Buitengebied Dodewaard en Echteld', vastgesteld op 30 mei 2013 en 'Buitengebied Kesteren', vastgesteld op 8 april 2014. Het plangebied ligt op de grens van beide bestemmingsplannen. Op de locatie van de te realiseren brug gelden de bestemmingen "Agrarisch" uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Kesteren' en "Water" en "verkeer" uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld. Verder gelden er diverse dubbelbestemmingen en aanduidingen.
Uitsnede onderliggend bestemmingsregime met globale ligging plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In principe wordt de nieuwe brug enkel gebruikt door het naastgelegen bedrijf om de percelen ten zuiden van de Linge te bereiken. Er ligt echter de wens om de brug ook voor (recreatief) langzaam verkeer te gebruiken. Binnen de bestemming Water is realisatie van een dergelijke brug niet mogelijk. Om de brug te realiseren is daarom een projectafwijkingsprocedure nodig. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing is onderdeel hiervan.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het initiatief aan bod. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tot slot bevat hoofdstuk 5 een conclusie van het initiatief.
Het plangebied is gelegen over de Linge, ten zuiden van Opheusden. Het maakt onderdeel uit van het buitengebied, waar boomkwekerijen het landschap bepalen. Op de luchtfoto is dit te zien.
In de luchtfoto zijn duidelijk de Linge alsook de spoorlijn Arnhem-Geldermalsen te zien. Langs de spoorlijn ligt de Parallelweg, waaraan woningen en bedrijven gevestigd zijn. Langs de Linge ligt de Kerkewal, dit is een doodlopende weg die dient ter ontsluiting van de agrarische percelen. De Kerkewal heeft een vrij smal profiel, gericht op landbouwverkeer en langzaam verkeer.
Luchtfoto met globale ligging plangebied (bron: Bing Maps)
Aan de Parallelweg ten noorden van het plangebied is de boomkwekerij Willemsen BV gevestigd. Dit bedrijf is ook eigenaar van gronden ten zuiden van de Linge. Om deze percelen te kunnen bereiken, moet het landbouwverkeer in de huidige situatie omrijden. Dit kan niet altijd via de Parallelweg, omdat er hier sprake is van eenrichtingsverkeer (in oost-westelijke richting). Het is mogelijk om van de zuidelijke percelen terug te rijden naar het bedrijf, maar om juist van het bedrijf naar deze percelen te rijden, dient omgereden te worden via de kern van Opheusden. Dit is een ongewenste situatie, zowel vanuit bedrijfseconomisch perspectief als vanuit het perspectief van overlast (o.a. verkeersveiligheid) voor omwonenden.
In het verleden lag er op deze plek een eenvoudige overspanning, die in de volksmond de "Ottobrugge" genoemd werd.
Het initiatief omvat de realisatie van een nieuwe brug over de Linge. Bijgevoegde afbeelding geeft de exacte ligging van de brug weer.
Situatietekening brug (bron: van Zeist bouwkundig ontwerp- en adviesbureau BV)
Op de afbeeldingen hierna (onderdeel van de bouwtekening van de vergunningaanvraag) is het ontwerp van de brug te zien.
Ontwerptekening brug (bron: van Zeist bouwkundig ontwerp- en adviesbureau BV)
De landschappelijke impact van de brug is beperkt. Het ontwerp is utilitair en eenvoudig. Het is de intentie om de brug ook voor recreatief medegebruik in te zetten en onderdeel te laten worden van een recreatieve route (bijvoorbeeld een klompenpad). Dit laatste moet echter nog uitgewerkt worden. De brug is voldoende breed (circa 6 meter), zodat er geen problemen ontstaan als fietsers/wandelaars het landbouwverkeer moeten passeren.
De doorvaarthoogte onder de brug is 1.25 meter, dit is voldoende voor kanovaarders en komt overeen met de doorvaarthoogte verderop onder Betuwelijn en A15. Dit levert dus geen nieuwe beperkingen op voor het recreatief medegebruik van de Linge.
De technische uitwerking, de aansluiting op de oevers, sonderingen, en dergelijke, zijn alle besproken met het Waterschap Rivierenland. Het waterschap is akkoord met het voorstel.
Het realiseren van de brug betreft een kleinschalig initiatief met een geringe impact op de omgeving. Het Rijks- en provinciale beleid bieden geen aanknopingspunten die voor onderhavig initiatief aan de orde zijn.
Wel kan gesteld worden dat het initiatief aanhaakt op het gemeentelijk beleid ten aanzien van het stimuleren van initiatieven omtrent recreatie. Reden om mee te werken aan dit initiatief. In de Structuurvisie Neder-Betuwe (vastgesteld 17 juni 2010) staat het volgende:
"Kleine inspanningen zoals het openstellen van een fiets- of wandelpad door de landerijen, (...) kan van grote waarde zijn voor de kwaliteit van de recreatie en de relatie met de agrarische sector."
"Naast een regionale recreatieve structuur is er daarom ook aandacht nodig voor een lokale recreatieve structuur in de directe omgeving van de verschillende dorpen, zoals dorpsommetjes."
Het realiseren van een route die ook toegankelijk is voor langzaam verkeer waarbij gebruik wordt gemaakt van de nieuwe brug, past gezien de hiervoor beschreven aspecten in de Structuurvisie Neder-Betuwe.
Voor wat betreft de randvoorwaarden geldt dat de aspecten op het gebied van milieu (bodem, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, externe veiligheid, etc.) gezien de functie en de kleinschaligheid van het initiatief, niet aan de orde zijn. Wel vragen de aspecten water, verkeer en ecologie nog nadere aandacht. Deze aspecten zijn samen met het aspect cultuurhistorie en archeologie hierna verder uitgewerkt. Ook komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Planspecifiek
Het plan voor realisatie van de brug is besproken met het Waterschap Rivierenland. Daarbij zijn alle technische aspecten aan de orde gekomen, zoals de exacte positie van de bruggenhoofden en bijbehorende sonderingen. Het waterschap is akkoord met de realisatie en de uitvoering van de brug en heeft de benodigde vergunning verleend. Het initiatief is daarmee uitvoerbaar op het gebied van water.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
In onderhavig plan gaat het om realisatie van een brug. Hierdoor worden de landerijen ten zuiden van de Linge en de Kerkewal beter bereikbaar voor landbouwverkeer. Er hoeft immers, om de landerijen te bereiken, niet meer te worden omgereden via de kern van Opheusden. Dit levert op alle fronten (zowel op bedrijfseconomisch vlak als op het vlak van de verkeersveiligheid/-overlast) een verbetering op ten opzichte van de bestaande situatie.
De afwikkeling van het (landbouw)verkeer vindt plaats over de Kerkewal. Dit is een relatief smalle weg, bedoeld voor landbouwverkeer en langzaam verkeer (wandelaars, recreatief). Het is een doodlopende weg, de verkeersintensiteit is zeer beperkt. De Kerkewal zal door het realiseren van de brug wat sterker worden belast door (landbouw)verkeer vanaf de boomkwekerij richting het oosten. Verkeer vanuit oostelijke richting naar de boomkwekerij kan van de huidige route via de Parallelweg gebruik blijven maken. Hierdoor hoeft het verkeer van en naar de kwekerij elkaar niet op de Kerkewal te kruisen. Er zijn geen aanpassingen aan de Kerkewal voorzien.
Het is de bedoeling om de brug tevens onderdeel te laten zijn van een recreatieve route voor langzaam verkeer. De brug is door de breedte (circa 6 meter) geschikt om elkaar te passeren, zodat gevaarlijke verkeerssituaties kunnen worden voorkomen. Realisatie van de route voor langzaam verkeer (wellicht in de vorm van een klompenpad) wordt in een later stadium uitgewerkt en valt buiten de scope van deze ruimtelijke onderbouwing. Het ontwerp van de brug houdt hier echter al wel rekening mee.
Gezien de bovenstaande aspecten is het plan uitvoerbaar op het gebied van verkeer.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede gegeven van de begrenzing van de nabijgelegen natuurgebieden. De dichtstbijzijnde natuurgebieden liggen in de uiterwaarden ten noorden van Opheusden. De Linge vormt geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Invloed van het project op Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.
Begrenzing omliggende natuurgebieden (bron: www.synbiosys.alterra.nl)
Qua soortenbescherming kan gesteld worden dat er geen gebouwen of houtopstanden verdwijnen waarin zich mogelijk (leefgebieden van) beschermde soorten bevinden. Wel dient er voor de brug een ingreep plaats te vinden aan de oevers van de Linge. Deze ingreep is echter beperkt en is samen met het waterschap uitgewerkt. Bij het realiseren van het bouwwerk worden de gebruikelijke richtlijnen in het kader van de zorgplicht in acht genomen; beschermde soorten mogen niet in het broedseizoen worden gestoord. Aan dit laatste zal worden voldaan.
De uitvoerbaarheid van het initiatief op het gebied van ecologie is daarmee aangetoond.
In elk ruimtelijk plan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
Archeologie
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.
Planspecifiek
Aanleg van de nieuwe brug heeft een zeer beperkte invloed op het omliggende landschap. Hoewel dit op oudere kaarten niet direct zichtbaar is, is er volgens betrokkenen bij het plan eerder sprake geweest van een overspanning op deze locatie. Deze brug, die feitelijk bestond uit weinig meer dan een grote plank, heette in de volksmond de Ottobrugge. Realisatie van de nieuwe brug doet recht aan deze oorspronkelijke situatie. Bovendien kan de brug een bijdrage leveren aan het recreatief routenetwerk in de omgeving, die fietsers en wandelaars bewust maakt van de cultuurhistorie van het landschap.
In de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen gelden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4" en "Waarde - Archeologie 5", die mede bestemd zijn voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. Voor het plaatsen van de brug dienen bruggenhoofden gerealiseerd te worden. De grootte van deze bruggenhoofden is beperkt en valt ruim binnen de vrijgestelde oppervlakte van bouwwerken waarvoor een onderzoek benodigd is. Het archeologisch bodemarchief komt door de realisatie van de brug niet in gevaar.
Concluderend kan gesteld worden dat het initiatief uitvoerbaar is op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een projectbesluit dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
Voor dit initiatief is er een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. Uitvoering van het initiatief is daarmee anderszins verzekerd en het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Onderhavig initiatief omvat een wenselijke verbetering de bereikbaarheid van de agrarische percelen ten zuiden van de Linge. Tevens biedt het een meerwaarde voor de ontwikkeling van het recreatief routenetwerk in de gemeente. Met deze ontwikkeling worden geen ruimtelijke belangen geschaad. Ook conflicteert het initiatief niet met het vigerende beleid. Het plan wordt daarmee uitvoerbaar geacht.