Plan: | Buitengebied, Bredeweg 69, Randwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0290BUITbredeweg69-VSG1 |
Initiatiefnemer is eigenaar van het perceel aan de Bredeweg 69 te Randwijk. Het plangebied staat bekend als "Hofstede Het Klaphek". Op deze locatie heeft de initiatiefnemer het voornemen om de twee feitelijk aanwezige woningen in de boerderij te behouden en daarnaast de toegestane bedrijfswoning en twee zorgwoningen te herbestemmen tot drie reguliere woningen. De bestaande schuur naast de boerderij blijft hierbij in gebruik voor trainingen, workshops, lichte horeca en de bed en breakfast. Verder zal het bestaande bijgebouw op deze locatie gesloopt worden.
De twee woningen in de boerderij zijn op dit moment al toegestaan onder het algemene overgangsrecht. De drie andere reguliere woningen zullen niet voor een toevoeging van het aantal woningen op het plangebied zorgen, aangezien hier planologisch al een bedrijfswoning en twee zorgwoningen zijn toegestaan. Feitelijk zijn deze woningen echter nog niet gerealiseerd. Verder wordt de bestaande hooiberg behouden en als bijgebouw bij de woningen gebruikt. Verder worden er geen nieuwe bijgebouwen opgericht.
De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen de regels van het huidige bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is dus een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan geeft hier invulling aan en geeft de kaders aan waarbinnen de gewenste functies worden toegestaan.
Het plangebied ligt aan de Bredeweg 69 te Randwijk. Randwijk is een dorp met circa 1500 inwoners gelegen in de gemeente Overbetuwe. Het plangebied ligt in het buitengebied van Randwijk, ten zuidwesten van de kern. In het noorden wordt het plangebied begrensd door de naastgelegen agrarische percelen. In het zuiden wordt de grens gevormd door de Bredeweg en de N837/Nijburgsestraat.
Het perceel heeft een oppervlakte van circa 11.385 m2. Hieronder in figuur 1.1 zijn de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging en globale begrenzing plangebied aan de Bredeweg 69 (bron: Google Maps) |
Voor de planlocatie Bredeweg 69 geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (30 april 2014). In dit bestemmingsplan zijn in het plangebied de bestemmingen 'Cultuur en ontspanning' en 'Groen' (noordelijke strook plangebied) opgenomen. Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is een functieaanduiding 'creativiteitscentrum' opgenomen ter plaatse van de huidige boerderij. Daarnaast is er binnen deze bestemming de functieaanduiding 'wonen' opgenomen ter plaatse van de locatie van de eerder voorgenomen bedrijfswoning met zorgwoningen en is er een functieaanduiding voor de technische ruimte opgenomen. Voor een deel van de bestemmingen 'Cultuur en ontspanning' en 'groen' is een aanduiding voor bijgebouwen opgenomen. Aan de zuidoostzijde van het plangebied ligt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' en in het noordwesten de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'.
Een uitsnede van de verbeelding van het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is weergegeven in figuur 1.2.
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. De gronden binnen het plangebied die hiermee zijn aangewezen zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Initiatiefnemer heeft het voornemen om twee woningen mogelijk te maken in de bestaande boerderij en drie reguliere woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Aangezien ter plaatse van de bestaande boerderij alleen de aanduiding 'creativiteitscentrum' is opgenomen, zijn woningen niet toegestaan conform de gebruiksregels van het vigerende bestemmingsplan. De woningen vallen nu onder het overgangsrecht. Binnen de aanduiding 'wonen' zijn slechts een bedrijfswoning en twee zorgwoningen toegestaan. Reguliere woningen zijn hier niet toegestaan.
Om bovenstaande redenen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij zal de bestemming 'Wonen' worden opgenomen. De functies van het 'creativiteitscentrum' in de boerderij blijven ook behouden.
Figuur 1.2: Uitsnede huidig bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied (rood omrand) |
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan gevolgde procedure beschreven.
Het plangebied aan de Bredeweg 69 staat ook wel bekend als "Hofstede Het Klaphek". Eerder is een procedure doorlopen om de functies op dit perceel te verbreden. Op het perceel staan een boerderij (Rijksmonument) en enkele schuren/bijgebouwen. De bebouwing wordt in de huidige situatie gebruikt als creatief centrum met verschillende functies, waaronder een bed en breakfast (B&B), een kattenpension, een kunstcentrum (waar trainingen en workshops worden gehouden), een bronsgieterij en kleinschalige lichte horeca. De omgeving rondom deze bebouwing is voornamelijk natuurlijk ingericht met grasland, struiken, hagen en bomen. Aan de noordwestkant van het perceel is een watergang aanwezig. Daarnaast wordt in de Rijksmonumentale boerderijen in de huidige situatie al gewoond (twee woningen).
Naast deze feitelijk aanwezige functies en bebouwing, laat het vigerende bestemmingsplan ook twee (niet-zelfstandige) zorgwoningen en een bedrijfwoning toe binnen een opgenomen bouwvlak aan de zuidoostzijde van het plangebied. Het gebied wordt ontsloten via een inrit, die aansluit op de Bredeweg. Daarnaast kan er op twee locaties op eigen terrein geparkeerd worden: op het binnenterrein aan de voorzijde van de boerderijen en op het achterterrrein tussen enkele hagen aan de Bredeweg.
Een foto en een vogelvluchtweergave van het plangebied in de huidige situatie zijn weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1: Huidige situatie plangebied in beeld, boven: zicht vanaf de Bredeweg, onder: weergave in vogelvlucht vanuit noordoostelijke richting |
De initiatiefnemer wil drie woningen aan de zuidoostzijde van het plangebied realiseren en de twee woningen binnen de bestaande boerderijen behouden. De drie nieuwe woningen zullen binnen het bestaande bouwvlak op deze locatie gerealiseerd worden. Hierbij worden de bestaande bouwregels van dit bouwvlak gerespecteerd en zal dus een maximale bouwhoogte van 9,5 meter gelden en een maximale goothoogte van 6 meter. Om deze woningen mogelijk te maken, zal het bestaande gebouw op deze locatie, dat gebruikt wordt als kattenpension, gesloopt worden.
Voor de twee wooneenheden in de boerderijen is geen sloop of nieuwbouw noodzakelijk. Deze twee woningen vallen onder het overgangsrecht en zullen met dit bestemmingsplan positief worden bestemd. De huidige gebouwen met bijbehorende goot- en bouwhoogten blijven behouden. De ontwikkeling ziet binnen deze bebouwing alleen op het toestaan van de twee bestaande woningen, naast het huidige gebruik als creatief centrum en overige zakelijke dienstverlening.
De ontsluiting van het plangebied zal niet wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. De bestaande parkeerplaatsen wordt in stand gehouden. Daarnaast worden er enkele parkeerplaatsen toegevoegd (zie figuur 3.1), waarvan de aanleg door middel van een voorwaardelijke verplichting wordt geborgd in dit bestemmingsplan. Het perceel is al landschappelijk ingepast. De inpassing wordt in stand gehouden. Dit wordt door een voorwaardelijke verplichting in de planregels geborgd. Hierdoor wordt verzekerd dat de erfinrichting en beplanting, zoals aangegeven in figuren 3.1, behouden blijven. Op die manier blijft er sprake van voldoende ruimtelijke kwaliteit op de planlocatie.
Figuur 3.1: Inrichtingsplan |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt, gezien de aard van de wijzigingen, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij nationale belangen gemoeid zijn. De ontwikkelingen conflicteren niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Er is uitsluitend sprake van lokale ontwikkelingen, waarbij er in principe geen nationale belangen in het geding zijn. Met betrekking tot het thema elektriciteitsvoorziening zijn in het Barro nog geen regels opgenomen. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of
zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven, dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Ook moet een motivering worden opgenomen dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt: “De toelichting bij een
bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van
de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt
buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied
in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In dit geval is er juridisch-planologisch namelijk geen sprake van een toevoeging van extra woningen. De twee woningen in de monumentale boerderij vallen onder het overgangsrecht en behoren daarom in de huidige situatie al tot de bestaande woningvoorraad. De drie grondgebonden woningen in het nog te realiseren woongebouw, zijn in het huidige bestemmingsplan toegestaan in de vorm van een bedrijfswoning en twee zorgwoningen. Het aantal wooneenheden neemt in planologisch opzicht dan ook niet toe. Voor het nieuwe woongebouw wordt bovendien gebruik gemaakt van het bestaande bouwvlak en worden de huidige toegestane hoogten gerespecteerd. Er wordt verder geen nieuwe bebouwing toegestaan. Het ruimtebeslag neemt met de voorgenomen ontwikkelingen dan ook niet toe. Ook om die reden is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld. Het actuale beleid is opgenomen in de geconsolideerde versie van januari 2018. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het bestemmingsplan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. In januari 2018 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening gepubliceerd.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Het plangebied ligt geheel of gedeeltelijk binnen de volgende aanduidingen:
Verder is het thema 'wonen' uit de Omgevingsverordening van belang. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020.
De ontwikkeling past kwantitatief in het woonprogramma, aangezien er in planologisch opzicht geen extra woningen worden toegevoegd op de planlocatie. Enerzijds omdat de twee woningen in de monumentale boerderij al zijn toegestaan onder het overgangsrecht en anderzijds omdat de drie woningen in het nog te realiseren woongebouw al zijn toegestaan in de vorm van een bedrijfswoning en twee zorgwoningen. Daarom is er geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Ook in kwalitatief opzicht is het plangebied een geschikte woonlocatie vanwege de goed bereikbare ligging nabij de bebouwde kom van Randwijk.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.
In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.
Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch toestaan van slechts 5 woningen. In de huidige situatie zijn in het plangebied al 5 wooneenheden toegestaan, waarvan twee op basis van het overgangsrecht. Er wordt geen extra bebouwing mogelijk gemaakt ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Er zijn geen uitgangspunten in de Toekomstvisie+ beschreven, die strijdig zijn met deze ontwikkeling. Het initiatief zorgt niet voor aantasting van karakteristieke kwaliteiten of van de omgeving. De locatie is zorgvuldig landschappelijk ingepast en dat blijft het geval. Met het initiatief kan bovendien de cultuurhistorisch waardevolle Rijksmonumentale boerderijbebouwing worden behouden. Omdat verdere verstening van het erf kan leiden tot aantasting van de karakteristieke kenmerken van de omgeving én van de zichtbaarheid en belevingswaarde van de monumentale bebouwing, is nieuwe bebouwing naast het woongebouw en een technische ruimte, niet wenselijk. Dit wordt in de planregels dan ook uitgesloten.
Conclusie
De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden toegestaan, zijn passend binnen de Toekomstvisie+.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.
Beoordeling
De ontwikkeling past in het kwantitatieve woonprogramma, aangezien er planologisch geen woningen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad. Enerzijds omdat de twee woningen in de Rijksmonumentale boerderij nu al zijn toegestaan op basis van het overgangsrecht en anderzijds omdat de drie woningen in het nog te realiseren woongebouw al zijn toegestaan (een bedrijfswoning en twee zorgwoningen).
De planlocatie ligt in een relatief dichtbebouwd deel van het buitengebied, nabij de kern Randwijk. Het plangebied is goed bereikbaar en is een geschikte woonlocatie. Omdat gebruik wordt gemaakt van een bestaand bouwperceel en er wordt gebouwd binnen de huidige bebouwingscontouren, is er ook sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik. Het plan voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Conclusie
Het planvoornemen past in het gemeentelijk woningbeleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Met deze ruimtelijke onderbouwing worden 5 woningen mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van het feit of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. moet getoetst worden of er sprake is van nadelige milieugevolgen en moet wanneer hier sprake van is een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen worden.
Beoordeling
De voorgenomen activiteit komt niet voor als activiteit in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r., omdat er geen sprake is van een toevoeging van het aantal woningen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Om deze reden is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er worden geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt. Er is daarom geen m.e.r.(beoordelings-)procedure noodzakelijk en er hoeft geen vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone. De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg.
De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB (Lden). Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient middels een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt in totaal 5 woningen mogelijk op het perceel Bredeweg 69 te Randwijk. Hoewel er in planologisch opzicht geen extra woningen worden toegevoegd, is de akoestische situatie in het plangebied met het oog op een goede ruimtelijke ordening en de borging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in beeld gebracht.
Op 26 mei 2008 heeft DGMR een onderzoek uitgevoerd voor de eerder voorgenomen bedrijfswoning en twee zorgwoningen in het zuidoosten van het plangebied (Bijlage 1). Dit onderzoek kan voor de drie reguliere woningen, zoals voorzien in dit bestemmingsplan, gebruikt worden. Dat wordt hierna toegelicht. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek vermeld, voor de gehele onderzoeksrapportage wordt verwezen naar de bijlagen.
De geluidsbelasting van de woningen vanwege de Bredeweg bedraagt op alle onderzochte punten minder dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Vanwege de Nijburgsestraat wordt ter plaatse van de zuidoostgevel de voorkeursgrenswaarde met ten hoogste 2 dB overschreden. Ter plaatse van de overige gevels wordt wel voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Uit de rekenresultaten volgt dat de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de Nijburgestraat en de Bredeweg tezamen maximaal 54 dB bedraagt. Om aan de binnenwaarde van 33 dB te kunnen voldoen, dient de geluidwering van de gevel ten minste 21 dB te bedragen. Bij de bouwaanvraag moet hiermee rekening worden gehouden. Voor de drie woningen is in het kader van de eerder doorlopen planologische procedure een hogere waarde vastgesteld.
Het onderzoek is uitgevoerd in 2008. Uit recente verkeersgegevens van de Provincie Gelderland blijkt dat de verkeersintensiteit tussen 2008 en 2017 met 13% is afgenomen (gemeten op de N837, telvak 03, Nijenburgsestraat - Heldringstraat, zie onderstaande tabel). Daarnaast is het asfalt vernieuwd, wat een positief effect heeft op de gevelbelasting. Om deze reden kan worden gesteld, dat het akoestisch klimaat ten opzichte van de onderzochte situatie is verbeterd en het aannemelijk is, dat op dit moment geen sprake meer is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met 2 dB op de zuidoostgevel. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voor de drie woningen dan ook voldoende gewaarborgd.
Figuur 5.1: Afname verkeersintensiteit 2008-2017 |
De twee woningen in de huidige boerderij staan verder van de N837 verwijderd. Daarnaast wordt het verkeersgeluid van deze weg in de toekomstige situatie voor een deel geblokkeerd door het woongebouw met de drie nieuwe woningen aan de zuidoostzijde. De geluidsuitstraling die door de N837 wordt gevormd, zal dus lager zijn op de gevels van deze twee woningen dan op die van de drie woningen aan de zuidoostzijde. Wel staan de twee woningen dichter bij de Bredeweg dan de genoemde drie woningen. In het onderzoek van DGMR blijkt, dat de gevelbelasting van de drie woningen aan de zuidoostzijde vanwege de Bredeweg op alle punten ruim onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Hoewel de twee andere woningen dichter bij de Bredeweg liggen, is het vanwege deze bevindingen redelijkerwijs uit te sluiten dat hier de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Ook voor deze twee woningen is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in voldoende mate gegarandeerd.
Conclusie
Op grond van bovenstaande redenen is vastgesteld, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de vijf woningen in het plangebied. Het aspect 'akoestiek' zal niet voor belemmeringen zorgen voor dit bestemmingsplan.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan zorgt niet voor een toevoeging van het aantal woningen en andere functies in het plangebied. Enerzijds omdat de twee woningen in de monumentale boerderij al onder het overgangsrecht vallen. Anderzijds omdat de drie woningen in het nog te realiseren woongebouw al zijn toegestaan in de vorm van één bedrijfswoning en twee zorgwoningen. De functies van het creatief centrum blijven gehandhaafd en worden niet verbreed of uitgebreid. Ook wordt er ten opzichte van de bestaande planologische situatie geen extra bebouwing mogelijk gemaakt. De verkeersgeneratie van de functies in het plangebied zal daarom niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie (zie ook paragraaf 5.12). Het project draagt daarom 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse, zijn de achtergrondwaarden bepaald aan de hand van de NSL-monitoringstool (zie tabel 5.1). Uit deze tool blijkt dat bij de dichtstbijzijnde meetpunten aan de N837/Nijburgsestraat ruim wordt voldaan aan de normen voor NO2 en PM10. Hierdoor is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied en heeft het aspect 'luchtkwaliteit' geen belemmeringen voor het plan.
Tabel 5.1: achtergrondwaarden luchtkwaliteit nabij het plangebied (bron: NSL-monitoringstool) |
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering''. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.
Beoordeling en conclusie
In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse agrarische bedrijven aanwezig. De afstand tussen de woningen en de agrarische bedrijven is voldoende, namelijk ten minste 250 meter. Daarom zullen de woningen geen belemmering zijn voor de agrarische bedrijven. De afstand tot het naastgelegen boomteeltperceel is beperkt (15 meter). In de eerder doorlopen procedure is naar de spuitzone van dit perceel uitgebreid onderzoek gedaan door Wageningen University & Research. Dit onderzoek is in de bijlagen bij de toelichting toegevoegd (Bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt, dat een afstand van 10 meter in dit geval voldoende en planologisch aanvaardbaar is. Om deze reden is ervoor gekozen om alleen de bestemming 'Groen' op te nemen aan deze zijde van het perceel in het huidige bestemmingsplan. Deze bestemming wordt in het voorliggende bestemmingsplan gehandhaafd. Hierdoor wordt gewaarborgd, dat de zone binnen 10 meter van het boomteeltperceel niet wordt gebruikt voor woonfuncties of andere gevoelige functies.
Het aspect bedrijven en milieuzonering zal niet voor belemmeringen zorgen voor het plan. Er zijn geen beperkingen over en weer ten opzichte van andere functies.
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
In de omgeving van het plangebied zijn diverse agrarische bedrijven aanwezig, waaronder enkele (intensieve) veehouderijen. De veehouderijen bevinden zich op ten minste 250 meter afstand van de geplande woningen. In de huidige situatie zijn in het bouwvlak, waar het woongebouw met 3 wooneenheden gepland is, al geurgevoelige objecten toegestaan, namelijk een bedrijfswoning en zorgwoningen. Voor de veehouderijen treden daarom geen nieuwe belemmeringen op ten aanzien van dit woongebouw. Voor de twee bestaande woningen in de boerderij geldt dat er eveneens sprake is van toegestane woningen, waarmee rekening moet worden gehouden. Tussen de veehouderijen en de woningen aan de Bredeweg 69 bevinden zich bovendien diverse andere woningen op kortere afstand van de omliggende agrarische bedrijven. De woningen in de boerderijbebouwing zijn daarom niet maatgevend. Er treden ten aanzien van deze woningen geen beperkingen op.
Conclusie
Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voldoende gegarandeerd en er worden geen agrarische bedrijven belemmerd. Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied.
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening moet worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. Voor de gevallen waarin de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, bepaalt de Wet bodembescherming dat de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 richtlijnen noodzakelijk.
Beoordeling
In 2007 is door Bodemconsult Arnhem een onderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Daarnaast is in 2018 een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). In deze toelichting worden de belangrijkste conclusies vermeld.
Onderzoek 2007 - Bodemconsult Arnhem
De bovengrond is volgens de circulaire Streef- en Interventiewaarden Bodemsanering (plaatselijk) verontreinigd met koper; waarschijnlijk veroorzaakt door restanten van een voormalige varkensmest-opslag. Daarnaast vertoont de bovengrond licht verhoogde gehalten aan PAK en minerale olie; de ondergrond vertoont licht verhoogde As- en Zn-gehalten. Deze waarden bevinden zich echter ver onder de Tussenwaarde (de tussenwaarde is het midden tussen streef- en interventiewaarde). Hiervoor is geen aanvullend onderzoek nodig. Omdat bij de bouw de bovengrond en daarmee het koper zal worden verwijderd vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor een bouwvergunning. Wèl moet ermee rekening worden gehouden dat de bovengrond, die bij de bouw zal worden verwijderd, niet zonder meer mulifunctioneel toepasbaar is.
Het grondwater is licht verontreinigd met arseen, chroom, koper en zink, maar ook deze waarden bevinden zich ver onder de Tussenwaarde, vereisen geen aanvullend onderzoek en vormen evenmin een belemmering voor het beoogde gebruik en de bouw.
De onderzoeksresultaten leiden niet tot beperkingen voor het gebruik van deze locatie en vormen geen belemmering voor de afgifte van een vergunning voor het bouwen.
Vervolgonderzoek 2018 - Bodemconsult Arnhem
Bodemconsult-Arnhem heeft in juni 2007 op de locatie Bredeweg 69 te Randwijk zowel een verkennend bodemkwaliteitsonderzoek verricht als een onderzoek naar de effecten van bebouwing op de locale archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Op basis van het verkennend vooronderzoek is de onderzoekslocatie als ‘niet verdacht’ aangemerkt. Vervolgens is er een verkennend onderzoek uitgevoerd volgens bijlage B1 van de NEN 5740 (oktober 1999). Er zijn zintuiglijk geen afwijkingen in de bodem waargenomen, afgezien van rood gekleurde restanten van mallen, afkomstig van brons gieten, op een klein deel van de onderzoekslocatie. De bovengrond vertoonde licht verhoogde gehalten aan PAK en minerale olie (waarvoor geen aanvullend onderzoek is vereist) en was volgens de circulaire Streef- en Interventiewaarden Bodemsanering verontreinigd met koper. Vervolgens is een hernieuwd onderzoek uitgevoerd naar het koperhalte in de bovengrond.
Het kopergehalte in de bodem is opnieuw getoetst aan de Interventiewaarden in de Circulaire bodemsanering (Nederlandse staatscourant, 27 juni 2013). Deze tabel bevat toetswaarden (Interventiewaarden) waarboven sprake is van (ernstige) bodemverontreiniging en er in principe tot bodemsanering moet worden overgegaan. De interventiewaarden zijn gebaseerd op RIVM-studies naar humaan- en eco-toxicologische effecten van de stoffen. Voorheen bevatte de Circulaire ook streefwaarden als referentie voor het gehalte in schone bodems. Het midden tussen streef- en interventiewaarde werd Tussenwaarde genoemd; bij overschrijding hiervan bestond er een verplichting tot een nader onderzoek. Deze verplichting is in 2013 vervallen. Naast de streefwaarden (door RIVM berekende veilige waarden) bestaan er achtergrondwaarden: gemiddelde gehalten die daadwerkelijk gemeten zijn in niet (specifiek) verontreinigde bodems.
Toetsing bodemkwaliteit: uit de analyse, die is uitgevoerd in het kader van het vervolgonderzoek uit 2018, volgt een kopergehalte van 44 mg/kg grond, organische stofgehalte van 7,7% lutumgehalte van 12,7%. De bodemtypecorrectie voor koper luidt "Toetswaarde x (15 + 0,6 x % lutum + 0,6 x % org.-stof) / (15+0,4 x 25+ 0,6 x10)". De interventie-, streef- en achtergrondwaarde zien er dan als volgt uit.
Toetswaarde: | Daadwerkelijke waarde: | |
Interventiewaarde | 190 mg/kg | 143 mg/kg |
Streefwaarde | 36 mg/kg | 27 mg/kg |
Achtergrondwaarde | 40 mg/kg | 30 mg/kg |
Het aangetroffen gehalte van 44 mg/kg ligt enigszins boven de achtergrondwaarde en ver onder de interventiewaarde. In 2007 bedroeg het kopergehalte 140 mg/kg en overschreed het de interventiewaarde. De daling sindsdien kan zijn veroorzaakt door uitspoeling en/of door afgraving en afvoer van de toenmalige bovengrond bij de sloop en verwijdering van de stal die hier stond.
Conclusie
Uit het verkennend bodemonderzoek bleek dat de bovengrond volgens de circulaire Streef- en Interventiewaarden Bodemsanering was verontreinig met koper. Uit een later onderzoek blijkt dat de koperwaarde echter ruim onder de interventiewaarde ligt. Er is daarom geen sprake van een bodemverontreiniging, waardoor een bodemsanering niet noodzakelijk is. Het aspect 'bodem' zorgt daarom niet voor belemmeringen voor dit plan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De eventuele risicobronnen rondom het plangebied zijn in kaart gebracht met behulp van de Risicokaart van de provincie Gelderland. Een uitsnede van deze kaart ter plaatse van het plangebied is in figuur 5.2 weergegeven.
Figuur 5.2: Uitsnede risicokaart met risicobronnen binnen een straal van 1 km van het plangebied |
Op de kaart in figuur 5.2 is te zien, dat er drie inrichtingen met gevaarlijke stoffen binnen een straal van 1 kilometer rondom het plangebied liggen. Er zijn geen risicovolle kabels, leidingen of (spoor- / vaar)wegen binnen 1 kilometer van het plangebied aanwezig. Hieronder worden de eigenschappen van de relevante risicobronnen beschreven.
Garagebedrijf Knoppersweg 9 te Randwijk
Fruit- en koelbedrijf Knoppersweg 18b te Randwijk
Inrichting De Hoeve 3 te Randwijk
Conclusie
Uit bovenstaande analyse blijkt dat de daadwerkelijke afstand tot de toekomstige woningen ruim buiten de risicoafstanden of invloedsgebieden van de risicobronnen in de omgeving ligt. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen, waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
Beoordeling
Dit plan voorziet niet in een toename van het verhard oppervlak ten opzichte van de huidige (planologische) situatie. Ook wordt er één bijgebouw gesloopt. Er zal dus geen sprake zijn van het versneld afvoeren van hemelwater en van een toename van verhard oppervlak. Het realiseren van waterberging is om deze reden niet noodzakelijk.
Op de planlocatie is geen oppervlaktewater aanwezig, behalve de watergang aan de noordwestkant van het perceel. De ontwikkelingen hebben geen invloed op deze watergang; de nieuwe bebouwing wordt niet in de buurt van deze watergang opgericht. Dat geldt ook voor de nieuwe parkeervoorzieningen. Er worden daarnaast geen ingrepen in de bodem gedaan die het grondwatersysteem kunnen veranderen. De bestaande boerderijen zijn, voor zover bekend, aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel getransporteerd. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten. Bij de uitwerking van het initiatief voor de bouw van het nieuwe woongebouw, moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is het gebied 'Rijntakken', dat ongeveer 1,4 kilometer noordwestelijk van het plangebied ligt. Ook gebieden, die behoren tot het GNN of de GO, liggen op ruime afstand van het plangebied (ten minste 700 meter). Gezien de aard van de ontwikkelingen in het plangebied en de afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op deze gebieden op voorhand worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Er is door Jansen & Jansen een onderzoek uitgevoerd voor het plangebied (Bijlage 4). In deze toelichting worden de belangrijkste conclusies vermeld, voor het gehele onderzoek wordt verwezen naar de bijlage.
Negatieve effecten op de meeste beschermde dier- en plantensoorten zijn redelijkerwijs uitgesloten. Mogelijk broeden algemene, niet jaarrond beschermde, vogelsoorten in het plangebied. Een overtreding van de Wet natuurbescherming kan redelijkerwijs worden uitgesloten. De werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd conform de projectplanning. Wel moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van nesten van algemene vogelsoorten in het plangebied. (Actieve) nesten van vogels zijn altijd beschermd door de Wet natuurbescherming. Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen, wordt aangeraden gebouwen te slopen buiten het broedseizoen. Als het toch noodzakelijk is om de bebouwing te slopen tijdens het broedseizoen, dan dient daags voor aanvang van de werkzaamheden het werkgebied te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van actieve nesten.
Conclusie
Het aspect 'flora en fauna' zal niet voor belemmeringen zorgen voor de uitvoering van het plan. Er is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.
Archeologie
De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving, gaan naar de Omgevingswet, die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorie. Cultuurhistorie heeft onder andere betrekking op de historische stedenbouwkundige en historisch geografische waarden in het gebied. In het plan moet beschreven worden hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan.
De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Beoordeling
In het huidige bestemmingsplan is voor een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen en voor een deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'.
Om de archeologische waarden te bepalen is op 27 mei 2007 een terrein- en omgevingsonderzoek verricht door Bodemconsult Arnhem en is een literatuurstudie gedaan. Hierbij bleek dat er geen archeologische waarden, noch waardevolle historische elementen, aandachtsgebieden of te beschermen landschappen in de nabije omgeving voorkomen, afgezien van de bestaande boerderij (Rijksmonument). Omdat de beoogde bouw van de drie woningen gepaard gaat met sloop van de varkensschuur en ook 2 andere nabij gelegen schuren zullen worden afgebroken, vindt er een afname plaats van de bestaande bebouwing rondom het Rijksmonument. De monumentale bebouwing wordt daardoor meer prominent aanwezig op het erf en beter zichtbaar. Het is gewenst om dit beeld te behouden. Het huidige bestemmingsplan maakt het oprichten van bijgebouwen nog mogelijk. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening in het algemeen en de bescherming van de cultuurhistorische waarden in het bijzonder, is dit voor de toekomstige situatie niet meer wenselijk. In de planregels van de bestemming 'Wonen' is daarom in dit bestemmingsplan opgenomen, dat nieuwe bebouwing (met uitzondering van het woongebouw, de hooibergschuur en een technische ruimte) niet is toegestaan, ook niet vergunningsvrij. Op deze wijze heeft de voorgenomen bouw geen negatieve effecten op de belevingswaarde van het monument en zijn er geen negatieve effecten voor archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden. Het gebruik van de monumentale boerderij als woning zal geen effect hebben op de cultuurhistorische status van het pand, omdat in de huidige situatie al in de boerderij wordt gewoond. Er worden verder geen andere handelingen of enige vormen van verbouwing aan het monument verricht.
Conclusie
Om bovenstaande redenen zullen de aspecten archeologie en cultuurhistorie niet voor belemmeringen zorgen voor dit bestemmingsplan. De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2 en 3' blijven gehandhaafd. De begrenzing wordt gecorrigeerde, zodat deze overeenkomst met de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
Verkeer
De ontwikkeling voorziet niet in een toevoeging van het aantal functies. Enerzijds omdat de twee woningen in de monumentale boerderij zijn toegestaan onder het overgangsrecht en anderzijds omdat de drie woningen in het nog te realiseren woongebouw planologisch al zijn toegestaan in de vorm van een bedrijfswoning en twee zorgwoningen. De toegestane activiteiten voor het creatief centrum blijven ongewijzigd. Daarom zal de verkeersgeneratie vanwege de functies in het plangebied niet toenemen in vergelijking met de huidige situatie.
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). Het benodigde aantal parkeerplaatsen zal beperkt toenemen doordat er sprake zal zijn van 5 reguliere woningen. Voor de toekomstige functies (5 woningen en behoud van het huidige gebruik als creatief centrum en overige zakelijke dienstverlening) moeten in totaal 36 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. In de huidige situatie zijn er 13 parkeerplaatsen aanwezig op het erf, bij de erftoegang. Aan de noordkant van het erf, aan de Bredeweg, is een parkeerplaats aanwezig voor 23 parkeerplaatsen. Daarmee is er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig.
In het huidige bestemmingsplan is niet gewaarborgd, dat er voldoende parkeergelegenheid op basis van de Nota aanwezig moet zijn in het plangebied. Daarom wordt in dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het behoud van de bestaande parkeerplaatsen en de realisatie van de nieuwe parkeervakken, zoals aangegeven op het erfinrichtingsplan. Hierdoor wordt verzekerd dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en blijft.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkelingen en reparaties (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Bredeweg 69, Randwijk' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Groen', 'Verkeer', 'Water', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2 en 3' opgenomen. Ook zijn enkele maatvoeringsaanduidingen en bouwvlakken opgenomen. Bij de begrenzing van de bestemmingen zijn enkele correcties ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, waarin de begrenzingen niet goed overeenkomen met de kadastrale grenzen, doorgevoerd.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is, gezien de aard en achterliggende redenen voor de planherziening, aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'.
Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Agrarisch
De gronden ten noorden van het woonerf, hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Deze bestemming past bij het toekomstige gebruik en de inrichting van deze gronden. De gronden met deze bestemming zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen waaronder tuinen en erven. Er is geen bouwvlak opgenomen en er zijn uitsluitend kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Groen
De noordoostelijke zone van het plangebied heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Deze bestemming blijft gehandhaafd om voldoende afstand tussen het woonerf en de naastgelegen agrarische gronden te behouden en vanwege de groene inrichting, die op basis van het inrichtingsplan gehandhaafd moet worden. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, extensieve dagrecreatie, paden en wegen en bijbehorende voorzieningen. Er zijn uitsluitend kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Verkeer
Aan de zuidoostkant van het plangebied aan de Nijmurgsestraat is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Op deze plek zijn de huidige bestemmingen 'Cultuur en Ontspanning' en 'Groen' te ruim opgenomen. Dit wordt gecorrigeerd. De gronden zijn bestemd voor wegen, wandel- en fietspaden met een functie hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, alsmede voor onder meer water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen. Er zijn nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die binnen de bestemming passen, toegestaan.
Water
Aan de noordwestelijke rand van het perceel is een watergang aanwezig. Deze blijft bestemd als 'Water'. De gronden zijn bestemd voor water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen. Er zijn geen gebouwen toegestaan, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die binnen de bestemming passen.
Wonen
Het woonerf is in omvang begrensd en de begrenzing is afgestemd op het inrichtingsplan. In dit bestemmingsplan worden in totaal 5 woningen toegestaan binnen het bestemmingsvlak. Er zijn twee bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de woningen zijn toegestaan. Twee woningen zijn toegestaan binnen de bestaande Rijksmonumentale bebouwing en drie woningen in het nieuw te realiseren woongebouw. Het nieuwe woongebouw mag pas worden opgericht na sloop van het bestaande bijgebouw, dat met een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding is aangeduid. Dit is met een voorwaardelijke verplichting geborgd. De maximale goot- en bouwhoogte zijn per bouwvlak aangegeven. Verder is voor de technische ruimte een specifieke aanduiding opgenomen.
Naast de bestaande gebouwen, nieuwe woongebouw en de technische ruimte, is het niet gewenst om nog meer gebouwen op het erf te realiseren, al dan niet vergunningsvrij. Bergruimte en dergelijke functies zullen daarom inpandig moeten worden gerealiseerd. Door nieuwe bebouwing voor het overige uit te sluiten, wordt verrommeling van het erf, aantasting van de cultuurhistorische waarde van de Rijksmonumentale boerderij en te veel verstening van het erf voorkomen. Het is met het oog op een goede ruimtelijke ordening gewenst, dat de boerderij prominent aanwezig blijft op het erf en dat verstening van het buitengebied wordt voorkomen.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, al dan niet met een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden, hobbymatig agrarisch grondgebruik en de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen. Daarnaast blijven de bestaande toegestane functies van het het 'creativiteitscentrum' in de boerderij toegestaan. Het gaat daarbij om onder meer trainingen, workshops, lichte horeca en de bestaande bed en breakfast. Daarvoor is een specifieke functieaanduiding opgenomen. Het gebruik van de bebouwing en gronden voor woondoeleinden is toegestaan onder de voorwaarden dat er voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming aanwezig is (36 parkeerplaatsen) en de landschappelijke inpassing, zoals aangegeven in het inrichtingsplan behouden blijft. In de planregels zijn hiertoe voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.
Waarde - Archeologische verwachting 2 en 3
In het plan zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2 en 3' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemmingen komen overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente en zijn gecorrigeerd ten opzichte van het huidge bestemmingsplan. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², danwel 500 m², afhankelijk van de bestemming. Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering, overschrijdingen van de bouwgrenzen en tijdelijk kamperen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen en het bouwen van kleine gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen.
Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden beschreven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er sprake van een bouwplan, omdat de twee bestaande woningen onder het overgangsrecht positief worden bestemd en er een woongebouw met drie woningen kan worden opgericht. Met de initiatiefnemer is daarom een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal in voldoende mate gewaarborgd is. Ook is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten.
Financiële haalbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen die met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken vanaf 10 juli 2018. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Het plan is vervolgens bij besluit van 2 oktober 2018 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.