direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, De Zandakkers 28, 30 en 32, Herveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de weg De Zandakkers te Herveld liggen drie naast elkaar gelegen agrarische percelen, die in aanmerking komen voor een functiewijziging naar wonen. De percelen liggen aan de rand van het buitengebied. De eigenaren hebben bij de gemeente een verzoek ingediend om de bestemming te wijzigen naar wonen. Voor het perceel De Zandakkers 30 betreft dit uitsluitend een functiewijziging van de bestaande woning. Aan De Zandakkers 28 worden de bestaande kassen gesloopt en wordt één nieuwe vrijstaande woning op het perceel gerealiseerd. De agrarische bedrijfswoning nr. 28 blijft behouden en wordt omgezet in een burgerwoning. Op het perceel De Zandakkers 32 zijn de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en de agrarische bedrijfswoning onlangs gesloopt. Op dit perceel wordt een nieuw woongebouw met 3 wooneenheden gerealiseerd. De resterende gronden van het plangebied zullen gedeeltelijk worden gebruikt voor fruitteelt en gedeeltelijk als (te verpachten) overige agrarische grond.

De voorgenomen ontwikkelingen op de drie percelen zijn niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Derhalve is een juridisch-planologische wijziging noodzakelijk. De gemeente is in principe en onder voorwaarden bereid om medewerking aan de gewenste ontwikkelingen te verlenen. Er bestaan geen ruimtelijke en milieuhygiënische bezwaren tegen de ontwikkelingen, zoals in deze toelichting nader zal worden toegelicht. De beleidsregel 'Functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied' biedt beleidsmatig ruimte voor de initiatieven. Vanwege de onderlinge samenhang van de ontwikkelingen op de percelen, de noodzaak voor het opheffen van milieuhygiënische belemmeringen en de aaneengesloten ligging, is ervoor gekozen om één bestemmingsplan op te stellen waarin alle ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, De Zandakkers 28, 30 en 32, Herveld' voorziet in de planologisch-juridische kaders om de door de initiatiefnemers gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat de drie aangrenzende percelen De Zandakkers 28, 30 en 32 te Herveld. De percelen liggen aan de rand van het buitengebied ten noorden van de aaneengesloten kernen Herveld en Andelst. Ruim 200 meter noordelijk van het plangebied liggen de Rijksweg A15 en de Betuweroute. Ten westen van het plangebied liggen de complexen van voetbalvereniging SVHA en tennisvereniging TVHA, met daarachter bedrijventerrein Andelst Oost. Ten noorden, oosten en zuidoosten van het plangebied zijn agrarische gronden gelegen, die voor boom- en fruitteelt en voor akkerbouw worden gebruikt. Ten zuidwesten van het plangebied zijn woningen aanwezig (kern Andelst). In figuur 1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0001.png"  
Figuur 1: ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)  

Het plangebied zelf betreft de percelen De Zandakkers 28, 30 en 32 met een totale oppervlakte van 24.939 m². Daarnaast is aan de westkant een kleine strook gemeentegrond in het plangebied opgenomen, die momenteel nog een agrarische bestemming heeft.

Op De Zandakkers 28 is momenteel een relatief klein glastuinbouwbedrijf met kassen (ca. 1.625 m²) aanwezig. Naast kassen zijn de bedrijfswoning (nr. 28) en enkele bijbehorende bouwwerken en een silo aanwezig. Het voorste perceelsgedeelte (westkant) is ingericht als tuin. Het oostelijke perceelsgedeelte is in gebruik als weide. Het perceel heeft een oppervlakte van 8.686 m².

Het perceel De Zandakkers 30 (10.906 m² groot) bestaat uit een kleinschalig woonperceel met tuin en een garage/schuur en voor een groot deel uit laagstam fruitteelt. Dit achterland is bereikbaar vanaf de weg.

Het perceel De Zandakkers 32 is een smaller perceel met een oppervlakte van 5.347 m². Op dit perceel zijn recent de woning nr. 32 en de voormalige agrarische schuren (ca. 1.000 m²) gesloopt. Het achterste perceelgedeelte wordt gebruikt voor laagstam fruitteelt.

In figuur 2 is de situatie weergegeven voor sloop van de bebouwing op De Zandakkers 32. Ook is indicatief de begrenzing van het plangebied zichtbaar. De exacte begrenzing is ingetekend op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0002.png"  
Figuur 2: huidige situatie en begrenzing van het plangebied (bron: Bing Maps)  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', vastgesteld op 5 maart 2013. Het hele plangebied heeft de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Binnen het plangebied zijn twee bouwvlakken opgenomen, beide aanmerkelijk ruimer dan de feitelijk aanwezige c.q. tot recent aanwezige bebouwing: één op het perceel nr. 28 en één op de gezamenlijke percelen nrs. 30 en 32. Laatstgenoemde twee percelen vormen planologisch dan ook één geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0003.png"  
Figuur 3: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)  

De eigenaar van het perceel De Zandakkers 30 wil de bestaande woning omzetten in een burgerwoning. De eigenaren van de percelen De Zandakkers 28 en 32 willen de percelen eveneens gaan gebruiken voor burgerwoningen en daarbij respectievelijk 2 en 3 woningen op het perceel realiseren.

De ontwikkelingen op de drie percelen zijn niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Een bestemmingswijziging naar 'Wonen' is op (een gedeelte van) de percelen dan ook noodzakelijk. De strook gemeentegrond aan de noordwestkant van het plangebied wordt bestemd voor verkeersdoeleinden. In verband met de ontwikkeling van nieuwe woningen, kan het plangebied in de toekomstige situatie slechts gedeeltelijk worden gebruikt voor boom- en fruitteelt (zie nader paragraaf 3.4). Ook dit wordt in het voorliggende bestemmingsplan geborgd.

1.4 Leeswijzer

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleid dat van toepassing is op de onderhavige ontwikkelingen. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving (huidige en toekomstige situatie alsmede verkeer en parkeren). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkelingen. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan toegelicht. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Conclusie
Dit bestemmingsplan ziet hoofdzakelijk op het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming naar drie woonpercelen. Daarbij worden twee agrarische bouwvlakken verwijderd, worden drie (planologisch) bestaande bedrijfswoningen omgezet in burgerwoningen en worden daarnaast drie extra wooneenheden mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen spelen zich, gezien de aard en de afzonderlijke én gezamenlijke omvang daarvan, af op lokaal niveau en hebben geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd wordt dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen spelen zich, zoals hierboven al is toegelicht, af op lokaal niveau en hebben geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd wordt dat de ontwikkelingen niet conflicteren met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet, voor zover nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden, een verantwoording aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de 'ladder voor duurzame verstedelijking'). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van drie extra woningen en omzetting van drie agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen. Daarnaast worden er twee agrarische bouwvlakken met voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (totaal ca. 2.625 m²) gesaneerd. Per saldo is er sprake van een afname van bebouwing in het plangebied en van het ruimtebeslag. Daarnaast blijkt uit de jurisprudentie dat de realisatie van 3 nieuwe woningen (ABRvS 18 december 2013, nr. 201302867/1/R4) gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro kan worden beschouwd.

Dit bestemmingpslan voorziet derhalve niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 1 maart 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland. In deze regio streven de provincie en haar partners naar de volgende vier speerpunten:

  • innovatie en economische structuurverbetering;
  • bereikbaar en verbonden;
  • sociaal economische vitaliteit en verstedelijking;
  • benutten gebiedskwaliteiten.


Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan de voorgenomen ontwikkelingen moeten worden getoetst.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van 1 maart 2017.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Het plangebied is geheel of gedeeltelijk gelegen binnen de volgende aanduidingen:

  • verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij;
  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw;
  • intrekgebied.

Het plangebied grenst aan de noordkant bovendien direct aan een KWO-vrije en boringsvrije zone.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het realiseren van drie nieuwe woningen en het omzetten van drie agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen (al dan niet met sloop en herbouw). Het plangebied is gelegen binnen de volgende aanduidingen:

  • Verwevingsgebied niet-grondgebonden veehouderij. Binnen deze gebiedsaanduiding is nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijen niet toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet hierin niet.
  • Tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw. In het plangebied wordt een glastuinbouwbedrijf met ca. 1.625 m² aan kassen wegbestemd. Deze kassen worden gesloopt. Deze ontwikkeling past binnen de beleidsuitgangspunten van de aanduidingen met betrekking tot glastuinbouw.
  • Waterhuishouding: binnen de boringsvrije en KWO-vrije zones mogen geen schadelijke vloeibare stoffen zwaarder dan water (direct of indirect) in de bodem worden gebracht. Het plangebied ligt net buiten deze zone en heeft gezien de beoogde bestemmingen (drie woonpercelen en onbebouwde agrarische gronden) geen negatieve effecten op deze zones.

Daarnaast is het thema 'Wonen' voor dit bestemmingsplan van belang, nu wordt voorzien in toevoeging van drie extra woningen. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past. De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgesteld in de Woonagenda Overbetuwe 2020. Zie daarover nader paragraaf 2.3. Er wordt maatwerk binnen het woningaanbod geleverd, een belangrijk speerpunt in beide woningbouwprogramma's.

De drie extra woningen die met dit bestemmingsplan worden toegestaan, passen binnen het vastgestelde woningbouwprogramma. Het plangebied is een geschikte woonlocatie, direct aansluitend op de bebouwde kom met woningen aan de oostkant van De Zandakkers. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande bouwpercelen. Door de ligging in een landelijk woonmilieu, is het plangebied een aantrekkelijke woonlocatie. De ontwikkeling past in het Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma.

Conclusie
De ontwikkelingen waarin dit bestemmingsplan voorziet, passen binnen de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Beoordeling
Voor nieuwe ontwikkelingen in het westelijk deel van Overbetuwe, waartoe het plangebied behoort, wordt in beginsel gebruik gemaakt van de bestaande bebouwingscontour. Het plangebied grenst aan de bestaande bebouwingscontour van de kernen Herveld-Andelst. Voor deze kern wordt primair ingezet op inbreiding in plaats van uitbreiding van de kern. De voorgenomen ontwikkeling van drie extra woningen en omzetting van agrarische bedrijfswoningen in burgerwoningen vinden plaats op bestaande bouwpercelen. Hoewel deze percelen net buiten de als zodanig aangegeven bestaande bebouwingscontour zijn gelegen, past het gebruik maken van bestaande bouwpercelen binnen het in de Toekomstvisie+ beschreven uitgangspunt. Enerzijds omdat de planologische bebouwingscontour wordt verkleind en anderzijds vanwege de ligging direct grenzend aan de bebouwingscontour.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de door de gemeente gewenste ontwikkelingsrichting, zoals vastgelegd in de Toekomstvisie+.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Daarnaast blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met die groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.

Beoordeling
Het gemeentelijk beleid als vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. Dit bestemmingsplan maakt drie extra woningen mogelijk op bestaande bouwpercelen op de grens tussen de bebouwde kom en het buitengebied. Tevens worden drie bestaande (agrarische bedrijfs)woningen omgezet in reguliere woningen, waarbij in één geval sprake is van herbouw. Hoewel de locatie niet in bestaand stedelijk gebied is gelegen, betreft het een geschikte locatie om te wonen gezien de ligging grenzend aan de bebouwde kom en de goede bereikbaarheid.

De woningen worden gerealiseerd op bestaande bouwpercelen, waarbij de bebouwingscontour wordt verkleind en de totale hoeveelheid aan toegestane bebouwing op alle percelen aanzienlijk vermindert. De woningontwikkeling past dan ook in het uitgangspunt om gebruik te maken van bestaande bouwpercelen door middel van inbreiding en intensivering. De nieuwe woningen betreffen een vrijstaande woning en een woongebouw met 3 wooneenheden. Beide dragen bij aan kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en worden gerealiseerd op ruime percelen. Realisatie van de nieuwe woningen in het plangebied past in kwalitatief opzicht dan ook in de beleidslijn van de Woonagenda.

In de Woonagenda heeft de gemeente haar woningbouwprogramma niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief vastgelegd voor de periode tot en met 2020. Dit programma vormt een uitwerking van het door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen in de regio. Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het toevoegen van woningen per gemeente. Overbetuwe heeft een rol in het opvangen van de regionale woningbehoefte door de toenemende druk vanuit het stedelijk gebied van Arnhem en Nijmegen, met name in het oostelijk deel van de gemeente. Uit de woningbouwopgave, die in hoofdstuk 8 van de Woonagenda is vastgelegd, blijkt dat er tot 2020 nog ruimte is om ca. 1.000 woningen te realiseren. Het toevoegen van drie woningen aan de woningvoorraad past binnen de woningbouwopgave.

Conclusie
De ontwikkelingen zijn in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda.

Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in functiewijzigingen in het buitengebied op drie percelen. De beleidsregel is vertaald in de wijzigingsbevoegdheden van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. De wijziging op het perceel De Zandakkers 32 past echter niet binnen de wijzigingsbevoegdheden, waardoor een herziening van het bestemmingsplan nodig is. Daarom is ook een toets aan de beleidsregel aan de orde.

De ontwikkelingen op de drie percelen worden hierna separaat beschreven. Het plangebied ligt volgens de gebiedsindeling van de beleidsregel in agrarisch gebied. Artikel 7 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype. De beleidsregel biedt mogelijkheden om een functiewijziging naar wonen toe te staan binnen het agrarisch gebied. Uitgangspunt is een reductie van bebouwing met tenminste 50%.

De Zandakkers 28
Op dit perceel wordt een agrarische bedrijfsbestemming gewijzigd naar een woonbestemming. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en wordt omgezet naar een burgerwoning. De bestaande glasopstallen (ca. 1.625 m²) worden geheel gesloopt. De inititatiefnemer wil ten noorden van de bestaande woning één nieuwe vrijstaande woning realiseren. De beleidsregel bevat specifieke regels voor functiewijzigingen bij glastuinbouw (artikel 7.4). Indien 1.000-2.500 m² aan glasopstallen wordt gesloopt, kan medewerking worden verleend aan realisatie van één woongebouw meet een woning van maximaal 800 m³. De wens van de initiatiefnemer voldoet aan deze eis. De gewenste ontwikkeling op dit perceel is dan ook mogelijk op basis van de beleidsregel.

De Zandakkers 30
Op dit perceel wordt het kadastraal afgesplitste perceelsgedeelte van de bestaande bedrijfswoning gewijzigd in een woonbestemming. De bestaande woning en de schuur/garage op het achtererf blijven behouden. Doordat er geen bebouwing wordt gesloopt, bestaat er geen recht om een extra woning toe te voegen. Daarin voorziet het bestemmingsplan ook niet. De ontwikkeling op dit perceel is dan ook in overeenstemming met de beleidsregel.

De Zandakkers 32
Het perceel De Zandakkers 32 is een voormalig agrarisch bedrijfsperceel, waarvan de bedrijfswoning en de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (ca. 1.000 m²) onlangs gesloopt zijn. Op dit perceel wordt de agrarische bedrijfsbestemming gewijzigd naar een woonbestemming met één woongebouw voor drie wooneenheden. Bij sloop van 500-1.500 m² bedrijfsbebouwing kan medewerking worden verleend aan het realiseren van één nieuw woongebouw met twee woningen. Deze mogelijkheid bestaat naast het behoud van een bestaande woning. In dit geval wordt mede vanwege de geringe breedte van het perceel gekozen voor één woongebouw met drie woningen. Deze ontwikkeling is mogelijk op basis van de beleidsregel.

Voorwaarden
Uit de voorgaande opsomming volgt dat de ontwikkelingen in het plangebied passen binnen de kaders van de beleidsregel. In totaal wordt een reductie van bebouwing van meer dan 50% bereikt. De beleidsregel stelt enkele randvoorwaarden aan de nieuwe woningen. Deze mogen een inhoud van minimaal 400 en maximaal 600 m³ hebben. De nieuwe woning aan De Zandakkers 28 zou een maximum inhoud van 800 m³ mogen hebben volgens de beleidsregel. Hier is een maximum inhoud van 600 m³ echter uit ruimtleijk oogpunt gewenst. In de planregels is dan ook een maximum van 600 m³ per woning opgenomen voor alle woningen. Daarnaast dienen nieuwe bijgebouwen aan een aantal vereisten te voldoen (maximale oppervlakte van 75 m², maximaal 25 meter van het hoofdgebouw, gebruik ten dienste van de woning). Voor bijgebouwen zijn specifieke regels opgenomen, waarbij de situering op de verbeelding is vastgelegd met een bouwaanduiding. Daarmee wordt geborgd dat aan de voorwaarden van de beleidsregel wordt voldaan.

Ten slotte dient in principe gebruik te worden gemaakt van bestaande ontsluitingen. De nieuwe woningen op De Zandakkers 32 kunnen gebruik maken van de bestaande ontsluiting op De Zandakkers. Voor de nieuwe woning naast De Zandakkers 28 is dat niet het geval, nu ter plaatse geen ontsluiting aanwezig is,. maar een voortuin. De ontsluiting van de bestaande woning De Zandakkers 28 is aan de zuidkant van het perceel gelegen en kan voor de nieuwe woning dan ook niet reëel worden gebruikt. Mede door de resterende onderlinge afstand tussen de opritten in het plangebied, wordt het aanvaardbaar geacht om in dit geval van het uitgangspunt af te wijken. Een ontsluiting op de beoogde plaats is ook niet bezwaarlijk vanuit verkeersveiligheidsoogpunt.

Conclusie
De ontwikkelingen op de percelen De Zandakkers 28, 30 en 32 kunnen worden toegestaan op basis van de beleidsregels 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'. De gestelde voorwaarden worden met het plan in acht genomen.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is door de gemeente Overbetuwe opgesteld met het oog op het belang van het behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten in het buitengebied en geeft de gewenste ontwikkelingsrichtingen aan. In hoofdstuk 2 van het LOP uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden.

Beoordeling
Het plangebied ligt aan de rand van het buitengebied op een hoge oeverwal. Uit de visiekaart bij het LOP (pag. 120) volgt dat in de omgeving waartoe het plangebied behoort, wordt gestreefd naar behoud en versterking van de ruimtelijke afwisseling en kleinschaligheid van het oeverwallenlandschap. Ook is het gebied aangemerkt als zoekgebied voor (grootschalige) landschappelijke versterking.

Het plangebied behoort tot deelgebied 4b (Oeverwal Herveld-Andelst). Ten aanzien van dit deelgebied worden onder meer de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • stimuleren aanleg erf- en kavelgrensbeplanting;
  • versterken kleinschaligheid door vrijheid te geven aan autonome ontwikkelingen, zoals wonen en werken;
  • stimuleren aanplant fruitbomen om cultuurhistorie herkenbaar te maken;
  • zichtlijnen oever-kom behouden;
  • verbeteren geleidelijke overgang tussen kern en platteland.

Een belangrijke voorwaarde voor de gemeente om medewerking te verlenen aan de ontwikkelingen op de drie percelen in het plangebied, is dat de ontwikkelingen landschappelijk worden ingepast. Hiertoe is een inrichtingsplan opgesteld, waarin de ontwikkelingen zowel afzonderlijk als in samenhang zijn bezien. Dit plan is, inclusief een toelichting op de gemaakte keuzes, toegevoegd als Bijlage 1. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met de gebiedsspecifieke doelstellingen uit het LOP. Een uitgebreidere beschrijving van de inrichting van de percelen is opgenomen in paragraaf 4.2 van deze toelichting.

In de huidige situatie is in het plangebied sprake van relatief grootschalige agrarische percelen met twee ruime bouwvlakken. De toekomstige ontwikkeling leidt tot vier kleinere woonpercelen, met daarachter en daartussen weilanden. Verder naar achter (noordoostkant) worden de gronden gebruikt als fruitboomgaard. Door deze indeling ontstaat een veel geleidelijker overgang tussen de (fruit)boomgaarden en de bebouwde kom. Bovendien wordt de kleinschaligheid van het lint aan de oostkant van De Zandakkers versterkt. Ook de aan te leggen erfbeplanting en de verspringende rooilijnen van de hoofdgebouwen dragen daaraan bij. Doordat een deel van de huidige (fruit)boomgaarden behouden blijft en op het perceel De Zandakkers 28 een kleinschalige hobbymatige fruitboomgaard wordt gerealiseerd, blijven ook de cultuurhistorische elementen behouden. Doordat tussen de percelen vele zichtlijnen behouden blijven c.q. worden versterkt, wordt deze ook beter zichtbaar dan in de huidige situatie het geval is en worden de zichtlijnen tussen de oeverwal en de bebouwde kom versterkt. De toekomstige inrichting van het plangebied draagt dan ook bij aan diverse doelstellingen van het LOP voor de hoge oeverwal.

Conclusie
Bij de toekomstige inrichting is rekening gehouden met de landschappelijke doelstellingen van het LOP. Het plan draagt bij aan behoud en versterking van diverse doelstellingen en past dan ook binnen de kaders van het LOP. Het plan leidt tot een aanzienlijke landschappelijke kwaliteitsverbetering.

Hoofdstuk 3 Milieu- en omgevingsaspecten

3.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  • 1. In het plangebied worden planologisch-juridisch drie extra woningen gerealiseerd en vindt daarnaast een functiewijziging van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonpercelen plaats. Er is daarmee geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r..
  • 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 3.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarden. Daarnaast is er geen sprake van externe werking op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie of waterwingebied. Verder behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied. Van een landschappelijk waardevol gebied is evenmin sprake.
    Het plangebied ligt dan ook niet binnen een gevoelig gebied.
  • 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkelingen in het plangebied geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.


Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van agrarische bedrijfsdoeleinden naar wonen op drie percelen. In totaal worden er drie woningen toegevoegd. Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is er gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Ook behoort het plangebied niet tot een gevoelig gebied.

Gezien het voorgaande is het dan ook niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren.

3.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Voor het plangebied is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.


Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Indien de geluidbelasting hoger is, dient een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt 53 dB. Voor vervangende nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt de maximale ontheffingswaarde 58 dB ten aanzien van 'reguliere' wegen en 63 dB ten aanzien van autosnelwegen. De gemeente heeft beleidsregels opgesteld voor het toekennen van een ontheffing voor een hogere waarde in de Nota geluidsbeleid en de Nota hogere grenswaarden. In het beleid zijn ambities per gebiedstype gesteld.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningen en functiewijzigingen van agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen mogelijk. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Rijskweg A50. Op de overige wegen rondom het plangebied geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Vanwege de ligging binnen de geluidzone van de A15 is voor de nieuwe woningen akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wgh en een goede ruimtelijke ordening (woon- en leefklimaat).

De Zandakkers 28
Aan de noordkant van dit perceel wordt een nieuwe vrijstaande woning gerealiseerd. Daarmee is sprake van een nieuw geluidsgevoelig object. Uit het akoestisch onderzoek betreffende dit perceel (Bijlage 2) blijkt dat de geluidbelasting op de achtergevel en de linker zijgevel (noordelijke zijgevel) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De maximale geluidbelasting bedraagt Lden 53 dB op de verdieping van de zijgevel. Daarmee wordt wel voldaan aan de maximale ontheffingswaarde.

Onderzocht is of wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid en een hogere geluidwaarde kan worden vastgesteld. Op basis van de Nota geluidsbeleid van de gemeente wordt het perceel als 'buitengebied' getypeerd. De berekende geluidbelasting valt in de geluidsklasse -1 'onrustig' en valt daarmee in de bovengrensklasse. Op basis van de Nota hogere grenswaarden is een maatregelenonderzoek verricht. Bron- en overdrachtsmaatregelen blijken niet doeltreffend c.q. niet gewenst te zijn. Maatregelen aan de ontvanger (woning) zijn mogelijk. Hiertoe dient bij de bouwaanvraag een gevelisolatieonderzoek te worden uitgevoerd. Op voorhand zijn gezien de berekende belastingen geen belemmeringen te verwachten om aan de vereiste binnenwaarde (33 dB) te voldoen.

Vaststelling van een hogere geluidwaarde voor de nieuwe woning naast De Zandakkers 28 wordt aanvaardbaar geacht, omdat kan worden voldaan aan de vereiste binnenwaarde, de voorgevel en rechter zijgevel als geluidsluw kunnen worden aangemerkt en er geen sprake is van cumulatie van verschillende geluidsbronnen. Het akoestisch woon- en leefklimaat kan daarom aanvaardbaar worden geacht.

Ten aanzien van de bestaande bedrijfswoning, die wordt omgezet naar een burgerwoning is het volgende van belang. Er is geen sprake van een nieuw geluidsgevoelig object. Akoestisch onderzoek voor deze woning is dan ook niet noodzakelijk. Gelet op de onderzoeksresultaten voor de nieuwe woning, kan worden vastgesteld dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woning, die verder van de A15 gelegen is, aanvaardbaar is.

De Zandakkers 30
Op dit perceel wordt geen nieuwe woning toegevoegd, maar uitsluitend de bestaande bedrijfswoning gewijzigd in een burgerwoning. Deze blijft behouden en wordt dus ook niet verplaatst. Er is geen sprake van een nieuw geluidsgevoelig object. Akoestisch onderzoek voor deze woning is dan ook niet noodzakelijk. Gelet op de onderzoeksresultaten voor de nieuwe woningen op de omliggende percelen, kan worden vastgesteld dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning aanvaardbaar is. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening bestaan er dan ook geen akoestische bezwaren tegen de nieuwe bestemming.

De Zandakkers 32
Op dit perceel wordt een nieuw woongebouw gerealiseerd met 3 wooneenheden. Gedeeltelijk is sprake van vervangende nieuwbouw (één wooneenheid) en gedeeltelijk van nieuwbouw (2 wooneenheden). Uit het akoestisch onderzoek voor dit perceel (bijgevoegd als Bijlage 3), blijkt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer maximaal Lden 53 dB bedraagt op de achtergevel en noordelijke zijgevel (begane grond en verdieping). Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde voor zowel nieuwbouw als vervangende nieuwbouw.

Onderzocht is of wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid en een hogere geluidwaarde kan worden vastgesteld. Op basis van de Nota geluidsbeleid van de gemeente wordt het perceel als 'buitencentrum' getypeerd. De berekende geluidbelasting valt in de geluidsklasse -1 'onrustig' en valt daarmee in de bovengrensklasse voor dit gebiedstype. Op basis van de Nota hogere grenswaarden is een maatregelenonderzoek verricht. Bron- en overdrachtsmaatregelen blijken niet doeltreffend c.q. niet gewenst te zijn. Maatregelen aan de ontvanger (woongebouw) zijn mogelijk. Hiertoe dient bij de bouwaanvraag een gevelisolatieonderzoek te worden uitgevoerd voor de noordelijke zijgevel en de achtergevel (begane grond en verdieping). Op voorhand zijn gezien de berekende belastingen geen belemmeringen te verwachten om aan de vereiste binnenwaarde (33 dB) te voldoen.

Vaststelling van een hogere geluidwaarde voor het nieuwe woongebouw wordt aanvaardbaar geacht, omdat kan worden voldaan aan de vereiste binnenwaarde en de voorgevel en rechter zijgevel als geluidsluw kunnen worden aangemerkt. Het akoestisch woon- en leefklimaat kan daarom aanvaardbaar worden geacht.

Conclusie
Uit de uitgevoerde akoestische onderzoeken blijkt dat een hogere geluidwaarde voor de nieuwe woning ten noorden van De Zandakkers 28 en het nieuwe woongebouw op De Zandakkers 32 dient te worden verleend. Dit is mogelijk, omdat in beide gevallen wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid. Voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plangebied. Voor de nieuwe woningen zal in de bouwfase een nader gevelisolatieonderzoek verricht moeten worden, zodat vaststaat dat aan de binnenwaarde wordt voldaan. Op voorhand zijn daarvoor geen belemmeringen te verwachten.

3.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Beoordeling en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van drie nieuwe woningen en het omzetten van twee agrarische bedrijfspercelen naar een woonpercelen met behoud van de bestaande woningen. Het toevoegen van drie woningen valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. De luchtkwaliteit wordt daarom niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Het omzetten van agrarische bedrijfslocaties naar een woonpercelen heeft gezien de aard van de ontwikkeling geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

3.4 Bedrijven en milieuzonering

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten' (VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd.

Beoordeling
Het plangebied ligt in een omgeving met diverse functies: bedrijven, sportaccommodaties, woningen, agrarische percelen en een belangrijke transportroute, namelijk de Rijksweg A15. Gezien de ligging direct tegenover stedelijke functies (bedrijven, sport) en nabij de A15, kan het plangebied worden aangemerkt als 'gemengd gebied'. De richtafstanden kunnen dan ook één afstandsstap worden verlaagd.

Binnen het plangebied wordt de bestemming 'Agrarisch' gedeeltelijk omgezet naar de bestemming 'Wonen'. Hierdoor is geen sprake van eventuele hinder vanuit het plangebied op de omliggende woningen. Verder wordt een gedeelte van het plangebied gewijzigd van 'Agrarisch' naar 'Groen - Boomgaard'. In beide gevallen zijn boom-/fruitkwekerijen toegestaan. Dit gebruik is vanwege het mogelijke gebruik van bestrijdingsmiddelen met bijbehorende spuitzones, van belang voor de woningen in het plangebied en omliggende woningen.

Spuitzones
De wens bestaat om het huidige gebruik van de gronden ten behoeve van boom- en fruitteelt op de achterste perceelsgedeelten deels voort te zetten. Een dergelijk gebruik is in beginsel niet toegestaan binnen 50 meter van gevoelige bestemmingen zoals wonen. In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht welke afstand tussen de nieuwe en bestaande woningen in het plangebied enerzijds en de (fruit)boomgaarden anderzijds in acht moet worden genomen. Ten aanzien van woningen buiten het plangebied wordt voldaan aan de afstand van minimaal 50 meter.

In figuur 4 is zichtbaar dat de spuitzone van de bestaande laagstam fruitboomgaard over nagenoeg het gehele plangebied reikt. Zowel de bestaande, te handhaven woningen als de beoogde nieuwe woningen liggen (ruim) binnen de spuitzone. Bij de inrichting van het plangebied dient de laagstamboomgaard dan ook te worden verkleind. In de onderste afbeelding in figuur 4 is weergegeven op welke wijze voldoende afstand in acht wordt genomen. Er resteert een boomgaard van ca. 4.900 m². Deze situatie is vastgelegd in het bestemmingsplan: uitsluitend binnen de bestemming 'Groen - Boomgaard' is een boom-/fruitkwekerij, anders dan op hobbymatige wijze, toegestaan. De woningen worden buiten de spuitzone gerealiseerd. Zodoende is verzekerd dat voldoende afstand in acht wordt genomen vanwege spuitzones.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0004.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0005.png"  
Figuur 4: spuitzones bestaande laagstamboomgaard (boven) en toekomstige situatie (onder)  

Naast de boomgaard binnen het plangebied, is de boomkwekerij ten zuiden van De Zandakkers 28 van belang. De bestaande woning De Zandakkers 28 en de nieuw te realiseren woning op dit perceel, bevindtn zich binnen de spuitzone van de kwekerij. Deze kwekerij moet echter in de bestaande situatie al rekening houden met de aanwezigheid van de agrarische bedrijfswoning De Zandakkers 28. Omdat deze woning wordt gehandhaafd, wijzigt er in dit opzicht niets. Om die reden is er geen sprake van belemmeringen over en weer.

Omliggende bedrijven en functies
Andersom heeft de wijziging van agrarische bedrijvigheid naar wonen vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering mogelijk relevante gevolgen voor omliggende bedrijven en milieubelastende functies. Met het plan worden immers nieuwe gevoelige objecten toegestaan.

In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende functies. In de volgende tabel is weergegeven welke functies in de omgeving aanwezig zijn, welke richtafstand in acht moet worden genomen en wat de afstand tot de dichtstbij gelegen woning in het plangebied is.

Functie   Adres   Milieucat.   Richtafstand   Afstand werkelijk  
Tennisvereniging (met verlichting)   De Zandakkers 41   3.1   30 m   ca. 100 m  
Voetbalvereniging (met verlichting)   De Zandakkers 43   3.1   30 m   ca. 50 m  
Bedrijventerrein Andelst-Oost   De Zandakkers 47 e.a.   3.1   30 m   ca. 75 m  
Agrarisch hulpbedrijf   Bredestraat-Zuid 49   3.1   30 m   ca. 225 m  

Uit het overzicht blijkt dat ruimschoots aan de richtafstanden ten opzichte van de omliggende bedrijven en functies wordt voldaan. Derhalve is er geen sprake van belemmeringen over en weer.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkelingen en omgekeerd zorgen deze ontwikkelingen niet voor belemmering van de omliggende functies. Wel is het noodzakelijk om de bestaande fruitboomgaard binnen het plangebied te verkleinen. Dit is in het bestemmingsplan vastgelegd. Er is met inachtname daarvan, is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plangebied.

3.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Voor het plangebied en omgeving is geen gemeentelijke verordening vastgesteld.

Naast de Wgv is sinds 1 januari 2013 ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang in het kader van de omgekeerde werking. De meeste veehouderijen vallen sindsdien onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vormt voor wat betreft de 'omgekeerde werking' het toetsingskader voor deze veehouderijen.

Beoordeling
De onderhavige bestemmingsplanwijziging voorziet in het toevoegen van nieuwe geurgevoelige objecten. In de omgeving zijn geen veehouderijen gelegen. Van belemmerende agrarische activiteiten is geen sprake. De Wgv staat dan ook niet in de weg aan de realisatie van de nieuwe woning. In paragraaf 3.4 is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook wat betreft het aspect geurhinder.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

3.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Ook in het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Daarnaast bevat de Bouwverordening een verbod voor het bouwen van bouwwerken, waarin mensen permanent of nagenoeg permanent verblijven (zoals woningen) op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen op de percelen De Zandakkers 28 en 32 en in wijziging van agrarische bedrijfspercelen naar woonpercelen. Voor de nieuwe woningen is een onderzoek naar de bodemkwaliteit noodzakelijk. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. Op voorhand zijn er, gelet op het huidige gebruik en de functies in de omgeving geen belemmeringen te verwachten. Voldoende aannemelijk is dat de bodemkwaliteit geen belemmeringen voor het toekomstige gebruik van de percelen oplevert.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect bodemkwaliteit op voorhand geen belemmeringen voor het realiseren van nieuwe woningen op de percelen De Zandakkers 28 en 32 te verwachten. Een verkennend bodemonderzoek wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

3.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen. Onder meer is hiertoe de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html) geraadpleegd. In figuur 5 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Te zien valt dat het plangebied niet in de direct nabijheid van risicovolle inrichtingen en buisleidingen ligt. De inrichting Leigraafseweg 8 (zwembad) is zichtbaar op de kaart, maar ligt ca. 650 meter van het plangebied en daarmee op ruim voldoende afstand. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren van risicobronnen. Het PR van risicobronnen levert daarmee geen belemmeringen op.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0006.png"  
Figuur 5: uitsnede risicokaart (geraadpleegd op 20 april 2017) met het plangebied in zwart vlak  

Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van enkele transportroutes, namelijk de Betuweroute (ca. 325 meter noordelijk van de woonpercelen) en de Rijksweg A15 (ca. 260 meter noordelijk van de woonpercelen). Het plan maakt nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Het groepsrisico wijzigt daardoor. De afstand tussen het plan en de risicobronnen is dusdanig (namelijk groter dan 200 meter) dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht worden maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.

Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van een incident met toxische stoffen te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor de bestrijding van een incident op de Betuweroute en de autosnelweg A15 zijn voldoende.

Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid op de woonpercelen in het plangebied zijn voldoende.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van inrichtingen, hogedruk aardgasleidingen en transportroutes. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor realisatie van nieuwe kwetsbare objecten in het plangebied.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plan in het invloedsgebied van een tweetal transportroutes, namelijk de Rijksweg A15 en de Betuweroute. Op basis van de beperkte verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee acht de gemeente het groepsrisico verantwoord en wordt het restrisico geaccepteerd.

3.8 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig.

3.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden echter naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
Dit plan voorziet in sloop van voormalige agrarische bebouwing en een voormalige agrarische bedrijfswoning op het perceel De Zandakkers 32 (totaal ca. 1.000 m²). Op dit perceel wordt een woongebouw (ca. 290 m²) met een vrijstaand bijgebouw (72 m²) teruggebouwd. Per saldo neemt de oppervlakte aan bebouwing op het perceel met meer dan 600 m² af. Hydrologisch is dan ook sprake van een positieve ontwikkeling op dit perceel.

Op het perceel De Zandakkers 30 vindt uitsluitend een functiewijziging plaats en wordt geen bebouwing toegevoegd of verwijderd. Wel wordt het bestaande bouwvlak aanmerkelijk verkleind. De planologische bouwmogelijkheden verminderen dan ook. De wijziging heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding.

Op het perceel De Zandakkers 28 wordt de huidige kas (ca. 1.625 m²) gesloopt en blijft de overige bebouwing gehandhaafd. Er wordt één vrijstaande woning (max. 156 m²) met een bijgebouw (max. 75 m²) teruggebouwd. Ook wordt een gedeelte van de huidige perceelsverharding nabij de woning De Zandakkers 28 verwijderd. Per saldo leidt de ontwikkeling op dit perceel dan ook tot een forse afname van het bebouwd en verhard oppervlak. Daarmee is sprake van een hydrologisch positieve ontwikkeling.

Geconstateerd kan worden dat de ontwikkelingen op de drie percelen in het plangebied niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding leiden. Per saldo leiden de ontwikkelingen tot een aanzienlijke reductie van bebouwd en verhard oppervlak in het plangebied.

Aan de westelijke rand van het plangebied is een watergang aanwezig. Het plan heeft geen gevolgen voor deze watergang, die intact blijft. Ten behoeve van de oprit voor de nieuwe woning ten noorden van De Zandakkers 28 zal een nieuwe duiker moeten worden geplaatst.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het plan. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding.

3.10 Flora en Fauna

Natuurwetgeving 
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime.

De Wnb heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden of tot verstoring kunnen leiden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

Anderzijds is in de wet de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland vastgelegd. In het kader van de soortenbescherming zijn in de Wnb drie beschermingsregimes opgenomen. Voor vogels geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één-op-één zijn overgenomen van de Vogelrichtlijn (paragraaf 3.1 Nbw). Voor dier- en plantensoorten van Europees belang geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één op één zijn overgenomen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (paragraaf 3.2 Nbw). Voor de overige dier- en plantensoorten die beschermd worden is een opsomming gegeven in de bijlage bij de Nbw. Voor deze soorten gelden ruimere ontheffingsgronden dan voor de dier- en plantensoorten die onder het regime van de richtlijnen vallen. De verboden neergelegd in de Nbw gelden alleen voor opzettelijke handelingen.

Beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied of het Gelders Natuurnetwerk. Op ca. 2,5 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Rijntakken. In de ruime omtrek van het plangebied zijn ook geen gebieden behorende tot het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszones aanwezig. De aard en omvang van de voorgenomen wijzigingen in het plangebied maakt dat effecten uitsluitend in het plangebied of in de zeer directe zone daaromheen optreden. Gezien de afstand tot beschermde natuurgebieden, die invulling en functie van tussenliggende gebieden (o.a. de kern Herveld-Andelst en de Rijskweg A15) en de aard en omvang van de ingrepen, zijn negatieve effecten op voorhand uit te sluiten. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden treden derhalve niet op en er is geen sprake van belemmeringen met betrekking tot gebiedsbescherming.

Soortenbescherming
De Zandakkers 28
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van agrarisch bedrijf (kwekerij) naar wonen en in het toevoegen van één woning op het perceel De Zandakkers 28. De bestaande kassen worden gesloopt. De nieuwe woning wordt gerealiseerd op het perceelsgedeelte dat momenteel als tuin bij de bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt. Van enige natuurlijke waarden is gezien de huidige functie en indeling geen sprake. Redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat de ontwikkeling van een woning, de sloop van de bebouwing en de daarmee verband houdende werkzaamheden tot negatieve effecten op beschermde soorten leiden. Er is geen sprake van belemmeringen met betrekking tot soortenbescherming.

De Zandakkers 30
Op dit perceel vindt uitsluitend een functiewijziging plaats van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonperceel, met behoud van de bestaande woning en schuur/garage. Vanwege de aard van deze wijziging is reeds uitgesloten dat de wijziging tot negatieve effecten op beschermde soorten leidt.

De Zandakkers 32
De eigenaar van dit perceel wil het erf herinrichten. Daarbij is de voorheen aanwezige bebouwing (agrarische bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen) reeds gesloopt. In de toekomstige situatie wordt een woongebouw (3 wooneenheden) met een bijgebouw gerealiseerd. Het voorste perceelsgedeelte wordt ingericht als tuin bij de woningen, met onder meer een fruitboomgaard. Het achterste perceelsgedeelte blijft agrarisch in gebruik, waarvan deels als fruitboomgaard. De voorgenomen ingrepen kunnen effecten hebben op beschermde planten- of diersoorten. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook een flora- en fauna-onderzoek uitgevoerd (Bijlage 4). De resultaten van het onderzoek worden hierna beknopt beschreven.

In het plangebied kunnen de volgende beschermde vleermuissoorten voorkomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis. Deze soorten zijn strikt beschermd onder de Wet natuurbescherming. Het plangebied is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, maar wel als foerageergebied. Vliegroutes zijn vanwege de afwezigheid van lijnvormige groenstructuren niet te verwachten. Negatieve effecten op vleermuizen zijn niet te verwachten, nader onderzoek of een ontheffing is niet noodzakelijk.

Aannemelijk is verder dat het plangebied deel uitmaakt van het leefgebied van grondgebonden zoogdieren, zoals konijn, haas en algemene muizensoorten en mogelijk ook de steenmarter. Negatieve effecten op beschermde grondgebonden zoogdiersoorten worden niet verwacht, waardoor nader onderzoek of een ontheffing niet noodzakelijk is. Door een toename van groenstructuren na realisatie van de landschappelijke inrichting, is eerder een positief effect te verwachten.

Met betrekking tot vogels is van belang dat alle vogelsoorten strikt beschermd zijn. Verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht. Wel zijn binnen het plangebied algemene broedvogels aangetroffen en te verwachten, zoals houtduif, spreeuw, koolmees, etc. Bij de werkzaamheden dient dan ook rekening te worden gehouden met nesten van vogels. Overtreding van de Wet natuurbescherming kan grotendeels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) uit te voeren, of door vooraf vast te stellen dat de werkzaamheden niet tot verstoring leiden. Bewoonde vogelnesten zijn echter te allen tijden beschermd.

Op overige beschermde soorten zijn op voorhand geen negatieve effecten te verwachten.

Conclusie
Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Mits wordt voldaan aan de algemene zorgplicht, in het bijzonder ten aanzien van vogels, zijn negatieve effecten op beschermde soorten niet te verwachten. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden op het perceel De Zandakkers 32 buiten het broedseizoen (15 maart-15 juli) uit te voeren. Indien binnen het broedseizoen werkzaamheden plaatsvinden, dient van tevoren te worden onderzocht of broedvogels aanwezig zijn. Het aspect flora en fauna leidt voor het overige niet tot belemmeringen of beperkingen voor de gewenste ontwikkeling.

3.11 Archeologische waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan1 en een archeologische beleidsadvieskaart2 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
In het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen overeenkomstig de archeologische beleidskaart (hoge verwachting). Op basis van deze dubbelbestemming geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bouw- en overige werkzaamheden, waarbij de grond minimaal 100 m² wordt geroerd, met een diepte van minimaal 30 cm. Op de percelen De Zandakkers 28 en 30 worden nieuwe woningen met een bijgebouw gerealiseerd. Daarbij zal de drempel voor archeologisch onderzoek naar verwachting worden overschreden. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, dient op deze percelen een verkennend archeologisch onderzoek te worden verricht.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt op voorhand geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied. Op de verbeelding en in de regels is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen ter waarborging van de toekomstige bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe woning op de percelen De Zandakkers 28 en 32 kan worden verleend, dient met archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat er geen verstoring van archeologische waarden optreedt.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de percelen De Zandakkers 28, 30 en 32 te Herveld. Deze hebben een gezamenlijke oppervlakte van 24.939 m². Daarnaast is aan de westkant een kleine strook gemeentegrond in het plangebied opgenomen, die momenteel nog een agrarische bestemming heeft. Deze strook is ingericht als berm bij de weg met een watergang.

De Zandakkers 28
Op De Zandakkers 28 is momenteel een relatief klein glastuinbouwbedrijf met kassen (ca. 1.625 m²) aanwezig. Naast kassen zijn de bedrijfswoning (nr. 28) en enkele bijbehorende bouwwerken en een silo aanwezig. Het voorste perceelsgedeelte (westkant) is ingericht als tuin. Het oostelijke perceelsgedeelte is in gebruik als weide. Aan de zuidwestkant van het perceel zijn een oprit en erfverharding aanwezig. Het perceel heeft een oppervlakte van 8.686 m². Het perceel wordt begrensd door een laagstam fruitboomgaard aan de noordkant (perceel De Zandakkers 30), een weiland en laagstam fruitboomgaard aan de oostkant, een boomkwekerij aan de zuidkant en de weg De Zandakkers aan de westkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0007.png"  
Figuur 6: huidige situatie perceel De Zandakkers 28 met (1) de bedrijfswoning met bijgebouw, (2) de kassen en (3) een weiland  


De Zandakkers 30
Het perceel De Zandakkers 30 (oppervlakte 10.906 m²) bestaat uit een kleinschalig woonperceel met tuin en een garage/schuur aan de noordwest kan en voor een groot deel uit laagstam fruitteelt. Dit achterland is bereikbaar vanaf de weg. Ook het woonperceel, dat kadastraal is afgesplitst van de overige gronden, heeft een ontsluiting op de weg. Het perceel wordt begrensd door het perceel De Zandakkers 32 aan de noordkant, een laagstam fruitboomgaard aan de oostkant, het perceel De Zandakkers 28 aan de zuidkant en de weg De Zandakkers aan de westkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0008.png"  
Figuur 7: huidige situatie perceel De Zandakkers 30  


De Zandakkers 32
Het perceel De Zandakkers 32 is een relatief smal perceel met een oppervlakte van 5.347 m². Op dit perceel zijn recent de woning nr. 32 en de voormalige agrarische schuren (ca. 1.000 m²) gesloopt. Voorheen was op het perceel ook een waterbassin aanwezig. Dit is is eveneens geamoveeerd. Ook een deel van de voomalige erfverharding aan de achterkant van het perceel is verwijderd. Het voormalige bebouwingsperceel ligt momenteel braak. Aan de noordwestelijke rand is een groene haag aanwezig. Het achterste perceelgedeelte wordt gebruikt voor laagstam fruitteelt. Het perceel wordt begresd door een agrarisch perceel (weiland en kleinschalige tuinbouw) aan de noordkant, een weiland aan de oostkant, het perceel De Zandakkers 30 met een gedeelte van de laagstam fuitboomgaard aan de zuidkant en de weg De Zandakkers aan de westkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0009.png"  
Figuur 8: boven: recente situatie perceel De Zandakkers 32 met de inmiddels gesloopt woniing (1) en overige bebouwing (2), alsmede een gedeelte van de nog aanwezige laagstam fruitboomgaard (3).  

4.2 Voorgenomen ontwikkeling

De Zandakkers 28
De eigenaar van dit perceel wil de glastuinbouwactiviteiten beëindigen, de kassen slopen en een nieuwe vrijstaande woning met bijgebouw realiseren ten noorden van de bestaande woning. De bestaande woning, inclusief aanbouw, carport en een klein vrijstaand bijgebouw, blijft behouden. Deze woning zal als reguliere woning worden gebruikt. De erfverharding zal gedeeltelijk worden verwijderd. Ten behoeve van de nieuwe woning wordt een nieuwe oprit aan de noordkant van het perceel aangelegd.

Het achterste perceelsgedeelte blijft grotendeels in gebruik als weiland. Een klein gedeelte achter het bestaande woonperceel wordt ingericht als een kleinschalige (hobbymatige) fruitboomgaard.

De toekomstige inrichting van het erf is weergegeven in figuur 9. Medewerking aan het realiseren van een nieuwe woning na sloop van de kassen is beleidsmatig mogelijk. Voorwaarde is dat het perceel landschappelijk wordt ingepast. Het inrichtingsplan van het gehele plangebied wordt verderop in deze paragraaf toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0010.png"  
Figuur 9: toekomstige situatie perceel De Zandakkers 28  


De Zandakkers 30
De eigenaar van dit perceel wil de bestaande woning en het bijgebouw (schuur/carport) behouden. Omdat de eigenaar geen agrarische bedrijfsactiviteiten (meer) uitoefent, wil hij de bestemming wijzigen van een agrarische naar een woonbestemming. Voorwaarde om aan de functiewijziging medewerking te verlenen is een landschappelijke inpassing van het perceel. Tevens dient de bestaande laagstam fruitboomgaard te worden verkleind in verband met de spuitzone ten aanzien van de woningen in het plangebied. Het tussenliggende perceelsgedeelte zal worden gebruikt als nader in te vullen agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0011.png"  
Figuur 10: toekomstige situatie perceel De Zandakkers 30  


De Zandakkers 32
Op dit perceel zijn recent de voormalige agrarische bedrijfswoning De Zandakkers 32 en de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die beide in slechte staat verkeerden, gesloopt. De eigenaar wil het voormalige bedrijfsperceel inrichten als woonperceel met een woongebouw met 3 wooneenheden. Het woongebouw krijgt de vorm van een T-boerderij, een kenmerkend boerderijtype in de Betuwe. Het voorste gedeelte bestaat uit twee bouwlagen met een kap en het achterste uit één bouwvlaag met een kap. Achter het woongebouw wordt een gezamenlijk bijgebouw gerealiseerd.

Het achterste perceelsgedeelte blijft in gebruik als fuitboomgaard, terwijl het tussenliggende gedeelte zal worden gebruikt als nader in te vullen agrarisch gebied. Aan de noordkant van het perceel wordt een oprit gerealiseerd. Via deze oprit zijn zowel de woningen, het bijgebouw als het achterland bereikbaar.

Voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen aan de realisatie van het nieuwe woongebouw, is dat het perceel landschappelijk wordt ingepast (zie het kopje 'landschappelijke inpassing en inrichting'). Hiertoe wordt onder meer het erf aan de voorzijde van het woongebouw ingericht als hoogstam fruitboomgaard. De gronden ten zuiden van het woon- en bijgebouw worden ingericht als tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0012.png"  
Figuur 11: toekomstige situatie perceel De Zandakkers 32  


Landschappelijke inpassing en inrichting
In figuur 12 is de toekomstige situatie na de hiervoor beschreven ontwikkelingen op de drie percelen weergegeven. Zichtbaar is dat de laagstam fruitboomgaard wordt verkleind en er in de toekomstige situatie sprake is van vier kleinschalige woonpercelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0013.png"  
Figuur 12: toekomstige functies en bebouwing in het plangebied  


Ten behoeve van de ontwikkelingen is een inrichtingsplan opgesteld. In het inrichtingsplan is aandacht besteed aan zowel de individuele ontwikkelingen op de drie percelen als aan de toekosmtige, gewenste situatie als geheel. Bij het opstellen van het inrichtingsplan zijn de doelstellingen van het LOP (zie ook paragraaf 2.3) als leidraad genomen.

In figuur 13 is de landschappelijke inpassing van het gehele plangebied zichtbaar. Concreet bestaat deze onder meer uit:

  • realiseren van een schapenweide met fruitbomen achter perceel De Zandakkers 28;
  • reduceren erfverharding op perceel De Zandakkers 28;
  • groene erfafscheidingen aan de zijkanten van alle woonpercelen;
  • een hoogstam fruitboomgaard op het voorerf van De Zandakkers 32 en een laan van fruitbomen ten noorden van de oprit tot dit perceel;
  • nauwkeurig bepaalde situering van de bijgebouwen;
  • aanplanten van diverse solitaire bomen verspreid over de percelen (onder meer walnoot, eik, kers).

Beoogd is onder meer om de kleinschaligheid te vergroten. Dit heeft zich vertaald in de inrichting van de percelen, de situering van de bebouwing en de gekozen landschapselementen. De verspringende rooilijnen van de bebouwing versterken dit beeld. De inrichting leidt ook tot vergroening aan de straatzijde. Verder worden de zichtlijnen vanaf de weg naar het achterland versterkt: met de toekomstige inrichting ontstaat op elk woonperceel een doorzicht en ook het centrale gedeelte (perceel nr. 30) bevat een breed doorzicht. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel wordt dan ook sterk verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0270BUITzandakkers-VSG1_0014.png"  
Figuur 13: landschappelijke inpassing in het plangebied  

4.3 Verkeer en parkeren

Ten behoeve van alle woningen in de toekomstige situatie dienen op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Hierbij dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen op de drie percelen aanwezig. In de inrichtingsplannen is rekening gehouden met deze eis. Alle percelen worden c.q. blijven voorzien van een oprit en erfverharding, waarop ruimschoots voldoende ruimte voor het parkeren aanwezig is. In de planregels is vastgelegd dat te allen tijden voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig dient te zijn.

Ten behoeve van de nieuwe woning ten noorden van De Zandakkers 28 is een nieuwe in-/uitrit nodig. Verkeerskundig gezien bestaan daarvoor geen belemmeringen, aangezien er voldoende afstand tot andere in-/uitritten resteert. De overige woonpercelen kunnen gebruik maken van bestaande ontsluitingen op De Zandakkers.

De weg De Zandakkers is een lokale, smalle weg die niet geschikt en bedoeld is voor grote hoeveelheden verkeer. Het aantal verkeersbewegingen in de toekomstige situatie is echter zo gering, dat de weg het verkeer zonder problemen kan verwerken. Door de korte afstand tot de oprit naar de Rijksweg A15 is de bereikbaarheid van het plangebied goed. Er ontstaat ook geen onevenredige overlast voor omliggende percelen vanwege het verkeer. Van een toename van verkeersbewegingen is geen sprake, omdat de twee huidige agrarische bedrijfsfuncties verdwijnen.

Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkelingen aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels). Het bestemmingsplan 'Buitengebied, De Zandakkers 28, 30 en 32, Herveld' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Groen', 'Groen - Boomgaard', 'Wonen', en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen. Waar nodig worden deze in paragraaf 5.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is gezien de ligging in het buitengebied zoveel mogelijk aangesloten bij het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Vanwege de concreetheid van het initiatief en de ruimtelijk-stedenbouwkundige en aldnschappelijke voorwaarden die aan de nieuwbouw zijn verbonden, is gekozen voor een planvorm met een beperkte mate van flexibiliteit. Daar waar ruimtelijk relevant, zijn de randvoorwaarden in de regels en op de verbeelding doorvertaald.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch
Gebruik
De perceelsgedeelten buiten de woonkavels en de fruitboomgaarden behouden een agrarische bestemming. Er is geen bouwvlak opgenomen. De exacte invulling van deze gebieden is nog niet bekend. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor grondgebonden agrarische activiteiten, hobbymatige fruit- en boomteelt, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen. Vanwege de ligging binnen 50 meter van de woningen in het plangebied, is de uitoefening van (bedrijfsmatige) boom- en fruitteelt en (glas)tuinbouw niet toegestaan. Ook niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten.

Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de bestemming toegestaan.

Groen
Gebruik
De gronden aan de voorzijde en de noordkant van het perceel De Zandakkers 32 zijn bestemd als 'Groen'. Hiermee is het inrichtingsplan doorvertaald in de regels en op de verbeelding en op die manier zichtbaar gemaakt. Op deze gronden zijn een kleinschalige fruitboomgaard en oprit met een fruitbomenlaan beoogd. De gronden zijn primair bestemd voor hobbymatige fruitteelt en de ontwikkeling en het behoud van groenvoorzieningen, bermen en beplanting in het algemeen en van landschappelijke beplanting in het bijzonder. Verder zijn opritten, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt.

Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Groen - Boomgaard
Gebruik
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van het achterste perceelsgedeelte, dat op voldoende afstand van de toekomstige woningen ligt om als fruitboomgaard te worden gebruikt. Vanwege de gewenste invulling op basis van het inrichtingsplan, is gekozen voor een specifieke bestemming. De gronden zijn primair bestemd voor (fruit)boomgaarden, het telen van groenten en fruit en de ontwikkeling en het behoud van groenvoorzieningen, bermen en beplanting in het algemeen en van landschappelijke beplanting in het bijzonder. Verder zijn hobbymatig extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt.

Bouwen
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Wonen
Gebruik
De vier woonpercelen in de beoogde situatie zijn bestemd als 'Wonen'. Vanwege de gewenste kleinschalige kavelopzet en erfinrichting, zijn de bestemmingsvlakken niet te ruim opgenomen. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn primair bestemd voor wonen. Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de in de regels opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Het gebruik van een deel van de woning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.

In de gebruiksregels zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, die waarborgen dat de benodigde landschappelijke inrichting, conform de uitgangspunten en randvoorwaarden vanuit het inrichtingsplan, op de woonpercelen tijdig wordt gerealiseerd. De inpassing/inrichting dient na realisatie in stand te worden gehouden. Verder is voor De Zandakkers 28 een voorwaardelijke verplichting opgenomen, inhoudende dat een nieuwe woning pas mag worden gerealiseerd indien alle bestaande kassen zijn gesloopt.

Bouwen
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen de op maat opgenomen bouwvlakken toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogten en het maximum aantal wooneenheden zijn per bouwvlak op de verbeelding aangegeven. Voor nieuwe woningen is een maximuminhoud van 600 m³ per woning opgenomen (overeenkomstig het gemeentelijk beleid). De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedragen respectievelijk 3 en 5 meter. Deze dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning en (in het geval van overkappingen) op maximaal 20 meter afstand van de woning te worden gerealiseerd. De situering en oppervlakte van de bijgebouwen zijn specifiek vastgelegd met de aanduiding 'bijgebouwen'. Deze biedt slechts een beperkte mate van flexibiliteit, enerzijds vanwege de gewenste erfinrichting met behoud van doorzichten en anderzijds vanwege de concreetheid van de initiatieven.

Waarde - Archeologische verwachting 2
In het plan is met het oog op de (hoge) archeologische verwachtingswaarde (zie nader paragraaf 3.11) een dubbelbestemming opgenomen. Op basis van deze dubbelbestemming is archeologisch onderzoek nodig indien sprake is van bodemverstorende ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm-Mv. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze regels prevaleren de regels van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan en in maximaal één bouwlaag ondergronds.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Er zijn bevoegdheden opgenomen met betrekking tot de maatvoering, bouwgrenzen en ondergronds bouwen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels
Dit artikel beschrijft de procedure, die bij toepassing van een in het plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid, danwel het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken moet worden gevolgd.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële toelichting


Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.
 
De kosten worden verhaald middels met de verschillende initiatiefnemers separaat afgesloten anterieure overeenkomsten. Met de ontwikkelende eigenaren van de gronden die binnen het plangebied zijn gelegen, worden tevens planschadeovereenkomsten gesloten. In deze overeenkomsten zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten. Het kostenverhaal is op deze wijze in voldoende mate vastgelegd.

Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemers beschikken over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkelingen op de percelen te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

 

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkelingen heeft vooroverleg niet plaatsgevonden.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken met ingang van 27 juli 2017. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Wel is er aanleiding voor een tweetal ambtshalve wijzigingen geweest. Gelet op de korte afstand tot de woonbestemming, is binnen de bestemming 'Groen' de mogelijkheid voor (fruit)boomgaarden geschrapt is het gebruik van bestrijdingsmiddelen verboden.

Het plan is gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 4 december 2017.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.