Plan: | Herveld, Gekvoortsestraat 7 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0261HERVgekvoort7-VSG1 |
De initiatiefnemer heeft een verzoek gedaan voor de realisatie van een twee-aaneengebouwde woning op de percelen aan de Gekvoortsestraat 7 te Herveld. Op het perceel is momenteel een woning aanwezig, die in slechte staat verkeert en zal worden gesloopt. De bouw van een twee-aaneengebouwde woning past qua situering en maatvoering niet binnen het geldende bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk.
De ontwikkeling is in eerste instantie meegenomen in het ontwerp van het veegbestemmingsplan van Overbetuwe, 'Veegplan 2017 (10 initiatieven)'. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan zijn 4 zienswijzen ingediend, die betrekking hebben op de locatie Gekvoortsestraat 7. Deze zienswijzen vormden geen aanleiding tot inhoudelijke aanpassing van het veegbestemmingsplan. Echter om te voorkomen dat andere initiatieven ongewenste vertraging zouden oplopen, is besloten om voor deze planlocatie een separaat bestemmingsplan op te stellen en de locatie uit het vast te stellen veegbestemmingsplan te schrappen. Dit bestemmingsplan 'Herveld, Gekvoortsestraat 7' maakt de gewenste ontwikkeling van een twee-aaneengebouwde woning mogelijk.
Het plangebied aan de Gekvoortsestraat 7 bevindt zich aan de noordkant van de kern Herveld-Andelst. Het plangebied maakt onderdeel uit van een woongebiedje aan de doodlopende Gekvoortsestraat, dat tussen de oprit naar de rijksweg A15 en het bedrijventerrein Andelst-Oost ligt. Het perceel Gekvoortsestraat 7 ligt aan het einde van deze doodlopende weg. Op het perceel is momenteel één woning met een bijgebouw aanwezig. De overige gronden zijn ingericht als tuin en verharding. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie G, nummers 209, 210 en 2490. De ligging van het plangebied en de huidige situatie zijn weergegeven in afbeeldingen 1 en 2.
Afbeelding 1: Luchtfoto van de ligging van het plangebied |
Afbeelding 2: Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied, met indicatief de begrenzing van het plangebied weergegeven |
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Andelst-Zetten', dat sinds 23 augustus 2013 onherroepelijk is. Het plangebied heeft de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Ter plaatse van de woning is een bouwvlak opgenomen en geldt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - VD1'. Op basis van deze aanduiding zijn vrijstaande of dubbele (twee-aaneengebouwde) woningen toegestaan van maximaal één bouwlaag met een kap.
Verder geldt het bestemmingsplan 'Overbetuwe, Parapluplan Bedrijventerrein' (vastgesteld op 4 februari 2014). De regels van dit parapluplan zijn voor het plangebied echter niet van belang.
Afbeelding 3: weergave vigerend bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Andelst-Zetten' |
De bouw van een twee-aaneengebouwde woning op de door de initiatiefnemer gewenste plaats past niet binnen de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan. De beoogde woning wordt namelijk ten oosten van het opgenomen bouwvlak gerealiseerd. Qua gebruik en woningtypologie past het voornemen wel binnen de bestemmingsregels, nu een twee-aaneengebouwde woning reeds is toegestaan. Aan de overzijde van de Gekvoortsestraat worden vier parkeerplaatsen gerealiseerd.
Allereerst wordt ingegaan op het beleid wat van toepassing is op onderhavige ontwikkeling. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving. De huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling komen hier aan bod. Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan aangeduid. Afgesloten wordt met het hoofdstuk voor de te volgen procedure.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Conclusie
De ontwikkeling van een twee-aaneengebouwde woning op een bestaand woonperceel speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Het toegstane aantal woningen neemt niet toe. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.
Conclusie
De ontwikkeling van een twee-aaneengebouwde woning op een bestaand woonperceel speelt zich, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Het toegestane aantal woningen neemt niet toe. Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft dan ook geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de "ladder voor duurzame verstedelijking"). Dit zijn:
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een twee-aaneengebouwde woning mogelijk, gedeeltelijk buiten het huidige bouwvlak. Het huidige bestemmingsplan laat reeds een twee-aaneengebouwde woning toe. Juridisch-planologisch wordt dan ook geen woning toegevoegd. Derhalve voorziet het plan niet in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (vgl. ABRvS 18 december 2013, nr. 201302867/1/R4). De in het plan voorziene woningbouwontwikkeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. De ladder voor duurzame ontwikkeling vormt dan ook geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van een twee-aaneengebouwde woning.
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog twee actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 11 november 2015. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland. In deze regio streven de provincie en haar partners naar de volgende vier speerpunten:
Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan initiatieven moeten worden getoetst. De provincie is wat betreft dit aspect normerend middels de Omgevingsverordening.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. Een actualisatie van deze verordening is vastgesteld op 8 juli 2015 en gepubliceerd op 21 augustus 2015.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de Omgevingsverordening zijn gebaseerd op de hiervoor beschreven provinciale Omgevingsvisie.
Ten aanzien van het aspect wonen is het volgende voorschrift opgenomen:
"In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts
toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief
Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave
wonen voor de betreffende regio."
De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda Overbetuwe 2020 (zie paragraaf 2.3).
Conclusie
In het plangebied zijn de aanduidingen 'intrekgebieden', en 'tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw' van toepassing. Het plan voorziet niet in functies of werkzaamheden die strijdig zijn met deze aanduidingen.
Ten aanzien van het thema wonen is van belang dat het plan niet leidt tot een planologische toename van het aantal woningen. Het plan past in kwantitatief opzicht dan ook binnen het woningbouwprogramma. Het plan leidt, gezien de slechte staat waarin de huidige woning verkeert, tot een kwalitatieve verbetering. Daarmee draagt het plan bij aan een andere doelstelling met betrekking tot het thema wonen, namelijk kwlaiteitsverbetering van de woningvoorraad.
Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsverordering Gelderland.
Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Het 'Regionaal Plan 2005-2020' is de opvolger van het 'Regionaal Structuurplan KAN 1995-2005' en is in 2006 door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld met als doel bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Een belangrijk thema is de gewenste kwaliteitsimpuls in stad en land. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de dorpen. Met betrekking tot nieuwe verstedelijking kunnen gemeenten binnen de ‘contour woningbouw’ zelf bepalen zelf wat de te ontwikkelen locaties zijn en wat de aantallen zijn van de nieuw te bouwen woningen.
Conclusie
Dit plan voorziet in de bouw van een twee-aaneengebouwde woning op een bestaand bouwperceel binnen de bebouwde kom. Het plangebied ligt binnen de woningbouwcontour en is kleinschalig van aard. Juridisch-planologisch wordt immers geen extra woning mogelijk gemaakt. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met het Regionaal Plan.
Toekomstvisie+ 'Overbetuwe verbindt..'
De Toekomstvisie+ is het algemene kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De Toekomstvisie+ is een overkoepelend beleidsdocument dat richting geeft aan het beleid van de gemeente Overbetuwe. De in de visie geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De gewenste ontwikkelingsrichtingen worden via 21 opgaven concreter vormgegeven. De visie is uitsluitend bindend voor de gemeente en wordt uitgewerkt in verschillende beleidsvelden, waaronder de hierna geschetste Woonagenda Overbetuwe.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom. De ontwikkeling betreft de bouw van een twee-aaneengebouwdewoning ter plaatse van een gedateerde vrijstaande woning. Juridisch-planologisch wordt er geen extra woning mogelijk gemaakt. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bebouwingscontour en is naar aard en omvang passend in de bebouwde kom.
De voorgenomen ontwikkeling doet dan ook recht aan de gewenste ontwikkelingsrichting zoals vastgelegd in de Toekomstvisie+.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.
Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Daarnaast blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met die groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.
Conclusie
Het gemeentelijk beleid als vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een twee-aaneengebouwde woning mogelijk, waarbij er feitelijk sprake is van toevoeging van één woning aan de woningvoorraad. Juridisch-planologisch wordt geen extra woning mogelijk gemaakt. De ontwikkeling past in kwantitatieve zin dan ook in de woningbouwopgave van Overbetuwe.
De ontwikkeling vindt plaats op een bestaand woonperceel binnen de bebouwde kom. De huidige woning, die gedateerd is en in slechter staat verkeert, wordt vervangen door een nieuwe twee-aaneengebouwde woning, die wél aan alle tegenwoordige eisen voldoet. De ontwikkeling draagt daarmee bij aan kwaliteitsverbetering van de woonvoorraad.
De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantiatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D blijft, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Conclusie
Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is het niet noodzakelijk om in het kader van voorliggend bestemmingsplan een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een twee-aaneengebouwde woning ter vervanging van een bestaande vrijstaande woning. De situering van de woningbouw wijzigt enigszins. De woningen liggen binnen de geluidzone van de Rijksweg A15 en de Ambachtsweg. Een akoestisch onderzoek is dan ook noodzakelijk. De onderzoeksrapportage is bijgevoegd als Bijlage 1. Hierna worden de conclusies weergegeven.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat niet voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde, zijnde 48 dB voor wegverkeerslawaai, ten gevolge van de A15 en de Ambachtsweg. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor een nieuwe woning in buitenstedelijk gebied (waarvan sprake is vanwege de ligging in de zone van een autosnelweg) wordt echter niet overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 52 dB op de bovenverdieping van de noordgevels. Bron- of overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn redelijkerwijs niet mogelijk. Vaststelling van een hogere geluidwaarde is noodzakelijk. Daarvoor wordt een afzonderlijke procedure doorlopen. Bij de te realiseren geluidwering dient rekening te worden gehouden met de cumulatieve geluidbelasting van maximaal 57 dB. Daarvoor zijn aanvullende berekeningen noodzakelijk in het kader van de omgevingsvergunningprocedure. De geluidbelasting is niet zodanig dat hiervoor op voorhand belemmeringen te verwachten zijn. Derhalve is voldoende aannemelijk dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen. Vanuit akoestisch oogpunt is er dan ook geen sprake van belemmeringen, mits een hogere waarde wordt verleend.
Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt een twee-aaneengebouwde woning mogelijk gemaakt. Juridischi-planologisch wordt geen extra woning mogelijk gemaakt. Uit artikel 4 jo. bijlage 3a van de Regeling NIBM volgt dat een woningbouwlocatie van ten hoogste 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt. Het onderhavige plan blijft ruimschoots onder deze drempelwaarde en draagt niet in betekenende mate bij. Het plan is daarvoor ook te kleinschalig. Nadere toetsing is dan ook niet noodzakelijk.
Bij een planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende enerzijds de kwaliteit van het leefmilieu voor woningen en andere gevoelige functies te handhaven en te bevorderen en anderzijds te voorkomen dat bedrijven en andere milieubelastende functies onevenredig worden beperkt of belemmerd. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden.
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak gewijzigd. Juridisch-planologisch neemt het aantal woningen niet toe. Wel wijzigt de uiterste situering van de gevels, hetgeen vanuit bedrijven en milieuzonering relevant is. De woningen kunnen hierdoor enkele meters dichterbij de bedrijven worden gesitueerd.
De planlocatie wordt omsloten door het de Rijksweg A15 en Bedrijventerrein Andelst-Zetten. Hierdoor kan gesteld worden dat sprake is van een gemengd gebied. De richtafstanden ten opzichte van milieubelastende functies mogen dan ook één afstandsstap worden verlaagd.
Op het bedrijventerrein ten zuiden van het plangebied is het mogelijk om bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 te vestigen. De aan te houden richtafstand hiervoor is in gemengd gebied 30 meter. De nieuwe woningen worden ruim 30 meter van het bedrijventerrein gerealiseerd, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Het initiatief zorgt niet voor belemmering van omliggende bedrijven en omgekeerd zorgen de bedrijven niet voor een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de te realiseren woningen.
Op het gebied van bedrijven en milieuzonering zijn er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. De Wgv kent een aantal standaardnormen.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een twee-aaneengebouwde woning mogelijk op een bestaand woonperceel. Het bouwvlak en daarmee de situering van de woningen, wijzigt in beperkte mate. In de omgeving van het plangebied bevinden zich echter geen veehouderijen.
Vanuit het aspect geurhinder zijn er daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De gemeentelijke Bouwverordening bevat daarnaast een verbod voor het bouwen van gebouwen waarin voortdurend of in daarmee vergelijkbare mate mensen verblijven, zoals woningen.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een twee-aaneengebouwde woning mogelijk op een bestaand woonperceel. Er is geen sprake van een functiewijziging in het plangebied en de woonbestemming wordt niet vergroot. Een bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Er zijn op het gebied van bodem en grondwater geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Inleiding
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De ontwikkeling betreft het amoveren van een woning aan de Gekvoortsestraat 7 te Herveld en het op richten van 2 geschakelde woningen op hetzelfde adres.
Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In de volgende afbeelding is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.
Afbeelding 4: Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl) met het plangebied globaal aangeduid in de rode cirkel |
De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op:
Het plangebied Gekvoortsestraat 7 ligt op ongeveer 180 meter van de rijksweg A15 en op ongeveer 240 meter van de Betuweroute. Op basis van de regeling Basisnet is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt van beide risicobronnen. Het invloedsgebied groepsrisico bedraagt 880 meter vanaf het hart van de weg en 4.000 meter vanaf het hart van de spoorbaan conform de 'Handleiding Risicoanalyse Transport'. Beide invloedsgebieden liggen over het plangebied.
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, hogedruk aardgasleiding en transportroute. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van een tweetal risicobronnen. Door de beoogde wijziging neemt het aantal aanwezigen in het plangebied niet significant toe. De wijziging heeft geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico van de A15 of Betuweroute. Het groepsrisico van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden. In het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen gelegen, die een belemmering voor de ontwikkeling kunnen vormen.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de betreffende periode voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
In het kort hier de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de "Keur Waterschap Rivierenland 2014" van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe het Waterplan vastgesteld. In het waterplan wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern op genomen.
Watertoets
Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van een twee-aaneengebouwde woning ter vervanging van de bestaande woning aan de Gekvoortsestraat 7, die wordt gesloopt. De huidige woning heeft een oppervlakte van circa 90 m². Op hetzelfde perceel wordt een twee-aaneengebouwde woning gerealiseerd met een oppervlakte van totaal circa 230 m². Dit betekent een toename van ongeveer 120 m² aan verhard oppervlak vanwege de woning. De oppervlakte aan bijgebouwen en aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak is beperkt tot 40 m² per woning. De toename verhard oppervlak blijft per saldo dan ook ruimschoots onder de drempel voor eenmalige vrijstelling van compensatieplicht (500 m² voor het stedelijk gebied). Aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk. Bij de nieuwe woningen dient hemelwater en vuilwater gescheiden te worden afgevoerd.
Conclusie
Wat betreft water zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het ruimtelijk plan.
Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).
De Wet natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.
Anderzijds heeft de wet betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscodes.
Gebiedsbescherming
In de gemeente Overbetuwe is het Natura 2000-gebied Rijntakken aan de uiterste noord- en zuidkant van de gemeente gelegen. Daarnaast is het Natura 2000-gebied Veluwe juist ten noorden van de gemeente gelegen. Deze Natura 2000-gebieden bevinden zich op meer dan 5 kilometer afstand van het plangebied. Het plangebied ligt gezien deze afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling buiten het invloedsgebied van deze gebieden. In de omgeving van het plangebied zijn ook geen gebieden aanwezig, die behoren tot het NNN.
Vanuit het aspect gebiedsbescherming is er dan ook geen sprake van belemmeringen.
Soortenbescherming
In het plangebied wordt de bestaande woning gesloopt en een twee-aaneengebouwde woning op een deels andere plaats teruggebouwd. Daarom is door Staro in juli 2016 een quick scan flora- en fauna uitgevoerd. Ook is hieropvolgend een vleermuizenonderzoek uitgevoerd in oktober 2016. De complete onderzoeken zijn opgenomen als respectievelijk Bijlage 2 en Bijlage 3. Hierna worden alleen de conclusies vermeld. Voor de onderbouwing wordt verwezen naar de betreffende bijlagen.
Quick scan flora en fauna
Soorten van tabel 1
Mogelijk wordt het plangebied gebruikt door enkele grondgebonden zoogdieren en amfibieën welke zijn opgenomen in tabel 1. De voorgenomen plannen hebben mogelijk een negatief effect op zoogdieren en amfibieën van tabel1. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk mitigerende maatregelen te nemen voor deze soorten.
Soorten van tabel 3
Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. In de omgeving blijft het foerageergebied aanwezig. Ook het plangebied blijft geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De voorgenomen ontwikkeling heeft zodoende geen negatief effect op de functie van het plangebied, namelijk foerageergebied. Lijnvormige groenstructuren die een vliegroute kunnen vormen ontbreken in het plangebied. De woning biedt mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Indien deze aanwezig zijn, zal sloop leiden tot vernietiging en daarmee een overtreding van de Wet natuurbescherming. Nader onderzoek moet uitwijzen of daadwerkelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn.
Soorten van tabel vogels
Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemeen voorkomende vogelsoorten. In de omgeving blijft broed- en foerageergebied voor deze soorten aanwezig. Derhalve zijn negatieve effecten op het broed- en foerageergebied van algemeen voorkomende vogels uit te sluiten. Als het verwijderen van bomen ens truiken buiten het broedseizoen plaatsvindt, wordt voorkomen dat negatieve effecten optreden ten aanzien van broedende vogels.
In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vaste rust- en verblijfplaatsen van steenuil, kerkuil en ransuil aanwezig. De aanwezigheid van nestplekken van huismus en gierzwaluw in het plangebied is uit te sluiten.
Vleermuizenonderzoek
Uit het verrichte onderzoek blijkt dat gewone dwergvleermuizen overvliegen en foerageren in en rond het plangebied. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor deze vleermuizen. Er zijn geen vaste vliegroutes vastgesteld. Met de voorgenomen plannen komt verandering in het foerageergebied van de vleermuizen. De tuin zal mogelijk tijdelijk minder geschikt zijn als foerageergebied. In deomgeving is voldoende soortgelijk foerageergebied aanwezig. Daarnaast zal na realisatie van de voorgenomen plannen het plangebied opnieuw geschikt zijn als foerageergebied voor vleermuizen. Er zullen derhalve geen negatieve effecten optreden in het foergaeergebied van gewone dwergvleermuizen.
Conclusie
Wat betreft natuurwetgeving en beleid zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het plan.
Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan2 en een archeologische beleidsadvieskaart3 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Conclusie
Het plangebied is in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Andelst-Zetten' gelegen in een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Wanneer de bodemingrepen ten behoeve van het plan meer dan 500 m² bedragen, dient archeologisch onderzoek gedaan te worden. Op de plaats waar nu een vrijstaande woning staat wordt een twee-aaneengebouwde woning gerealiseerd met een oppervlakte van totaal circa 230 m². Dit betekent een toename van 120 m² aan verhard oppervlak vanwege de woning. De mogelijkheden voor het oprichten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn beperkt (maximaal 40 m² per perceel). Hiermee blijft het initiatief dan ook te allen tijden ruimschoots onder de grens van 500 m². Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen. Mochten tijdens de geplande werkzaamheden, voor zover die uitgevoerd worden, toch archeologische waarden aangetroffen worden dan geldt ceen meldingsplicht. Sinds 1 juli 2016 bij de inwerkingtreding van de Erfgoedwet 2016, dient de melding te geschieden bij de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Overbetuwe. De archeologische dubbelbestemming wordt in het plan doorvertaald ter bescherming van de archeologische waarden voor de toekomst.
Verkeer
Het plan voorziet in de bouw van een twee-aaneengebouwde woning. Juridisch-planologisch wordt er geen extra woning mogelijk gemaakt. Feitelijk wordt er wel een woning toegevoegd. Voor de woningen wordt uitgegaan van het woonmilieutype VI 'landelijk wonen'. Er geldt per woning een gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal van 7,4. Dit impliceert voor de twee woningen gezamenlijk dus 14,8 bewegingen van personenauto's. Er is dan ook sprake van een zeer geringe en niet of nauwelijks merkbare toename van het aantal verkeersbewegingen.
De woningen worden ontsloten via de Gekvoortsestraat. De woningen bevinden zich aan het einde van deze doodlopende straat. Gezien het zeer beperkte aantal verkeersbewegingen levert de realisatie van de twee woningen geen belemmeringen op voor wat betreft de verkeersafwikkeling. Ter hoogte van de woning Gekvoortsestraat 3 ten oosten van het plangebied is een slagboom aanwezig. De weg ter hoogte van het plangebied is derhalve beperkt toegankelijk. De vuilophaaldiensten kunnen geen gebruik maken van dit gedeelte van de weg. Dit wijzigt niet. Er zijn geen verkeerskundige problemen te verwachten.
Parkeren
Ten behoeve van de woningen dienen voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Daarbij dient voldaan te worden aan de Nota parkeernormen van de gemeente Overbetuwe (2016). In de planregels is vastgelegd dat aan deze norm dient te worden voldaan (2 parkeerplaatsen per woning) binnen het plangebied.
De parkeerplaatsen worden gerealiseerd op het perceel nr. 2490, dat tussen de woningen Gekvoortsestraat 8 en 10 gelegen is (zie afbeeelding 5). Dit perceel is in eigendom van de initiatiefnemers. Op dit perceel is voldoende ruimte voor 4 parkeerplaatsen aanwezig. Door gebruik te maken van dit perceel, worden de woningen beter ontsloten. Op deze wijze kan op eigen terrein binnen het plangebied op een adequate wijze worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voor wat betreft parkeren zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling te verwachten.
Afbeelding 5: beoogde situering van 4 parkeerplaatsen |
Het plangebied betreft het perceel aan de Gekvoortsestraat 7 en bevindt zich aan de noordkant van de kern Herveld, tussen de oprit naar de rijksweg A15 en het bedrijventerrein Andelst-Oost. Het plangebied is gelegen aan het einde van de doodlopende Gekvoortsestraat, waaraan zich een aantal woonpercelen bevindt. Op het perceel zijn momenteel een vrijstaande woning en een bijgebouw aanwezig zijn. De woning verkeert in slechte staat.
De gronden rondom de woning zijn in gebruik als tuin. Het noordelijke perceel (nr. 2490) tussen de woningen Gekvoortsestraat 8 en 10 in, is verhard.
|
Afbeelding 6: huidige situatie in het plangebied, (boven: luchtfoto, onder: plangebied gezien vanuit oostelijke richting) |
De initiatiefnemer heeft een verzoek gedaan voor de realisatie van een twee-aaneengebouwde woning in het plangebied. De bestaande woning, die zich in slechte staat bevindt, wordt gesloopt. Het voornemen past niet binnen de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan, waardoor een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is. De beoogde woning wordt namelijk ten oosten van het opgenomen bouwvlak gerealiseerd. Qua gebruik past het voornemen wel binnen de bestemmingsregels, nu een twee-aaneengebouwde woning reeds is toegestaan. De beoogde twee-aaneengebouwde woning is qua omvang en situering stedenbouwkundig aanvaardbaar. Per saldo ontstaat ruimtelijke kwaliteitswinst. Ook wordt de kwaliteit van de wqoningbouw verbeterd. In afbeelding 7 is de beoogde toekomstige situatie weergegeven.
Aan de overzijde van de Gekvoortsestraat worden vier parkeerplaatsen gerealiseerd.
Afbeelding 6: beoogde toekomstige situatie |
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Herveld, Gekvoortsestraat 7' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De bestemmingsregels
Binnen de verschillende bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen. Daarnaast zijn daar waar gewenst afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen', 'Verkeer - Verblijf' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Oosterhout', dat het meest actuele komplan binnen de gemeente is. Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
Het woonperceel krijgt de bestemming 'Wonen'. Ter plaatse van de beoogde twee-aaneengebouwde woning is een bouwvlak op maat opgenomen. Het woningbouwtype en de maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding vastgelegd. Buiten de bouwvlakken is slechts een beperkte oppervlakte aan bijgebouwen wenselijk (40 m² per perceel). De voortuin krijgt de bestemming 'Tuin'. Het parkeerterrein, waar in de benodigde 4 parkeerplaatsen wordt voorzien, krijgt de bestemming 'Verkeer - Verblijf'.
Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Bestemmingen
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige c.q. gewenste functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
Tuin en Wonen
Op de beoogde woonpercelen is onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'.
De tuinen bij de woningen, voor zover gelegen in het voorerfgebied en evenwijdig aan de Gekvoortsestraat, zijn bestemd als 'Tuin'. Hierbinnen zijn geen gebouwen toegestaan om zodoende aan de voorkant van de woning en langs het straatbeeld een zekere mate van openheid te garanderen. Wel zijn uitbouwen onder bepaalde voorwaarden voor de voorgevel toegestaan. De diepte van de tuinbestemming is afgestemd op de woonpercelen aan weerszijden, zodat een ruimtelijk-stedenbouwkundig geheel ontstaat.
Het overige gedeelte van de percelen is bestemd als 'Wonen', waarbinnen zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing is toegestaan. Er is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen moeten worden gerealiseerd. De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 4 en 9 meter en zijn op de verbeelding aangegeven. Uitsluitend een twee-aaneengebouwde woning is toegestaan. De maximale oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per perceel bedraagt buiten het bouwvlak maximaal 40 m².
Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de gestelde voorwaarden in de regels wordt voldaan. Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.
Op grond van de regels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen en een recreatieve voorziening toestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Verkeer - Verblijf
Het doodlopende einde van de Gekvoortsestraat en het perceel waarop de 4 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, hebben gezien het beoogde gebruik de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gekregen. Binnen deze bestemming zijn wegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie toegestaan, alsmede onder meer parkeer- en groenvoorzieningen.
Waarde - Archeologische verwachting 3
In het plan is een dubbelbestemming opgenomen, ten behoeve van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Naast de betreffende dubbelbestemmingen hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming, zoals 'Wonen'. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. Er geldt een acrheologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 500 m².
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Echter is met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen zijn, een anterieure overeenkomst gesloten zoals is bepaald in artikel 6.24 Wro, voordat het bestemmingsplan is vastgesteld, zodat de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet geldt. In deze anterieure overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.
Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wro zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft, gezien de geringe ingrepen en kleinschalige ontwikkeling die met deze planherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.
Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang en impact van de voorgenomen ontwikkeling heeft geen vooroverleg plaatsgevonden.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan 'Veegplan 2017 (10 initiatieven)' waarin de voorgenomen ontwikkeling oorspronkelijk was opgenomen, is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan.
Binnen de betreffende periode zijn 4 zienswijzen ingediend tegen de voorgenomen woningbouwontwikkeling. In het bijgevoegde Rapport zienswijzen (Bijlage 4) zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. De zienswijzen zijn ongegrond verklaard en hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. Niettemin is ambtshalve gekozen voor separate vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan 'Herveld, Gekvoortsestraat 7' om te voorkomen dat andere initiatieven ongewenst vertraging oplopen. Gezien de aard van de ontwikkeling, leent deze zich voor een separaat bestemmingsplan. Inhoudelijk zijn de regels van de in het plan opgenomen bestemmingen ongewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan 'Veegplan 2017 (10 initiatieven)'. Ook de begrenzing van de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijf' en de dubbelbestemmingen is ongewijzigd.
Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld bij besluit van 16 mei 2017.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.