direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen-1
Plan: Elst, Vierslag
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0143ELSTvierslag-VSG1

Artikel 6 Wonen-1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met bijbehorende erven en ontsluitingspaden;
  • b. ten minste één parkeerplaats per woning op de gronden met de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'vrijstaand';
  • c. in samenhang met het genoemde onder a voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
  • b. binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-onder-een-kapwoningen toegestaan;
  • e. binnen de bouwvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' zijn uitsluitend geschakelde woningen toegestaan;
  • f. het aantal hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het aantal dat is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal woningen';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de gevel van het hoofdgebouw in de gevellijn(en) te worden gebouwd;
  • h. de breedte van de gevel in de genoemde gevellijn(en) en, indien van toepassing, in de onder g genoemde strook bedraagt ten hoogste 13,5 m;
  • i. de goothoogte en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 7,5 m respectievelijk 11,5 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan 8,5 respectievelijk 12,5 m;
  • k. de hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder a en g zijn erkers toegestaan aan de voorgevel vóór de aangegeven gevellijn(en) en aan de zijgevels van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m;
    • 2. de erkers mogen uitsluitend op minimaal 1,5 m uit de hoek van de betreffende gevel of met één geveldeel in de hoek van de betreffende gevel worden gebouwd;
    • 3. de maximale diepte van de erker bedraagt 1,5 m;
    • 4. de maximale breedte van de erker bedraagt 50% van de gevel waaraan deze wordt gebouwd;
    • 5. de afstand van de erker tot alle perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 geldt voor de situering van erkers het volgende:
      • a. indien bij het naastgelegen, aangebouwde, hoofdgebouw geen erker op gedeelde perceelsgrens wordt gebouwd, dient de afstand van de erker tot de gedeelde perceelsgrenzen minimaal 1,5 m te bedragen;
      • b. indien bij het naastgelegen, aangebouwde, hoofdgebouw tevens een erker op de gedeelde perceelsgrens wordt gebouwd, dient één geveldeel van de erker in de gedeelde perceelsgrens te worden gebouwd;
      • c. bij aangebouwde woningen zijn de hiervoor onder I en II genoemde regels op maximaal één gedeelde perceelsgrens per aaneengebouwde woning van toepassing;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder a en g zijn verspringingen aan de voorgevel en zijgevel, waaronder wordt verstaan een portiek bij de entree, een luifel boven de voordeur, een penant, een Frans balkon op de verdieping of een ander ondergeschikt bouwdeel, tot maximaal 1 m uit het bouwvlak toegestaan;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder a en g zijn dakoverstekken met een maximale diepte van 1,5 m uit het bouwvlak toegestaan.

6.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw dient minimaal 6 m te bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a dient ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 4 m te bedragen;
  • c. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen dienen op de perceelsgrens of op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • d. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen behorende bij een woning op de hoek van het bestemmingsvlak "Wonen-1" dienen op de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • e. de hoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 1 bouwlaag met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen behorende bij een vrijstaande woning ten hoogste 6 m;
  • g. de afstand van aanbouwen en uitbouwen tot de achterste perceelsgrens dient minimaal 6 m te bedragen;
  • h. de bebouwingsdiepte van aanbouwen en uitbouwen bedraagt maximaal 4 m gerekend vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van het bepaalde onder g;
  • i. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij aangebouwde woningen mogen in totaal een maximumoppervlak van 50 m² hebben;
  • j. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij halfvrijstaande en geschakelde woningen mogen in totaal een maximumoppervlak van 75 m² hebben;
  • k. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande woningen mogen in totaal een maximumoppervlak van 100 m² hebben;
  • l. het zij- en achtererf mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd.

6.2.3 Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde,

Voor het bouwen van overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende maximumbouwhoogten:

  • a. van schotelantennes, gemeten vanaf de voet van de antennedrager: 3 m;
  • b. van nutsvoorzieningen: 3 m;
  • c. van erfafscheidingen voor de voorgevel van een hoofdgebouw: 1 m;
  • d. van erfafscheidingen achter de voorgevel van een hoofdgebouw: 2 m;
  • e. van tuinmeubilair: 2 m;
  • f. van speeltoestellen: 3 m;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan-huis-gebonden beroepen

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 45 m² mag worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

6.3.2 Afhankelijke woonruimte

Het gebruik van bijgebouwen voor woonruimte is niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Aan-huis-gebonden beroepen

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.3.1 tot een maximaal vloeroppervlak van 75 m², indien en voor zover:

  • a. de beroepsuitoefening geschiedt door de bewoner;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. het niet betreft een zodanige verkeersaantrekkende activiteit, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.

6.4.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. duidelijk is wie de zorgbehoevende(n) is of zijn;
  • c. gebruik wordt gemaakt van één in-/uitrit door zowel verzorger als zorgbehoevende(n);
  • d. de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer mag bedragen dan 75 m²;
  • g. er geen zelfstandige woning ontstaat.

6.4.3 Intrekken mantelzorg

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 6.3.2 intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.