direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - De Buitens
Plan: Park Lingezegen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0020BUITparklingez-ONHE

Artikel 3 Agrarisch - De Buitens

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - De Buitens aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
  • b. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in één van de bedrijfswoningen;
  • c. bomen in de vorm van laanbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – laanbeplanting';
  • d. de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels, kleinschalige waterelementen en natuurvriendelijke oevers;
  • e. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 75 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
    • 2. degene die de activiteit in de bedrijfswoning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn;
    • 4. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden met dien verstande dat horeca niet is toegestaan;
  • f. de bestaande publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • g. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
  • h. de bestaande (verblijfs)recreatieve voorzieningen;
  • i. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;
  • k. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, teeltondersteunende voorzieningen, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels
3.2.1

Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen maximaal 6 m;
  • c. bouwhoogte van:
    • 1. hoge open teeltondersteunende voorzieningen maximaal 5 m;
    • 2. lage teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 m;
    • 3. overige bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
    • 4. bedrijfswoningen maximaal 10 m;
  • d. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 600 m3.
3.2.2

Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m2;
  • c. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  • d. bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  • e. goothoogte maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte maximaal 5 m.
3.2.3

Bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal:
    • 1. hooibergen, voedersilo's 15 m;
    • 2. sleufsilo's en kuilvoerplaten 2 m;
    • 3. erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1 m;
  • c. lichtmasten zijn niet toegestaan bij paardenbakken, met uitzondering van de bestaande lichtmasten.
3.3 afwijken van de bouwregels
3.3.1 tijdelijke hoge open teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het bouwen van tijdelijke hoge open teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. situering binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
  • b. aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • c. de voorzieningen noodzakelijk zijn in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • d. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt;
  • e. de oppervlakte maximaal 3 ha bedraagt;
  • f. in de omgevingsvergunning wordt opgenomen dat teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan gedurende de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 overschrijding bouwgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen aan maximaal twee zijden, mits:

  • a. de bouwgrens per zijde met maximaal 10 m wordt overschreden;
  • b. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • c. de overschrijding alleen is toegestaan ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • d. de oppervlakte van het fictieve bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan 1,5 ha;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4 specifieke gebruiksregels

De uitoefening van (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Dit zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid. Deze bepaling is niet van toepassing op akkerbouw.

3.5 afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 bewerken en verwerken van agrarische producten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van het bewerken en/of verwerken van ter plaatse geproduceerde agrarische producten, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van deze functies niet meer dan 350 m2 mag bedragen;

3.5.2 mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan dat een bijgebouw bij de bedrijfswoning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. duidelijk is wie de zorgbehoevende is of zorgbehoevenden zijn;
  • c. de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
  • d. de oppervlakte maximaal 75 m2 bedraagt;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.3 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder f voor het toestaan van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
  • b. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
  • e. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden.
3.5.4 paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder g voor het toestaan van paardenbakken, mits:

  • a. binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd dan wel aansluitend aan de gronden met de bestemming Wonen met inachtneming van de volgende maten:
    • 1. minimaal 30 m uit de as van de weg;
    • 2. minimaal 30 m vanaf woningen van derden;
  • b. de oppervlakte maximaal 1.200 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 2 m bedraagt;
3.5.5 recreatieve nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van

  • a. kleinschalig kampeerterrein op of aangrenzend aan het bouwvlak, mits:
    • 1. de afstand tot de bouwperceelgrens van het dichtstbijzijnde ander (kleinschalige) kampeerterrein minimaal 50 m bedraagt;
    • 2. de afstand tot de bouwperceelgrens van gronden met een (bedrijfs)woning van derden minimaal 50 m bedraagt;
    • 3. de (sanitaire) voorzieningen binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 m2;
    • 4. indien het gestelde onder 3 niet mogelijk is, de bebouwing ten behoeve van de (sanitaire) voorzieningen met een maximale oppervlakte van 50 m2, wordt opgericht binnen het bouwvlak;
    • 5. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve nevenactiviteit maximaal 45 bedraagt;
    • 6. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
    • 7. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 8. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
    • 9. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
    • 10. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 11. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. bed & breakfast, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing en/of in maximaal één vrijstaand bijgebouw met een maximale oppervlakte van 50 m2 die nog niet bestaat op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. gezamenlijke oppervlakte maximaal 120 m2 bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m2 mag bedragen en er maximaal 10 slaapplaatsen worden gerealiseerd;
    • 3. er verder geen voorzieningen als speeltuin, stallingen, detailhandel e.d. worden opgericht;
    • 4. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve nevenactiviteit maximaal 45 bedraagt;
    • 5. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 9. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
  • c. recreatiewoningen, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. maximaal 3 recreatiewoningen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 75 m2 per recreatiewoning, inclusief berging;
    • 3. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve nevenactiviteit maximaal 45 bedraagt;
    • 4. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 5. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 8. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
  • d. groepsaccommodatie, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. de oppervlakte maximaal 350 m2 bedraagt;
    • 3. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve nevenactiviteit maximaal 45 bedraagt;
    • 4. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 5. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 8. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
  • e. kleinschalig boerderijterras, mits:
    • 1. ten behoeve van het boerderijterras maximaal 50 m2 binnenruimte en 50 m2 buitenruimte wordt gebruikt met dien verstande dat voor de binnenruimte uitsluitend de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing, mag worden gebruikt;
    • 2. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve nevenactiviteit maximaal 45 bedraagt;
    • 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 4. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
    • 5. er sprake is van een landschappelijke inpassing van de buitenruimte;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 8. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is.
3.5.6 evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van tijdelijke evenementen, mits:

  • a. maximaal 10 evenementen als medegebruik per kalenderjaar worden gehouden, gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  • b. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.7 spuitzones

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4 voor het toestaan van een kleinere afstand van (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt tot voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, mits een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd.

3.5.8 stapeling

Bij een combinatie van twee of meer van de nevenactiviteiten uit artikel 3.5.5 onder a tot en met e geldt de hoogste toegestane oppervlakte als het totale toegestane maximum met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum oppervlakte mag overschrijden.

3.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van watergangen;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van houtgewassen met uitzondering van de laanbeplanting langs de openbare wegen;
  • e. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen, met dien verstande dat de oppervlakte van een verharding ten behoeve van een bietenstortplaats niet meer dan 1.500 m2 mag bedragen;.
3.6.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de kleinschalige landschapselementen en/of de waterhuishoudkundige situatie en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.6.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die de uitvoering van het Voorkeursalternatief als opgenomen in bijlage 3 betreffen;
  • e. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte van maximaal 500 m2 ten behoeve van bietenstortplaatsen.
3.7 wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 wijzigen en/of vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven, mits:

  • a. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 1,5 ha;
  • c. er een compact bouwvlak blijft bestaan;
  • d. uit een landschapsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.7.2 omschakeling van agrarisch bedrijf naar recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Recreatie, mits:

  • a. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten maximaal 50% met een maximum van 500 m2 van de bestaande met een omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen bedraagt;
  • b. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • d. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • e. het gebruik niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
  • g. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • h. er wordt voldaan aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • i. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.7.3 omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat woningsplitsing in twee woningen is toegestaan, mits:
    • 1. de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
    • 2. de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 75 m2 per woning;
  • c. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  • d. bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  • e. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning;
  • i. het aantal woningen mag, in afwijking van het bepaalde onder a, worden vermeerderd indien het een Rijks- of gemeentelijke monument betreft, dan wel een aantoonbaar cultuurhistorisch waardevol pand betreft. In dat geval is:
    • 1. splitsing in meerdere woningen toegestaan, dan wel;
    • 2. het toevoegen van een extra woning toegestaan, met dien verstande dat de extra woning uitsluitend mag worden gevestigd in een Rijks- of gemeentelijk monument of een aantoonbaar cultuurhistorisch waardevol pand;
      waarbij de volgende extra voorwaarden gelden:
      a. de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
      b. de bestaande inhoud van de woning c.q. het pand mag niet worden vergroot;
      c. de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 400 m3;
      d. bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 75 m2 per woning;
      e. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
      f. bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per nieuwe woning maximaal 75 m2. Voor zover de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen meer bedraagt, zal aan deze wijziging slechts kunnen worden meegewerkt indien deze overmaat wordt gesloopt; sloop behoeft niet plaats te vinden voor zover het cultuurhistorische bebouwing betreft of wanneer slechts sprake is van één bijgebouw;
    • 4. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • j. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder.
3.7.4 wonen in bedrijfsgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, waarbij tevens een karakteristiek bedrijfsgebouw mag worden hergebruikt voor wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. sanering plaatsvindt van minimaal 100 m2 van de bedrijfsbebouwing, voor zover aanwezig, niet zijnde karakteristieke bebouwing;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 75 m2 per woning;
  • c. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  • d. bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  • e. de nieuw te realiseren woning(en) mag een inhoud hebben van minimaal 400 m3 en maximaal 600 m3;
  • f. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • g. er wordt voldaan aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.7.5 extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, waarbij de bouw van één of meerdere extra woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ter compensatie van de sloop van minimaal 750 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing, mogen:
    1. twee woningen in één nieuw gebouw of
    2. één nieuwe woning
    worden opgericht;
  • b. ter compensatie van de sloop van minimaal 1.500 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, mogen:
    1. maximaal drie woningen in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw of
    2. één woning in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw en maximaal twee woningen in één nieuw woongebouw of
    3. maximaal drie woningen in één nieuw woongebouw of
    4. maximaal twee nieuwe vrijstaande woningen
    worden opgericht;
  • c. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • d. de oppervlakte van te slopen bedrijfsgebouwen tellen uitsluitend mee voor de oppervlakte zoals bedoeld in het bepaalde onder a en b voor zover deze gebouwen gedurende minimaal drie jaren agrarisch in gebruik zijn geweest;
  • e. de oppervlakte van de nieuw te bouwen woongebouwen en/of woningen bedraagt maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte;
  • f. de nieuw te realiseren woningen mogen een inhoud hebben van minimaal 400 m3 en maximaal 600 m3;
  • g. de bestaande perceelsontsluiting moet worden gebruikt voor alle woningen, tenzij het vanuit landschappelijke overwegingen wenselijk is om een andere locatie aan te wijzen voor de ontsluiting van het perceel;
  • h. bijgebouwen bij de nieuw te realiseren woningen voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. oppervlakte maximaal 75 m2 per woning;
    • 2. gebouwd op maximaal 20 m afstand van de nieuw te realiseren woning;
    • 3. gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de nieuw te realiseren woning;
    • 4. indien er meerdere nieuwe woningen worden gerealiseerd, dienen de bijgebouwen bij voorkeur in één gebouw te worden ondergebracht;
  • i. oppervlakte bijgebouw voormalige bedrijfswoning bedraagt maximaal 75 m2;
  • j. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • k. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • l. er wordt voldaan aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • m. er sprake is van een landschappelijke inpassing en versterking van de ruimtelijke structuur, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld.
3.7.6 realisering van nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van de bestemming in de bestemmingen Wonen en/of Natuur en/of Bos ten behoeve van de realisering van een nieuw landgoed, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van een nieuw landgoed bedraagt tezamen met de omliggende gronden minimaal 5 hectare;
  • b. per 5 hectare krijgt maximaal 1.500 m2 de bestemming Wonen;
  • c. binnen de bestemming Wonen mag maximaal één landhuis ten behoeve van maximaal drie woningen worden gebouwd met een inhoud van minimaal 1.000 m3 en maximaal 2.000 m3 en een bouwhoogte van maximaal 10 m;
  • d. indien er sprake is van een combinatie van wonen en zorg kunnen in plaats van een woning meerdere wooneenheden worden toegestaan;
  • e. maximaal één bijgebouw mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 150 m2 bij realisatie van maximaal 2 woningen of meerdere wooneenheden, dan wel maximaal één bijgebouw van maximaal 225 m2 bij realisatie van 3 woningen;
  • f. uit een inrichtingsplan blijkt dat er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit die tot uitdrukking komt in de versterking van natuurlijke, landschappelijke en/of recreatieve waarden van het gebied;
  • g. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • h. er wordt voldaan aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • i. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.7.7 extra woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing op een andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van de bestemming Agrarisch – De Buitens in de bestemming Wonen, waarbij de bouw van één of meerdere woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing op een andere locatie binnen het plangebied, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ter compensatie van de sloop van minimaal 750 m2 tot 1.500 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing, mogen:
    1. één woning in één bestaand gebouw of
    2. één woning in een nieuw gebouw;
    worden opgericht;
  • b. ter compensatie van de sloop van minimaal 1.500 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, mogen:
    1. maximaal twee woningen in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw of
    2. één woning in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw en maximaal één woningen in één nieuw woongebouw of
    3. maximaal twee woningen in één nieuw woongebouw of
    4. maximaal twee nieuwe vrijstaande woningen
    worden opgericht;
  • c. het aantal nieuwe woningen mag nooit meer dan twee bedragen;
  • d. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • e. de oppervlakte van te slopen bedrijfsgebouwen tellen uitsluitend mee voor de oppervlakte zoals bedoeld in het bepaalde onder a tot en met d voor zover deze gebouwen gedurende minimaal drie jaren agrarisch in gebruik zijn geweest;
  • f. de oppervlakte van de nieuw te bouwen woongebouwen en/of woningen bedraagt maximaal 40% van de gesloopte oppervlakte;
  • g. de nieuw te realiseren woningen mogen een inhoud hebben van minimaal 400 m3 en maximaal 600 m3;
  • h. bijgebouwen bij de nieuw te realiseren woningen voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. oppervlakte maximaal 75 m2 per woning;
    • 2. gebouwd op maximaal 20 m afstand van de nieuw te realiseren woning;
    • 3. gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de nieuw te realiseren woning;
    • 4. indien er meerdere nieuwe woningen worden gerealiseerd, dienen de bijgebouwen bij voorkeur in één gebouw te worden ondergebracht;
  • i. oppervlakte bijgebouw voormalige bedrijfswoning bedraagt maximaal 75 m2;
  • j. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • k. er sprake is van een landschappelijke inpassing en versterking van de ruimtelijke structuur, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld.
3.7.8 aanleg kleinschalige recreatieve voorziening en parkeervoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' wijzigen ten behoeve van de realisering van een kleinschalige recreatieve voorziening en parkeervoorziening, mits er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld.