direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: Oosterhout
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0018OOSToosterhout-ONHE

5.4 Externe veiligheid

Beleidskader en wettelijk kader
Bij Externe Veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden twee normstellingen gehanteerd. Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers: bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour. Het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.

Het beleid is verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen10 (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen11 (Revi), en verder uitgewerkt / toegelicht in o.a. de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen12 en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico13. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid gebaseerd op de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen14(RNVGS). Deze is recent verder geoperationaliseerd en verduidelijkt middels de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen15.

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico's, gelet op kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. De toepassing van de risicobenadering heeft dus primair betrekking op de onderdelen pro-actie, de preventie en de preparatie van de veiligheidsketen. Het beleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers te beschermen tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit kan door maatregelen te treffen bij of aan de bron (inrichtingen, auto's etc.) en door de restrisico's te beperken, bijvoorbeeld door zonering. Het doel wordt vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij meestal geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico.

Groepsrisico
Ten aanzien van het groepsrisico (GR) is een oriënterende waarde vastgelegd. Deze wordt uitgedrukt in de kans dat per jaar een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of transportroute en een ongewoon voorval binnen die inrichting of op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. De kans dat (een groep) slachtoffers vallen, wordt weergegeven met een curve (de fN-curve).

Een belangrijke factor bij het bepalen van het groepsrisico is het aantal personen dat zich in de omgeving van de risicovolle activiteit bevindt. Dit aspect kan vanuit de ruimtelijke ordening, door het toestaan of juist uitsluiten van functies waarbij een hoge personendichtheid in een bepaald gebied, worden beïnvloed.

Onderzoek
In het Bevi is vastgelegd dat voldaan moet worden aan de eisen van het besluit bij nieuwe activiteiten / situaties. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan, inclusief de goedkeuring daarvan, dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen.

Bevi-inrichtingen
In en nabij het plangebied komen geen Bevi-inrichtingen voor en worden in onderhavig bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Transportroute spoorwegen
Ten oosten van het plangebied is de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Betuwelijn gelegen. Over deze trajecten worden beperkt gevaarlijke stoffen vervoerd. De spoorlijn is op een dusdanige afstand (ruim boven de 1.000 meter) gelegen dat er geen belemmering aanwezig is.

Transportroute vaarwegen
Voor het plangebied is de hoofdvaarweg Waal van belang in het kader van vervoer van gevaarlijke stoffen. Op basis van de meest recente gegevens ontleend aan de risicoatlas vervoer gevaarlijk stoffen: hoofdwegen en hoofdvaarwegen (d.d. 24 maart 2003), kent Oosterhout geen knelpunten met het plaatsgebonden en groepsrisico. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt binnen de vaarweg.

Transportroute autowegen
Ten noorden van het plangebied is de rijksweg A15 gelegen. De rijksweg is op een dusdanige afstand (ruim boven de 1.000 meter) gelegen dat er geen belemmering aanwezig is.

Transportroute buisleidingen
Door het noordelijk deel van het plangebied lopen twee gasleidingen van de Gasunie. In onderstaande tabel zijn de gegevens weergegeven.

Beheerder   Transportdeel   PR 10-6 (meter)   Diameter (inch)   Druk (bar)   invloedsgebied (meter)  
Gasunie   A-524-KR-036   0   48   66,2   540  
Gasunie   A-533-KR-036   0   48   66,2   540  

Doorvertaling
Na beoordeling van de mogelijke risico's veroorzaakt door inrichtingen en vanwege transport van gevaarlijke stoffen kan worden geconcludeerd dat er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar over het plangebied is gelegen. De grens-, richt- en streefwaarden van het plaatsgebonden risico met betrekking het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt niet overschreden. Aangezien het een bestemmingsplan is waarin geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden verandert de hoogte van het groepsrisico niet.

Voor de buisleidingen is de dubbelbestemming 'Leiding-gas' opgenomen. Uit oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering is het niet toegestaan enig bouwwerk op te richten boven de leiding of binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. In het voorliggende bestemmingsplan is daarom een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden van de gastransportleiding opgenomen, waarbinnen uitsluitend bouwwerken opgericht mogen worden, die ten dienste staan van de gastransportleiding. Voor de realisatie van bouwwerken, welke krachtens de aan de betreffende grond gegeven bestemming zijn toegelaten, is een omgevingsvergunning nodig.