Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
HOOFDSTUK 2 Beschrijving plangebied
2.2 Historische schets van de ruimtelijke en landschappelijke situatie
2.4 Waardevolle ruimtelijke kenmerken
2.5 Waardevolle bebouwing - Rijksmonumenten
HOOFDSTUK 4 Toetsing aan wet- en regelgeving
4.8 Cultuurhistorie en archeologie
4.9 Wet milieubeheer en bedrijvigheid
HOOFDSTUK 5 Juridische vormgeving
5.3 Opbouw regels per bestemming
5.7 Onderlinge samenhang regels en verbeelding
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2 Economische uitvoerbaarheid
HOOFDSTUK 1 Inleiding
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft aan dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden om zo een actueel planologisch toetsingskader te geven. Een bestemmingsplan regelt de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden in het gebied. Het bestemmingsplan voor het dorp Orvelte is vastgesteld in 2005 en is daarmee toe aan actualisatie. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in deze actualisatie. De vrijstellingen, wijzigingsplannen en overige planologische besluiten die sinds 2005 tot stand zijn gekomen voor dit gebied zijn hierin meegenomen.
1.2 Het plangebied
Het plangebied sluit aan bij die van het plan uit 2005, namelijk het gebied binnen de straten De Wiet, het bebouwde gedeelte van het perceel Brugstraat 21, Masdiekie, Brinkstukken, Kromboom en de Wezuperweg. In het gebied liggen de percelen aan de Dorpsstraat, Flintenweg, Melkwegje, Schoolstraat, Schapendrift en Brugstraat. In afbeelding 1 is het plangebied globaal te zien (rode arcering). Het ligt ten oosten van de kern Westerbork en ten zuiden van het Oranjekanaal.
Afbeelding 1: Ligging plangebied ten oosten van Westerbork
1.3 Vigerende plan
Dit bestemmingsplan vervangt twee plannen:
1. Het vigerende plan voor de kern Orvelte genaamd ‘Orvelte’. Dit plan is door de raad vastgesteld op 29 september 2005 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 21 december 2005 (zie afbeelding 2 met de grenzen van het vigerende plan).
Afbeelding 2: Plangrens vigerende plan Orvelte
2. Het achterste deel van het perceel Brugstraat 21 met daarop een schuur is abusievelijk in het plan voor het buitengebied meegenomen. Dit zal hersteld en weer in het plan voor het dorp Orvelte meegenomen worden. Daarom wordt voor dit deel van het perceel ook het plan Buitengebied Midden-Drenthe uit 2012 en de Correctieve herziening Buitengebied uit 2014 herzien en meegenomen in dit plan voor Orvelte. Zie ook afbeelding 3 voor het betreffende gedeelte.
Afbeelding 3: Met arcering: deel uit plan Buitengebied Midden-Drenthe dat in plan Orvelte gevoegd wordt
1.4 Juridische systematiek
Als basis voor dit bestemmingsplan is de SVBP2012 en het ‘Handboek bestemmingsplannen’ (versie 4 van 18 juni 2013) gebruikt. Het handboek is opgesteld om ervoor te zorgen dat de bestemmingsplannen die in het kader van het actualiseringsproject worden opgesteld, eenduidig zijn wat betreft planopzet, digitale uitwisselbaarheid, de te volgen procedure en dergelijke. Dit neemt niet weg dat per plangebied maatwerk moet worden afgeleverd. Voor Orvelte is gebruik gemaakt van een juridische systematiek die zich laat omschrijven als ‘gedetailleerd bestemmingsplan’. Voor ieder perceel is een toegesneden bestemming gemaakt, en voor zover gelegen binnen het beschermd stads- en dorpsgezicht (in het vervolg: beschermd dorpsgezicht) is voor elk gebouw een bouwblokcontour opgenomen met gedetailleerde bouwvoorschriften. Voor het deel buiten het beschermd dorpsgezicht, met name voor de daar voor komende woonbebouwing is gekozen voor een minder gedetailleerde opzet, maar wel met een bouwblok voor de ligging van de hoofdgebouwen.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een uitgebreide beschrijving van het plangebied. Besproken wordt de ruimtelijke structuur, de ontwikkeling, de beeldbepalende bebouwing en erven hetgeen tot uitdrukking komt in de status van beschermd dorpsgezicht, alsmede de toekomstige situatie van het dorp.
Hoofdstuk 3 gaat in op de beleidskaders die van belang zijn bij het opstellen van dit plan. Het betreft de kaders vanuit Europa, het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente zelf.
In hoofdstuk 4 komt de toetsing aan wet- en regelgeving aan de orde. Hieruit blijkt dat bij het opstellen van een bestemmingsplan met veel wettelijke bepalingen rekening moet worden gehouden. Ook is aangegeven op welke wijze is getoetst aan de bepalingen en wat de uitkomsten daarvan zijn.
Hoofdstuk 5 bespreekt de juridische vormgeving van het plan. De opzet van de verschillende bestemmingen worden juridisch toegelicht.
Tenslotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 6 toegelicht, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. Het invullen van de resultaten van het vooroverleg met diverse bestuursorganen en instellingen, en het resultaat van het ter inzage liggen van het voorontwerp en ontwerp plan zullen na de betreffende fase in dit hoofdstuk opgenomen worden.
HOOFDSTUK 2 Beschrijving plangebied
2.1 Inleiding
Orvelte is een bijzonder dorp, want de oorspronkelijke ruimtelijke structuur en bebouwing van het esdorp zijn er door de eeuwen heen buitengewoon goed bewaard gebleven. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het dorp als Beschermd dorpsgezicht is aangemerkt. Daarnaast heeft een groot aantal panden binnen dat dorpsgezicht de status van rijksmonument gekregen. Het streven is om dit bijzondere karakter van het dorp zoveel mogelijk te beschermen en te versterken, zodat ook in de toekomst het dorp bewaard kan blijven.
Het oude dorp trekt veel toeristen en vervult als zodanig een museale functie. De vele bezoekers betekenen een belangrijke bron van inkomsten voor het dorp. Een tweede doel is dan ook om het karakteristieke te combineren met het museale karakter zonder dat de te beschermen waarden verloren gaan. Dit nieuwe bestemmingsplan straalt deze doelen ook uit doordat, net als in het vigerende bestemmingsplan, de manier van bestemmen en de bouw- en gebruiksmogelijkheden hierop aangepast zijn. Zo is er sprake van een conserverend plan met een behoudend karakter wat het bouwen betreft, terwijl er door de bestemming ‘gemengde doeleinden’ voor een groot aantal panden wel een zekere uitwisselbaarheid van het gebruik van veel panden aanwezig is.
2.2 Historische schets van de ruimtelijke en landschappelijke situatie
Orvelte ligt in het zogenaamde esdorpenlandschap, een landschapstype dat kenmerkend is voor het Drentse zandgebied en dat is ontstaan als gevolg van een landbouwsysteem waarbij de escultuur centraal stond. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit: elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap. Belangrijkste onderdelen van het esdorpenlandschap zijn de dorpen, de essen, de beekdalen en de omringende heidevelden.
De esdorpen vormen de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen meestal op de landschappelijke overgang van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). In en rond de esdorpen liggen de verschillende landschapsonderdelen die in het landbouwsysteem hun eigen functie hadden. De brink van het dorp fungeerde vroeger als verzamelpunt voor het vee voordat dat de heide optrok. De brink werd, nadat hij zijn oorspronkelijke functie had verloren, vaak beplant met (eiken)bomen. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd. Deze lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. De situering van de boerderijen lijkt willekeurig, maar dit is slechts schijn. De plaatsing is wel degelijk met een bepaalde doelmatigheid gekozen. De brink van Orvelte was oorspronkelijke gelegen op een gedeelte van het perceel Brugstraat 4. De huidige brink was voorheen een boerderijlocatie.
Het gebied tussen het dorp en de es (de zogenaamde goorns) werd gebruikt voor de verbouw van onder andere groente en bonen voor menselijke consumptie. De essen zelf werden gebruikt als akkerland en liggen hoger dan de omliggende (weide)gronden. Dit verschil in hoogte is onder meer ontstaan als gevolg van de gevoerde bedrijfsvoering: om de grond vruchtbaar te maken en te houden werd er op gezette tijden een mengsel van onder meer heideplaggen en mest ondergeploegd. Centraal in dit systeem stond de potstal die voor voldoende mest moest zorgen. De mest bestond uit een mengsel van heideplaggen en schapenmest en in mindere mate de mest van runderen, geiten en varkens. Doordat dit systeem eeuwenlang is voortgezet is er nu sprake van een ophoging en een enigszins bolle ligging van de esgronden. De essen bestonden uit lappendekens van kleine blok- en strookvormige akkers. Elke boer bezat een aantal verspreid liggende kavels die begrens werden met veldkeien.
In het lager gelegen beekdal lagen de graslanden waar het (rund)vee graasde en waar hooi werd gewonnen. De hooilanden in de beekdalen waren relatief vruchtbaar ten opzichte van de veldgronden vanwege het kwelwater en de aanvoer van voedingsstoffen in het oppervlaktewater. Haaks op de beek lagen houtwallen en sloten ten behoeve van de ontwatering. Orvelte lag met zijn essen en het beekdal oorspronkelijk als een oase te midden van de uitgestrekte heidevelden. De heide diende vooral als schapenweide en leverde plaggen voor de potstal. Naast de heidevelden waren ook de omringende bossen van belang voor Orvelte. Hout werd gebruikt voor onder meer de boerderijbouw, voor gebruiksvoorzieningen en voor meubilair. Door ontginning en begrazing daalde het aandeel bos. Om de houtschaarste tegen te gaan, werd aan het einde van de 19e eeuw ten westen van Orvelte het Tolhuisbos aangeplant zie afbeelding 4 voor het de ligging van het bos.
Afbeelding 4: Ligging Tolhuisbos
De wegenstructuur in Orvelte was oorspronkelijk vooral gericht op de plaatselijke dorpsgemeenschap. Zandwegen verbonden het dorp met de bouwlanden. Rond 1900 kende Orvelte één verharde weg, namelijk de weg tussen Zweeloo en Westerbork. Deze liep door de dorpskern van Orvelte.
De ontdekking en toepassing van kunstmest maakte aan het einde van de 19e eeuw ook een einde aan de afhankelijkheid van de schapenmest en daarmee van de heidevelden. Schaalvergroting en veranderingen in het grondgebruik, waren aan de orde van de dag in de landbouw. Op vele plaatsen verdween als gevolg hiervan het karakteristieke esdorpenlandschap.
2.3 Huidige situatie
Van de esdorpen in het Drentsche Landschap is Orvelte het best bewaard gebleven. Hierbij gaat het zowel om het dorp op zich als om de samenhang met de omringende essen en met het ten noordoosten van het dorp gelegen beekdal van de Orvelterstroom. Het behoud van het karakteristieke esdorpenlandschap in Orvelte is vooral te danken aan het feit dat in de ruilverkaveling Westerbork – die vanaf de jaren zestig werd ingezet – meer dan op andere plaatsen rekening is gehouden met het patroon van het esdorpenlandschap.
Orvelte wordt nog steeds getypeerd door verspreid liggende boerderijen langs de rand van de es. De bebouwing in het dorp is in de loop van de jaren, vooral aan de oost- en zuidoostzijde, uitgebreid, als gevolg waarvan de goorns en de akkertjes aan de oostkant van het dorp nagenoeg zijn verdwenen. Het beeld en de omvang van het huidige dorp wordt nog steeds bepaald door de historische dorpsbebouwing. Orvelte is een dorp gelegen tussen enkele essen op de flank tussen veldgronden en beekdal. De boerderijen in het dorp liggen min of meer verspreid, zonder een centrale open ruimte. De bebouwing is in het algemeen gericht op en gesitueerd rondom kleine open ruimten, die gevormd worden door erven, tuinen, kleine akkers en weilanden tussen de bebouwing. Op hun beurt begrenzen deze groepjes bebouwing weer grotere open ruimten. Aan de na 1970 nieuw aangelegde brink op een voormalig boerderijperceel staan een boerderij met achterbaander (thans restaurant de Schapendrift) en een woonhuis.
De essen rondom Orvelte zijn in vorm grotendeels intact gebleven. De Noorderesch, die direct te noorden van het plangebied ligt, is de enige es in Nederland die naast zijn oorspronkelijke vorm ook de Middeleeuwse verkaveling en inrichting kent. Het grootste deel van de es is een wettelijk beschermd monument van zeer hoge archeologische waarde in de zin van de Monumentenwet 1988, zie afbeelding 5 voor de ligging hiervan (in rood).
Afbeelding 5: Ligging Noorderesch, archeologische monument, in Rood
Het beekdal van de Orvelterstroom is tijdens de ruilverkaveling heringericht, waarbij een aantal houtwallen en bosjes is gespaard. Hierdoor is het ladderpatroon van haaks op de beek staande wallen en sloten nog steeds herkenbaar. Op een aantal plaatsen heeft de beek ook nog zijn oorspronkelijke loop. Op een aantal percelen in het beekdal is het grondgebruik veranderd van grasland in bouwland. De uitgestrekte heidevelden rondom Orvelte zijn grotendeels verdwenen. Overgebleven zijn het Orvelterzand en enkele kleine heiderestanten in de rondom het plangebied gelegen bossen.
Ook het wegenpatroon in en rond Orvelte heeft nog de oorspronkelijke structuur, die bestaat uit een vervlechting van een aantal bochtige en doorgaande wegen (Dorpsstraat/Brugstraat en Schoolstraat) en een aantal wegen die daarop aansluiten. De wegen in het dorp bestaand hoofdzakelijk nog uit keitjes of oude baksteenklinkers evenals de opritten naar de woningen en boerderijen. Openbare en privéterreinen worden over het algemeen van elkaar gescheiden door heggen of incidenteel een houten hekwerkje. Het beschermde dorpsgezicht is in principe alleen voor bestemmingsverkeer toegankelijk. Het toeristische autoverkeer moet de auto achterlaten op één van de twee grote parkeerplaatsen aan de oost- en westkant van het dorp.
2.4 Waardevolle ruimtelijke kenmerken
Beschermd dorpsgezicht
De toenmalige Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft in 1967 een deel van het gebied in en rond Orvelte aangewezen als Beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. Op onderstaande afbeelding is de grens van het gebied af te lezen, namelijk de lijn met sterretjes erin.
Afbeelding 6: Ligging beschermd dorpsgezicht (lijn met sterretjes erin)
De beschikking tot aanwijzing ging vergezeld van de volgende toelichting:
“Midden op het Drentse zandplateau ligt terzijde van het dorp Westerbork het buurtschap Orvelte. Deze oude agrarische nederzetting wordt omringd door bouwland, de essen, met aan de noordoostzijde de vruchtbare groenlanden in het Westerborker Stroomdal. Kenmerkend in het algemeen voor de esdorpen is de ligging van de boerderijen langs de rand van de es, in schijnbare ordeloosheid. Daardoor lijkt het of van een bewuste vormgeving in e dorpsopbouw gen sprake is geweest. Dit is echter slechts schijn, omdat de historisch bepaalde plaatsing-in-vrij-verband volgens bepaalde richtlijnen onder meer volgens die van de doelmatigheid zal zijn gekozen. Deze typerende structuur is in veel esdorpen verloren gegaan.
Het buurtschap Orvelte wordt gevormd door een aantal oude boerderijen aan enige zich tussen de erven slingerende landwegen; niet slechts wordt de dorpsaanleg nog geheel in oorspronkelijke vorm aangetroffen, doch ook is door de goede kwaliteit van de bebouwing, vooral van de panden Flintenwei 2, 4, 6, Dorpsstraat 1, 2, 3 en Groteweg 12, het type van de oude Drentse boerderij met achterbaander op unieke wijze vertegenwoordigd. Voorts verdient vermelding de goede relatie met het omliggende bouwland. Zeer zeker kan Orvelte worden aangemerkt als een uitnemend voorbeeld in Drenthe van het samengaan van historische landelijke bouwkunst met landschapsschoon. In het gebied van het onderhavige dorpsgezicht zijn mede opgenomen de aangrenzende akkers en groenlanden, die structureel tot het dorp behoren en in belangrijke mate het karakter van het gezicht mede bepalen.”
Op de juridische gevolgen van de status van beschermd dorpsgezicht wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.
Plangebied buiten beschermd dorpsgezicht
Ook buiten het beschermde dorpsgezicht heeft het plangebied nog cultuurhistorische waarde. Voor wat betreft het dorp, zijn enkele percelen en de twee relatief nieuwe woonbuurtjes aan de zuidzijde (aan de Schoolstraat en de Wiet) en de oostzijde (aan de Brugstraat) van het dorp, buiten het beschermde dorpsgezicht gelaten. Bij de inrichting van deze buurtjes is geprobeerd zoveel mogelijk aan te sluiten bij de ruimtelijke kenmerken van het historische dorp, door onder andere het creëren van open ruimten en de aanleg van veel groen. De kavels van deze later gebouwde woningen hebben, in tegenstelling tot de kavels in het beschermd dorpsgezicht, een regelmatige vorm en zijn in het algemeen rechthoekig en behoorlijk diep. De kenmerkende klinkerwegen lopen ook buiten het beschermde dorpsgezicht door.
Naast de stedenbouwkundige karakteristieken en kenmerken van de bebouwing en de samenhang met de omringende essen en het beekdal, kent het dorp Orvelte een aantal specifieke elementen die eveneens bepalend zijn voor het karakter van het gebied of een belangrijke waarde hebben. Belangrijkste daarvan is de veelheid aan groen. Zowel langs de straten als langs de inritten naar de boerderijen en woningen staan vele beeldbepalende oude bomen. Ook in de directe omgeving van het dorp is sprake van veel groen. De es wordt omzoomd door (loof)bosjes en in het naastgelegen beekdal is nog sprake van een aantal waardevolle houtwallen. Op afbeelding 7 hieronder is de ruimtelijke structuur van Orvelte met de waardevolle structuurelementen (groen, zichtlijnen en open ruimten) visueel weergegeven.
Afbeelding 7: Waardevolle ruimtelijke kenmerken Orvelte
2.5 Waardevolle bebouwing - Rijksmonumenten
Een aantal van de boerderijen (al dan niet met bijbehorende bijgebouwen) binnen het beschermde dorpsgezicht is dermate waardevol dat ze zijn aangewezen als monument in de zin van de Monumentenwet 1988. Op grond van deze wet genieten deze gebouwen een zekere mate van bescherming. Het gaat om de volgende 19 monumenten (zie tabel 1).
Nr. |
Adres |
Soort object |
1 |
Brugstraat 2 |
Boerderij |
2 |
Brugstraat 4 |
Boerderij |
3 |
Dorpsstraat 1 |
Boerderij en dwars aangebouwde bijschuur |
4 |
Dorpsstraat 2 |
Boerderij en lange aangebouwde bijschuur |
5 |
Dorpsstraat 3 |
Boerderij en aangebouwde hooischuur, schaapskooi en zuddenschuurtje |
6 |
Dorpsstraat 7 |
Woonhuis |
7 |
Dorpsstraat 9 |
Smederij |
8 |
Dorpsstraat 10 |
Voormalige tolwoning en keuterij |
9 |
Flintenweg 2 |
Boerderij met underschoer en aangebouwde bijschuur, losse schaapskooi |
10 |
Flintenweg 4 |
Boerderij |
11 |
Flintenweg 6 |
Boerderij en aangebouwde bijschuur |
12 |
Flintenweg 8 |
Boerderij met aangebouwde schuur en bakspiker |
13 |
Melkwegje 2 |
Boerderij |
14 |
Melkwegje 3 |
Voormalige melkfabriek bestaande uit een woning en 2 in u-vorm gebouwde schuren |
15 |
Schapendrift 1 |
Boerderij |
16 |
Schapendrift 2 |
Hooischuur |
17 |
Schoolstraat 1 |
Boerderij en vrijstaande bijschuren |
18 |
Schoolstraat 2 |
Boerderij/horeca |
19 |
Schoolstraat 3 |
Woonhuis/bijgebouw |
Tabel 1: Overzicht rijksmonumenten in Orvelte
2.6 Functionele structuur
Wonen
Een groot deel van de bebouwing in het plangebied is in gebruik voor gemengde doeleinden. Hierbinnen is de woonfunctie de hoofdfunctie en zijn er ondergeschikt daaraan een of meerdere nevenfuncties aanwezig, zoals een ambachtelijke bedrijfsfunctie. Het zijn meestal agrarische bedrijven die in de loop van de tijd een woonfunctie al dan niet met een ambachtelijke bedrijfsfunctie hebben gekregen. Een aantal van deze panden heeft een monumentenstatus zoals hierboven besproken. De woningen in Orvelte zijn, op een tweetal uitzonderingen na, vrijstaand gebouwd en bestaan in het algemeen uit één bouwlaag met een kap met een flinke hellingshoek. Bij bijna alle woningen gaat het om koopwoningen. Op dit moment zijn er 101 woningen in en rond Orvelte (inclusief het omliggende buitengebied dat tot Orvelte gerekend wordt), waarvan 42 in de kern, het onderhavige plangebied. Er zijn 225 inwoners in en rond Orvelte, waarvan 80 in onderhavig plangebied.
Bedrijvigheid
In het plangebied komen diverse vormen van bedrijvigheid voor, zoals gezegd meestal als nevenactiviteit bij de woonfunctie. Voor een belangrijk deel is de aanwezige bedrijvigheid gericht op de recreatie en toerisme. Voorbeelden hiervan zijn onder meer een galerie, een kleine inpandige dierentuin, een ambachtelijke smederij, een klompenmakerij, een houtzagerij en een kaasmakerij. Daarnaast zijn er diverse andere bedrijven aanwezig.
In het dorp zijn tevens drie horecagelegenheden aanwezig. Ook zijn er recreatieve nachtverblijfsfuncties, zoals een tweetal bed and breakfasts, een groepsaccommodatie en een vakantiehuisje.
Ondanks het feit dat Orvelte door de jaren heen haar agrarische karakter verloren heeft en zich steeds meer gericht heeft op de toeristische sector, bevinden zich in het dorp nog twee agrarische bedrijven, te weten een akkerbouwbedrijf (Dorpsstraat 8) en een gemengd bedrijf (Flintenweg 2). Van de overige bedrijven die in het vigerende plan nog agrarisch bestemd zijn, is sinds het bestemmingsplan Orvelte van 2005 de agrarische bedrijvigheid beëindigd. De functie hiervan is middels een wijzigingsprocedure veranderd en de bestemming is omgezet in ´Gemengd´. Dit betreft Brugstraat 1, Brugstraat 21 en Dorpsstraat 4. Het agrarische bedrijf aan de Schoolstraat 8 en 11 zit wat de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden in het dorp betreft, op slot. Daarom is gezocht naar een locatie buiten het dorp. Er is één nieuwe locatie in het buitengebied, aan de Holsdiek, gevonden. Het bestemmingsplan Buitengebied is hiervoor in 2012 aangepast en daar is een nieuw agrarisch bouwblok opgenomen, zodat het bedrijf verplaatst kan worden uit het dorp. De agrarische activiteit is planologisch gezien niet meer in Orvelte aanwezig is en zal naar verwachting ook praktisch gezien binnen de planperiode verplaatst worden. Derhalve is de agrarische bestemming niet langer opgenomen. Ook is op Schoolstraat 8 een bed en breakfast aanwezig. Het perceel ligt binnen het beschermd dorpsgezicht. De agrarische bestemming van de percelen Schoolstraat 8 en 11 kan dan ook omgezet worden in een woonbestemming. Dit is ook zo verwoord in de ruimtelijke onderbouwing die gebruikt is voor het onderbouwen van de noodzaak tot een nieuw bouwblok in het plan Buitengebied. Gelet op het feit dat nummer 8 gelegen is binnen het beschermd dorpsgezicht, is hier de bestemming Gemengd aan gegeven. Schoolstraat 11 ligt buiten het dorpsgezicht en heeft een ‘gewone’ woonbestemming gekregen.
Voorzieningen
Voor wat betreft het voorzieningenniveau is Orvelte geen zelfstandig dorp. Het plangebied kent geen voorzieningen voor de dagelijkse benodigdheden en er zijn ook geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Hiervoor is men aangewezen op de grotere kernen, zoals Westerbork en Beilen. Dit geldt ook voor winkels met meer duurzame gebruiksgoederen en zorgvoorzieningen. Er is wel een dorpscafé en er zijn twee restaurants ter beschikking.
Verkeer en parkeren
Het wegennet in Orvelte kent geen belangrijke verkeersverbindingen in de vorm van provinciale en rijkswegen. Wel is de Orvelterstraat, welke nagenoeg helemaal buiten het plangebied is gelegen, een belangrijke oost-west verbinding tussen Westerbork en Zweeloo. Doordat deze weg ook aansluit op de weg naar het zuiden via Witteveen is deze van belang voor de noord-zuid verbinding. De wegen in het dorp hebben het karakter van woonstraten.
Zowel aan de westkant als aan de oostkant van het dorp zijn aan de rand van het dorp voor de bezoekers parkeerplaatsen aangelegd, waardoor er een verkeersluwe situatie in het dorp ontstaan is. Dit komt ten goede aan het toeristische karakter van het dorp. In totaal is er ruimte voor zo’n 200 auto’s.
HOOFDSTUK 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het beleidskader dat bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht is. Het gaat om het rijksbeleid, het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid. Het vormt het kader van de beleidsregels in dit plan.
3.1 Rijk
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’, is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de nota Ruimte, de nota Mobiliteit en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals
-
De hoofdnetwerken voor personen- en goederen vervoer,
-
Energie,
-
Natuur,
-
Waterveiligheid,
-
Milieukwaliteit en
-
Bescherming van het werelderfgoed.
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan provincies en gemeenten onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de vroegere SER-ladder) die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. In het mobiliteitsbeleid komt de gebruiker centraal te staan en wordt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit versterkt.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
-
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
-
Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
-
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Een van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van nationale belangen. Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan voor het dorp Orvelte. Hierin zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen het beschermd dorpsgezicht, daarbuiten zijn de gebruikelijke bouwmogelijkheden voor bestaande woningen aanwezig. Het SVIR is niet van invloed op dit bestemmingsplan. De ecologische hoofdstructuur in en rond Orvelte is beschermd via het provinciaal beleid hierover. De status van beschermd dorpsgezicht bestond al voor het inwerkingtreden van het vigerende bestemmingsplan Orvelte.
Conclusie: het bestemmingsplan past binnen het beleid van het Rijk.
3.2 Provincie
Op 2 juli 2014 is door Provinciale Staten de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld. Dit beleid beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020 en heeft als missie: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.’ Het streven naar een zorgvuldige afweging tussen ontwikkelingen en ruimtelijke kwaliteit geldt in het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en als sprake is van de vestiging van bedrijven. Deze aspecten benoemt de provincie daarom als een kernwaarde: de kernwaarde bedrijvigheid.
Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zij vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat. De kernwaarde bedrijvigheid is een middel om kernkwaliteiten en ontwikkelingen met bedrijfseconomische aspecten in een zorgvuldig afwegingsproces te brengen. Met een beroep op de kernwaarde bedrijvigheid kan niet worden afgeweken van thematisch beleid, zoals voor regionale afstemming van woningbouw of ten aanzien vestigingsbeleid voor bedrijven. In het beleid benoemt de provincie zes verschillende kernkwaliteiten die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. De kernkwaliteiten zijn vanaf 1 juli 2014 ook via de digitale Handreiking Kernkwaliteiten beschikbaar (http://www.provincie.drenthe.nl/kernkwaliteiten/). Volgens de (Actualisatie) omgevingsvisie Drenthe sprake is van kernkwaliteit Archeologie (zie kaart 2e.) vanwege aanwezigheid van beekdalen en een es en dat beide van provinciaal archeologisch belang zijn.
Op basis van de landschappelijke ondergrond, die het Drentse landschap zijn identiteit heeft gegeven, zijn er diverse gebieden gedefinieerd. Door de centrale ligging op het Drents Plateau maakt Orvelte onderdeel uit van het gebied “Hartje Drenthe”. Het gaat om
-
Landschap,
-
Cultuurhistorie,
-
Aardkundige waarden,
-
Archeologie,
-
Rust en
-
Natuur.
Zorgvuldig ruimtegebruik en milieu en leefomgevingskwaliteit vormen de andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit.
In het bestemmingsplan Orvelte worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De afweging tussen de kernkwaliteiten alsmede de duurzaamheidsladder is in die zin niet van toepassing. Wel dient voor het plan Orvelte rekening gehouden te worden met de volgende kernkwaliteiten.
Landschap
Voor een deel van Orvelte is een zeer waardevolle es aanwezig, dit is de donkerbruine kleuring in afbeelding 8, welke beschermd dient te worden. Hiervoor is in de regels een vergunningensysteem opgenomen voor het uitvoeren van werken, zoals het bewerken of ophogen/afgraven van gronden. Tevens is dit gebied middels de dubbelbestemming archeologie beschermd.
Afbeelding 8: Kernkwaliteit landschap rondom Orvelte vanuit de Omgevingsvisie 2014
Cultuurhistorie
In de Omgevingsvisie is te zien dat voor Orvelte en omgeving sprake is van een esdorpenlandschap en een beekdallandschap (bruinige kleur in afbeelding 9). Om de belangen hiervan te borgen is in de regels een vergunningensysteem opgenomen voor het uitvoeren van werken, zoals het bewerken of ophogen/afgraven van gronden.
Afbeelding 9: Beekdallandschap rondom Orvelte vanuit de Omgevingsvisie 2014
Aardkundige waarden
Orvelte ligt op het Drents-Friese Keileemplateau. Het gebied is ontstaan in de voorlaatste ijstijd, het Saalien (370.000 tot 130.000 jaar geleden), en ontleent zijn bijzondere landschappelijke situatie aan het feit dat de ondergrond uit keileem bestaat. Keileem is in het Saalien op grote schaal door het landijs afgezet. Kenmerkend zijn de vele dalen die ontstaan zijn als gevolg van erosie door smeltend ijs- en sneeuwwater . Deze brede laagtes vormen de voor Drenthe zo karakteristieke beekdalen. Dekzandruggen zijn ontstaan in het Weichselien, de laatste ijstijd. Een dekzandrug is een opgestoven hoogte van dekzand. Een mooi voorbeeld van een dekzandrug is de dekzandrug Orvelte. Dekzandruggen kunnen erg lang en breed zijn, bij Orvelte is deze circa 10 km lang en circa 1-2 km breed (resp. bij Orvelte en Westerbork). De rug is enkele meters hoger dan de omgeving, hier is dat maximaal 3 meter. De hoger gelegen dekzandgronden werden voor de landbouw gebruikt. Met name de hoogste delen van de ruggen vond men geschikt. Er werd voortdurend stalmest of plaggen op aangebracht om de grond vruchtbaarder te maken. Zo ontstonden de es en het esdorpenlandschap van Orvelte. Dankzij de toegevoegde dikke laag ontstond de bodemvorming. Het organische materiaal spoelde in het moedermateriaal waardoor de kenmerkende podzolbodems ontstonden. Onder dikke esdeklagen is vaak een gaaf bodemarchief bewaard gebleven.
Dekzand en dekzandruggen zijn bijna onlosmakelijk verbonden met beekdalen. Ten noorden van Orvelte loopt de Oude Vaart, een sterk gekanaliseerde watergang, die ook in een voormalig beekdal ligt. Op de overgang van het beekdal naar Orvelte komen veel houtwallen voor. Enkele van die houtwallen zijn breed en al heel oud. De bodems die zich in de wallichamen van deze houtwallen hebben gevormd zijn vrij gaaf en daarmee vormen ze referentiebodems en zijn ze tevens drager van ecologische waarden.
Afbeelding 10: Aardkundige waarden rondom Orvelte vanuit de Omgevingsvisie 2014
Voor een klein deel van Orvelte is het beschermingsniveau ‘hoog’ (donker oranje’ en voor het merendeel ‘middel’ (licht oranje), zie afbeelding 10. Hier gelden respectievelijk beschermen en regisseren bij nieuwe ontwikkelingen. Binnen het gebied met een hoog beschermingsniveau zijn ontwikkelingen toegestaan mits de kernkwaliteit wordt behouden. In het overige deel wordt gekeken naar samenhang met de aardkundige kenmerken in de planvorming.
Natuur - Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Orvelte ligt geheel binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (zie afbeelding 11). De EHS is een samenhangende structuur van gebieden met verschillende natuurkwaliteiten. Deze ecologische hoofdstructuur moet duurzame natuurkwaliteit garanderen: doel is behoud en ontwikkeling van biodiversiteit. De provincies zijn verantwoordelijk voor de realisering van de EHS. De daadwerkelijke bescherming van de EHS geschiedt in het bestemmingsplan.
Afbeelding 11: EHS rondom Orvelte vanuit de Omgevingsvisie 2014
Het huidige grondgebruik staat niet ter discussie en kan gehandhaafd worden. Ontwikkelingen en ingrepen zijn mogelijk als de ingreep van ‘groot openbaar belang’ is, er geen alternatieven mogelijk zijn, de initiatiefnemer zorgt dat de nadelige effecten op de natuur worden verzacht of worden gecompenseerd.
Door twee extra spelregels zijn nu ook ingrepen mogelijk in de EHS die niet ‘van groot openbaar belang’ zijn: de ‘EHS-saldobenadering’ en ‘herbegrenzen EHS’. Deze instrumenten moeten zorgen dat de EHS niet alleen even groot en waardevol blijft, maar zelfs verbetert. De saldobenadering is gericht op een combinatie van projecten, het herbegrenzen is bedoeld voor kleinere ingrepen.
Natuur - Ecologische verbindingszones (EVZ)
Ten zuidoosten en zuidwesten van Orvelte bevinden zich ecologische verbindingen. De ecologische verbindingen zijn essentieel in de EHS. Ze verbinden gebieden waardoor de ecologische kwaliteit en de draagkracht van de gebieden toeneemt en planten en dieren zich beter kunnen handhaven en ontwikkelen. Ecologische verbindingen zijn regionale verbindingen langs vooral bestaande landschapsstructuren. Doel is het versterken van die structuren en hun functie in de verbinding.
Het onderzoek naar de natuurwaarden in het plan is nader toegelicht in paragraaf 4.7.
Omgevingsverordening
Met de omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. In de verordening is aangegeven dat als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn er in het ruimtelijk plan wordt uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van deze kernkwaliteiten. Het plan mag daarnaast geen ontwikkelingen mogelijk maken die deze kernkwaliteiten aantasten. Hieraan voldoet dit plan, zoals hierboven uitgewerkt is, temeer gelet op het conserverende karakter van het plan.
Conclusie: het bestemmingsplan past binnen het beleid van de provincie Drenthe.
3.3 Gemeente
3.3.1 Structuurvisie
Op 28 juni 2012 heeft de raad van Midden-Drenthe de structuurvisie Midden-Drenthe vastgesteld. Het is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Midden-Drenthe. De visie is een uitwerking van de in 2008 door de gemeenteraad vastgestelde visie ‘Gemeente Midden-Drenthe “Platteland leeft!’. In de visie zijn de geformuleerde ambities uit ‘Platteland leeft’ geconcretiseerd, aangescherpt en verankerd.
De structuurvisie Midden-Drenthe 2013 geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ontwikkelingen van de gemeente op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie en toerisme, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2030. De visie vormt daarmee het kader voor de integrale afweging van concrete ruimtelijke beleidsbeslissingen en voor de inzet daartoe van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten. Tot slot verschaft de structuurvisie een planologisch-financiële basis voor het verhalen van kosten op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Midden-Drenthe wil zich profileren als levendige plattelandsgemeente. In de visie wordt beschreven hoe de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente deze ambitie heeft ondersteund. De kernwaarden lage dichtheid & ruimte, Drents Plateau en verbondenheid & landschappelijke diversiteit in maat en schaal & Noaberschap 2.0 vormen daarbij het afwegingskader.
Over Orvelte zegt de structuurvisie het volgende. Aangaande het beekdallandschap:
Ook het gebied rond Orvelte valt binnen deze schaal. Dit gebied heeft de verkaveling behouden, zoals deze een eeuw geleden was. De percelen hebben een beperkte omvang en vormen ook hier een lappendeken met een grillig verloop van de kavelrichtingen en telkens andere doorzichten. De oorspronkelijke essen rond het dorp zijn nog gaaf. Met zijn kleinschaligheid is het gebied uniek en vormt dan ook een trekpleister voor toeristen, wat naast landbouw een belangrijke inkomstenbron is voor het dorp.
Daarnaast is Orvelte genoemd als Toeristisch aantrekkelijk punt. Voor het overige zijn er gelet op de beperkte wijzigingen in het bestemmingsplan geen concrete punten genoemd.
3.3.2 Welstandsnota
De gemeenteraad heeft op 7 juli 2011 de ‘Welstandsnota Midden-Drenthe 2011, Rekening houden met je omgeving’ vastgesteld. Met de welstandsnota ligt een deel van het beleid voor de openbare ruimte vast. In de welstandsnota gaat het om de vraag hoe allerlei bouwwerken eruit zien. Op zichzelf, maar ook in relatie tot de gebouwen er om heen en de openbare ruimte, zoals de straat, het groen en dergelijke.
Door de welstandsnota loopt als rode draad de richtlijn: houd bij het bouwen rekening met je buren/omgeving. Daarmee wordt de sociale en ruimtelijke component aan elkaar gekoppeld. In de gemeente staat noaberschap hoog in het vaandel. Dat zal, waar mogelijk, worden versterkt. Noaberschap betekent ook dat je als inwoner bij je bouwplannen rekening houdt met de bouwwerken van de buren/omgeving. Daarnaast wil de gemeente met de welstandsnota bijdragen aan verhoging van de beeldkwaliteit.
Voor Orvelte staat in de nota geen specifieke aanvullende regels ten aanzien van welstand. Wel is als bijlage bij onderhavig bestemmingplan ter bescherming en duiding van de karakteristieken van het dorp een beeldkwaliteitplan gemaakt. In dat plan is met name beschreven welke waarden aanwezig zijn en wat de uitgangspunten zijn bij het beoordelen van plannen in de omgeving gelet op deze waarden. Het plan bevat verder sfeerbeelden om zo de uitgangspunten te verlevendigen. Het plan zal als aanvulling op de welstandsnota gaan gelden en zal gelijktijdig met het bestemmingsplan in procedure gaan.
3.3.3 Het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan
Het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en loopt tot 2020. Speerpunten in dit GVVP zijn:
-
Inzetten op ontbrekende fietsverbindingen
-
Inzetten op het realiseren van verblijfsgebieden (30 en 60 km/u zones).
-
Het blijven handhaven van een aanzienlijk aantal 50 en 80 km/u wegen, in het kader
van de bereikbaarheid. -
Het blijven inzetten op gedragsbeïnvloeding.
-
Verkeersonveilige situaties aanpakken.
De dorpskern van Orvelte is een beschermd dorpsgezicht. Deze zal ingevoerd worden als 30 km/u zone (enkel voor bestemmingsverkeer). Doordat het een beschermd dorpsgezicht is, is de uitstraling van de weg al passend bij een 30 km/u zone. De wegen buiten de kern zullen een 60 km/u zone worden.
De Orvelterstraat, de Wezuperweg, de Brugstraat, de Wiet en het Oranjekanaal worden getypeerd als een erftoegangsweg type A, met hoofdzakelijk het argument dat dit een openbare vervoer routes is. Op deze wegen geldt binnen de kom een maximumsnelheid van 50 km/u en buiten de kom 80 km/u, uitgezonderd het huidige stuk 60-zone op de Wezuperweg, ter plaatse van de conflictpunten met de Dorpsstraat en de Zuideresweg.
3.3.4 Het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
Het verbreed Gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is in samenwerking met de waterschappen opgesteld. Het vGRP heeft drie pijlers:
-
De inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
-
De doelmatige inzameling en transport van afvloeiend hemelwater;
-
Het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken voor zover dat doelmatig is.
De doelstelling van het rioleringsplan is drieledig:
-
Beschermen van de volksgezondheid;
-
Droge voeten;
-
Schoon water en schone bodem.
Een van de belangrijkste maatregelen in goede omgang met water is afkoppelen. Voor de kernen van de gemeente Midden-Drenthe zijn de beleidsmaatregelen ten aanzien van afkoppelen opgenomen in afkoppelplannen. Bij nieuwbouw wordt direct een gescheiden rioolsysteem aangelegd.
Voor de kern Orvelte is geen nieuwbouw voorzien en is geen afkoppelplan van toepassing.
3.3.5 Waterplan
De gemeente Midden-Drenthe heeft een waterplan. Deze is samen met de waterschappen en de Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) opgesteld. In dit waterplan is het gezamenlijke beleid van betrokken organisaties onderling afgestemd. De toekomstvisie is gericht op:
-
Beleving van water
-
Recreatief medegebruik van water
-
Afkoppelen van hemelwater
-
Regionale waterberging
-
Acceptabele overgang van functies
-
Eenduidig en begrijpelijk beheer en onderhoud
-
Samenwerking gemeente-waterschap
-
Communicatie
Het waterbeleid wordt uitgezet in projecten en maatregelen om de waterhuishouding binnen de gemeente te optimaliseren.
Ten aanzien van water in het planologische proces komt het waterplan tot de volgende uitgangspunten:
-
Toepassen van de trits ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ bij nieuwbouwplannen
-
Toepassen van de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten
-
Bij het ontwerpen van nieuwe waterpartijen rekening houden met (natuurvriendelijk) beheer en onderhoud
-
De toepassing van duurzame materialen bevorderen;
-
Uitbreiden regulier overleg ten aanzien van locatiekeuzes.
3.3.6 Water in planologie
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Bro moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Het doel van deze watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze onderzocht worden. De waterhuishouding bestaat uit overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg van de waterhuishouding.
Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn het Nationaal Waterplan, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, en Beleidslijn ruimte voor de rivier. In het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op kwantiteit: ‘vasthouden, bergen en afvoeren van water’ ligt bij het waterschap. De maatregelen gericht op kwaliteit: ‘schoon houden, scheiden en zuiveren van water’ ligt bij alle betrokkenen en het waterschap.
Alle uitgangspunten en voorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied zijn verder verwoord in het wateradvies, dit is verder uitgewerkt in paragraaf 4.6.
Opmerking hierbij is dat voor het bepalen van de cultuurhistorische waarden van dit plan onder meer verwezen wordt naar afbeelding 7 in paragraaf 2.4, zoals hierboven is vermeld. Op deze afbeelding staat een groene arcering die slaat op zone 5 functiekaart POP. Hierbinnen is het hydrologische belang aanwezig, waardoor bepaalde uitbreiding van bebouwing buiten een bouwblok alleen mogelijk is als het hydrologische belang geborgd is. Deze voorwaarde was in het voorgaande bestemmingsplan Orvelte dan ook gekoppeld aan een vrijstellingsafweging. Nu is het POP vervangen door de provinciale omgevingsverordening (POV) en hierin komt een dergelijke aanduiding niet meer voor. Wel is in het waterbeheerplan van het waterschap een dergelijk belang terug te vinden via de aanduiding hydrologische beïnvloeding. Deze zone van hydrologische beïnvloeding is bedoeld als zone binnen en rondom natuurgebieden, waar bij de waterbeheersing rekening moet worden gehouden met conflicterende belangen. Gelet op de beperkte bouw- en gebruiksmogelijkheden in onderhavig plan zal er geen conflicterend belang optreden, waardoor deze zone niet meer nodig is. De zone 5 op de genoemde afbeelding is dan ook niet meer opgenomen in de regels.
3.3.7 Grondwater (WKO)
De provincie Drenthe heeft de afgelopen jaren WKO (warmte koude opslag) onder de aandacht gebracht bij gemeenten, particulieren en ondernemers. Hiervoor heeft de gemeente een WKO kansenkaart opgesteld. Aan de hand van deze kaart is op eenvoudige en overzichtelijke wijze in beeld gebracht op welke plekken in de gemeente WKO de meeste potentie heeft. Tevens zijn locaties aangewezen die minder geschikt zijn of waar het toepassen van WKO niet is toegestaan. Voor het plangebied Orvelte geldt dat de bodemgesteldheid geschikt is voor bodemenergie. Er dient hierbij wel aangesloten te worden bij de provinciale omgevingsverordening en structuurvisie ondergrond.
3.3.8 Archeologische verwachtings- en beleidskaart
Ten aanzien van het aspect archeologie moedigt het rijksbeleid de gemeenten aan om specifiek archeologisch beleid op te stellen. In dit kader heeft de gemeente Midden-Drenthe door Oranjewoud een archeologische verwachtings- en beleidskaart laten opstellen.
De gemeente heeft de wettelijke verplichting om de archeologische waarde van de ondergrond te waarborgen. Om te weten welke gebieden een mogelijke archeologische waarde bevatten en welke niet dient de verwachting inzichtelijk te zijn. Met dit inzicht kan gestuurd worden op het behouden van de archeologische waarde. Tevens kunnen bij onvermijdelijke bodemingrepen voorschriften worden verbonden aan de daarmee gepaard gaande verstoring.
De archeologische verwachtings- en beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van de gemeente een archeologische verwachting af. De gespecificeerde waarde is aangegeven op de kaart. In het daartoe behorende beleidsdocument zijn de waarden nader uitgewerkt. Tevens is voor elke waarde opgenomen hoe ermee dient te worden omgegaan in geval van een mogelijke bodemingreep. De gemeente heeft een instrument in handen om sturend te kunnen optreden bij bodemingrepen en zo beter zorg te dragen voor de instandhouding van de archeologische waarden binnen de gemeente. Hoe wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt in paragraaf 4.8 nader toegelicht. In voorliggend plan wordt afdoende rekening gehouden met de (mogelijke) archeologische waarden.
3.3.9 Groenbeleidsplan
Van de esdorpen in het Drentse landschap is Orvelte het beste bewaard gebleven. Hierbij gaat het zowel om het dorp op zich als om de samenhang met de omringende essen en met het ten noordoosten van het dorp gelegen beekdal van de Orvelterstroom. Orvelte wordt nog steeds getypeerd door verspreid liggende boerderijen langs de rand van de es. De aan het dorp grenzende akkers en groenlanden dragen structureel bij tot het bijzondere karakter van het dorp. De bebouwing in het dorp is vooral aan de oost- en zuidoostzijde uitgebreid. Hierdoor zijn de goorns en de akkertjes aan de oostkant van het dorp nagenoeg verdwenen. De boerderijen in het dorp liggen min of meer verspreid, met kleine open ruimten die gevormd worden door erven, tuinen, kleine akkers en weilandjes tussen de bebouwing.
De veelheid aan groen is één van de specifieke elementen die bepalend zijn voor het karakter van het gebied. De open ruimten en het aanwezige groen zijn daarom erg belangrijk. Er zijn veel beeldbepalende oude bomen, zowel langs de straten als langs de inritten naar boerderijen. Ook de landschappelijke beplanting zoals houtwallen zijn erg belangrijk. In de regels is een omgevingsvergunning voor het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas opgenomen om de aanwezige waarden te beschermen. Daarnaast is de APV en de bomenverordening van kracht waardoor er een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen of houtgewas benodigd kan zijn.
De beekdalgronden aan de noordzijde van het dorp zijn ecologisch van grote waarde. Het gaat om schraal grasland. Ten westen ligt het Oosterveld (met bos, heide, vennen en graslanden).
3.3.10 Landschapsbeleidsplan en -verordening
In dit plan uit 2012 staat het beleid aangegeven met betrekking tot het in stand houden en waar nodig versterken van het landschap in Midden-Drenthe. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het gewenste beplantingsbeeld de landschappelijk ondersteunt en versterkt.
Daarnaast is een landschapsverordening van kracht, welke is vastgesteld in 1993. Deze voorkomt in algemene zin dat het landschap ontsierd of geweld aangedaan wordt doordat er een vergunningensysteem in staat voor een aantal activiteiten.
3.3.11 Visiedocument wonen en woonplan
Op 28 januari 2010 heeft de gemeenteraad van Midden-Drenthe het Visiedocument Wonen vastgesteld. Het Visiedocument Wonen is een visie op hoofdlijnen die een aantal beleidskeuzes voor het woonbeleid bevat. Deze beleidsdoelen zijn verder uitgewerkt in het Woonplan Midden-Drenthe 2012-2020
De visie voor Midden-Drenthe is dat het in 2020 een groeiende woon- en leefgemeente is. Wonen is royaal, modern en landelijk, met goede voorzieningen dichtbij huis. De mensen wonen tevreden in Midden-Drenthe. Wie in Midden-Drenthe woont, wil er blijven wonen. De kwaliteit van de woonomgeving is een belangrijke factor. Meer groen in en rond de dorpen is belangrijk. Bij de ontwikkeling van nieuwe woningbouwlocaties krijgen duurzame woningen en het gebruik van alternatieve energiebronnen bijzondere aandacht.
Over tien jaar wil de gemeente onder andere de volgende resultaten hebben bereikt:
-
Bestaande (naoorlogse) wijken zijn gerenoveerd en goed onderhouden.
-
Er is een voldoende gevarieerd woningaanbod in alle kernen.
-
Er is een aanbod aan woningen die ook in de toekomst blijven voldoen aan de woonwensen van de inwoners.
-
Het stationsgebied in Beilen is verbeterd.
-
Er zijn duurzame woningen en er wordt gebruikgemaakt van duurzame energiebronnen.
-
Er is meer groen in en rond de dorpen aanwezig.
In het Woonplan Midden-Drenthe 2012-2020 is een kerngerichte uitwerking opgenomen.
In Orvelte is het inwonersaantal de afgelopen jaren gedaald met ongeveer 4%. De woningvoorraad is qua aantal nagenoeg gelijk gebleven. Vanwege de hoge cultuurhistorische waarde van het dorp wordt uitbreiding van de woningvoorraad in principe niet nagestreefd. Incidentele kansen, zoals bijvoorbeeld de verbouw van een boerderij tot wooneenheden zullen afzonderlijk beoordeeld worden.
3.3.12 Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is sterk in opmars. Overheid en markt vragen steeds meer om kwaliteit en duurzaamheid. Er is behoefte aan een duurzame leefomgeving met milieuvriendelijke gebouwen met een gezond binnenklimaat, een hoog comfort, een flexibel ontwerp en een laag energieverbruik. Duurzaam bouwen voorziet in deze vraag. Daar waar het gaat om herbouw of uitbreiding zal dit gestimuleerd worden.
Op dit moment wordt onderzocht of het duurzaamheidsbeleid nader vormgegeven kan worden. Het nieuwe beleidsplan is nog niet vastgesteld en wordt momenteel voorbereid. Mogelijk is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan in 2015 meer bekend over het nieuwe duurzaamheidsbeleidsplan.
3.3.13 Milieubeleidsplan
In het milieubeleidsplan 2011-2014 is vastgelegd wat de gemeente de komende jaren op milieugebied wil bereiken en welke aanpak daarbij wordt gehanteerd. De gemeente kiest voor een doelgroepgerichte aanpak in het milieubeleid. Dit houdt in dat in het plan een programma is opgesteld waarin inwoners, ondernemers en de eigen organisatie centraal staan. Reden hiervoor is da de gemeente inzichtelijk wil maken wat het milieubeleid betekent voor inwoners en ondernemers en waar de gemeentelijke organisatie mee bezig is. Ook kiest de gemeente voor een plan waarbij het uitvoeringsprogramma centraal staat. Daarmee wordt op een pragmatische manier invulling gegeven aan het milieubeleid.
Aan het milieubeleidsplan 2011-2014 is een meerjaren uitvoeringsprogramma gekoppeld, gericht op
-
Inwoners,
-
Ondernemers,
-
De gemeentelijke organisatie en
-
De omgevingskwaliteit.
Inwoners
De gemeente wil energiebesparende maatregelen, duurzame energie en duurzaam bouwen actief stimuleren bij inwoners van Midden-Drenthe. Bij nieuwbouw geldt het uitgangspunt dat wordt gestreefd naar passief bouwen± een huis op een dusdanige manier ontwerpen dat het energiegebruik minimaal is.
Ondernemers
De gemeente wil inzetten op het stimuleren van het opwekken van duurzame energie. Opwekking en gebruik van groen gas neemt bij de duurzame energievoorziening in Midden-Drenthe de belangrijkste plaats in.
Eigen organisatie
De gemeente streeft bij nieuw- en verbouw van gemeentelijke gebouwen en openbare verlichting naar een zo laag mogelijk energieverbruik en het toepassen van milieuvriendelijke materialen. Verder wil de gemeente het energieverbruik zoveel mogelijk reduceren. Dit geldt zowel voor de gebouwen, de openbare verlichting als voor het wagenpark. Waar mogelijk, wordt gebruik gemaakt van duurzame energie. Op deze wijze wil de gemeente een voorbeeldfunctie vervullen voor haar inwoners en ondernemers.
Omgevingskwaliteit
Het stimuleren van preventie en hergebruik van afvalstoffen bij burgers staat voorop in Midden-Drenthe. De gemeente streeft er verder naar de inzameling en scheiding van afvalstoffen steeds verder te optimaliseren zodat het milieurendement optimaal is en de kosten laag mogelijk zijn.
Huidige situatie
Op dit moment is de looptijd van het beleidsplan nagenoeg voorbij. Het nieuwe beleidsplan wordt momenteel voorbereid maar is nog niet vastgesteld. Mogelijk is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan in 2015 meer bekend over het nieuwe milieubeleidsplan.
3.3.14 Bodem
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit volledig van kracht geworden. In dit besluit zijn regels opgenomen voor het toepassen van grond en bagger. Om de nieuwe regelgeving te implementeren hebben gemeenten dit binnen de provincie Drenthe gezamenlijk opgepakt. Binnen de provincie Drenthe heeft afstemming plaats gevonden over de indeling van de bodemfunctieklassen "Wonen", "Industrie" en "Overig. Om hergebruik van grond en bagger mogelijk te maken is inzicht in de kwaliteit en functie van de bodem wenselijk. Hiervoor hebben de Drentse gemeenten een nota bodembeheer en een bodemkwaliteitskaart opgesteld en zijn in Midden-Drenthe eind 2012 vastgesteld. Voor wegen is een specifiek beleid van toepassing, waarop de bodemkwaliteitskaart van toepassing is. Voor hergebruik van grond gelden dan ook de daarop betrekking hebbende regels.
3.3.15 Recreatie en toerisme
In het Visie document Recreatie & Toerisme zijn de beleidskeuzes en speerpunten vastgelegd voor de periode 2008 – 2017. De beleidskeuzes en speerpunten in het visie document vormen gezamenlijk het uitgangspunt voor de ontwikkeling, uitvoering en ondersteuning van concrete activiteiten. Bij de vertaalslag van beleid naar uitvoering voorziet de raad nadrukkelijk een structurele rol voor het toeristisch bedrijfsleven en andere relevante organisaties.
Als visie voor de komende 10 jaar kiest de gemeente voor een meer exclusieve beleving van het platteland, de natuur en de aanwezige cultuur en historische elementen waarbij rust en ontspanning in een gastvrije omgeving, de boventoon voeren. In het visiedocument zijn de beleidskeuzes per thema voor het versterken van het toeristisch perspectief in Midden-Drenthe beschreven.
Orvelte is een levend monumentendorp, waar mensen wonen en bedrijvigheid voorkomt, zoals agrarische bedrijven. Er zijn door het karakter van het dorp naast het wonen veel nevenactiviteiten ontstaan en er worden afwisselende evenementen georganiseerd. Jaarlijks komen er tienduizenden bezoekers (ca. 40.000 in 2013) naar het dorp en de directe omgeving. Het betreft veelal dagbezoekers, maar er is ook sprake van langdurig verblijf middels recreatief nachtverblijf in het dorp Orvelte. De dagbezoekers komen niet alleen op het karakter van het dorp af, maar ook op de evenementen die er georganiseerd worden. Daarnaast zorgt de variatie van winkels en musea voor een gevarieerd publiek hetgeen het dorp levendig houdt.
Wat betreft de recreatieve nachtverblijven, de volgende zijn aanwezig binnen het plangebied:
-
De Borckerhof, Flintenweg 4 en 6, groepsaccommodatie en één vakantiewoning
-
Brugstraat 1, bed & breakfast
-
Dorpsstraat 10, recreatiewoning
-
Slaoperij, Schoolstraat 8, bed & breakfast
Daarnaast zijn er in de directe omgeving diverse vormen van recreatief nachtverblijf aanwezig, maar deze zullen in dezen buiten beschouwing gelaten worden. De recreatieve bestemming op het perceel Flintenweg 10 is vervallen, hier zit nu een glasatelier en winkel in. Deze bestemming zal dan ook veranderd worden in Gemengde Doeleinden.
De laatste paar jaar zijn er veel vernieuwende ontwikkelingen in het dorp geweest. Een aantal nieuwe (toeristische) ondernemingen heeft zich gevestigd in Orvelte en heeft daarmee ook de levendigheid van het dorp versterkt. Voorbeelden hiervan zijn het Apple museum, Zoo Bizar en Puur Pannenkoek. Deze vernieuwende concepten zorgen voor meer variatie in het dorp en daarmee een gevarieerder publiek.
De (meeste) ondernemers zijn lid van Promotie Orvelte. Deze ondernemersgroep zorgt voor de gezamenlijke promotie van het dorp. Er zijn ruim 20 bedrijven in het dorp actie. Door de ondernemersgroep wordt de samenwerking tussen de ondernemers versterkt en denkt men beter na over het totaal concept dat het dorp te bieden heeft. Ook andere verenigingen en organisaties zetten zich in voor de belangen van het dorp, zoals Orvelte Poort.
3.3.16 Evenementen
Beschrijving huidige gebruik voor evenementen
De in Orvelte georganiseerde evenementen zijn als trekker zeer waardevol voor het toerisme en de recreatie in Orvelte. Gemiddeld worden er per jaar 2 avond- en 20 dagevenementen in Orvelte georganiseerd. Het gaat meestal om evenementen die maximaal één dag duren, exclusief opbouw en afbreken en die meestal overdag gehouden worden. Een beperkt aantal evenementen duurt meerdere dagen. De meeste evenementen worden gehouden op het terrein aan de Brink, dat in het vigerende bestemmingsplan (mede) als evenemententerrein aangewezen is. Enkele evenementen, zoals het Boerderijenfestival, vinden verspreid over meerdere erven buiten dit terrein plaats.
Een overzicht van de meeste evenementen die op dit moment gedurende het jaar gehouden worden is hieronder ingevoegd. Daaruit blijkt dat te evenementen een karakter hebben waarbij er beperkt geluid geproduceerd wordt. Naast de in de tabel genoemde evenementen worden er nog enkele andere evenementen gehouden.
Datum |
Dag |
Begin- en eindtijd |
Locatie |
Activiteit |
|
|
|
|
|
20 april |
Zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Paasmarkt en lammetjesdag |
17 en 18 mei |
Zaterdag en zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Voorjaarsfair |
8 juni |
Zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Pinkstermarkt |
29 juni, 13, 20 en 27 juli, 3, 17 en 24 augustus |
Zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Zomermarkt |
6 juli |
Zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Schaapscheerders- en wolfestival |
24 juli |
Donderdag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Dag van het kind |
7 augustus |
Donderdag |
10.00 – 17.00 uur |
Orvelte |
Dag van de Oogst |
6 en 7 september |
Zaterdag en zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Herfstfair |
19 oktober |
Zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Orvelte |
Dag van het ploegpaard |
29 en 30 november |
Zaterdag en zondag |
10.00 – 17.00 uur |
Brink, Orvelte |
Winterfair |
Tabel 2: Overzicht belangrijkste evenementen in Orvelte
Gelet op de bestaande planologische regeling en de bestaande vergunningen voor evenementen is er voor gekozen om op twee manieren de evenementen te borgen. Dit is hieronder nader uitgewerkt.
Toetsingskader evenementenvergunningen
Bij het beslissen om een aanvraag om een evenement moet aan twee toetsingskaders getoetst worden. Ten eerste de Festiviteiten- en Evenementenverordening (FEV) en ten tweede het bestemmingsplan.
In de FEV is het beleid voor evenementen vastgelegd, waaronder het aantal toegestane evenementen. De verordening geeft een afwegingskader van het niet-planologische belang van de woon- en leefomgeving bij publieksevenementen. In de in voorbereiding zijnde herziening van de verordening wordt dit beleid onverminderd gehandhaafd. In de huidige verordening zijn er overdag 30 evenementen en ´s avonds 12 evenementen toegestaan binnen Orvelte. In het concept van de te wijzigen verordening zijn er maximaal 25 dagen met een evenementen in de dagperiode toegestaan. Dit aantal dagevenementen (25) zal als maximaal uitgangspunt gelden bij voorliggend bestemmingsplan. In de avondperiode zijn er nu geen evenementen, maar indien die toch plaats zouden vinden, is hier ruimte voor geboden in voorliggend bestemmingsplan. Er zijn in voorliggend bestemmingsplan dan ook maximaal 6 dagen met een evenement in de avondperiode toegestaan.
Ten tweede toetst de gemeente aan het bestemmingsplan. Hierin wordt de mogelijkheid om vergunning te verlenen voor publieksevenementen verder afgestemd op de planologische belangen van de woon- en leefomgeving.
In het plan is een definitie van evenement opgenomen, deze luidt als volgt:
alle tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten die plaatsvinden op of aan de weg dan wel plaatsvinden op een openbare plaats, dan wel die voor publiek toegankelijk zijn, zoals:
-
feesten;
-
markten;
-
braderieën;
-
sportwedstrijden;
-
voorstellingen;
-
activiteiten met beperkt gebruik van een motor zoals het tentoonstellen van auto’s en het gebruik ten behoeve van demonstraties van ambachtelijke activiteiten waarbij een motor, zoals een oude tractor, nodig is;
-
optochten;
waarbij niet als evenement beschouwd worden:
-
snuffelmarkten zoals bedoeld in artikel 5.23 APV;
-
activiteiten binnen inrichtingen in de zin van artikel 1.1 Wet milieubeheer, die behoren tot de dagelijkse bedrijfsuitoefening en waartoe die inrichting is bestemd en ingericht;
-
kansspelen als bedoeld in de Wet op kansspelen;
-
speelgelegenheden als bedoeld in 2.16 Apv en
-
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties,
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
-
georganiseerd vuurwerk;
-
auto- of motorcrosswedstrijden;
-
muziekfestival met versterkte muziek, zoals rockfestivals en houseparty’s;
-
activiteiten met gebruik van:
-
onversterkt stemgeluid,
-
versterkt stemgeluid,
-
onversterkte muziek en/of
-
versterkte muziek
met een geluidniveau hoger dan 75 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw;
-
overig activiteiten met een geluidniveau hoger dan 75 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw;
Vervolgens is op de verbeelding en in de regels de volgende regeling voor evenementen opgenomen:
-
Huidige evenemententerrein
Op de verbeelding, conform het vigerende bestemmingsplan, is het huidige evenemententerrein apart benoemd. In de bijbehorende regels zijn hier gebruiksregels aan gekoppeld. Zo mag er per kalenderjaar in de dagperiode op niet meer dan 20 dagen een evenement of meerdere evenementen gehouden worden, en in de avondperiode geldt dat voor 3 dagen. Het kan zijn dat er op hetzelfde terrein op dezelfde dag twee verschillende evenementen gehouden worden. Dit telt dan niet langer als 2 evenementen, maar als 1 dag waarop een evenement gehouden wordt. Hierdoor is er meer flexibiliteit voor het toestaan van evenementen, terwijl de totale belasting op de omgeving in dagen uitgedrukt gelijk blijft, zeker gelet op het maximum aantal toegestane bezoekers per dag. Middels een algemene wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om dit terrein qua omvang of vorm te wijzigen, waarbij de overige voorwaarden niet wijzigen. In de nachtperiode zijn er geen evenementen mogelijk. -
Hele plangebied
In de regels is opgenomen een algemene regeling voor het houden van evenementen in het hele plangebied/dorp, inclusief het evenemententerrein. Dit is gedaan met het oog op evenementen die verspreid over het dorp plaatsvinden. Hierdoor is het mogelijk dat er in het hele dorp per kalenderjaar nog enkele aanvullende evenementen gehouden worden. Dit kan plaatsvinden zowel binnen het evenementterrein aan de Brink zijn als in de rest van het plangebied, zolang het de toegestane aantallen als genoemd in het bedoelde gebruiksartikel niet overschrijdt. Concreet is opgenomen dat er onverminderd de mogelijkheden binnen het terrein als hierboven omschreven is aangeduid als ‘evenemententerrein’, in de dagperiode op niet meer dan 5 dagen en in de avondperiode op niet meer dan 2 dagen, een evenement of meerdere evenementen gehouden kunnen worden in het hele dorp. In de nachtperiode zijn er geen evenementen mogelijk. Dit sluit wat de dagperiode betreft aan bij de maximale mogelijkheden die in de concept verordening genoemd zijn, namelijk 25. Voor de avondperiode is het maximum in de verordening gesteld op 12, maar dit is voor Orvelte niet nodig gelet op het zeer beperkte aantal evenementen dat er al jaren gehouden wordt in die periode, waardoor er voor maximaal 6 dagen is gekozen.
Dit betekent dat er in totaal in het hele plangebied op niet meer dan 30 dagen (namelijk 20+5 dagen met een evenement overdag, en 3+2 dagen met een avondactiviteit) één of meerdere evenementen tegelijk georganiseerd kunnen worden. De ervaring leert dat er gemiddeld één evenement per maand gehouden wordt, behoudens de zomerperiode waarin er gemiddeld één evenement per week gehouden wordt. Hiermee is de verwachting dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd blijft.
Alle evenementen zijn daarbij gebonden aan een maximale geluidsbelasting van maximaal 75 dB(A)op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw. Uitgesloten evenementen zijn die waarbij veel geluid geproduceerd wordt en die welke niet passen bij het monumentale karakter van het dorp. Tevens mag slechts in beperkte mate van motoren (in auto’s of andere voertuigen zoals tractoren) als ondersteuning bij evenementen gebruik worden gemaakt. Evenementen in de vorm van muziekfestivals als rockfestivals of houseparty’s zijn uitgesloten. Voor het maken van al dan niet versterkt stemgeluid of al dan niet versterkte muziek geldt dat dit beperkt wordt tot 75 dB(A). Dit is iets lager dan de bovengrens van 75 dB(A) van de huidige evenementenvergunningen. Bij een normering van75 dB(A) zal een binnenleefklimaat in woningen optreden van circa 55 dB(A), hetgeen gelet op de schaal en aard van het dorp Orvelte en het karakter van de evenementen aanvaardbaar is.
Daarbij zijn niet toegestaan georganiseerd vuurwerk vanwege de vele rietdaken in het dorp.
Tenslotte is een voorwaarde voor het houden van evenementen dat gedurende de dag van het te houden evenement of de te houden evenementen het gebruik in het totale plangebied, ongeacht het aantal op die dag gehouden evenementen, gericht moet zijn op niet meer dan 2.000 bezoekers per dag. Deze bezoekers zullen niet allen tegelijk in het dorp aanwezig zijn, maar verspreid over de dag. De verwachting is dat met deze beperking een ruimtelijk aanvaardbare situatie geborgd is.
Gelet op de huidige planologische situatie, het evenementengebruik van de laatste jaren in Orvelte, het toegestane aantal evenementen, het toegestane soort evenementen, de perioden waarin de evenementen zijn toegestaan, en het begrensde voort te brengen geluid is er planologisch gezien sprake van een aanvaardbare situatie en een goed woon- en leefklimaat.
3.3.17 Gastouderopvang, (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
De gemeente wordt steeds vaker geconfronteerd met verzoeken van burgers die in een pand een gastouderopvang, (agrarisch) kinderdagverblijf of een buitenschoolse opvang willen starten. Veelal is het gevraagde gebruik niet inpasbaar binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan. In december 2010 (aangepast in juli 2011) is daarom een beleidsnotitie opgesteld met betrekking tot dit onderwerp. Het doel van deze nota is aan te geven wanneer en onder welke voorwaarden de gemeente medewerking wil verlenen aan dergelijke vormen van opvang.
In voorliggend bestemmingsplan voor Orvelte zijn deze mogelijkheden gedeeltelijk overgenomen door bij een (bedrijfs)woonfunctie te bepalen dat opvang in de vorm van gastouderschap bij recht is toegestaan en dat na afwijking van het bestemmingsplan bij een agrarische bedrijfswoning agrarische kinderopvang mogelijk is.
Een buitenschoolse opvang is gelieerd aan een maatschappelijke bestemming. Aangezien deze niet voorkomt in dit bestemmingsplan is een buitenschoolse opvang ook niet mogelijk en niet opgenomen in dit plan.
HOOFDSTUK 4 Toetsing aan wet- en regelgeving
4.1 Inleiding
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de relevante aspecten en een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.
Conclusie is dat het plan voldoet aan alle beleidskaders.
4.2 Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids(over)last ten gevolge van wegverkeer, spoorwegverkeer of industrieterreinen. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".
In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen kunnen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen kunnen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
Onderzoeksverplichting
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. Aangezien er sprake is van een conserverend plan en er geen geluidgevoelige objecten in het plangebied mogelijk worden gemaakt, is nader onderzoek niet verplicht. De enige uitzondering hierop is dat na afwijking van het bestemmingsplan een agrarisch kinderdagverblijf mogelijk is (er zijn twee agrarische bestemmingen in dit plan opgenomen). Deze zijn als geluidgevoelig aangemerkt in de Wet geluidhinder. Daarom dient bij het afwegen van de afwijking voor een kinderdagverblijf getoetst te worden of omliggende bedrijven niet onevenredig benadeeld worden, de maximale geluidvoorschriften uit het activiteitenbesluit gelden op de gevels van het kinderdagverblijf. Het stemgeluid van buiten spelende kinderen dient meegenomen te worden in de afweging. Op voorhand is de verwachting dat dit een ruimtelijk aanvaardbare situatie zal opleveren, temeer daar het gaat om slechts twee bedrijven waar dit kan plaatsvinden en omdat de naastgelegen woningen op meerdere tientallen meters van het perceel gelegen zijn.
Zones langs wegen
Langs alle wegen is op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) sprake van geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging.
Een dergelijke zone geldt echter niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Het grootste deel van het plangebied ligt in een dergelijk zone van 30 km/uur. Aan de oostzijde van het plangebied is de weg De Wiet gelegen waar sprake is van 50 km/uur. Hier is de zone 200 meter, nu de weg ligt binnen de bebouwde kom. Berekeningen hebben aangetoond dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde, behoudens de aansluiting bij de Brugstraat in verband met klinkerverharding op dat deel van de weg.
Evenementen en geluid
Zoals hierboven in paragraaf 3.3.16 omschreven over de evenementen, is de verwachting dat de geluidsbelasting door de evenementen aanvaardbaar is nu de toegestane geluidsbelasting beperkt is tot 75 dB(A). Ook mogen er geen auto- of motorcrosswedstrijden of muziekevenementen met versterkte muziek meer dan 75 dB(A) gehouden worden.
Bedrijven
Voor veel bedrijven wordt het aspect geluid beoordeeld in het kader van de milieuregelgeving. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde geluidsruimte.
Voor onderhavig bestemmingsplan geldt dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Dit betekent dat naast de agrarische activiteit van enkele aanwezige agrarische bedrijven er bij de woonbestemming en de bestemming Gemengde Doeleinden een zekere mate van flexibiliteit aanwezig is voor het toelaten van ondergeschikte bedrijvigheid. Het gaat dan om lichte bedrijvigheid als ondergeschikte nevenactiviteit, waardoor een aanvaardbaar leefklimaat aanwezig is.
4.3 Externe veiligheid
Ten westen van het plangebied lopen de aardgastransportleidingen (A-503 en A-509) van de Gasunie. Het aspect externe veiligheid als gevolg van de aanwezigheid van de voornoemde aardgastransportleidingen is onderzocht. Het plan is getoetst aan de eisen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen anticiperend op het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Hieronder staat de conclusie uit dit onderzoek. Het onderzoek zelf is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Plaatsgebonden risico
De 10-6 risicocontour van gasleiding ligt op 0 meter. Binnen deze 10-6 risicocontouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en conform de wetgeving (Besluit externe veiligheid buisleidingen) zijn er geen knelpunten (saneringsgevallen).
Groepsrisico
De ruimtelijke situatie leidt niet tot een toename van het groepsrisico en is/blijft nihil. Het groepsrisico (t.o.v. fN-curve) voor beide aardgastransportleidingen liggen ruim onder de oriëntatiewaarde. Er is sprake van een acceptabele situatie qua groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Omdat er geen sprake is van enige toename van het aantal mensen in de onderhavige situatie en uit de risicoanalyse blijkt dat het GR nihil is en niet toeneemt is verantwoording van het GR geen item en hoeft hier niet nader onderbouwd te worden.
Vanuit externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor het opstellen van dit bestemmingsplan.
4.4 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
-
aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
-
aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
-
aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
-
het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
-
voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
-
voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
-
voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.5 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Bij de opstelling van de bodemkwaliteitskaart is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de buitengrenzen van de bestemmingsplankaarten of natuurlijke of bestaande grenzen als bebouwd/onbebouwd gebied, wegen en kanalen. Voor de toepassing van grond is een nota bodembeheer opgesteld met een pragmatisch insteek, daarom zijn deelgebieden samengevoegd. Binnen Orvelte is de functie "Wonen" van toepassing. De bodemfunctieklassenkaart geeft aan welke mogelijkheden voor hergebruik van grond er zijn voor het grondgebied. Hierbij zijn van belang dat de toepassing niet tot verslechtering van de bodem mag leiden ("stand-still"). En toepassing mag niet leiden tot ongewenste risico's voor de functie van een gebied. In onderhavig plan worden geen grootschalige ontwikkelingen voorzien waardoor groot grondverzet niet van toepassing is.
Bodemverontreiniging
Binnen het plangebied Orvelte is nagenoeg geen sprake van bodemverontreiniging. Wel zijn mogelijk bodembedreigende activiteiten verricht in het verleden. Voor zover op deze locaties geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, leveren deze ‘verdachte locaties’ voor het op te stellen bestemmingsplan geen knelpunten op. Het bestemmingsplan kent een overwegend conserverend karakter. In dit plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een bodemonderzoek verplicht is. Er is bovendien sprake van een bestaande situatie. Voor nieuwe plannen dient de situatie opnieuw beoordeeld te worden. Bij incidentele nieuw- of herbouw dient in het kader van de Bouwverordening per geval bekeken te worden of een bodemonderzoek vereist is.
De provinciale Kaart Bodeminformatie geeft aan dat binnen het plangebied een aantal locaties aanwezig zijn waarvoor een bodemonderzoek is uitgevoerd (zie afbeelding 12 met de kaart). Met de uitkomsten van deze onderzoeken dient rekening te worden gehouden bij incidentele nieuw- of herbouw.
Afbeelding 12: EHS rondom Orvelte vanuit de Provinciale kaart bodeminformatie 2014
4.6 Water
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Reest en Wieden. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
De uitkomsten van de watertoets geven het volgende aan. Er worden bij dit plan geen waterbelangen geraakt. De procedure ‘geen waterschapsbelang’ is gevolgd. Dit houdt in dat er direct kan worden doorgegaan met de planvorming van uw plan en onderstaande tekst kan overnemen. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang.
In de bijlage bij deze toelichting is de uitkomst van de watertoets opgenomen.
4.7 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Flora en fauna
De Europese Vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het in stand houden van het natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.
In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en Faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt deze wet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De wet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
Natuurbeschermingswet
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese vogel- en habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en Faunawet).
Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.
Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Er is een Quick scan uitgevoerd naar de natuurwaarden in dit bestemmingsplan. Deze is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De conclusie van het onderzoek is als volgt.
Beschermde gebieden
Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op ruime afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door onder meer infrastructuur en houtsingels. Gezien de aard van het bestemmingsplan zijn geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten. Het plangebied maakt integraal onderdeel uit van de EHS. Door het conserverende karakter van het bestemmingsplan worden geen significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS verwacht. Het gebied rond de bebouwing waar eventueel zeer kleinschalige ontwikkelingen mogelijk zijn, maakt geen onderdeel uit van actuele of toekomstige natuurbeheertypen.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek komt naar voren dat het bestemmingsplan op populatieniveau geen negatieve effecten op beschermde soorten heeft en in de meeste gevallen ook niet op individuen van beschermde soorten. Op individueel niveau dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aan de volgende soorten, of soortsgroepen aandacht te worden besteed:
-
Ten aanzien van broedvogels in het algemeen is aandacht noodzakelijk. Wanneer bij de planning en uitvoering van werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (zie voorwaarden paragraaf 4.4) om verstoring en vernietiging van in gebruik zijnde nesten te voorkomen worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.
-
Specifiek met betrekking tot de soortsgroep vleermuizen en de vogelsoorten huismus, steenuil en kerkuil dient bij sloop van gebouwen, aanbouw van gebouwen en de kap van oude bomen, op perceelsniveau nader onderzoek plaats te vinden. De nestplaatsen van genoemde vogelsoorten zijn in tegenstelling tot de nestplaatsen van de meeste andere vogelsoorten jaarrond beschermd, ook als deze tijdelijk niet in gebruik is ten behoeve van een broedsel. Ook zijn de verblijfplaatsen van vleermuizen beschermd. Indien verblijfplaatsen worden aangetroffen dient een mitigatieplan opgesteld te worden en/of ontheffing te worden aangevraagd.
-
Voor de overige aanwezige licht beschermde soorten (zoogdieren en amfibieën) geldt een vrijstelling van de verboden in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de zorgplicht van toepassing. Voor de middelzwaar beschermde soorten steenmarter en alpenwatersalamander geldt, indien de soorten in of rondom de bebouwing aanwezig zijn, een gedragscode bij werkzaamheden.
Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan
Met inachtneming van het bepaalde onder beschermde soorten is het bestemmingsplan uitvoerbaar in het kader van de Nb-wet en de Flora- en Faunawet. Het natuuronderzoek is bijgevoegd in de bijlage bij deze toelichting.
M.e.r.-beoordeling
Ingevolge artikel 7.2 eerste lid Wm moet de gemeente nagaan of een plan activiteiten inhoudt die mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Artikel 7.2 eerste lid, sub a is in dit geval niet van toepassing, nu de activiteit niet in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg: Besluit m.e.r.) voorkomt. Vervolgens moet gekeken worden naar de gevallen als benoemd in artikel 7.2 eerste lid, sub b. In dit geval wordt de onderhavige activiteit niet genoemd in onderdeel D.10 kolom 1 bij de bijlage van het Besluit m.e.r. Derhalve is er geen mer-beoordeling nodig ingevolge 7.2 eerste lid, sub a of b Wm. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is in dit geval ook niet van toepassing en kan van een m.e.r. afgezien worden.
Passende beoordeling
De gemeente moet ingevolge artikel 7.2a Wet milieubeheer (in het vervolg: Wm) een milieueffectrapportage (in het vervolg: m.e.r.) opstellen wanneer er voor het vaststellen van een bestemmingsplan een passende beoordeling gemaakt moet worden op grond van artikel 19j, tweede lid van de Natuurbeschermingswet 1998. Wanneer een plan mogelijk significant negatieve effecten voor het milieu oplevert, dient de gemeente een passende beoordeling te maken. In dit geval is er geen verplichting tot het opstellen van een passende beoordeling, zoals blijkt uit de uitgevoerde natuurtoets. Derhalve hoeft er ook op grond van artikel 7.2a Wm geen m.e.r. gemaakt te worden.
4.8 Cultuurhistorie en archeologie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek. Hiernavolgend wordt daar aandacht aan besteed.
De cultuurhistorische waarden in het plangebied kunnen worden onderverdeeld in de landschappelijk cultuurhistorische waarden, de cultuurhistorische waarden van de bebouwing en de overige cultuurhistorische waarden (verloop van straten, opbouw van dorpen en dergelijke). De landschappelijke cultuurhistorische waarden zijn met name gelegen in de aanwezigheid van de essen. In paragraaf 3.2 zijn de kaartjes uit de structuurvisie weergegeven. Op deze kaarten zijn ook de essen weergegeven. De essen, voor zover gelegen in het plangebied, zijn bestemd als Agrarisch met waarden.
Nieuwe bebouwing wordt in dit gebied uitgesloten, met uitzondering van uitbreidingsruimte binnen bestaande bouwvlakken (en vergunningsvrije bouwwerken). Wat verder opvalt is de losse bebouwingsopzet van de dorpen. Er is geen sprake van opvulling van hoeken met nieuwbouwplannen. De wegenstructuur van voor 1950 is nagenoeg geheel intact gebleven. De bebouwing in de dorpen volgt geen strakke rooilijnen en is soms met de achterkant (boerderijen) naar de weg gericht. Het straatbeeld is informeel; geen voetpaden, weinig (moderne) objecten, zoals straatverlichting, reclame- of verkeersborden. Dat versterkt het historische beeld van de bebouwing en de structuur van de dorpen als geheel. Verder is er sprake van strakke bouwvlakken, waardoor de openheid van het dorp zoveel mogelijk intact blijft. Voor dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij de regels opgenomen.
De monumentenwet 1988
Met de invoering van de WAMZ is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Deze wet is gericht op het behoud van bouwkundige monumenten, zoals gebouwen en bouwwerken, het behoud van archeologische monumenten en landschappelijke monumenten en de bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten.
In het algemeen zijn er rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten te onderscheiden. Een rijksmonument kan daarbij gedefinieerd worden als: "een onroerend goed dat om haar cultuurhistorische waarde door de rijksoverheid is aangewezen om te worden beschermd en behouden te blijven". Overeenkomstig de monumentenwet wordt hierin onderscheid gemaakt tussen:
-
bouwkundige monumenten;
-
archeologische monumenten;
-
landschappelijke elementen en structuren.
Rijksmonumenten
Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven zijn er 19 rijksmonumenten in het dorp aanwezig. Deze monumenten worden in het bestemmingsplan aangeduid met de aanduiding ‘karakteristiek’. Het betreft hier een signaalfunctie op de verbeelding, er zijn verder geen regels voor opgenomen, aangezien de Wabo de vergunning hiervoor verder regelt.
Provinciale monumenten
Er zijn geen provinciale monumenten in het plan aanwezig.
Gemeentelijke monumenten
Er zijn geen provinciale monumenten in het plan aanwezig.
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de WAMZ zijn:
• Archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
• Archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
• De veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
De gemeente dient daarom bij ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
De gemeente Midden-Drenthe beschikt sinds 2012 over een archeologische verwachtings- en beleidskaart. Hierop staat voor de hele gemeente aangegeven wat de te verwachten archeologische waarde is. In afbeelding 13 is voor het plangebied Orvelte een uitsnede opgenomen van de verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Midden-Drenthe.
Afbeelding 13:Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidskaart Midden-Drenthe
Binnen het plangebied van Orvelte zijn terreinen gelegen met een archeologische waarde en verwachting. Aan de noordkant van Orvelte ligt het enige archeologische monument binnen de gemeente Midden-Drenthe: de Noordesch. Dit monument valt voor een klein deel binnen het plangebied, namelijk op een deel van de weg Brinkstukken. Het grootste deel valt buiten het plangebied, in het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe. Terreinen met bekende archeologische waarden zoals dit archeologisch rijksmonument zijn omgeven door een extra beschermingszone, de zogenaamde bufferzone. De bufferzone is ingesteld omdat de archeologische waarden zich ook buiten het betreffende AMK-terrein kunne uitstrekken. Door de bufferzone worden deze waarden beschermd. In de regels is voor het terrein van het rijksmonument een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 opgenomen, en voor de bufferzone eromheen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1’. Bij voorgenomen bodemingrepen in terreinen van provinciaal archeologisch belang ( zie afbeelding 13: beekdal en es), wordt in een zo vroeg mogelijk stadium overlegd met de provinciaal archeoloog.
Aangezien onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is en niet voorziet in nieuwe bodem verstorende activiteiten, is nader archeologisch onderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk. Wel is ter bescherming van de eventuele archeologische waarden en verwachtingen op de verbeelding en in de regels de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ opgenomen.
Tenslotte is er voor een deel van het dorp Orvelte sprake van cultuurhistorische waarden in de vorm van een historische kern. De waarden hiervan inclusief een bufferzone van 50 meter worden beschermd middels de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’.
4.9 Wet milieubeheer en bedrijvigheid
Binnen de grenzen van het plan komen meerdere bedrijven voor, de meeste zijn lichte bedrijven in de vorm van ondergeschikte nevenactiviteiten bij de woning zoals een museum, een ambachtelijk bedrijf of detailhandel. Daarnaast zijn er 3 horecagelegenheden, 4 recreatieve nachtverblijven en 2 agrarische bedrijven.
4.9.1 Niet-agrarische bedrijvigheid
Bedrijven en milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" (2009) is hiervoor een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden bij voorkeur aangehouden moeten worden vanwege de aspecten geur, stof, geluid en gevaar ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastend activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
-
Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies.
-
Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
In dit bestemmingsplan is opgenomen dat de bedrijfsmatige activiteiten moeten vallen binnen categorie 1 en 2 van de SBI, met uitzondering van de twee agrarische bedrijven en van bepaalde ambachtelijke bedrijven. Voor al deze categorieën zijn in de bijlage van het bestemmingsplan afstandscriteria opgenomen. Wil een bestaande functie uitbreiden of wil iemand een nieuwe functie starten, dan moet aan deze afstandscriteria worden voldaan.
Zoals gezegd zijn er bedrijfsactiviteiten mogelijk. Binnen het vigerende plan is er onderscheid gemaakt in ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven en ‘gewone’ bedrijfsactiviteiten. De eerste soort bedrijven zijn mogelijk omdat het gaat om het levendig houden van het beschermd dorpsgezicht. Dit door de gemengde bestemming op te nemen, waar er naast het wonen ook ondergeschikte alternatieve gebruiksmogelijkheden zijn. Deze systematiek is in voorliggend plan overgenomen.
Ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven
In het vigerende plan zijn binnen de bestemming Gemengde doeleinden bij recht mogelijkheden voor het realiseren van ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven. Daarnaast zijn er na wijziging van het bestemmingsplan mogelijkheden voor het realiseren van ‘gewone’ bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven. In voorliggend plan is dit deels overgenomen. Bij recht is bij het wonen een ondergeschikt ambachtelijk en/of dienstverlenend bedrijf in de categorie 1 en 2 mogelijk. Daarnaast is het na afwijking onder voorwaarden mogelijk om binnen deze bestemming bedrijven hoger dan categorie 1 of 2 dan wel vergelijkbaar met categorie 1 en 2 te realiseren. Tenslotte is de wijzigingsbevoegdheid uit het vigerende plan overgenomen om zo ook ‘gewone’ bedrijven uit categorie 1 of 2 toe te staan bij het wonen. Daarbij is bewust niet opgenomen de beperking van 45 m² voor de bedrijfsvloeroppervlakte, omdat er hier veelal sprake is van grotere en monumentale panden en het behoud hiervan gestimuleerd wordt door bedrijvigheid toe te staan.
Daarnaast is in de agrarische bestemming opgenomen dat na afwijking onder voorwaarden een ambachtelijk bedrijf bij het wonen is toegestaan. Hier zijn, vanwege de bestaande vergunde situatie ook toeristisch recreatieve activiteiten mogelijk.
Tenslotte is voor het perceel Brugstraat 17 opgenomen dat er na afwijking een ambachtelijk bedrijf mogelijk is. Zie ook paragraaf 5.3.2 hierover.
Bedrijven aan huis
Binnen het vigerende plan zijn er mogelijkheden opgenomen voor het gebruik in de vorm van een bedrijf aan huis. Daarnaast is het algemene beleid voor de buitendorpen dat er onder voorwaarden ondergeschikte bedrijvigheid aan mogelijk is. Deze lijn is ook in dit bestemmingsplan verwerkt, waardoor er binnen de bestemming Agrarisch en Wonen bedrijvigheid aan huis is toegestaan. Zoals hierboven omschreven geldt voor de bestemming Gemengd een iets ruimere regeling. Daarnaast is na afwijking, conform het beleid voor de buitendorpen, agrarische kinderopvang mogelijk binnen de bestemming agrarisch.
Beroep aan huis
Zoals in het algemene beleid voor de dorpen is opgenomen, is het ook in dit plan mogelijk om een beroep aan huis uit te oefenen. Onder voorwaarden is het bij een bedrijfswoning binnen de volgende bestemmingen mogelijk gemaakt: Agrarisch, Gemengd, Horeca, Recreatie-verblijfsrecreatie en Wonen.
Bed and breakfast
In het vigerende plan is een regeling voor logiesverstrekking opgenomen. In dit voorliggende plan is deze mogelijkheid onverminderd opgenomen, maar aangepast aan de beleidslijn die in alle dorpen is opgenomen. Daarnaast is voor de twee reeds bestaande bed and breakfastgelegenheden opgenomen dat deze bij recht mogelijk zijn, maar wel onder dezelfde voorwaarden als bij de nieuwe gelegenheden.
Bestaande functies in het plangebied
Het plangebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. Binnen dit plangebied komen naast de woonfunctie ook andere functies voor zoals ondergeschikte bedrijven, ondergeschikte detailhandel en horeca. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie. Voor alle niet-woonfuncties is een afweging gemaakt naar de wenselijkheid van deze functie op deze plek. Op basis hiervan is de uiteindelijke bestemming bepaald. Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving moet worden beoordeeld.
Het voorliggende plan is een conserverend actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (onderdeel milieu) heeft die is afgestemd op de huidige situatie of is opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht. In woongebieden worden in principe alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan.
Bedrijven rondom het plangebied
Op diverse locaties rondom het plangebied zijn bedrijven gevestigd die uitstraling hebben op het plangebied. De afstand tot het plangebied is dermate groot dat deze bedrijven geen effect hebben op het plangebied.
4.9.2 Agrarische bedrijvigheid
Er zijn zoals gesteld twee agrarische bedrijven aanwezig binnen het plan. Eén agrarisch bedrijf, Dorpsstraat 8 betreft een akkerbouwbedrijf en de ander, Flintenweg 2, betreft een gemengd bedrijf met dieren en bijbehorend een ondergeschikte vorm van educatie, museum en productiegebonden detailhandel. Voor beide bedrijven is de bouwruimte beperkt tot een concreet bouwblok. Deze bouwblokken zijn hetzelfde als in het vigerende plan en bieden beperkte uitbreidingsruimte. Binnen de milieuvergunning is rekening gehouden met het gebruik in de directe omgeving.
In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten agrarische bedrijven rekening houden met afstanden en geurnormen op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit. Enerzijds moet getoetst worden aan de ter plaatse geurgevoelige objecten en anderzijds moet getoetst worden of sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat.
Anderzijds moet worden getoetst of de agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt in hun toekomstige groeimogelijkheden (de zogenaamde ‘omgekeerde werking’).
Voor agrarische bedrijven, die niet vergunningplichtig zijn, geldt het Activiteitenbesluit.
In dit besluit zijn net als in de Wet geurhinder en veehouderij (geldend voor vergunningplichtige bedrijven) afstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tot geurgevoelige objecten. Via een geurverordening kunnen gemeenten afwijken van de standaard normen geldend in de Wet geurhinder en veehouderij. De gemeente Midden-Drenthe heeft in april 2011 een dergelijke geurverordening vastgesteld waardoor andere afstanden gelden dan zijn opgenomen in de Wgv. De verordening vormt het toetsingskader voor (woningbouw)initiatieven in relatie tot geurhinder afkomstig van veehouderijen.
Er zijn, buiten de beperkte bouwblokken van de bestaande agrarische bedrijven geen nieuwe ontwikkelingen voorzien en er is ook geen mogelijkheid tot het vestigen van een nieuw agrarisch bedrijf.
Het bestemmingsplan voldoet gelet op bovenstaande aan de geldende beleidskaders.
HOOFDSTUK 5 Juridische vormgeving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de regels van het voorliggende bestemmingsplan nader toegelicht. De regels zijn afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het gemeentelijk handboek voor het opstellen van bestemmingsplannen.
Het Bro bevat een aantal onderdelen die verplicht moeten worden opgenomen in de regels van een bestemmingsplan. Dit betreft de volgende onderdelen:
-
de anti-dubbeltelbepaling
-
het overgangsrecht
De Wro bevat een algemeen verbod om gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Hierdoor hoeven beide bepalingen niet meer in het bestemmingsplan opgenomen te worden.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Bro vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) en overige regels sluiten tevens aan bij de eisen van het Bro, de SVBP2012, het IMRO 2012 en het gemeentelijk handboek.
5.2 Opzet van de regels
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
-
Inleidende regels.
-
Bestemmingsregels.
-
Algemene regels.
-
Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. Artikel 1 bevat de begrippen die van belang zijn binnen het plan. Artikel 2 betreft de bepalingen over de wijze van meten met het toepassen van de regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies.
Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder omgevingsvergunning voor het afwijken of wijziging) toegestaan. Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte, bouwhoogte en dergelijke) en wordt gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak dan wel bestemmingsvlak, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.
Op deze regels wordt hieronder nader ingegaan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn alle bepalingen opgenomen, die van toepassing zijn op alle bestemmingen binnen het plan of in ieder geval bestemming overschrijdend zijn. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende algemene regels opgenomen:
-
Artikel 22: Anti- dubbeltelregel: hierin wordt aangegeven dat gronden waarvoor al een eerdere, nog niet gebruikte, omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, buiten beschouwing worden gelaten bij latere vergunningaanvragen;
-
Artikel 23: Algemene gebruiksregels: hierin zijn regels opgenomen voor het gebruik ten behoeve van evenementen.
-
Artikel 24: Algemene afwijkingsregels: hierin worden de afwijkingsmogelijkheden die gelden voor alle bestemmingen opgenomen;
-
Artikel 25: Algemene wijzigingsregels: hierin is aangegeven dat de aanduiding ‘evenemententerrein’ in vorm of voorkomen kan worden gewijzigd of verwijderd;
-
Artikel 26: Overige regels: hierin worden de regels opgenomen, die niet onder de hiervoor genoemde algemene regels passen, namelijk afstemming met welstand
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat de overgangsrechtelijke bepalingen (artikel 27) en de slotbepaling (artikel 28). De overgangsregels regelen hoe moet worden omgegaan met bouwwerken en gebruik van gronden, die op grond van de overige regels binnen het plan niet positief zijn bestemd, maar wel legaal tot stand zijn gekomen. De slotregel bepaalt hoe de set regels kan worden aangehaald.
Bijlagen
Hierna volgen de bij de regels behorende bijlagen, namelijk
Bijlage 1: het Beeldkwaliteitplan,
Bijlage 2: het overzicht van ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven,
Bijlage 3: De Staat van bedrijven
5.3 Opbouw regels per bestemming
5.3.1 Algemene opbouw van de regels
De regels zijn in het algemeen als volgt opgebouwd:
-
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat voor welke functie(s) de gronden mogen worden gebruik en hoe de onderlinge rangorde van functies is.
-
Bouwregels
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
-
Nadere eisen
Onder dit kopje wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. Deze eisen kunnen echter alleen gesteld worden wanneer ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing reeds een hoofdeis is opgenomen binnen de bestemming.
-
Regels voor afwijking van de bouwregels
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordien die thans nog niet voorzien zijn waaruit blijkt dat de bouwregels niet voldoende blijken te zijn. Daarom kan voor ondergeschikte aspecten binnen de bestemming een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de bouwregels of gebruiksregels (zie onder 6). Van geval tot geval zal een afweging door het college gemaakt moeten worden. Het betreft hier, behalve ingeval van de woonbestemming, uitsluitend het gedeeltelijk buiten het bouwblok bouwen van een hoofd- of bijgebouw.
-
Regels over strijdig gebruik
De gronden en gebouwen moeten worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Waar nodig zijn voor de duidelijkheid en ten behoeve van het aangeven van de reikwijdte van de bestemming gebruiksvormen genoemd die in elk geval niet passen binnen de bestemming. Een beroep aan huis is, conform het beleid voor alle kernen, onder voorwaarden bij recht mogelijk bij elke bestemming waar een bedrijfswoning mogelijk is. Binnen Gemengd zijn al vormen van bedrijvigheid opgenomen, waardoor deze afwijkingsmogelijkeid overbodig is.
-
Regels voor afwijken van de gebruiksregels
Van een aantal gebruiksvormen kan nu nog niet gezegd worden of ze aanvaardbaar zijn of niet. Voor dergelijke gebruiksvormen is een bevoegdheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig al wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijkingsregel zijn gebracht. De omgevingsvergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen. Het betreft hier een bevoegdheid van het college, geen verplichting. Enkele voorbeelden hiervan zijn het toestaan van een bed and breakfast of een bedrijvigheid aan huis.
-
Regels over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Voor een aantal met name genoemde werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningplicht. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd nadat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Doel van deze regeling is het beschermen van het niet-bebouwde karakter van het dorp, zoals de essen, de landschappelijke waarden en dergelijke. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud of het normale agrarisch gebruik, is geen omgevingsvergunning vereist.
-
Regels voor wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels gegeven grenzen. Het gaat hierbij met name om het wijzigen van de bestemming in verband met het definitief wijzigen van het gebruik. Te denken valt bijvoorbeeld aan het wijzigen van de agrarische bestemming naar een bestemming Gemengde doeleinden. Hiermee wijzigt de onderliggende bestemming.
5.3.2 Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:
Artikel 3 - Agrarisch
De twee agrarische bedrijven die in het plan voorkomen zijn binnen deze bestemming opgenomen. Er is een bouwblok met de aanduiding ‘hoofdgebouw’ opgenomen waar het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen mogen komen. Daarnaast is er voor de overige bedrijfsgebouwen en voor de bijgebouwen een apart bouwblok met de aanduiding ‘bijgebouwen’ opgenomen. Hierbinnen is nog ruimte voor eventuele uitbreiding van bebouwing. Dit is opgenomen conform de huidige planologische en feitelijke situatie. Er is ondergeschikt gebruik binnen een agrarisch bedrijf mogelijk in de vorm van museale, educatieve doeleinden en productiegebonden detailhandel.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Cultuurgrond
Deze bestemming is voor de agrarische gronden die met name als cultuurgrond in gebruik zijn. Hierbinnen liggen ook de brandputten die van historische waarde zijn, het evenemententerrein aan de brink, de muziekkoepel aan de brink, en de gebouwen voor de schaapskooi. Om deze waarden en de hydrologische belangen in deze gebieden te waarborgen is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
In deze bestemming zijn de gronden opgenomen die agrarisch in gebruik zijn maar niet bij het erf van de boerderij horen opgenomen. Deze gronden vertegenwoordigen ook een zekere landschappelijke en natuurlijke waarde. Om deze waarden en de hydrologische belangen in deze gebieden te waarborgen is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Daar waar de aanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied’ is opgenomen kan deze bestemming onder voorwaarden omgezet worden in de bestemming Natuur.
Artikel 6 Bedrijf
Binnen deze bestemming valt het perceel Brugstraat 17. Hier is de voormalige timmerwerkplaats van SDL gevestigd en de bebouwing is thans in gebruik als bedrijfsmatige opslagruimte. De eigenaar weet nog niet precies wat het toekomstige gebruik van de bebouwing zal inhouden. Daarom is het huidige gebruik opgenomen, oftewel een bedrijfsbestemming waar alleen opslag kan plaatsvinden. Er is geen bedrijfswoning mogelijk, omdat dit perceel voorheen behoorde bij het perceel Brugstraat 15 alwaar reeds een woning aanwezig is. Ook is uitbreiding niet toegestaan. Wel is het na afweging mogelijk om van het toegestane gebruik af te wijken zodat er een ambachtelijk bedrijf in kan komen.
Artikel 7 Bedrijf – Nutsvoorziening
In dit artikel zijn de openbare nutsvoorzieningen opgenomen, namelijk op de gronden achter Dorpsstraat 10 en aan de Schoolstraat 9.
Artikel 8 Gemengd
De meeste gronden in het bestemmingsplan hebben deze bestemming. Het betreft in hoofdzaak woningen al dan niet in combinatie met ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven als genoemd in bijlage 2 bij de regels. Aangezien er niet altijd een woning aanwezig is bij een bedrijf is er geen verplichting om bij een bedrijf te wonen. Als er een woning binnen Gemengd aanwezig is, mag die alleen aanwezig zijn ter plekke van de aanduiding ‘hoofdgebouw’. Per aanduiding ‘hoofdgebouw’ mag bovendien maximaal 1 woning aanwezig zijn. Ook is het toegestaan dat er meerdere bedrijven binnen een perceel aanwezig zijn, al dan niet van dezelfde exploitant of eigenaar. Deze verruiming van het vigerende plan uit 2005 is opgenomen om zo de leefbaarheid en vitaliteit van het dorp te stimuleren, met name gelet op de relatief grote opstallen en het exploitabel houden van de gebouwen.
Bij recht zijn toegestaan de bedrijven uit bijlage 2, de ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven, voor zover deze vallen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven. Na afwijking zijn ook zwaardere ambachtelijke bedrijven uit bijlage 2 of bedrijven die vergelijkbaar zijn met de in bijlage 2 genoemde bedrijven, toegestaan. Hetgeen in dit plan bij afwijking mogelijk is, is in het vigerende plan uit 2005 bij recht mogelijk, maar het is wenselijk een nadere afweging ten aanzien van een goed leefklimaat te maken. Daarom zijn zwaardere of vergelijkbare bedrijven uit bijlage 2 alleen mogelijk nadat hiervoor een afwijking en dus een ruimtelijke en milieuafweging is gemaakt.
Daarnaast is binnen deze bestemming toegestaan het zelfstandige gebruik voor museale en culturele doeleinden met inbegrip van ateliers, galeries en bezoekerscentra. Als ondergeschikte activiteit bij een bedrijf is detailhandel en horeca (categorie 1) mogelijk.
De turfschuren zijn ook in deze bestemming opgenomen en apart aangeduid.
Tevens is voor twee percelen de aanwezige bed and breakfast bij recht opgenomen. Voor de andere percelen is een afwijking van het bestemmingsplan opgenomen voor het realiseren van een bed and breakfastgelegenheid.
Het is mogelijk om niet-ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven te starten, maar dit kan alleen middels een wijzigingsbevoegdheid. Daarbij geldt dat een bedrijf is toegestaan voor zover deze zijn genoemd in bijlage 3 of daarmee vergelijkbaar zijn en het gaat om bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven Dit is overigens hetzelfde in het vigerende bestemmingsplan.
Enkele andere bestemmingen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Gemengd gewijzigd worden, om zo de opstallen voor ander gebruik geschikt te maken.
Artikel 9 Groen
De groenvoorzieningen en de bebossing is in deze bestemming opgenomen. Ook is er een sanitaire voorziening aanwezig tussen de Brugstraat en het oostelijke parkeerterrein. Daar is een bebouwingsregeling voor opgenomen.
Artikel 10 Horeca
Hierbinnen zijn horecabedrijven mogelijk die vallen binnen de categorie 1 of 2, de zogenaamde lichtere categorieën van horecagelegenheden. Ondergeschikte detailhandel in voedings- en genotsmiddelen behorende bij het horecabedrijf is mogelijk, zoals onder meer het verkopen van ambachtelijk snoep.
Artikel 11 Natuur
De natuurgebieden in het dorp hebben deze bestemming gekregen. Hierbinnen is extensief recreatief of agrarisch medegebruik mogelijk. Ook is gebruik voor waterhuishoudkundige doeleinden, extensief agrarisch medegebruik en extensief dagrecreatief medegebruik mogelijk.
Artikel 12 Recreatie – verblijfsrecreatie
In deze bestemming is het verblijfsrecreatieve gebruik voor het perceel Flintenweg 4, 4a en 6 geregeld, zoals een groepsaccommodatie en recreatieve nachtverblijven. Ook congresruimten en ondergeschikte horecadoeleinden zijn hier mogelijk conform het huidige bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is ook kantoorgebruik mogelijk, omdat er momenteel minstens één vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt voor kantoorfunctie behorende bij de recreatieve functie.
Daarnaast is ook het perceel Dorpsstraat 10 binnen deze bestemming gebracht nu dit perceel feitelijk gebruikt wordt voor recreatief gebruik in de vorm van een recreatiewoning. Een bedrijfswoning is hier uitgesloten.
Artikel 13 Verkeer
Alle wegen en paden in het plangebied zijn onder deze bestemming gebracht. Ook is het ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - gebouw’ toegestaan om een gebouw ten behoeve van de stalling van brandweervoertuigen te realiseren. Dit betreft de oude brandweerstalling aan de Flintenweg.
Artikel 14 Verkeer - verblijfsgebied
De twee parkeerterreinen in Orvelte vallen binnen deze bestemming. Ook openbare nutsgebouwtjes, telefooncellen en daarmee gelijk te stellen gebouwen zijn mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - overkapping’ is een overkapping voor toeristische informatieverstrekking mogelijk. Dit betreft de overkapping binnen het westelijke parkeerterrein.
Artikel 15 Water
De waterhuishoudkundige voorzieningen en bermen en beplanting is in deze bestemming opgenomen. Ondergeschikte cultuurgrond is ook toegestaan omdat een deel van de gronden ten oosten van de Schapendrift in gebruik is als cultuurgrond, met daaronder de loop van een watergang.
Artikel 16 Wonen
In Orvelte liggen buiten het beschermd dorpsgezicht 19 burgerwoningen. Deze hebben de bestemming Wonen gekregen. De gangbare bouwregels zoals die in de dorpen van Midden-Drenthe voor woningen is opgenomen. De algemene bijgebouwen regeling is ook hier toegepast. Het betreft, op vier woningen na, allemaal vrijstaande woningen.
5.4 Dubbelbestemmingen
Het beleid, zoals vertaald in hoofdstuk 3, is vertaald naar de regels. Hierdoor zijn er drie dubbelbestemmingen opgenomen voor het beschermen van cultuurhistorische waarden. Deze bestemmingen zorgen er door een omgevingsvergunningstelsel voor dat er een adequate bescherming van de gebieden is. In het kader van dit systeem moet een omgevingsvergunning voor bepaalde werken (vaak met een bepaalde minimumomvang) worden aangevraagd, dan wel dient er ingeval van bouwen (met een bepaalde minimumomvang) een archeologisch onderzoek ingediend te worden bij de omgevingsvergunning.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
De bestemming Waarde - Archeologie 1 (WA-1) betreft een zone van circa 50 meter ten zuiden van het gebied van het beschermde archeologische rijksmonument dat nog net binnen het plangebied Orvelte valt, en rondom het gebied in het zuidelijke deel van het plangebied waar de es met zeer hoge waarde ligt. Hier geldt dat er geen gebouwen en in beperkte mate bouwwerken geen gebouw zijnde mogen worden gebouwd. Ook is bepaald dat er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken nodig is wanneer er werken dieper dan 30 cm uitgevoerd worden. Deze dubbelbestemming kan verwijderd worden middels een wijzigingsbevoegdheid als blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
De bestemming Waarde – Archeologie 2 betreft de zone waar een middelhoge of hoge archeologische verwachtingen aanwezig is. Het betreft een lichtere bescherming dan bij
WA-1, namelijk dat er alleen archeologisch onderzoek bij het bouwen moet worden ingediend als het gaat om een te bouwen oppervlakte van meer dan 1.000 m² en dat dieper gaat dan 30 cm. Daarnaast is een omgevingsvergunning voor werken alleen nodig wanneer dit een gebied groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm betreft. Deze dubbelbestemming kan verwijderd worden middels een wijzigingsbevoegdheid als blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
De bestemming Waarde – Archeologie 3 betreft de historische kern van Orvelte inclusief een bufferzone van 50 meter ronde de kern, deze wordt extra beschermd vanwege het cultuurhistorische karakter. Dit is verwerkt in de regels door de ondergrens voor het aanleveren van archeologisch onderzoek bij het bouwen te verlagen van 1.000 m² naar 100 m². Ook hier zijn de regels voor het uitvoeren van werken van kracht wanneer dit een gebied groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm betreft. Deze dubbelbestemming kan verwijderd worden middels een wijzigingsbevoegdheid als blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4
De bestemming Waarde – Archeologie 4 geldt ter plekke van het archeologisch Rijksmonument, dat ligt op een deel van de weg Brinkstukken. Hier geldt dat er niet gebouwd mag worden en dat er geen werken uitgevoerd mogen worden zonder vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente te worden ingediend.
Artikel 21 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Een deel van Orvelte is in 1961 aangewezen als beschermd dorpsgezicht ex artikel 35 Monumentenwet 1988. Daarom is voor dat deel een dubbelbestemming opgenomen. In de Wabo is bepaald dat binnen een dergelijk gezicht een vergunning nodig is voor het slopen of wijzigen van een bouwwerk. Dit is dan ook opgenomen in de regels van de dubbelbestemming.
Daarnaast is geregeld dat voor het aanbrengen van een reclame-uiting in bepaalde gevallen een vergunning nodig is. Op dit moment wordt met name via de landschapsverordening geregeld dat een vergunning nodig is voor het realiseren van reclame-uitingen. Deze verordening is echter niet altijd even bekend, en daarom is dezelfde regeling opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht te beschermen.
5.5 Bouwvlak
In dit bestemmingsplan is sprake van een gedetailleerd bestemmingsplan, met name om zo het beschermde dorpsgezicht te kunnen bewaren en versterken. Daarvoor is binnen dat beschermde dorpsgezicht een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwd mag worden. Dit bouwvlak is strak om elke bestaande bebouwing heen gelegd, waarmee tevens is vastgelegd waar er een hoofdgebouw of een bijgebouw mag komen. De enige uitzondering op dit systeem is binnen de agrarische bestemming, waar er binnen het bouwblok ruimte is voor uitbreiding van de gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde. De agrarische bestemming komt op twee percelen voor. Overigens is het ook mogelijk dat er zich binnen die agrarische bouwblokken al wel vergunde maar nog niet gerealiseerde gebouwen bevinden. Tevens is het na een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk om het hoofdgebouw en/of het bijgebouw buiten het bouwblok te bouwen. Hierbij moet worden afgewogen of de bebouwing geen afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht.
5.6 Aanduidingen
Karakteristiek
De rijksmonumenten in het dorp zijn voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’. Deze aanduiding is opgenomen als signaalfunctie zodat het duidelijk is dat het hier gaat om een rijksmonument. Vervolgens kan via de Wabo rekening gehouden worden met deze status.
Evenemententerrein
Zoals in paragraaf 3.3.16 aangegeven is, is een deel van de brink in Orvelte mede voor evenementen in gebruik. Op dit specifieke terrein is een aanduiding ‘evenemententerrein’ opgenomen. In de regels is vervolgens aangegeven wat hier de gebruiksmogelijkheden zijn. Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de aanduiding te verwijderen of te wijzigen. Via de algemene aanduidingsregels is het gebruik als evenemententerrein voor de rest van Orvelte, inclusief het evenemententerrein aan de Brink, geregeld. Naast dit bestemmingsplan is ook de Festiviteiten- en evenementenverordening van toepassing, waardoor niet alleen aan het bestemmingsplan getoetst moet worden, maar er ook getoetst moet worden aan de genoemde verordening.
Maximale goot- en bouwhoogte, dakhelling
In het beschermde dorpsgezicht is opgenomen voor elk gebouw een bouwvlak met daarbij aangegeven een maximale goot- en bouwhoogte, alsmede een dakhelling
5.7 Onderlinge samenhang regels en verbeelding
De verbeelding moet altijd in samenhang met de regels worden gelezen. De bestemming in de verbeelding is gekoppeld aan een artikel van een bestemming in de regels en indien van toepassing aan een of meerdere aanduidingen.
HOOFDSTUK 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp bestemmingsplan Orvelte zal in het kader van vooroverleg verzonden worden aan de genoemde instanties.
Het voorontwerp plan zal daarnaast worden toegezonden aan diverse betrokken verenigingen of belangenorganisaties.
De resultaten hiervan zijn verwerkt in de nota inspraak en overleg, welke hieronder is ingevoegd.
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan zal gedurende zes weken ter inzage liggen. In deze periode zal ook een inloopavond georganiseerd worden.
De resultaten hiervan zijn verwerkt in de nota inspraak en overleg, welke hieronder is ingevoegd.
26 januari 2015
Nota van inspraak en overleg
Voorontwerp bestemmingsplan
Orvelte
Nota van inspraak en overleg voorontwerp bestemmingsplan Orvelte
Aanleiding
Bij besluit van 4 november 2014 hebben Burgemeester en Wethouders ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan Orvelte en besloten om deze voor vooroverleg (ex art. 3.1.1. Bro) en inspraak (art. 2 lid 1 Inspraakverordening Midden-Drenthe 2006) in procedure te brengen. Op 5 november 2014 is er een kennisgeving van het voorontwerp bestemmingsplan naar de vooroverlegpartners gestuurd, met het verzoek om binnen acht weken een vooroverlegreactie kenbaar te maken. Het voorontwerp bestemmingsplan Orvelte heeft met ingang van 13 november 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eenieder had in deze periode de gelegenheid om een inspraakreactie in te dienen.
In deze nota worden de vooroverleg- en inspraakreacties samengevat en geeft de gemeente hierop een reactie. Tevens wordt aangegeven of er aanleiding is om het bestemmingsplan aan te passen. Daarnaast worden er enkele ambtelijke wijzigingen doorgevoerd, welke ook in deze nota worden benoemd.
Vooroverlegreacties
Het plan is naar diverse vooroverlegpartners gestuurd met het verzoek indien nodig een vooroverlegreactie kenbaar te maken. De brandweer Drenthe, de NAM en de provincie Drenthe hebben inhoudelijk een reactie ingediend. Het waterschap heeft telefonisch aangegeven dat er geen waterschapsbelangen bij het plan betrokken zijn en dat er daarmee geen opmerkingen over het plan zijn.
De wijzigingsvoorstellen zijn hieronder samengevat weergegeven. Vervolgens zijn de inhoudelijke reacties hieronder afzonderlijk aangegeven en beantwoord. Wanneer de reactie leidt tot een aanpassing in het bestemmingsplan, dan wordt dit direct onder de betreffende beantwoording aangegeven.
Samenvatting wijzigingsvoorstellen
Hieronder staan samengevat opgenomen de wijzigingsvoorstellen, waarbij de nummering is gebruikt zoals die in het verdere document voorkomt.
Inspraak Provincie Drenthe
1. Op de verbeelding ter plekke van het Archeologische Rijksmonument, dat wil zeggen ter plekke van een deel van de weg Brinkstukken, de bestemming Waarde - Archeologie 1 over een breedte van zo’n 18 meter vervangen door een nieuwe dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4. Ook een bijbehorend nieuw artikel Waarde – Archeologie 4 opnemen in de regels ter bescherming van het Archeologische rijksmonument.
Huidige verbeelding met in rood te wijzigen deel.
In rood te wijzigen deel waar archeologisch rijksmonument aanwezig is, in paars de buffer van 50 meter.
Ambtshalve voorstellen
1. Archeologie
1a. Toelichting: De tekst na de weblink op blz. 17 van de toelichting aanvullen met het gegeven dat volgens de (Actualisatie) omgevingsvisie Drenthe sprake is van kernkwaliteit Archeologie (zie kaart 2e) vanwege aanwezigheid van beekdalen en een es en dat beide van provinciaal archeologisch belang zijn.
1b. Toelichting: De eerste twee zinnen na afbeelding 13 op blz. 40 van de toelichting aanpassen nu het Archeologisch Rijksmonument de Noordesch toch net binnen het bestemmingsplan Orvelte ligt, namelijk op (een deel van) de Brinkstukken.
1c. Toelichting: De tekst op blz. 40 van de toelichting over de bufferzone wijzigen in: De bufferzone is ingesteld omdat de archeologische waarden zich ook buiten het betreffende AMK-terrein kunnen uitstrekken. Door de bufferzone worden deze waarden beschermd.
1d. Toelichting: De eerste alinea van de tekst op blz. 40 van de toelichting over archeologie aanvullen met de zin: Bij voorgenomen bodemingrepen in terreinen van provinciaal archeologisch belang ( zie afbeelding 13: beekdal en es), wordt in een zo vroeg mogelijk stadium overlegd met de provinciaal archeoloog.
1e. Toelichting: De laatste alinea van paragraaf 4.8 op blz. 40 van de toelichting wijzigen in (onderstreept de aanvulling) “Tenslotte is er sprake van cultuurhistorische waarden in de vorm van een historische kern. De waarden hiervan plus een bufferzone van 50 m worden beschermd middels de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3.
1f. Regels: Artikel 18.4.a4 en 19.4.a4: De zinsnede “met dien verstande dat de omgevingsvergunning ook verplicht is voor gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan 100 m² en ondieper dan 30 cm die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m uit de bestemming Waarde - Archeologie 1” laten vervallen.
1g. Regels: Na artikel 17.4c, artikel 18.4c en artikel 19.4c toevoegen de tekst: “Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart/Omgevingsvisie Drenthe als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.”
1h. Regels: Voor het Archeologisch Rijksmonument opnemen het nieuwe artikel 20 met daarin de nieuwe dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4, en de artikelen 20 t/m 27 omnummeren.
2. Verbeelding Dorpsstraat 10
De bestemming Verkeer voor zover gelegen binnen de rode lijnen in onderstaande afbeelding wijzigen in de bestemming Groen.
3. Verbeelding Melkwegje nabij 2
De bestemming Bedrijf – openbaar Nut nabij Melkwegje 1 wijzigen in de bestemming GD, de aanduidingen bijgebouw, goot- en bouwhoogte en dakhelling opnemen (respectievelijk 2
en 4 meter en 45 graden).
4. Verbeelding algemeen - Wonen
Binnen de bestemming Wonen de goothoogte overal 3,5 meter en de nokhoogte overal 9 meter maken conform de standaarden voor deze bestemming in andere bestemmingsplannen voor de kernen.
5. Regels algemeen
5a. De zin in artikel 1.33 wijzigen in: alle tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten die plaatsvinden op of aan de weg dan wel plaatsvinden op een openbare of voor publiek toegankelijke plaats, zoals (…).
5b. Bij artikel 3.4a1, 3.4b1, 3.8a1, 8.4a1, 8.4b1, 8.8a1, 10,4a1, 10.4b1, 12.4a1, 12.4b1, 12.7a1 toevoegen aan het begin van de zin: 'de gezamenlijke oppervlakte van'.
5c. Artikel 3.5h wijzigen in: het gebruik van gebouwen voor ondergeschikte museale en ondergeschikte educatieve doeleinden anders dan bedoeld in artikel 3.1a1 en/of 3.1a2.
5d. Blz. 16 en 55, in artikel 3.6c en 16.6a zit een typefoutje: bij aan huis- verbonden de ‘-‘ weghalen.
5e. In artikel 8.1a1 ‘Bijlage 2’ wijzigen in ‘bijlage 2’, hoofdletter B wijzigen in kleine letter.
5f. Artikel 8 Gemengd, ten aanzien van de bedrijfsmogelijkheden:
- Binnen de bestemming ‘Gemengd’ de verplichte koppeling tussen een woning en een te vestigen ambachtelijk/dienstverlenend bedrijf loslaten. Dat betekent dat er binnen die bestemming ook een zelfstandig bedrijf is toegestaan, ook al wordt dit niet door de bewoner uitgeoefend maar door een derde.
- Als er geen woning is, mag er desondanks toch ook een bedrijf komen. Niet perse nodig dat het gecombineerd wordt met een woning.
- Woningen mogen alleen daar waar aanduiding ‘hoofdgebouw’ is en maximaal 1 per aanduiding.
6. Toelichting algemeen
6a. Op blz. 29 1x weghalen in de opsomming van definitie ‘die plaatsvinden op of aan de weg’.
6b. Op blz. 47 bij artikel 7 de tekst over het Melkwegje weghalen.
6c. Blz. 47: bij artikel 8 toevoegen dat de verplichte koppeling van een bedrijf aan een woning wordt losgelaten. Als er een woning aanwezig is, mag dat alleen binnen de aanduiding ‘hoofdgebouw’ en mag er daarbinnen maximaal 1 woning aanwezig zijn.
Hieronder volgen de vooroverlegreacties, inspraakreactie en ambtshalve wijzigingen met een reactie en wijzigingsvoorstellen daarop.
Vooroverlegreacties
1. Brandweer Drenthe
Reactie
Groepsrisico
Verantwoording van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid is niet aan de orde. Het betreft de actualisatie van het bestemmingsplan, zonder nieuwe ontwikkelingen. Het groepsrisico blijft daardoor gelijk en hoeft om die reden niet verantwoord te worden.
Bluswater en bereikbaarheid
Er zijn geen te adviseren maatregelen ten aanzien van bluswater en bereikbaarheid. Per 1 januari 2015 stopt Brandweer Drenthe met het gebruik van ondergrondse brandkranen in o.a. de gemeente Midden-Drenthe. De brandweer neemt haar eigen bluswater mee in tankwagens, waardoor altijd over voldoende bluswater beschikt kan worden. Ten aanzien van bereikbaarheid is er geen aandachtspunt. Er is ook gekeken naar de bereikbaarheid van het aangewezen evenemententerrein: hier is de bereikbaarheid voldoende.
Reactie gemeente
De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan. Er is geen aanleiding om het plan aan te passen.
Aanpassingsvoorstel
Niet van toepassing.
2. Provincie Drenthe
Reactie
Provinciaal belang
Op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (geactualiseerd door Provinciale Staten op 2 juli 2014) zijn in het bovengenoemde voorontwerp bestemmingsplan de volgende aspecten van provinciaal belang: Landschap, Archeologie.
Landschap:
Er is voldoende aandacht gegeven aan het aspect landschap. In de toelichting worden er teksten aangehaald uit zowel de omgevingsvisie als uit de Nota Landschap. Tevens wordt er een relatie gelegd naar de website ‘Handreiking Kernkwaliteiten’.
Archeologie:
In het plan is duidelijk zorg besteed aan het aspect Archeologie. Complicatie is wel de onjuiste begrenzing van het archeologisch Rijksmonument Noorderesch (AMK-terrein 14309): helaas strekt zich dit uit tot onder de Brinkstukken. Misschien is het mogelijk de grens van het bestemmingsplangebied hier te leggen bij de zuidrand, en niet bij de noordrand van de Brinkstukken.
Advies:
Wij adviseren u het voorontwerp aan te passen alvorens verder in procedure te brengen. Hiermee is, wat ons betreft, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Reactie gemeente
De opmerking over het Landschap nemen wij voor kennisgeving aan.
De opmerking over het archeologische Rijksmonument is juist, de aanduiding voor het archeologische monument ligt nu geheel buiten het plangebied, namelijk in het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe. Deze had eigenlijk voor een deel ook in het plan Orvelte moeten liggen, namelijk ook op de weg Brinkstukken. Voor dit deel zal een bestemming Waarde - archeologie 4 worden opgenomen. De bufferzone vertaald in Waarde – Archeologie 1 hoeft niet aangepast te worden omdat hierin al het archeologisch rijksmonument opgenomen was en feitelijk dus te breed was opgenomen in het voorontwerp.
Aanpassingsvoorstel
1. Op de verbeelding ter plekke van het Archeologische Rijksmonument, dat wil zeggen ter plekke van een deel van de weg Brinkstukken, de bestemming Waarde - Archeologie 1 over een breedte van zo’n 18 meter vervangen door een nieuwe dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4. Ook een bijbehorend nieuw artikel Waarde – Archeologie 4 opnemen in de regels ter bescherming van het Archeologische rijksmonument.
Huidige verbeelding met in rood te wijzigen deel.
In rood te wijzigen deel waar archeologisch rijksmonument aanwezig is, in paars de buffer van 50 meter.
3. NAM
Reactie
Als reactie op onderstaand bericht laat ik u weten dat NAM geen op- of aanmerkingen heeft op het voorontwerp bestemmingsplan Orvelte. Ter volledigheid laat ik uw weten dat NAM ten Oosten van Orvelte (buiten het te herbestemmen gebied) een gastransportleiding bezit welke momenteel niet in gebruik is.
Reactie gemeente
De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.
Aanpassingsvoorstel
Er is geen aanleiding om het plan aan te passen.
Inspraakreacties
Gedurende de termijn van terinzagelegging, is één inspraakreacties ingediend op het voorontwerp bestemmingsplan. De inhoudelijke inspraakreactie wordt hieronder afzonderlijk samengevat en beantwoord. Wanneer de inspraakreactie leidt tot een aanpassing in het bestemmingsplan, dan wordt dit direct onder de betreffende beantwoording aangegeven.
Indiener |
Naam |
Adres |
Zaak |
1 |
De heer P. en mevrouw A. Nagtegaal |
Dorpsstraat 11 9441 PD Orvelte |
362916 |
Indiener 1
1. In het voorontwerp zien wij een mogelijke wijziging ten aanzien van de bestemming van grond achter onze boerderij. De huidige bestemming is agrarisch. Wellicht kan dat, zo begrijpen wij, op korte termijn worden gewijzigd in de bestemming Natuur. De aangrenzende gronden zijn in het voorontwerp reeds aangewezen als natuur. Deze percelen zijn eigendom van het Drents Landschap. Gezien de doelstelling van hen is het aannemelijk dat de functie natuur ook de daarbij behorende invulling krijgt. Voor ons als direct aanwonenden kan er geen bezwaar zijn tegen het aanwenden van deze grond als natuur, mits het ook als zodanig in termen van gebruik, beheer en onderhoud een functie krijgt. Voor ons als eigenaar vragen wij uw college aan te geven in welke mater er sprake kan zijn van het wijzigen van de economische waarde van het in ons bezit zijnde agrarische perceel en op welke wijze eventuele economische schade (planschade) t.z.t. kan worden geclaimd.
2. In de directe omgeving van ons pand bevinden zich monumentale panden/objecten/woningen/bedrijfsruimten e.d. die in gebruik zijn als bedrijfspanden en/of een functie hebben als toeristische attractie. Hoewel de bestemming van deze objecten (Dorpsstraat 7, 9 en 11) in het voorontwerp niet ter discussie wordt gesteld, vragen we wel aandacht voor de bestemming in relatie tot de gevoerde activiteiten met de gevolgen daarvan voor milieu en gezondheid. Ons voorstel is om de bestemming als smederij te wijzigen naar een informatieobject of het object te verplaatsen. Het is tenslotte ook een keer als attractie geplaatst.
3. Het in het voorontwerp geschetste beeld van het beschermd dorpsgezicht vraagt naar onze mening enige nuancering. De Brink wordt in de toelichting aangeduid als evenemententerrein. Het verdient aanbeveling om de kern van het karakteristieke dorp, De Brink, niet als zodanig te bestempelen.
4. Uit het oogpunt van commercieel gewin wordt het dorp Orvelte veelvuldig gepresenteerd als museumdorp. Deze benaming doet echter geen recht aan het beeld en de functies van het dorp. Het dorp kent als geheel een uniek beschermd dorpsgezicht met een, zei het een ietwat geforceerd, karakteristieke inrichting. De aanduiding museumdorp doet geen recht aan de feitelijke situatie en leidt bij veel bezoekers tot verwarring dan wel teleurstelling.
5. Met betrekking tot de vele verwijzingen naar panden en de opzichtige reclame-uitingen, is het dorpsbeeld inmiddels rommelig te noemen. Het in de toelichting gegeven beeld is wellicht een beeld zoals geschetst door een marketingbureau, maar is geen representatief beeld van de werkelijkheid. In een eerder contact met de gemeente is gesteld dat dit onderwerp in het kader van het bestemmingsplan zal worden meegenomen. De oorspronkelijke groene verwijzingen zijn passend in het dorpsbeeld.
6. In de toelichting gaat het over vele invalshoeken die samenkomen in het sfeerbeeld Orvelte. We missen daarin wel het feit dat het een gewoon dorp is waar gewoond, gewerkt en geleefd wordt. Neem de inwoners mee, zij dragen het dorp.
Reactie gemeente
1. Gesproken wordt over het perceel Dorpsstraat 11 te Orvelte. Het achterste gedeelte van dit perceel heeft de bestemming Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden. Ook zijn de dubbelbestemmingen Beschermd Dorpsgezicht en Waarde – Archeologie 2 aanwezig. Tevens is de gebiedsaanduiding Wetgevingszone – wijzigingsgebied opgenomen. Deze laatste aanduiding wil zeggen, zoals staat in artikel 5.6 van de regels, dat het mogelijk is dat de bestemming Agrarisch met waarden middels een wijziging van het bestemmingsplan wijzigt naar Natuur. De voorwaarden hierbij zijn dat dit alleen mag als het gaat om gebieden die in het provinciaal beleid opgenomen zijn als Ecologische Hoofdstructuur, en nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven en aangewezen, en als is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor aangrenzende (agrarische) bedrijven.
Inspreker is eigenaar van het betreffende perceel. Als deze geen intentie heeft om het perceel voor natuurdoeleinden te gebruiken, dan kan de bestemming gewoon agrarisch blijven, conform het huidige gebruik. Mocht in de toekomst het betreffende deel van het perceel verkocht worden, bijvoorbeeld aan een natuurbeherende organisatie, die dit perceel vervolgens als natuur wil gebruiken, dan kan op dat moment de bestemming gewijzigd worden, mits aan de genoemde voorwaarden is voldaan.
Op dit moment is er dan ook geen sprake van vermindering van waarde van het perceel doordat de wijzigingsbevoegdheid opgenomen is.
Overigens was deze aanduiding voor de wijzigingsbevoegdheid ook al opgenomen in het vigerende plan Orvelte, waardoor er geen verandering is doorgevoerd in het bestemmingsplan. De bestemming Natuur van de aangrenzende percelen is in het vigerende plan ook al aanwezig, waardoor ook hierin niets wijzigt. Er is dan ook geen reden om planschade te veronderstellen.
2. De panden op Dorpsstraat 7 en 9 worden gebruikt als ambachtelijk bedrijf gecombineerd met een toeristische functie. Dit gebruik past binnen de aan de gronden gegeven bestemming Gemengd. Het is het bestendigen van de huidige bestemming uit het geldende plan Orvelte. Het gaat om bestaand gebruik dat nu opnieuw wordt vastgelegd in het bestemmingsplan.
Wat betreft de eventuele hinder die inspreker aangeeft, kan gezegd worden dat deze klachten bekend zijn bij de gemeente. Hierover is in het verleden al vaker met inspreker over gesproken. Zo is er in 2009 door Royal Haskoning onderzoek gedaan naar de uitstoot van rook door de activiteiten op nr. 12 en 9. Daarbij is geconcludeerd dat de situatie voldoet aan de wettelijke regels. Daarnaast is door de GGD bevestigd dat er geen gevaar voor de volksgezondheid optreedt.
Wat betreft het bestemmingsplan, de activiteiten op nummer 7, 9 en 12 passen binnen het bestemmingsplan. Ook voldoet het gebruik aan de milieutechnische randvoorwaarden zoals gesteld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierdoor is er geen noodzaak tot wijzigen van de bestemming. Wat wel een optie is, is dat inspreker (nogmaals?) met de eigenaar en/of gebruiker van de genoemde panden in overleg gaat om tot een oplossing te komen. Een verplaatsing kan onderwerp van dat overleg uitmaken. Dit is echter niet aan de gemeente.
3. De Brink wordt in de toelichting aangeduid als Brink, wat inhoudt dat het hoofdgebruik agrarisch cultuurgrond is. Op een deel van de Brink, ter plekke van de aanduiding ‘evenemententerrein’, wordt de Brink mede als evenemententerrein en mede voor een muziekkoepel gebruik. De Brink wordt dan ook niet alleen als evenemententerrein geduid. De evenementen mogen ook elders in het dorp plaatsvinden. De aanduiding evenemententerrein is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, hierin is niets gewijzigd.
4. In de toelichting van het plan is nergens gesproken over museumdorp, maar van een monumentendorp. Het is een dorp waar gewoond wordt, maar waar ook sprake is van musea, verblijfsrecreatie en horeca en agrarische bedrijven. Dit alles bij elkaar geeft een bepaalde, unieke, uitstraling aan het dorp Orvelte.
5. De gemeente heeft het bestemmingsplan, inclusief toelichting (zelf) geschreven en daarbij een beeld willen geven van het voorkomen van het dorp Orvelte. Om het kenmerkende beeld van het dorp te kunnen vasthouden is een beeldkwaliteitplan aan het bestemmingsplan gekoppeld waarin de waarden van het dorp beschreven zijn. Het betreft aan te houden uitgangspunten bij (her)bouw, realiseren of uitbreiding van bebouwing en bouwwerken geen gebouwd zijnde. Ook is een aanlegvergunning opgenomen voor het realiseren van reclame-uitingen in het dorp.
Waar het gaat om de praktische invulling hiervan kan gesteld worden dat de eigenaren/gebruikers van de gronden aan zet zijn om hier initiatief in te nemen. De gemeente zal daarbij middels het vergunningensysteem kader stellend optreden.
6. In de toelichting wordt ook juist nadrukkelijk gesteld dat het een dorp is waar diverse functies voorkomen, waaronder het wonen en werken. Op diverse manieren zijn alle betrokkenen, dus ook de bewoners, vroegtijdig deelgenoot gemaakt van het bestemmingsplanproces, zoals via een inloopavond, vooroverleg met de VABO, en het ter inzage leggen van het plan met bijbehorende stukken voor inspraak.
Conclusie voor de punten 1/6: Er is geen aanleiding om het plan aan te passen.
Aanpassingsvoorstel
Er is geen aanleiding om het plan aan te passen.
Ambtelijke aanpassingen
Tenslotte is er ambtelijk nog een aantal verbeterpunten in het bestemmingsplan geconstateerd. Deze zijn hieronder benoemd, waarbij tevens wordt aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan wordt aangepast.
1. Archeologie (toelichting en regels)
Toelichting
1a.
Opmerking
Paragraaf 3.2: Hier wordt archeologie wel als punt genoemd maar vervolgens niet toegelicht dat volgens de (Actualisatie) omgevingsvisie Drenthe sprake is van kernkwaliteit Archeologie (zie kaart 2e) vanwege aanwezigheid van beekdalen en een es; beide zijn van provinciaal archeologisch belang.
Aanpassingsvoorstel
De tekst na de weblink op blz. 17 van de toelichting aanvullen met het gegeven dat volgens de (Actualisatie) omgevingsvisie Drenthe sprake is van kernkwaliteit Archeologie (zie kaart 2e.) vanwege aanwezigheid van beekdalen en een es en dat beide van provinciaal archeologisch belang zijn.
1b.
Opmerking
Paragraaf 4.8: Afbeelding 13 (die bijvoorbeeld voor de essen veel duidelijker is dan de originele kaart in de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart) is onjuist, doordat de wegen over de vlakken zijn geprojecteerd, in vergelijk met de originele afbeeldingen – Bijlage 12 – in de Archeologische verwachtings- en beleidskaart gemeente Midden-Drenthe (rapport Oranjewoud). Daaruit blijkt dat het archeologische Rijksmonument AMK-terrein 14309, de Noorderesch, wel degelijk nog net binnen het bestemmingsplangebied ligt. De zuidgrens van dit Rijksmonument overlapt met de Brinkstukken. Dit impliceert dat de tekst navenant moet worden aangepast, bijvoorbeeld de zin “Aan de rand van het plangebied, maar wel buiten het plangebied, is het enige archeologische monument binnen de gemeente Midden-Drenthe gelegen: de Noordesch.”
Aanpassingsvoorstel
De eerste twee zinnen na afbeelding 13 op blz. 40 van de toelichting aanpassen nu het Archeologisch Rijksmonument de Noordesch toch net binnen het bestemmingsplan Orvelte ligt, namelijk op (een deel van) de Brinkstukken.
1c.
Opmerking
De zin over het doel van de extra beschermingszone, de zogenaamde bufferzone, aanpassen. Nu staat er het tegenovergestelde van wat bedoeld wordt. Suggestie: “De bufferzone is ingesteld omdat de archeologische waarden zich ook buiten het betreffende AMK-terrein kunnen uitstrekken. Door de bufferzone worden deze waarden beschermd.”
Aanpassingsvoorstel
De tekst op blz. 40 van de toelichting over de bufferzone wijzigen in: De bufferzone is ingesteld omdat de archeologische waarden zich ook buiten het betreffende AMK-terrein kunnen uitstrekken. Door de bufferzone worden deze waarden beschermd.
1d.
Opmerking
De tekst “Binnen het plangebied van Orvelte zijn terreinen gelegen met een archeologische waarde en verwachting.” aanvullen met de volgende zin “conform de archeologische verwachtings- en beleidskaart, 6.2.2.3.e en 6.2.4 : “Bij voorgenomen bodemingrepen in terreinen van provinciaal archeologisch belang ( zie afbeelding 13: beekdal en es), wordt in een zo vroeg mogelijk stadium overlegd met de provinciaal archeoloog.”
Aanpassingsvoorstel
De eerste alinea van de tekst op blz. 40 van de toelichting over archeologie aanvullen met de zin: “Bij voorgenomen bodemingrepen in terreinen van provinciaal archeologisch belang ( zie afbeelding 13: beekdal en es), wordt in een zo vroeg mogelijk stadium overlegd met de provinciaal archeoloog.”
1e.
Opmerking
De laatste alinea wijzigen in “Tenslotte is er sprake van cultuurhistorische waarden in de vorm van een historische kern. De waarden hiervan plus een bufferzone van 50 m worden beschermd middels de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’.” Dit verduidelijkt dat er rond de historische kern een bufferzone ligt van 50 meter. Deze bufferzone en de historische zone zelf vormen overigens de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3.
Aanpassingsvoorstel
De laatste alinea van paragraaf 4.8 op blz. 40 van de toelichting wijzigen in (onderstreept de aanvulling) “Tenslotte is er sprake van cultuurhistorische waarden in de vorm van een historische kern. De waarden hiervan plus een bufferzone van 50 m worden beschermd middels de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3.
1f.
Regels
Opmerking
Artikel 18.4.a4 en 19.4.a4: Omdat de bufferzone al planologisch beschermd is als Waarde-Archeologie 1 heeft, de zinsnede “met dien verstande dat de omgevingsvergunning ook verplicht is voor gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan 100 m² en ondieper dan 30 cm die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m uit de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'. geen zin en kan deze vervallen. Als deze bepaling gehandhaafd zou blijven, zou dat voor dit bestemmingsplan de facto neerkomen op een bufferzone van 100 m, terwijl 50 m voldoet.
Aanpassingsvoorstel
Artikel 18.4.a4 en 19.4.a4: De zinsnede “met dien verstande dat de omgevingsvergunning ook verplicht is voor gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan 100 m² en ondieper dan 30 cm die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m uit de bestemming Waarde - Archeologie 1” laten vervallen.
1g.
Opmerking
Voor de regels Waarde-Archeologie 1 t/m 3 een bepaling opnemen die recht doet aan het advies in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart met betrekking tot raadpleging vanwege het provinciaal belang, zoals: “Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart/Omgevingsvisie Drenthe als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.”
Aanpassingsvoorstel
Na artikel 17.4c, artikel 18.4c en artikel 19.4c toevoegen de tekst: “Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart/Omgevingsvisie Drenthe als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.”
1h.
Opmerking
Om te voorkomen dat een Rijksmonument onbedoeld wordt aangetast omdat het niet in een bestemmingsplan opgenomen is (wat overigens niet verplicht, maar wel aan te raden is vanwege de attenderende werking ervan), zou er voor het stukje Rijksmonument een aparte regel Waarde - Archeologie 4 opgesteld moeten worden. Voor dit terreingedeelte geldt de Monumentenwet en zijn geen bodemingrepen geoorloofd zonder vergunning van de Minister, namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort). In de regel verwijzen naar de Monumentenwet en de RCE.
Aanpassingsvoorstel
Voor het Archeologisch Rijksmonument opnemen de nieuwe dubbelbestemming Waarde –
Archeologie 4. Hierdoor schuiven artikelen 20 t/m 27 ook 1 artikelnummer op.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van beschermde archeologische monumenten, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
20.2. Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente te worden ingediend.
20.3. Aanlegvergunning
Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente te worden ingediend.
2. Verbeelding Dorpsstraat 10
Opmerking
De verkeersbestemming rondom het nutsgebouwtje achter Dorpsstraat 10 is te ruim opgenomen, omdat een deel van de grond om het nutsgebouw heen feitelijk groen is.
Aanpassingsvoorstel
De bestemming Verkeer voor zover gelegen binnen de rode lijnen in onderstaande afbeelding wijzigen in de bestemming Groen.
3. Verbeelding nabij Melkwegje 2
Opmerking
De bestemming Bedrijf – openbaar nut is hier onterecht voor opgenomen. Het betreft niet een nutsgebouwtje, maar een schuur dat in gebruik is voor meerdere doeleinden, waaronder opslagdoeleinden. Daarom de bestemming GD opnemen evenals de aanduiding bijgebouw. Ook opnemen de toegestane goot- en bouwhoogte alsmede dakhelling, namelijk 2 resp 4 meter en 45 graden.
Aanpassingsvoorstel
De bestemming Bedrijf – openbaar Nut nabij Melkwegje 1 wijzigen in de bestemming GD, de aanduidingen bijgebouw, goot- en bouwhoogte en dakhelling opnemen (respectievelijk 2 en 4 meter en 45 graden).
4. Verbeelding algemeen
4.
Opmerking
Op de verbeelding zijn binnen de bestemming Wonen verschillende toegestane maximum goot- en bouwhoogtes toegestaan, de goothoogte is meestal maximaal 3 meter (voor Schoolstraat 10 t/m 16 is dit 4 meter) en meestal 7 meter voor de bouwhoogte (voor Schoolstraat 18 t/m 22 en 7,5 meter). Deze zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Tegenwoordig is de standaard maat voor die maxima in de nieuwe bestemmingsplannen voor de dorpen 3,5 respectievelijk 9 meter. We sluiten aan bij de nieuwe normen van de bestemmingsplannen voor de kernen en maken binnen de bestemming Wonen de goot- en nokhoogte overal 3,5 en 9 meter. Hierdoor krijgen op 4 na alle woningen hogere toegestane hoogten.
Aanpassingsvoorstel
Binnen de bestemming Wonen de goothoogte overal 3,5 meter en de nokhoogte overal 9 meter maken conform de standaarden voor deze bestemming in andere bestemmingsplannen voor de kernen.
5. Regels algemeen
5a.
Opmerking
Blz. 6, definitie 1.33 loopt niet goed, staat dubbel ‘die plaatsvinden op of aan de weg’.
Aanpassingsvoorstel
De zin in artikel 1.33 wijzigen in: alle tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten die plaatsvinden op of aan de weg dan wel plaatsvinden op een openbare of voor publiek toegankelijke plaats, zoals (…).
5b.
Opmerking
Blz. 14, aan art. 3.4a1 toevoegen in het begin van de zin: ‘de gezamenlijke oppervlakte van’ (de buiten het vlak gelegen etc). Dit komt bij meerdere artikelen voor. Ook in artikel 3.4b1, 3.8a1, 8.4a1, 8.4b1, 8.8a1, 10,4a1, 10.4b1, 12.4a1, 12.4b1, 12.7a1 toevoegen. Het gaat om de totale oppervlakte aan buiten het bouwvlak gelegen gebouwen dat maximaal 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak mag bedragen.
Aanpassingsvoorstel
Bij artikel 3.4a1, 3.4b1, 3.8a1, 8.4a1, 8.4b1, 8.8a1, 10,4a1, 10.4b1, 12.4a1, 12.4b1, 12.7a1 toevoegen aan het begin van de zin: 'de gezamenlijke oppervlakte van'.
5c.
Opmerking
Blz. 15, artikel 3.5h. Hier moet staan dat het gebruik strijd is voor zover dit anders is dan het toegestane gebruik voor ondergeschikte museale en ondergeschikte educatieve doeleinden. In artikel 3.1 hebben we dit namelijk juist mogelijk gemaakt.
Aanpassingsvoorstel
Artikel 3.5h wijzigen in: het gebruik van gebouwen voor ondergeschikte museale en ondergeschikte educatieve doeleinden anders dan bedoeld in artikel 3.1a1 en/of 3.1a2.
5d.
Opmerking
Blz. 16 en 55, in artikel 3.6c en 16.6a zit een typefoutje: bij aan huis- verbonden de ‘-‘ weghalen.
Aanpassingsvoorstel
In artikel 3.6c en 16.6a het streepje '-' weghalen bij aan huis verbonden.
5e.
Opmerking
Blz. 29, art. 8.1a1 typefout, Bijlage 2 wijzigen in bijlage 2, hoofdletter B wijzigen in kleine letter.
Aanpassingsvoorstel
In artikel 8.1a1 ‘Bijlage 2’ wijzigen in ‘bijlage 2’, hoofdletter B wijzigen in kleine letter.
5f.
Opmerking
Artikel 8: Op dit moment zijn binnen de bestemming Gemengd (oa) toegestaan: Woningen al dan niet in combinatie met a. ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven en b. museale en culturele doeleinden. Deze 2 bedrijven mogen dan ook ondergeschikte detailhandel en/of ondergeschikte horeca hebben.
In de praktijk blijkt dit te beperkend te zijn. Niet elk bedrijf dat nu aanwezig is, wordt door de bewoner/eigenaar van datzelfde perceel gebezigd. Daarnaast kan er ook sprake zijn van meerdere bedrijven per bedrijfswoning op één perceel. Daarom en om een efficiënte invulling van de panden die vallen binnen de bestemming Gemengd mogelijk te maken, is het voorstel om de koppeling met de bedrijfswoning los te laten.
Aanpassingsvoorstel
Artikel 8 Gemengd, ten aanzien van de bedrijfsmogelijkheden:
- Binnen de bestemming ‘Gemengd’ de verplichte koppeling tussen een woning en een te vestigen ambachtelijk/dienstverlenend bedrijf loslaten. Dat betekent dat er binnen die bestemming ook een zelfstandig bedrijf is toegestaan, ook al wordt dit niet door de bewoner uitgeoefend maar door een derde.
- Als er geen woning is, mag er desondanks toch ook een bedrijf komen. Niet perse nodig dat het gecombineerd wordt met een woning.
- Woningen mogen alleen daar waar aanduiding ‘hoofdgebouw’ is en maximaal 1 per aanduiding.
6. Toelichting algemeen
6a.
Opmerking
Blz. 29, de opsomming van de definitie loopt niet lekker, staat dubbel ‘die plaatsvinden op of aan de weg’.
Aanpassingsvoorstel
Op blz. 29 eenmalig weghalen in de opsomming van definitie ‘die plaatsvinden op of aan de weg’.
6b.
Opmerking
Blz. 47: bij artikel 7 staat dat het gebouwtje aan het Melkwegje in gebruik is als nutsgebouwtje en daarom de bestemming Bedrijf – openbaar nut gekregen heeft. Dit blijkt onjuist te zijn, en krijgt de bestemming Gemengd, omdat dit in gebruik is als detailhandel behorende bij een woning in de directe nabijheid.
Aanpassingsvoorstel
Op blz. 47 bij artikel 7 de tekst over het Melkwegje weghalen.
6c.
Opmerking
Blz. 47: bij artikel 8 toevoegen dat de koppeling van een bedrijf met een woning wordt losgelaten. Als er een woning aanwezig is, mag dat alleen binnen de aanduiding ‘hoofdgebouw’ en mag er maximaal 1 woning aanwezig zijn. (Voor nadere toelichting zie wijziging 5e bij de regels).
Aanpassingsvoorstel
6c. Blz. 47: bij artikel 8 toevoegen dat de verplichte koppeling van een bedrijf aan een woning wordt losgelaten. Als er een woning aanwezig is, mag dat alleen binnen de aanduiding ‘hoofdgebouw’ en mag er daarbinnen maximaal 1 woning aanwezig zijn.
6.2 Economische uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet. Volgens de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Van een dergelijk bouwplan is in dit geval geen sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). Er worden bijvoorbeeld geen nieuwbouwlocaties in het plan opgenomen. De kosten voor de actualisering van het bestemmingsplan zijn voor rekening van de gemeente.
De economische uitvoerbaarheid hoeft daarom niet verder aangetoond te worden en er hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
