Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Cultuurgrond
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4
Artikel 21 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene gebruiksregels
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan Orvelte met identificatienummer NL.IMRO.1731.Orvelte-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- of uitbouw
een gebouw dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidinggrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneen gebouwde bebouwing
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
1.7 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteiten in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kunnen worden uitgeoefend;
1.8 aan huis verbonden beroep
het beroep van: accountant, administratieconsulent, advocaat, apotheker, architect, assurantiebemiddelaar, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, interieurarchitect, logopedist, makelaar in onroerend goed, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, specialist, tandarts, tandartsspecialist, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, gastouder, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat in combinatie met de woonfunctie, als hoofdfunctie kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het wonen;
1.9 achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bed and breakfast(eenheid)
het tegen vergoeding verstrekken van logies waarbij de Bed & breakfasteenheden enkel zijn ingericht als nachtverblijf en er in totaal maximaal 6 personen mogen verblijven;
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.17 bestaand gebruik
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, met uitzondering van gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan;
1.18 bestaand bouwwerk
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijgebouw
een gebouw dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 cultuurgrond
grasland, akkerbouw en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig dan wel hobbymatig in gebruik zijn;
1.29 dagrecreatief (mede)gebruik
een dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 erker
uitbouw aan een gevel van het hoofdgebouw;
1.33 evenement
alle tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten die plaatsvinden op of aan de weg, dan wel op een openbare plaats, dan wel die voor publiek toegankelijk zijn, zoals:
-
feesten;
-
markten;
-
braderieën;
-
sportwedstrijden;
-
voorstellingen;
-
activiteiten met beperkt gebruik van een motor zoals het tentoonstellen van auto’s en het gebruik ten behoeve van demonstraties van ambachtelijke activiteiten waarbij een motor, zoals een oude tractor, nodig is;
-
optochten;
waarbij niet als evenement beschouwd worden:
-
snuffelmarkten zoals bedoeld in artikel 5.23 APV;
-
activiteiten binnen inrichtingen in de zin van artikel 1.1 Wet milieubeheer, die behoren tot de dagelijkse bedrijfsuitoefening en waartoe die inrichting is bestemd en ingericht;
-
kansspelen als bedoeld in de Wet op kansspelen;
-
speelgelegenheden als bedoeld in 2.16 Apv en
-
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties,
met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
-
georganiseerd vuurwerk;
-
auto- of motorcrosswedstrijden;
-
muziekfestival met versterkte muziek, zoals rockfestivals en houseparty’s;
-
activiteiten met gebruik van
-
onversterkt stemgeluid,
-
versterkt stemgeluid,
-
onversterkte muziek en/of
-
versterkte muziek
met een geluidniveau hoger dan 75 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw;
-
overige activiteiten met een geluidniveau hoger dan 75 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of een ander geluidgevoelig gebouw;
1.34 gastouderopvang
een specifieke vorm van kinderopvang in de eigen woning van de gastouder of woning waar de kinderen woonachtig zijn met, op grond van de Wet kinderopvang, een maximum van 6 kindplaatsen, waarbij ook de eigen kinderen tot 10 jaar meetellen;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 groepsaccommodatie
een verblijf of meerdere verblijven met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeermiddelen of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantiedoeleinden en andere recreatieve doeleinden;
1.37 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.38 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.39 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
categorie 1:
een horecabedrijf, waarin hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en
waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals
restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht
op het overdag en ’s avonds verstrekken van in hoofdzakelijk alcoholvrije
dranken en eenvoudige etenswaren zoals ijssalons, croissanterieën,
lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
categorie 2:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden
verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat
kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich
meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria’s;
1.40 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.41 kinderopvang
opvangvoorzieningen, ten behoeve van het bedrijfsmatig verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen;
1.42 landschapswaarde
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
1.43 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief tuinbouwbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
1.44 overkapping
een bouwwerk voorzien van een plat dak, dan wel een kap en uitgevoerd met maximaal één wand;
1.45 peil
-
bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
-
bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
-
bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
-
bij aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij of aan een bestaande woning: de bestaande peilmaat van de woning of het maaiveld;
1.46 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.47 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.48 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 twee-aaneen bebouwing
bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelgrens is gebouwd;
1.50 verblijfsrecreatie
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, indien een woning met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
1.52 voorgevelrooilijn
-
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
-
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
-
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder 1 aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
-
bij een wegbreedte van tenminste 15 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
-
bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
-
bij een wegbreedte tussen de 10 meter en de 15 meter, de lijn gelegen op een afstand, die gelijk is aan de wegbreedte, uit de as van de weg;
1.53 vrijstaande (hoofd)bebouwing
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelgrens zijn gebouwd;
1.54 vrijstaande bijgebouw
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
1.55 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de grens van een bouwperceel
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
-
erkers die voldoen aan de bouwregels;
-
overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,75 meter;
-
balkons die minder dan 1 meter buiten de gevel steken;
-
een wolfseind met een maximale goothoogte van 4.50 meter, bij boerderij-achtige woningen;
buiten beschouwing gelaten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het uitoefenen van grondgebonden agrarische bedrijven en/of agrarische cultuurgrond al dan niet in combinatie met
-
museale doeleinden,
-
educatieve doeleinden,
-
productiegebonden detailhandel of detailhandel behorende bij het gebruik als genoemd onder sub a1 en a2;
-
wonen ten dienste van het bedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen en water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat
h. ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de instandhouding van het bestaande rijksmonument wordt nagestreefd;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
het hoofdgebouw en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’;
-
per bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’ mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
per hoofdgebouw zijn maximaal twee aangebouwde bijgebouwen toegestaan;
-
de aangebouwde bijgebouwen dienen zodanig te worden geplaatst dat aan één van de zijgevels van het hoofdgebouw een vrije strook overblijft van minimaal 3 meter breed, gerekend vanaf de zijdelingse perceelgrens;
-
de breedte van een aangebouwd bijgebouw naast het hoofdgebouw mag maximaal de helft van de breedte van de voorgevel bedragen. Indien het hoofdgebouw in de voorgevel smaller is dan 6 meter mag de breedte van een aangebouwd bijgebouw maximaal 3 meter bedragen;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling, tenzij de goothoogte van bestaande aangebouwde bijgebouwen meer bedraagt. In dat geval mag bij uitbreiding van de bestaande aangebouwde bijgebouwen de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw gelijk zijn aan die van de bestaande aangebouwde bijgebouwen;
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen niet zijnde het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
de bedrijfsgebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
de bedrijfsgebouwen dienen te worden voorzien van een kap;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling;
-
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden voorzien van een kap;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste 6 meter worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.2 sub a onder 1 en sub b onder 1, en worden toegestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak wordt gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg;
-
lid 3.2 sub c onder 1, en worden toegestaan dat bijgebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak worden gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen,
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg
met dien verstande dat
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van minstens 1 meter achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
-
de afstand tussen een bijgebouw of een overkapping en de bebouwing op het aangrenzende perceel ten minste 1 meter zal bedragen;
-
deze afwijking niet mag worden toegepast, wanneer de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 80 m².
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten al dan niet in de vorm van een neventak;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten anders dan de productie en/of verwerking van agrarische producten;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als verblijfs-, bad of toiletruimte;
-
het gebruik van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor meer dan één woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
-
het gebruik van gebouwen voor ondergeschikte museale en ondergeschikte educatieve doeleinden anders dan bedoeld in artikel 3.1a1 en/of artikel 3.1a2;
-
het gebruik van de bedrijfswoning in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in de bedrijfswoning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.5, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor een ambachtelijk en/ of dienstverlenend bedrijf als genoemd in bijlage 2 of een naar aard en invloed op de omgeving met een bedrijf uit bijlage 2 gelijk te stellen ambachtelijk en/of dienstverlenend bedrijf,
-
lid 3.5, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor een toeristisch-recreatief bedrijf;
-
lid 3.5, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn met de bedrijven uit categorie 1 en 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan voor zover dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in de bedrijfswoning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
-
van deze afwijkingsbevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt ten behoeve van bedrijven die vergunningsplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik zal geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
-
lid 3.5, sub b en toestaan dat een bedrijfswoning in combinatie met een agrarische kinderopvang wordt gebruikt, mits:
-
het gaat om een bedrijfsvorm uit categorie 1 of 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven;
-
het beroep of bedrijf in ieder geval wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning die gelegen is op het perceel waar de activiteit plaatsvindt;
-
de bedrijfsvloeroppervlakte voor een kinderopvang:
-
in geval gebruik wordt gemaakt van de bedrijfswoning of bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de genoemde gebouwen maar in ieder geval niet meer dan 45 m2 van dat oppervlak, of;
-
in geval gebruik wordt gemaakt van de agrarische bedrijfsbebouwing op hetzelfde perceel niet meer bedraagt dan 70 m2 van het bestaande vloeroppervlak van de genoemde bebouwing;
-
het parkeren plaatsvindt op eigen erf;
-
er is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
-
er geen opslag plaatsvindt van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen;
-
er is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
lid 3.5, sub c en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bed and breakfast moet plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en mag zowel in hoofdgebouw als bijgebouw worden gerealiseerd. Er wordt uitgegaan van een al bestaande entree;
-
in een bijgebouw mogen voor de bed and breakfastfunctie uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld, moet in het hoofdgebouw een ontbijtruimte en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
-
het bijgebouw moet in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staan en een duidelijke relatie hebben met het hoofdgebouw;
-
de uiterlijke kenmerken van het hoofdgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken aan de woning worden toegevoegd;
-
er mogen maximaal drie bed and breakfasteenheden worden gerealiseerd, voor in totaal maximaal 6 personen;
-
er mag geen keukenblok in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
-
het parkeren voor de bed and breakfast moet op eigen erf plaatsvinden;
-
er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging van bed and breakfast;
-
de vestiging van bed and breakfast is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
-
er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
nieuwe bouwvlakken ten behoeve van bijgebouwen en overkappingen op de kaart worden aangebracht, of de bestaande bouwvlakken worden vergroot, of de situering van de bouwvlakken wordt gewijzigd, met dien verstande dat
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
deze wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast indien de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 80 m²;
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’ met dien verstande dat:
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven;
-
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
-
het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal dienstwoningen;
-
per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Cultuurgrond
Inhoudsopgave
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond met cultuurhistorische waarden;
-
waardevolle boombeplanting;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - brandput’ het behoud van de cultuurhistorische waarden in de vorm van een brandput;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ het medegebruik ten behoeve van evenementen;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - muziekkoepel’ een overkapping ten behoeve van cultureel gebruik;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schaapskooi’ het houden van schapen met daaraan ondergeschikt het wonen ten dienste van het houden van schapen;
-
agrarisch medegebruik;
-
paden;
-
groenvoorzieningen en water;
-
speelvoorzieningen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schaapskooi’ zijn slechts toegestaan gebouwen ten behoeve van
-
het houden van schapen;
-
een verblijfsaccommodatie voor een herder;
-
een informatiepunt voor bezoekers;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schaapskooi’ bedraagt de goothoogte van een gebouw ten hoogste 4 meter en de nokhoogte van een gebouw ten hoogste 9 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schaapskooi’ bedraagt de dakhelling van een gebouw minstens 45 graden en maximaal 60 graden;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - muziekkoepel’ bedraagt de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,5 meter en de nokhoogte van een gebouw ten hoogste 8 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - muziekkoepel’ bedraagt de dakhelling van een gebouw minstens 45 graden;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste 5 meter zal bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen als er per kalenderjaar:
-
in de dagperiode (van 07.00 uur tot 19.00 uur) in totaal op meer dan 20 dagen evenementen gehouden worden;
-
in de avondperiode (van 19.00 uur tot 23.00 uur) in totaal op meer dan 3 dagen evenementen gehouden worden;
-
in de nachtperiode (van 23.00 uur tot 07.00 uur) evenementen gehouden worden;
-
storten van afval;
-
het opslaan van mest;
-
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) vaar-, voer- of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van stort, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en zandopslag;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van sloten, waterpartijen en watergangen;
-
het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het wijzigen van het greppelsysteem;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanbrengen of verwijderen van kunstwerken.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schaapskooi’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’ met dien verstande dat:
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven;
-
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
-
het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal dienstwoningen;
-
per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond met landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
hydrologische aandachtszone;
met daaraan ondergeschikt:
-
dagrecreatief medegebruik;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
5.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en/of overkappingen worden gebouwd;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
Het storten van afval;
-
Het opslaan van mest;
-
De stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) vaar-, voer- of vliegtuigen;
-
Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van stort, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en zandopslag.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van sloten, waterpartijen en watergangen;
-
het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het wijzigen van het greppelsysteem;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanbrengen of verwijderen van kunstwerken.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied’ de bestemming wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Natuur’, met dien verstande dat
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 11 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
de wijziging uitsluitend mag worden toegepast in gebieden die in het provinciale beleid zijn opgenomen als behorend tot de Ecologische Hoofdstructuur, niet zijnde beheergebieden, dan wel als ecologische verbindingszones;
-
de wijzigingsbevoegdheid niet eerder mag worden toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven en aangewezen;
-
aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ de opslag van goederen, niet zijnde vuurwerk, behorende bij een bedrijfsvoering van bedrijven uit categorie 1 of 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
-
infrastructurele voorzieningen;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ mag geen bedrijfswoning gebouwd worden;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten - uitbreiding’ is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan;
-
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte en dakhelling van de gebouwen zal ten hoogste de bestaande hoogten en dakhelling bedragen;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste 6 meter worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 6.1 sub a onder 1;
-
het gebruik van gebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 6.1, lid a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een ambachtelijk en/of dienstverlenend bedrijf als genoemd in bijlage 2.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van sloten, waterpartijen en watergangen;
-
het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het wijzigen van het greppelsysteem;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
erven en terreinen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de dakhelling van de gebouwen zal ten hoogste 45 graden bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van sloten, waterpartijen en watergangen;
-
het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het wijzigen van het greppelsysteem;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding 'bed&breakfast' een bed and breakfast;
-
ambachtelijke en/of dienstverlenende bedrijven als genoemd in bijlage 2 voor zover deze vallen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven;
-
museale en culturele doeleinden, met inbegrip van ateliers, galeries en bezoekerscentra;
-
detailhandel;
-
horecadoeleinden in de vorm van een horecabedrijf categorie 1 voor zover ten dienste van en ondergeschikt aan het gebruik als genoemd in artikel 8.1 sub b en 8.1 sub c;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - turfschuur’ een turfschuur;
-
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de opslag van goederen, niet zijnde vuurwerk, behorende bij een bedrijfsvoering van bedrijven uit categorie 1 of 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
-
nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de instandhouding van het bestaande rijksmonument wordt nagestreefd;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
het hoofdgebouw en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw';
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’ mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
-
per hoofdgebouw zijn maximaal twee aangebouwde bijgebouwen toegestaan;
-
de aangebouwde bijgebouwen dienen zodanig te worden geplaatst dat aan één van de zijgevels van het hoofdgebouw een vrije strook overblijft van minimaal 3 meter breed, gerekend vanaf de zijdelingse perceelgrens;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling, tenzij de goothoogte van bestaande aangebouwde bijgebouwen meer bedraagt. In dat geval mag bij uitbreiding van de bestaande aangebouwde bijgebouwen de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw gelijk zijn aan die van de bestaande aangebouwde bijgebouwen;
-
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden voorzien van een kap;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van Bedrijf - turfschuur’ mag een bijgebouw voor de opslag van turf gebouwd worden waarbij de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling ten hoogste de bestaande hoogten en dakhelling mag bedragen;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste 6 meter worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2 sub a onder 1, en worden toegestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak wordt gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg;
-
lid 8.2 sub b onder 1, en worden toegestaan dat bijgebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak worden gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg
met dien verstande dat
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van minstens 1 meter achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
-
de afstand tussen een bijgebouw of een overkapping en de bebouwing op het aangrenzende perceel zal ten minste 1 meter bedragen;
-
deze afwijking niet mag worden toegepast, wanneer de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 80 m².
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten al dan niet in de vorm van een neventak;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 8.1 sub b;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor museale en culturele doeleinden anders dan bedoeld in artikel 8.1 sub c;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld onder artikel 8.1 sub d;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan bedoeld onder artikel 8.1 sub e;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘bed&breakfast’ mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de bed and breakfast moet plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en mag zowel in hoofdgebouw als bijgebouw worden gerealiseerd. Er wordt uitgegaan van een al bestaande entree;
-
in een bijgebouw mogen voor de bed and breakfastfunctie uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld, moet in het hoofdgebouw een ontbijtruimte en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
-
het bijgebouw moet in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staan en een duidelijke relatie hebben met het hoofdgebouw;
-
de uiterlijke kenmerken van het hoofdgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken aan de woning worden toegevoegd;
-
er mogen maximaal drie bed and breakfasteenheden worden gerealiseerd, voor in totaal maximaal 6 personen;
-
er mag geen keukenblok in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
-
het parkeren voor de bed and breakfast moet op eigen erf plaatsvinden;
-
er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging van bed and breakfast;
-
de vestiging van bed and breakfast is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
-
er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als verblijfs-, bad of toiletruimte;
-
het gebruik van een woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen voor meer dan één woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
-
het gebruik van de woning in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in de woning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de woning mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘hoofdgebouw’ voor bedrijfsactiviteiten, museale en culturele doeleinden, detailhandel en/of horecadoeleinden als bedoeld in artikel 8.1 sub b, c, d respectievelijk e in het geval daardoor de woonfunctie vervalt.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.5, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor een ander in bijlage 2 genoemd ambachtelijk en/of dienstverlenend bedrijf en/of een naar aard en invloed op de omgeving met een bedrijf uit bijlage 2 gelijk te stellen ambachtelijk en/of dienstverlenend bedrijf;
-
lid 8.5, sub f en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bed and breakfast moet plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en mag zowel in hoofdgebouw als bijgebouw worden gerealiseerd. Er wordt uitgegaan van een al bestaande entree;
-
in een bijgebouw mogen voor de bed and breakfastfunctie uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld, moet in het hoofdgebouw een ontbijtruimte en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
-
het bijgebouw moet in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staan en een duidelijke relatie hebben met het hoofdgebouw;
-
de uiterlijke kenmerken van het hoofdgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken aan de woning worden toegevoegd;
-
er mogen maximaal drie bed and breakfasteenheden worden gerealiseerd, voor in totaal maximaal 6 personen;
-
er mag geen keukenblok in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
-
het parkeren voor de bed and breakfast moet op eigen erf plaatsvinden;
-
er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging van bed and breakfast;
-
de vestiging van bed and breakfast is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
-
er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
8.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
nieuwe bouwvlakken ten behoeve van bijgebouwen en overkappingen op de kaart worden aangebracht, of de bestaande bouwvlakken worden vergroot, of de situering van de bouwvlakken wordt gewijzigd, met dien verstande dat
-
de gezamenljike oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
deze wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast indien de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 80 m²;
-
de gronden en opstallen tevens worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten als genoemd in bijlage 3 , met dien verstande dat de uitoefening van een bedrijf uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in de woning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
de activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het bedrijf uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
-
van deze afwijkingsbevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt ten behoeve van bedrijven die vergunningsplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
-
bedrijfsactiviteiten zijn bovendien uitsluitend toegestaan voor zover deze voorkomen in, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn met de bedrijven uit categorie 1 of 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik zal geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bebossing;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - sanitair’ het gebruik ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen en/of overkappingen gelden de volgende regels:
-
gebouwen en/of overkappingen zijn alleen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - sanitair’ toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - sanitair’ bedraagt de goothoogte van een gebouw en/of een overkapping ten hoogste 3 meter en de nokhoogte van een gebouw en/of een overkapping ten hoogste 5 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - sanitair’ zal een gebouw en/of een overkapping worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minstens 45 graden bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
storten van afval;
-
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) vaar-, voer- of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van stort, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en zandopslag;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecadoeleinden in de vorm van het uitoefenen van een horecabedrijf, categorie 1 en/of 2 al dan niet in combinatie met detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
-
wonen ten dienste van het bedrijf;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de instandhouding van het bestaande rijksmonument wordt nagestreefd;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
het hoofdgebouw en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’;
-
per bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’ mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
per hoofdgebouw zijn maximaal twee aangebouwde bijgebouwen toegestaan;
-
de aangebouwde bijgebouwen dienen zodanig te worden geplaatst dat aan één van de zijgevels van het hoofdgebouw een vrije strook overblijft van minimaal 3 meter breed, gerekend vanaf de zijdelingse perceelgrens;
-
de breedte van een aangebouwd bijgebouw naast het hoofdgebouw mag maximaal de helft van de breedte van de voorgevel bedragen. Indien het hoofdgebouw in de voorgevel smaller is dan 6 meter mag de breedte van een aaneen gebouwd bijgebouw maximaal 3 meter bedragen;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling, tenzij de goothoogte van bestaande aangebouwde bijgebouwen meer bedraagt. In dat geval mag bij uitbreiding van de bestaande aangebouwde bijgebouwen de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw gelijk zijn aan die van de bestaande aangebouwde bijgebouwen;
-
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden voorzien van een kap;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste 6 meter worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 10.2 sub a onder 1, en worden toegestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak wordt gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de bedrijfstechnische noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg;
-
lid 10.2 sub b onder 1, en worden toegestaan dat bijgebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak worden gebouwd, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen,
met dien verstande dat:
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van minstens 1 meter achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
-
de afstand tussen een bijgebouw of een overkapping en de bebouwing op het aangrenzende perceel zal ten minste 1 meter bedragen;
-
deze afwijking niet mag worden toegepast, wanneer de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 80 m².
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen voor meer dan één woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld in artikel 10.1 sub a;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
-
het gebruik van de woning in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in de bedrijfswoning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’ met dien verstande dat:
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven;
-
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
-
het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal dienstwoningen;
-
per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
-
extensief agrarisch medegebruik;
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
-
paden;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
11.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de hoogte ten hoogste 5 meter zal bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het storten van afval;
-
het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
-
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) vaar-, voer- of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van stort, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en zandopslag;
-
het aanleggen van drainage;
-
het scheuren en/of het omzetten van grasland al dan niet ten behoeve van een permanent ander gebruik.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van sloten, waterpartijen en watergangen;
-
het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het wijzigen van het greppelsysteem;
-
het aanbrengen van drainage;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanbrengen of verwijderen van kunstwerken.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor
-
verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van
-
een groepsaccommodatie,
-
een recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
-
congresruimten;
-
horecadoeleinden in de vorm van een horecabedrijf categorie 1 voor zover ten dienste van en ondergeschikt aan het gebruik als genoemd onder sub a en b;
-
kantoordoeleinden voor zover ten dienste van en ondergeschikt aan het gebruik als genoemd onder sub a en b;
-
wonen ten dienste van het bedrijf;
met daarbij behorende:
f. tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat
g. ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de instandhouding van het bestaande rijksmonument wordt nagestreefd;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
het hoofdgebouw en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’;
-
per bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’ mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
-
per hoofdgebouw zijn maximaal twee aangebouwde bijgebouwen toegestaan;
-
de aangebouwde bijgebouwen dienen zodanig te worden geplaatst dat aan één van de zijgevels van het hoofdgebouw een vrije strook overblijft van minimaal 3 meter breed, gerekend vanaf de zijdelingse perceelgrens;
-
de breedte van een aangebouwd bijgebouw naast het hoofdgebouw mag maximaal de helft van de breedte van de voorgevel bedragen. Indien het hoofdgebouw in de voorgevel smaller is dan 6 meter mag de breedte van een aaneen gebouwd bijgebouw maximaal 3 meter bedragen;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling, tenzij de goothoogte van bestaande aangebouwde bijgebouwen meer bedraagt. In dat geval mag bij uitbreiding van de bestaande aangebouwde bijgebouwen de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw gelijk zijn aan die van de bestaande aangebouwde bijgebouwen;
-
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden de volgende regels:
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden voorzien van een kap;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste 6 meter worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 5 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 12.2 sub a onder 1, en worden toegestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak wordt gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg;
-
lid 12.2 sub b onder 1, en worden toegestaan dat bijgebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak worden gebouwd, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen,
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke beeld dat voornamelijk bestaat uit een verscheidenheid van de situering ten opzichte van de weg
met dien verstande dat
-
de bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van minstens 1 meter achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
-
de afstand tussen een bijgebouw of een overkapping en de bebouwing op het aangrenzende perceel zal ten minste 1 meter bedragen;
-
deze afwijking niet mag worden toegepast, wanneer de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 80 m².
12.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen voor meer dan één woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan genoemd in artikel 12.1 sub c;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
-
het gebruik van de woning in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie in de bedrijfswoning moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, de bestemming wijzigen in die zin dat:
-
nieuwe bouwvlakken ten behoeve van bijgebouwen en overkappingen op de kaart worden aangebracht, of de bestaande bouwvlakken worden vergroot, of de situering van de bouwvlakken wordt gewijzigd, met dien verstande dat
-
de gezamenlijke oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van het oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de noodzaak tot extra uitbreiding buiten de normaal toegestane basisregeling aangetoond is;
-
deze wijzigingsbevoegdheid niet mag worden toegepast indien de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 80 m².
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’ met dien verstande dat:
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven;
-
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
-
het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal dienstwoningen;
-
per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor hoofdzakelijk doorgaand verkeer, waarvan het aantal rijstroken niet meer dan twee bedraagt;
-
wegen met een functie voor hoofdzakelijk bestemmingsverkeer;
-
straten en paden;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - gebouw’ het gebruik ten behoeve van de stalling van brandweervoertuigen;
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
met daarbij behorende
-
straatmeubilair;
-
groenvoorzieningen;
-
infrastructurele voorzieningen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
alleen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - gebouw’ mogen gebouwen en overkappingen gebouwd worden;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - gebouw’ bedraagt de goothoogte ten hoogste 2 meter en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - gebouw’ geldt dat het gebouw dient te worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minstens 30 graden en maximaal 60 graden zal bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 meter bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
parkeerterrein;
-
openbare nutsgebouwtjes, telefooncellen, en daarmee naar de aard gelijk te stellen gebouwen;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - overkapping’ het gebruik ten behoeve van de toeristische informatieverstrekking;
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
met daarbij behorende
-
straatmeubilair;
-
groenvoorzieningen;
-
wegen en paden;
-
infrastructurele voorzieningen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de inhoud respectievelijk de bouwhoogte van een gebouw als bedoeld in lid 14.1 sub b, bedraagt ten hoogste 25 m³ respectievelijk 2,70 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - overkapping’ bedraagt de goothoogte van een overkapping ten hoogste 2 meter en de nokhoogte ten hoogste 3 meter;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5 meter zal bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
-
kaden en oeverstroken;
-
cultuurgrond;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
15.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkapping zijnde, zal ten hoogste 3 meter bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm.
-
Het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
b. infrastructurele voorzieningen;
c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
d. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
e. tuinen, erven en terreinen;
waarbij het behoud van de cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt nagestreefd.
16.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal woningen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het bestaande aantal;
-
een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, dan wel ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ overeenkomstig de bestaande situatie twee-aaneen gebouwd;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’, ‘maximum bouwhoogte (m)’, ‘maximum dakhelling (graden)’ aangegeven hoogten en dakhelling;
-
de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
-
de diepte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste:
a. 15 meter bij vrijstaande woningen;
b. 12,5 meter bij halfvrijstaande en/of geschakelde woningen;
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij
hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 110% van het grondoppervlak van het hoofdgebouw bedragen, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het achtererf maximaal 50% van het achtererf mag bedragen;
-
onverminderd het bepaalde onder a de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal 80% van het oppervlak van het hoofdgebouw mag bedragen;
-
onverminderd het bepaalde onder a en b de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 85 m² mag bedragen;
-
in uitzondering op het bepaalde onder a t/m c de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 110% bedraagt, de maximaal toegestane oppervlakte is;
-
de breedte van een aan- en uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping naast het hoofdgebouw mag maximaal de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen met een maximum van 7,50 meter. Indien het hoofdgebouw in de voorgevel smaller is dan 7 meter, mag de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping maximaal 3,50 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van platte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;
-
de hoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de goothoogte maximaal 3,30 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal 7 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de goot- en boeihoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mogen maximaal 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 6,60 meter bedragen;
-
een erker mag de bouwgrens/bouwvlak/voorgevelrooilijn overschrijden, mits de afstand van de voorgevel van de erker tot de perceelgrens minimaal 3,50 meter bedraagt;
-
de breedte van de erker mag, buitenwerks gemeten, maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker wordt geplaatst, bedragen;
-
de diepte van de erker mag, buitenwerks gemeten, maximaal 1,50 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van de erker mag maximaal 3 meter bedragen;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op de zijdelingse perceelgrens, dan wel op een afstand van minimaal 1 meter hiervan te worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel en bij hoekwoningen bovendien op een afstand van minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het naastliggende perceel, tenzij in het bestemmingsplan anders is aangegeven;
-
per woning zijn maximaal drie bijgebouwen of overkappingen toegestaan, waarvan er maximaal twee aaneen gebouwd mogen worden;
-
bij vrijstaande hoofdgebouwen dienen de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen zodanig te worden geplaatst dat aan één zijde een vrije strook overblijft met een breedte van minimaal 3 meter, gerekend vanaf de zijdelingse perceelgrens;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
op een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste 6 meter worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 5 meter.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 16.2, sub a, onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw aan de achterzijde buiten het bouwvlak wordt gebouwd, tot ten hoogste 3 meter buiten het bouwvlak, mits:
-
de bouwdiepte van de vrijstaande woning in totaal maximaal 15 meter bedraagt en die van een aaneen gebouwde woning in totaal maximaal 12,5 meter bedraagt;
-
de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de achterste perceelgrens ten minste 3 meter bedraagt;
-
de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
er, indien sprake is van aaneen gebouwde woningen, een stedenbouwkundige samenhang is;
-
lid 16.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind, met dien verstande dat voornoemde afstand niet minder mag bedragen dan 2,5 meter;
-
lid 16.2, sub b, onder 4, 5, 6 en 7 met dien verstande dat bij uitbreiding van een bestaande aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping de goot- en bouwhoogte gelijk mogen zijn aan de goot- en bouwhoogte van de bestaande aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw voor meer dan één woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als verblijfs-, bad of toiletruimte;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
artikel 16.5, lid c en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
-
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
-
maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 45 m²;
-
degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent;
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
-
van deze afwijkingsbevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt ten behoeve van bedrijven die vergunningsplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
-
bedrijfsactiviteiten zijn bovendien uitsluitend toegestaan voor zover deze voorkomen in, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn met de bedrijven uit categorie 1 of 2 van de in bijlage 3 opgenomen Staat van bedrijven;
-
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, mag geen detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik zal geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
-
lid 16.5, lid e en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bed and breakfast moet plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en mag zowel in hoofdgebouw als bijgebouw worden gerealiseerd. Er wordt uitgegaan van een al bestaande entree;
-
in een bijgebouw mogen voor de bed and breakfastfunctie uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld, moet in het hoofdgebouw een ontbijtruimte en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
-
het bijgebouw moet in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staan en een duidelijke relatie hebben met het hoofdgebouw;
-
de uiterlijke kenmerken van het hoofdgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken aan de woning worden toegevoegd;
-
er mogen maximaal drie bed and breakfasteenheden worden gerealiseerd, voor in totaal maximaal 6 personen;
-
er mag geen keukenblok in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
-
het parkeren voor de bed and breakfast moet op eigen erf plaatsvinden;
-
er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging van bed and breakfast;
-
de vestiging van bed and breakfast is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
-
er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verbreden en/of verharden van paden of andere oppervlakten;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van bomen en houtgewas;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
-
het aanleggen van verharding voor de naar de weg gekeerde gevels van gebouwen, met uitzondering van een oprit voor motorvoertuigen met een breedte van ten hoogste 4 m;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud van bestaande verhardingen betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c. De onder a bedoelde vergunning mag niet worden verleend indien hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en in het bijzonder van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen
-
gebouwen,
-
overkappingen en
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
worden gebouwd.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden;
-
het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
op archeologisch onderzoek zijn gericht.
Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
-
Alvorens over de aanvraag als bedoeld in sub a wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. Bij een aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart/Omgevingsvisie Drenthe als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd:
-
dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport over te leggen waarin de archeologische aarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, onder a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden ‘het rapport als bedoeld onder a’ dienen in dat geval te worden gelezen als ‘andere beschikbare informatie’.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm;
-
het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte.
-
De onder a. bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
-
die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
-
die reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
die het normale onderhoud betreffen;
-
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
die op archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en er een deskundigenadvies is ingewonnen, vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. Bij een aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart/Omgevingsvisie Drenthe als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van historische kernen.
19.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd:
-
dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport over te leggen waarin de archeologische aarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, onder a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden ‘het rapport als bedoeld onder a’ dienen in dat geval te worden gelezen als ‘andere beschikbare informatie’.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm;
-
het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte.
-
De onder a. bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
-
die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
-
die reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
die het normale onderhoud betreffen;
-
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
die op archeologisch onderzoek zijn gericht.
-
De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en er een deskundigenadvies is ingewonnen, vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. Bij een aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart/Omgevingsvisie Drenthe als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van beschermde archeologische monumenten, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente te worden ingediend.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente te worden ingediend.
Artikel 21 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het beschermd dorpsgezicht.
21.2 Bouwregels
-
In het belang van de bescherming van het beschermd dorpsgezicht is het verbonden zonder omgevingsvergunning voor het bouwen op, aan of bij een gebouw, dan wel achter de vensters daarvan, op enigerlei wijze zichtbaar vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in welke vorm dan ook te hebben of toe te laten.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op
-
onverlichte opschriften, uitsluitend vermeldend de naam van de bewoner van een gebouw of van het gebouw zelve, mits de oppervlakte van het opschrift niet meer bedraagt dan 1 m²;
-
afbeeldingen, welke kennelijk tot de stoffering van een gebouw behoren;
-
onverlichte opschriften en aankondigingen, welke zijn aangebracht ter voldoening aan enig wettelijk voorschrift, waarbij de oppervlakte ten hoogste 0,50 m² en de grootste afmeting ten hoogste 1 meter mag bedragen;
-
onverlichte opschriften en aankondigingen, betrekking hebbende op de dienst, het beroep of het bedrijf, welke of hetwelk in of op het gebouw is gevestigd of betrekking hebbend op de bewoning daarvan, mits de gezamenlijke oppervlakte van de opschriften en aankondigingen niet meer bedraagt dan 1 m²;
-
onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen van kennelijk tijdelijke aard gedurende de termijn, dat deze feitelijke betekenis hebben, doch niet langer dan gedurende vier weken mits deze verband houden met een activiteit binnen de gemeente of een aangrenzende gemeente;
-
onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, die aanwezig zijn bij in uitvoering zijnde werken en op deze werken betrekking hebben, gedurende de termijn dat de werken in uitvoering zijn;
-
onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in een gebouw of in een deel van een gebouw, hetwelk als winkel en/of als café-restaurant wordt gebruikt, mits zij betrekking hebben op het bedrijf, dat daarin wordt uitgeoefend;
-
De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen overwegende bezwaren zijn vanuit de bescherming van de waarden van het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1.
21.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld,
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of
-
het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene gebruiksregels
23.1 Evenementen
Voor het houden van evenementen gelden in het hele plangebied de volgende regels:
Per kalenderjaar zijn er, onverminderd het bepaalde in artikel 4.4,
-
in de dagperiode (van 07.00 uur tot 19.00 uur) in totaal op niet meer dan 5 dagen evenementen toegestaan;
-
in de avondperiode (van 19.00 uur tot 23.00 uur) in totaal op niet meer dan 2 dagen evenementen toegestaan;
-
in de nachtperiode (van 23.00 uur tot 07.00 uur) geen evenementen toegestaan;
met dien verstande dat gedurende de dag van het te houden evenement of de te houden evenementen het gebruik gericht moet zijn op niet meer dan 2.000 bezoekers per dag.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
24.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat antenne- of alarmmasten tot een hoogte van 25 meter mogen worden gebouwd;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, voor zover de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat de vorm of situering van een bouwvlak wordt aangepast, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes mogen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot
tot 10 meter.
24.2 De onder 24.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het karakter van het beschermde dorpsgezicht als omschreven in de bij de regels behorende bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:
a. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ wat omvang of vorm betreft gewijzigd wordt, mits
-
het houden van evenementen niet leidt tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
bij het houden van evenementen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
-
het houden van evenementen niet leidt tot een onevenredige overlast voor omwonenden;
b. de aanduiding ‘evenemententerrein’ verwijderd wordt in geval het houden van evenementen ter plaatse niet meer noodzakelijk en/of wenselijk geacht wordt.
Artikel 26 Overige regels
26.1 Afstemming welstand
a. Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
-
de voorgeschreven goot- en bouwhoogte;
-
de plaatsing op het bouwperceel:
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 25% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
-
de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
b. Eisen met betrekking tot kapvormen, dakhellingen en de nokrichting worden voor zover nodig gesteld in het kader van artikel 12a van de Woningwet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Orvelte'.
