direct naar inhoud van 5.6 Externe veiligheid
Plan: Drentsche Hoofdvaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.DRHoofdvaart-VST1

5.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico’s veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe

veiligheidsrisico’s.

Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar (kans van 1 op een miljoen). Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPGtankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS 15) en ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1.600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1.600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1.600 en 4.000 kPa.

5.6.1 Inrichtingen

Volgens de provinciale risicokaart zijn de volgende risicovolle inrichting in het plangebied aanwezig:

  • LPG-tankstation Autobedrijf Hemmes, Kanaalweg 203 Bovensmilde, risicocontour 10-6: 25 m;
  • LPG-tankstation Gulf Smilde, Hoofdweg 38 Smilde, risicocontour 10-6: 25 m;
  • LPG-tankstation Tigelaar, Rijksweg 171 Hoogersmilde risicocontour 10-6: 25 m.

De risicobronnen zijn het vulpunt, LPG-reservoir, en afleverzuil.

Volgens Revi bijlage 2 is het invloedsgebied van LPG-tankstations 150 meter, mits de doorzet niet meer is dan 1500 kub/jaar. Alle drie de tankstations vallen onder categorie A (doorzet tot 1000 m3). De doorzet bedraagt minder dan 1500 m3, hierdoor bedraagt het invloedsgebied 150 meter.

Voor de LPG-stations is de PR-contour op de verbeelding als 'veiligheidszone - LPG' weergegeven. Deze veiligheidszone - LPG is opgenomen in artikel 21.3. De regeling heeft als oogmerk het weren van gevoelige functies.

Naast de LPG-stations ligt er tevens een gasontvangststation in het plangebied. Dit gasontvangststation is gelegen naast het perceel Vaartweg 4 in Smilde. Om dit gasontvangststation ligt een veiligheidszone van 15 meter rondom het bouwvlak waarin kwetsbare objecten niet zijn toegestaan. Deze veiligheidszone is op de verbeelding aangegeven als 'veiligheidszone - bedrijven'.

5.6.2 Leidingen

In het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding (Aardgasleiding NEN 3650-leiding) van Gasunie. Deze leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 4,5 inch. Deze buisleiding heeft een invloedsgebied dat deels over het plangebied loopt. Volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient een risicoberekening te worden gemaakt. Deze zal door de gemeente (Steunpunt externe veiligheid Drenthe) worden gemaakt.

Binnen een zone van 4 meter aan weerszijden van de leiding is binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. In het bestemmingsplan is een bouwverbod opgenomen om deze zone ook in de toekomst van bebouwing te vrijwaren.

De gemeente zal een groepsrisicoverantwoording voor zowel de buisleiding als de LPG-tankstations opstellen.

5.6.3 Transport gevaarlijke stoffen

Uit bestudering van de Risicokaart blijkt dat in en in de directe nabijheid van het plangebied transport van gevaarlijke stoffen over de weg plaatsvindt. Van belang zijn de N371 (Rijksweg langs de Drentsche Hoofdvaart Hoogersmilde - Havelte) en de N381 (Emmen-Drachten).

De provinciale wegen N371 en N381 zijn niet opgenomen in de eindrapportage basisnet weg. Dit houdt in dat er geen belemmeringen zijn voor de toename van het aantal vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen. Tevens houdt dit in dat er geen belemmeringen zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen langs deze wegen. De PR 10-6 ligt op de as van de weg.

5.6.4 Groepsrisico

Door middel van onderzoek door de Hulpverleningsdient Drenthe wordt inzicht geboden in het groepsrisico dat de hiervoor genoemde risicobronnen met zich mee brengen. De resultaten van dit onderzoek zijn vermeld in de separate rapportage "Brandweeradvies externe veiligheid inzake voorontwerp bestemmingsplan Drentsche Hoofdvaart" d.d. 3 april 2013 (Bijlage 4). Dit brandweeradvies is een geactualiseerd brandweeradvies (origineel d.d. 10 juli 2012) naar aanleiding van de zienswijze van de Gasunie op het ontwerpbestemmingsplan. Het doel van het onderzoek is om inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Dit inzicht dient door het bevoegd gezag te worden betrokken in de afweging of het risico, veroorzaakt door de ontwikkeling, te verantwoorden is.

Op basis van de gekozen scenario's komt de Hulpverleningsdienst Drenthe tot de conclusie dat in het voorliggende bestemmingsplan geen nadere planologische maatregelen noodzakelijk zijn. Voor de volledigheid van de verantwoording van het groepsrisico wordt bovendien opgemerkt dat er evenmin milieuvergunningtechnische of overige (bijvoorbeeld bouwkundige) maatregelen nodig zijn, noch maatregelen ter voorbereiding op hulpverlening en rampenbestrijding of maatregelen ter informatieverstrekking aan burger en ondernemer.

 

5.6.5 Conclusie

Er bevinden zich geen gevoelige functies binnen de risicocontour 10-6. Het plan voldoet hiermee aan de grenswaarden inzake het plaatsgebonden risico. Met het oog op de verantwoording van het groepsrisico is op basis van deskundig onderzoek geconcludeerd dat in het plan geen nadere planologische maatregelen behoeven te worden geadviseerd.