direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Drentsche Hoofdvaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.DRHoofdvaart-VST1

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Midden-Drenthe 2030

Op dit moment is de gemeente Midden-Drenthe bezig met de voorbereiding voor het opstellen van een structuurvisie. Deze visie is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Midden-Drenthe. De visie is een uitwerking van de in 2008 door de gemeenteraad vastgestelde visie 'Gemeente Midden-Drenthe “Platteland Leeft!”'. In de structuurvisie zijn de geformuleerde ambities daaruit geconcretiseerd, aangescherpt en verankerd.

De structuurvisie Midden-Drenthe 2030 geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2030 op verschillende gebieden, waaronder wonen, werken en natuur. De visie vormt daarmee het kader voor de integrale afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. Daarbij hoort onder meer de vaststelling van dit bestemmingsplan, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten. Tot slot verschaft de structuurvisie een planologisch-financiële basis voor het verhalen van kosten op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke Ordening (Wro).

Midden-Drenthe profileert zich als levendige plattelandsgemeente. In de visie wordt beschreven hoe de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente deze ambitie ondersteunt. De kernwaarden lage dichtheid & ruimte, Drents Plateau en verbondenheid & landschappelijke diversiteit in maat en schaal & Naoberschap 2.0 vormen daarbij het afwegingskader.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het behoud van de bestaande situatie; nieuwe ontwikkelingen worden bij recht niet mogelijk gemaakt. Een aantasting van de kernwaarden in de omgeving van het plangebied wordt daarom niet verwacht.

2.3.2 Visiedocument Wonen en Woonplan

Op 28 januari 2010 heeft de gemeenteraad van Midden-Drenthe het Visiedocument Wonen vastgesteld. Het Visiedocument Wonen is een visie op hoofdlijnen die een aantal beleidskeuzen voor het toekomstige woonbeleid bevat. Deze beleidsdoelen zullen nader worden uitgewerkt in een nieuw Woonplan voor de periode 2012 tot 2015 met een doorkijk naar 2020.

De visie voor Midden-Drenthe is dat het in 2020 een groeiende woon- en leefgemeente is. De kwaliteit van de woonomgeving is een belangrijke factor. Meer groen in en rond de dorpen is belangrijk. Over tien jaar wil de gemeente onder andere de volgende resultaten hebben bereikt:

  • Bestaande (naoorlogse) wijken zijn gerenoveerd en goed onderhouden.
  • Er is een voldoende gevarieerd woningaanbod in alle kernen.
  • Er is een aanbod aan woningen die ook in de toekomst blijven voldoen aan de woonwensen van de inwoners.
  • Het stationsgebied in Beilen is verbeterd.
  • Er is meer groen in en rond de dorpen aanwezig.


In 2012 wordt het visiedocument uitgewerkt in een nieuw Woonplan.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het behoud van de bestaande situatie. Er worden bij recht geen nieuwe woningen toegestaan in de lintbebouwing langs de Drentsche Hoofdvaart.

2.3.3 GVVP

In het Gemeentelijk Verkeers- Vervoersplan 2007-2020 (GVVP) wordt ingezet op de volgende doelstellingen:

  • het vergroten van de verkeersveiligheid;
  • het in stand houden van en het verbeteren van de bereikbaarheid;
  • het verbeteren van het (leef)milieu;
  • het zorg dragen voor een goede communicatie/organisatie in de richting van andere overheden, organisaties en burgers;
  • Ten opzichte van het GVVP 2000 ligt de grootste prioriteit bij de bereikbaarheid (met name van de economische kernzones) en verkeersveiligheid (onder andere rondom scholen).

Nota van uitgangspunten Gemeentelijke Verkeers- en VervoersPlan

Het GVVP 2011-2020 is een beleidsdocument, waarin een visie op verkeer en vervoer wordt neergelegd. In de notitie van uitgangspunten wordt ingegaan op de volgende onderdelen:

  • platteland leeft;
  • bereikbaarheid/categorisering (gemotoriseerd verkeer);
  • landbouwverkeer;
  • fiets;
  • openbaar vervoer;
  • voetgangers;
  • verkeersveiligheid;
  • leefbaarheid.

Er wordt ingezet op bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid. In tegenstelling tot het GVVP van 2000 is bereikbaarheid een belangrijk onderwerp.

Concreet betekent dit dat op gemeentelijke wegen waar de uitrukroute van de hulpdienst overloopt, de bus overheen rijdt, sprake is van een hoofdweg, die voorzien zijn van een vrijliggend fietspad of parallelweg of die op een bedrijventerrein liggen, een maximumsnelheid van 50 km/u binnen de kom of 80 km/u buiten de kom gaat gelden of blijft gelden. Op deze wegen worden geen snelheidsremmende maatregelen getroffen, enkel alleen attentieverhogende. Dit betekent niet dat bestaande drempels meteen weg worden gehaald. Bij reconstructies wordt er wel kritisch naar gekeken.

De overige gemeentelijke wegen worden 30 km/u binnen de bebouwde kom en 60 km/u buiten de bebouwde kom. Op deze wegen kunnen op conflictpunten snelheidsremmende maatregelen getroffen worden. De wegen buiten de bebouwde kom blijven geschikt voor landbouwverkeer.

Dit betekent ook dat aan de stille kant langs de Drentsche Hoofdvaart, waar nu over het gehele traject ten noorden van de Veenhoopsweg een maximumsnelheid van 50 km/u geldt, ook de bovengenoemde snelheden van 30 km/u en 60 km/u gaan gelden. Dit betekent ook dat in de toekomst in beeld komt dat op ontbrekende schakels in de fietspadenstructuur een vrijliggend fietspad wordt aangelegd.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het behoud van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan.

2.3.4 Landschapsbeleidsplan

In 2000 is het eerste Landschapbeleidsplan van de gemeente Midden-Drenthe opgesteld.Tien jaar later is besloten het plan te actualiseren. Het Landschapsbeleidsplan geeft de visie van de gemeente op het landschap. Uitgangspunt voor het beleid is het streven naar het behouden, herstellen en versterken en zo nodig vernieuwen van de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied van Midden-Drenthe.

Basis voor de landschapsvisie is de tweedeling in het hoge landschap op het plateau en het lage landschap van de rand. Deze tweedeling is bepalend voor de ruimtelijke en ecologische kwaliteiten in Midden-Drenthe en is richtinggevend voor de visie op de toekomst. Het landschap op het plateau heeft zich geleidelijk ontwikkeld, is kleinschalig en gevarieerd en de structuur ervan wordt bepaald door de beekdalen. De twee veenkoloniale ontginningen aan de rand zijn rationeel ontgonnen. Het landschap wordt er bepaald door lange, rechte lijnen en de ruimten zijn er grootschalig en zeer open. Bij behoud dan wel vernieuwing neemt de gemeente Midden-Drenthe de kenmerken van de afzonderlijke landschappen als uitgangspunt.

Het veengebied bij Smilde behoort tot het hoogveenontginningslandschap binnen de provincie Drenthe. Kenmerkend voor de veengebieden zijn de strakke verkaveling en de lintbebouwing langs de waterlopen. De Drentsche Hoofdvaart vormt de ruggengraat van de ontginning. De Smildervenen kennen een grootschalige openheid met een landbouwkarakter. De Drentsche Hoofdvaart wordt in de gemeente Midden-Drenthe gekenmerkt door de dichte lintbebouwing van Smilde en de provinciale weg direct langs het kanaal. De kansen voor versterking van de waarden voor landschap en natuur in de gemeente Midden-Drenthe zijn groot.

Behoud van aaneengesloten grote open ruimten in de veenkoloniën van Smilde staat voorop. Erfbeplantingen krijgen daarom extra aandacht. Beplantingen langs wegen worden bij eindkap niet vervangen. Overige beplantingen worden zo goed mogelijk beheerd en in stand gehouden.

Langs de oostzijde van de Drentsche Hoofdvaart is ruimte voor nieuwe draagkrachtige functies die de structuur van het landschap versterken. Te denken valt aan kleinschalige boscomplexen of landgoederen van 5-10 hectare groot. Deze nieuwe elementen sluiten aan op het bebouwingslint van Smilde en op de bestaande landschapsstructuur en staan haaks op de Drentsche Hoofdvaart. Zichtlijnen in oost-westrichting blijven hierdoor behouden.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het behoud van de bestaande situatie. Er worden geen grootschalige ontwikkelingen toegestaan waardoor de bestaande landschapsstructuur en zichtlijnen behouden blijven.

2.3.5 Groenbeleidsplan

In 2006 is het Groenbeleidsplan opgesteld. De gemeente heeft veel openbaar groen in haar kernen. Het groenbeleidsplan geeft voor een langere termijn in hoofdlijnen aan hoe het groenonderhoud uitgevoerd wordt, welke bomen en groenvlakken waardevol zijn, waar rekening mee gehouden moet worden bij nieuwe aanleg en hoe de groenvoorzieningen verbeterd kunnen worden. Hoofddoelstelling van het groenbeleidsplan is een consistent en samenhangend beleid en beheer van het openbaar groen in de bebouwde kommen, en waar mogelijk het versterken van kwaliteiten.

Voor het bestemmingsplan relevante beleidsuitgangspunten zijn:

  • Groenstructuur vaststellen, beschermen en versterken.
  • Vaststellen welk groen kan worden verkocht, elementen van de hoofdgroenstructuur komen in principe niet voor verkoop in aanmerking.
  • Om het eigen karakter van dorpen of wijken te versterken, wordt een indeling in sferen gebruikt: standaard, cultuurhistorisch of landschappelijk.
  • De visie van het landschapsbeleidsplan doorvertalen naar de dorpen.
  • Voor het bestemmingsplan is relevant dat er een actuele lijst met monumentale en waardevolle bomen wordt gemaakt; waardevolle bomen krijgen een beschermende regeling in het bestemmingsplan. Hierin is bepaald dat het zonder omgevingsvergunning niet mogelijk is bepaalde ingrepen die van invloed kunnen zijn op de uitstraling van de boom, te doen.

In deel 2 bij het groenbeleidsplan worden maatregelen genoemd die zijn bedoeld om de groenstructuur te versterken. Deze maatregelen betreffen met name het aanvullen van belangrijke bomenrijen, het accentueren van dorpsentrees en markante punten, en het versterken van de identiteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.DRHoofdvaart-VST1_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1731.DRHoofdvaart-VST1_0004.jpg"

Figuur 2.2 Groenplan Bovensmilde Figuur 2.3 Groenplan Smilde

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.DRHoofdvaart-VST1_0005.jpg"

Figuur 2.4 Groenplan Hoogersmilde

Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen het groenplan. Waardevolle bomen krijgen op de verbeelding een specifieke aanduidng. In de regels wordt een beschermende regeling opgenomen ten aanzien van het behoud van de waardevolle bomen.

2.3.6 Visiedocument Recreatie en Toerisme

In het Visiedocument Recreatie & Toerisme 'Perspectief voor 2008-2017' (25 september 2008) heeft de gemeente speerpunten en beleidskeuzes geformuleerd voor recreatie en toerisme in de periode 2008-2017. In dit Visiedocument is aangegeven dat er vanwege diverse maatschappelijke ontwikkelingen een steeds grotere behoefte aan recreatieve voorzieningen bestaat.

De gemeente wil het volgende bereiken op het gebied van recreatie en toerisme:

  • Vitale samenhangende sector die de werkgelegenheid, leefbaarheid en de economie van Westerbork versterkt.
  • Niet nog meer van hetzelfde maar het versterken van het aanbod door innovatie en diversiteit staan voorop.
  • Keuzes maken voor duurzame exploitatie die leidt tot kwaliteitslag sector.

De gemeentelijke inzet daarvoor bestaat uit de volgende punten:

  • Creëren gezond ondernemersklimaat.
  • Ontwikkelingskansen bieden voor bestaande toeristische ondernemers (ja, mits-principe).
  • Streven naar deregulering (daarbij is ruimtelijke kwaliteit en inpassing het uitgangspunt).
  • Samen met de markt sturing en richting geven door middel van een wijzigings- en afwijkingssysteem.

Conclusie

Onderzoek naar mogelijkheden voor het versterken van het recreatie en toerisme in en langs de Drentsche Hoofdvaart is nog niet afgerond. Vanwege de haalbaarheid van de planning worden deze ontwikkelingen niet in het bestemmingsplan meegenomen. Het aanleggen van aanlegsteigers in de Drentsche Hoofdvaart is in dit bestemmingsplan bij recht niet toegestaan, wel middels een wijzigingsbevoegdheid.

Minicampings en bed and breakfast mogelijkheden worden wel opgenomen.

2.3.7 Milieubeleidsplan

In het milieubeleidsplan 2011-2014 is vastgelegd wat de gemeente de komende jaren op milieugebied wil bereiken en welke aanpak daarbij wordt gehanteerd. De gemeente kiest voor een doelgroepgerichte aanpak in het milieubeleid. Dit houdt in dat in het plan een programma is opgesteld waarin inwoners, ondernemers en de eigen organisatie centraal staan. Reden hiervoor is dat de gemeente inzichtelijk wil maken wat het milieubeleid betekent voor inwoners en ondernemers en waar de gemeentelijke organisatie mee bezig is. Ook is gekozen voor een plan waarbij het uitvoeringsprogramma centraal staat. Daarmee wordt op een pragmatische manier invulling gegeven aan het milieubeleid. Aan het milieubeleidsplan 2011-2014 is een meerjaren uitvoeringsprogramma gekoppeld, gericht op inwoners, ondernemers, de gemeentelijke organisatie en de omgevingskwaliteit.

Inwoners

De gemeente wil energiebesparende maatregelen, duurzame energie en duurzaam bouwen actief stimuleren bij inwoners van Midden-Drenthe. Hierbij wordt als uitgangspunt bij nieuwbouw gehanteerd het streven naar passief bouwen: een huis op een dusdanige manier ontwerpen dat het energiegebruik minimaal is.

Ondernemers

De gemeente wil inzetten op het stimuleren van het opwekken van duurzame energie. Opwekking en gebruik van groen gas neemt bij de duurzame energievoorziening in Midden-Drenthe de belangrijkste plaats in.

Eigen organisatie

De gemeente streeft bij nieuw- en verbouw van gemeentelijke gebouwen en openbare verlichting naar een zo laag mogelijk energiegebruik en het toepassen van milieuvriendelijke materialen. Verder wil de gemeente het energieverbruik zoveel mogelijk reduceren. Dit geldt zowel voor de gebouwen, de openbare verlichting en het wagenpark. Waar mogelijk, wordt gebruikgemaakt van duurzame energie. Op deze wijze wil de gemeente een voorbeeldfunctie vervullen voor haar inwoners en ondernemers.

Omgevingskwaliteit

Het stimuleren van preventie en hergebruik van afvalstoffen bij burgers staat voorop in de gemeente Midden-Drenthe. De gemeente streeft er verder naar de inzameling en scheiding van afvalstoffen steeds verder te optimaliseren, zodat het milieurendement optimaal is en de kosten zo laag mogelijk.

Conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden bij recht niet toegestaan. Het bestemmigsplan past binnen de kaders van het milieubeleidsplan.

2.3.8 Water- en rioleringsplan

De gemeente heeft in samenwerking met het Waterschap Reest en Wieden en de Waterleidingmaatschappij Drenthe het Waterplan Midden-Drenthe opgesteld.

Doel van dit waterplan is het verbeteren van de samenwerking en afstemming tussen verschillende partners en aandacht voor waterwinning en lokale wateroverlast. Uitgangspunt is een duurzame inrichting van het watersysteem.

Tevens heeft de gemeente een verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) opgesteld. Gesproken wordt van een verbreed GRP, omdat het invulling geeft aan drie gemeentelijke zorgplichten (afvalwater, hemelwater en grondwater), terwijl het GRP vroeger alleen betrekking had op de riolering (afvalwater).

De drie zorgplichten worden als volgt omschreven:

1. De inzameling en transport van stedelijk afvalwater.

2. De doelmatige inzameling en transport van afvloeiend hemelwater.

3. Het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken, voorzover doelmatig.

De gemeente Midden-Drenthe wil haar (riool)voorzieningen met betrekking tot de zorgplichten doelmatig beheren, waarbij overlast voor de burgers en omgeving tot een minimum wordt beperkt. Conform de uitgangspunten, opgenomen in het coalitieakkoord, wordt hier op basis van een meerjarig kostendekkingsplan uitgegaan van een kostendekkend tarief.

Conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Het bestemmingsplan wordt in het kader van de watertoets voorgelegd aan het waterschap Reest en Wieden. Het bestemmigsplan past binnen het beleid.

2.3.9 Externe veiligheidsplan 2009 - 2012

In het Externe Veiligheidsbeleidsplan 2009-2012 geeft de gemeente Midden-Drenthe haar visie en ambitieniveau weer wat betreft risicobeheersing van bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen. In het buitengebied bevinden zich een aantal risicovolle objecten. Het gaat om een aantal lpg tankstations, Gasunie meet- en regelstation en tracés voor hogedruk aardgastransportleidingen.

Het streven is het buitengebied zoveel mogelijk tegen nieuwe externe veiligheidsrisico's te beschermen. Voor de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijvigheid zijn alleen lpg-tankstations en Gasunie meet- en regelstations toegestaan onder voorwaarde van een optimaal planontwerp. Voor de provinciale en gemeentelijke wegen geldt dat er geen belemmeringen zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen langs deze wegen. Vanwege het relatief gering aantal vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen wordt voor de gemeentelijke wegen geen routering van gevaarlijke stoffen voorgesteld.

Voor dorpen, buurtschappen en lintbebouwing is de volgende veiligheidsambitie weergegeven: de gemeente wil haar burgers een zo veilig mogelijke woonomgeving bieden. Daarom worden geen nieuwe bedrijven in dorpen, buurtschappen en lintbebouwing toegelaten die een externe veiligheidsrisico veroorzaken.

Binnen het plangebied loopt een tracé van hogedruk aardgastransportleiding en zijn drie LPG-stations aanwezig. Voor de buisleidingen geldt dat voor het afstandenbeleid wordt aangesloten bij de landelijke wet- en regelgeving. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van buisleidingen dient de gemeente een risicoberekening te maken.

Conclusie

Er worden in het bestemmingsplan geen nieuwe bedrijven toegelaten die externe veiligheidsrisico's veroorzaken. Het bestemmingsplan sluit aan bij het externe veiligheidsplan

2.3.10 Geurverordening gemeente Midden-Drenthe

De gemeente Midden-Drenthe heeft als gemeente de ambitie een sterke plattelandsgemeente te willen blijven. Eén van de factoren die daaraan kan bijdragen is dat de agrarische sector zich op een verantwoorde wijze kan blijven ontwikkelen. De basis daarvoor is een combinatie van bedrijfseconomisch rendement en aandacht voor natuur, milieu en landschap als ook andere voor de gemeente belangrijke sectoren, zoals de recreatie in al zijn vormen.

De doelstelling van de geurgebiedsvisie is het mogelijk maken van meer ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijbedrijven, onder voorwaarde dat het leefklimaat ter plaatse van bestaande geurgevoelige objecten en geurgevoelige objecten in de te ontwikkelen woningbouwlocaties acceptabel is. De verordening vormt het toetsingskader voor (woningbouw)initiatieven in relatie tot geurhinder van intensieve veehouderijen. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen een geurcontour is een onderzoek naar geur noodzakelijk.

In de bebouwingslinten van Hoogersmilde, Hijkersmilde, Smilde en Bovensmilde zijn diverse intensieve agrarische bedrijven gelegen die zorgen voor een hoge geurbelasting in het gebied. In de bebouwingslinten waar sprake is van open lintbebouwing, zijnde buitengebied, is daardoor een tamelijk slecht tot zeer slecht woon- en leefklimaat aanwezig. Bij 15 knelpuntsituaties is zelfs sprake van een extreem slecht woon- en leefklimaat. In de bebouwingslinten die zich kenmerken als zijnde dichte lintbebouwing, zijnde bebouwde kom, is daardoor een redelijk goed (zijnde meer dan 5 odour achtergrondbelasting) tot zeer slecht woon- en leefklimaat aanwezig. In twee gevallen is zelfs sprake van een extreem slecht woon- en leefklimaat.

Om aansluiting te vinden bij de bestaande landschappelijke kenmerken is een driedeling gemaakt tussen verschillende gebieden. Het plangebied behoort tot landbouwontwikkelingsgebieden. Hier toe worden overwegend grootschalige, open gebieden gerekend. Het betreffen de jonge veldontginningen, de heideontginningen en de (open en halfopen) veenontginningsgebieden.

In de geurvisie worden daarnaast verschillende deelgebieden benoemd. Voor de gebieden met lintbebouwing wordt onderscheid gemaakt in open en dichte lintbebouwing. Dit onderscheid in soort lintbebouwing is op grond van jurisprudentie afkomstig van de Wet milieubeheer als volgt:

  • Dichte lintbebouwing: Er is sprake van meer dan vijf woningen met een onderlinge afstand van circa 10 meter en een min of meer gelijke voorgevelrooilijn. Een dichte lintbebouwing wordt gelijkgesteld met een dorpskern, zijnde een gebied dat behoort tot de bebouwde kom in de zin van de Wgv. De woondichtheid is in deze gebieden groter en komt daardoor ook meer bescherming tegen geurhinder toe dan de gebieden waar sprake is van open lintbebouwing.
  • Open lintbebouwing: Er is sprake van woningen met een onderlinge afstand van meer dan tien meter. Bij open lintbebouwing is vaak sprake van enige agrarische bedrijvigheid en verwantschap met agrarische bedrijven, te vergelijken met het buitengebied. Vanwege de verwevenheid in deze gebieden met voorkomende agrarische activiteiten, is het van belang om de agrarische ondernemer in deze gebieden meer ontwikkeling te bieden dan in de gebieden waar dichte lintbebouwing voorkomt.
  • Kernen met een stedelijk karakter: Enkele woningen binnen het plangebied voor dit bestemmingsplan behoren volgens de geurverordening tot de kernen van Smilde en Bovensmilde.


Gebiedsdeel  
Bebouwde kom of buitengebied   Afstandsmaat van emissiepunt veehouderij tot gevel geurgevoelig object   aangepaste geurnorm  
Dichte lintbebouwing   Bebouwde kom   50 meter volgens geurverordening   5 ouE/m3 volgens geurverordening  
Open lintbebouwing   Buiten bebouwde kom   25 meter volgens geurverordening   10 ouE/m3 volgens geurverordening  
Kernen met een
stedelijk karakter  
Bebouwde kom   100 meter volgs geurverordening   2 ouE/m3 volgens geurverordening  

Conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden bij recht niet toegestaan. Het bestemmigsplan past binnen de kaders van de geurverordening.