Plan: | Drentsche Hoofdvaart |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1731.DRHoofdvaart-VST1 |
Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door Provinciale Staten van de provincie Drenthe vastgesteld. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. De volgende kernkwaliteiten van Drenthe zijn benoemd:
Om de ambities te kunnen verwezenlijken wordt onderscheid gemaakt tussen 'robuuste systemen’ en 'multifunctionele gebieden'. Als dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe zijn het sociaal-economische systeem, het watersysteem, het natuursysteem en het landbouwsysteem benoemd. Voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe moeten deze vier systemen ‘robuust’ zijn. Een systeem is robuust als een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren ervan.
Binnen de robuuste systemen staat de ontwikkeling van de desbetreffende hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Dit betekent dat de ontwikkeling van andere functies geen significante negatieve invloed mag hebben op het functioneren van de hoofdfunctie. Voor alle ontwikkelingen, dus ook die van de hoofdfunctie, geldt dat de ruimtelijke kwaliteit er door moet worden versterkt. In de multifunctionele gebieden is sprake van een menging van verschillende functies en ambities. Deze gebieden hebben een eigen functie-indeling gekregen. Voor alle ontwikkelingen, dus ook die van de hoofdfunctie, geldt dat de ruimtelijke kwaliteit erdoor moet worden versterkt.
Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
afbeelding 2.1 Uitsnede Visiekaart 2020 Omgevingsvisie provincie Drenthe
Op de visiekaart hierboven is te zien dat voor het plangebied van onderliggend bestemmingsplan de functie landbouw geldt. Hier wordt landbouw de maximale speelruimte geboden. Bij te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten. Dat betekent dat ontwikkelingen in deze gebieden geen negatief effect mogen hebben op de landbouw. In deze gebieden wordt gestreefd naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie Landbouw. Voor de gebieden met de functie landbouw is het vaststellen van een maximale oppervlaktemaat van het bouwblok de verantwoordelijkheid van de gemeente.
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan het aantrekkelijke milieu om te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen.
Op de kernkwaliteitenkaart is aangegeven welke landschappen en onderdelen daarvan van provinciaal belang zijn. Het lint langs de Drentsche Hoofdvaart ligt in het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning. Hier is de doelstelling de openheid van het landschap te behouden.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het behoud van de bestaande situatie; nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Het plan past binnen het beleid uit de Omgevingsvisie.
Naast de Omgevingsvisie is de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid door Provinciale Staten van de provincie Drenthe vastgesteld. De verordening is inhoudelijk een beleidsneutrale doorvertaling van de in juni 2010 vastgestelde Provinciale Omgevingsvisie en geldt naast de omgevingsvisie. Ook bevat de verordening elementen van de Structuurvisie Ondergrond. De provincie ziet de verordening als één van de instrumenten om beleid te sturen, naast bijvoorbeeld relatiebeheer, regionale samenwerking en gebiedsontwikkeling.
In de verordening staan de randvoorwaarden waaraan gemeenten en andere belanghebbenden, zoals waterschappen, moeten voldoen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Het hanteren van een ruimtelijke omgevingsverordening past in het Drentse omgevingsbeleid en wordt daarnaast door het Rijk verplicht om een aantal nationale belangen te borgen. De Drentse verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Verder zijn in de verordening randvoorwaarden opgenomen met betrekking tot ondermeer de Ecologische Hoofdstructuur, het Nationaal Landschap de Drentsche Aa, agrarische bedrijvigheid, water, windenergie, zuinig ruimtegebruik (SER-ladder), wonen, bedrijvigheid en permanente bewoning van recreatiewoningen.
Intensieve veehouderij
Ten aanzien van de intensieve veehouderij wordt een grote mate van terughoudendheid in acht genomen. Vestiging van nieuwe bedrijven voor de intensieve veehouderij en omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven worden uitgesloten. Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen en een neventak intensieve veehouderij bij bestaande grondgebonden bedrijven worden wel toegestaan. Bebouwing ten behoeve van een intensieve hoofdtak mag plaatsvinden in maximaal één bouwlaag.
Landbouw
Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Bij uitbreiding van het bouwvlak moet de SER-ladder worden toegepast en de uitbreiding moet ruimtelijk worden ingepast. Voor gebieden met de functie Landbouw is het vaststellen van een maximale oppervlakte maat de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor de multifunctionele gebieden geldt dat de maximale grootte van het bouwblok 1,5 ha is. Onder voorwaarde van ruimtelijke inpassing is een verdere vergroting mogelijk.
Wonen in het buitengebied (Ruimte voor Ruimte)
Uitgangspunt van het omgevingsbeleid is dat de bebouwing in het buitengebied de functie van het buitengebied ondersteunt. Veel agrarische bewoning verliest haar functie. Hiervoor heeft de provincie heeft een Ruimte voor Ruimte-regeling uitgewerkt. Deze regeling maakt het mogelijk dat in ruil voor het afbreken en opruimen van vrijkomende agrarische bebouwing (minstens 750 m² met een afwijkingsmarge van 5%) het recht op één woonhuis op dezelfde plaats of in een dorpsuitbreiding ontstaat.
EHS
De belangrijkste natuurgebieden in Drenthe zijn de heidevelden, vennen en hoogvenen op de plateaus en de beekdalen en laagveengebieden aan de randen van de plateaus. Vooral de hoogvenen, de natte heide en de bossen op de droge zandgronden zijn gevoelig voor een warmer klimaat. De belangrijkste natuurgebieden en de tussenliggende verbindingen samen vormen de basis van de Ecologische Hoofdstructuur in Drenthe.
De langetermijnstrategie van de provincie voor het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur richt zich op het meer robuust maken ervan. Met een robuuste EHS wil men bereiken dat de kwaliteit van de natuur zich duurzaam verbetert. Door de natuur in een robuuste EHS te concentreren, ondervinden andere functies (vooral landbouw en recreatie) hier minder beperkingen van. Het streven is dat de Ecologische Hoofdstructuur in staat is om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen.
De provincie is primair verantwoordelijk voor het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur en het in stand houden van de natuurwaarden in de Ecologische Hoofdstructuur. Van waterschappen en gemeenten verwacht men eigen beleid dat erop is gericht om natuurwaarden binnen de beheersgrenzen in stand te houden.
Bij het robuust maken van de Ecologische Hoofdstructuur richt de provincie zich op de volgende aspecten:
Conclusie
Het bestemmingsplan Drentsche Hoofdvaart past binnen de kaders van de provinciale verordening. Ten aanzien van intensieve veehouderij, Ruimte voor Ruimte-regeling, EHS en Landbouw worden randvoorwaarden uit de verordening in dit bestemmingsplan overgenomen.